Verordening burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2016

Geldend van 14-06-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2016

De raad van de gemeente Oisterwijk,

gelezen het voorstel van het college d.d. 6 april 2016,

afdeling Griffie,

raadsvoorstel nr. 16/24;

gelet op Gemeentewet, artikel 147,

besluit :

De Verordening burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2016 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op

2 juni 2016

de griffier, de voorzitter,

Nelleke van Wijk Hans Janssen

VERORDENING BURGERINITIATIEF GEMEENTE OISTERWIJK 2016

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

  • b.

    jeugdigen: initiatiefgerechtigden die op de dag van het indienen van een burgerinitiatiefvoorstel de leeftijd hebben van 12 tot en met 17 jaar.

  • c.

    kernen: Oisterwijk, Moergestel en Heukelom.

Artikel 2: Agendering door de raad

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a)

      niet door ten minste 30 jeugdigen wordt ondersteund indien het burgerinitiatiefvoorstel uitsluitend betrekking heeft op jeugdigen, niet door tenminste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund indien het burgerinitiatiefvoorstel uitsluitend betrekking heeft op één van de drie kernen en niet door tenminste 75 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund indien het burgerinitiatiefvoorstel betrekking heeft op andere dan de hiervoor bedoelde onderwerpen;

    • b)

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 van deze verordening bevat, of

    • c)

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 3: Initiatiefgerechtigden

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van 12 jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4: Uitgesloten onderwerpen

Een burgerinitiatiefvoorstel heeft geen betrekking op:

  • a.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van de raad, het college of de burgemeester;

  • b.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van de raad, het college of de burgemeester;

  • c.

    een zaak van louter privébelang;

  • d.

    de gemeentelijke organisatie en procedures;

  • e.

    de vaststelling en wijziging van de gemeentelijke belastingen en tarieven;

  • f.

    de geldelijke voorzieningen van ambtsdragers;

  • g.

    benoemingen van personen en functioneren van personen.

Artikel 5: Het voorstel

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

  • a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

  • b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

  • c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de initiatiefgerechtigde die het verzoek indient en zijn plaatsvervanger;

  • d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een door de raad vastgesteld formulier.

Artikel 6: Ontvangstbevestiging; aanvulling van het verzoek

  • 1. De voorzitter van de raad bevestigt de ontvangst van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk aan de indiener van het verzoek.

  • 2. Als het burgerinitiatiefvoorstel niet voldoet aan de eisen bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, 4 en 5 stelt de voorzitter van de raad de indiener van het verzoek gedurende een termijn van ten hoogste vier weken in de gelegenheid om de vastgestelde gebreken te herstellen.

  • 3. De voorzitter van de raad doet van de ontvangst van een burgerinitiatiefvoorstel en van een besluit als bedoeld in het vorige lid schriftelijk mededeling aan de raad.

  • 4. De termijn bedoeld in het tweede lid vangt aan met ingang van de datum van dagtekening van de schriftelijke mededeling over het gebrek aan de indiener.

Artikel 7: Beraadslaging en besluitvorming

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of indien toepassing is gegeven aan artikel 6, tweede lid, na ontvangst van de aanvullende gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek of de ontvangst van de aanvullende gegevens en de dag van de vergadering waarin de raad op het verzoek beslist.

  • 2. De voorzitter van de gemeenteraad nodigt de initiatiefgerechtigde die het verzoek heeft ingediend schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. Deze initiatiefgerechtigde of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 3. De raad kan het voorstel doorzenden aan het college als niet de raad maar het college bevoegd is over het voorstel te besluiten.

  • 4. Indien de raad het verzoek toewijst, stelt de raad tegelijkertijd vast in welke raadsvergadering besluitvorming over het burgerinitiatief zal plaatsvinden.

  • 5. De raad kan besluiten om een burgerinitiatief voor advies voor te leggen aan het college. Hij stelt daarbij een termijn vast waarbinnen dit advies moet zijn uitgebracht.

  • 6. Beraadslaging in de commissie en besluitvorming in de raad vindt in ieder geval plaats binnen 10 weken nadat de raad heeft besloten om het burgerinitiatief in behandeling te nemen. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met vijf weken worden verlengd.

  • 7. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 8. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefgerechtigde die het verzoek heeft ingediend.

  • 9. De raad stelt de initiatiefnemers binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin besluitvorming over het burgerinitiatief heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van zijn besluit. Indien de raad geheel of gedeeltelijk afwijkt van het burgerinitiatief geeft hij de redenen daarvoor.

  • 10. Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het burgerinitiatief besluit en het college verzoekt tot uitvoering, deelt het college de initiatiefnemers binnen twee weken na de raadsvergadering waarin besluitvorming over het burgerinitiatief heeft plaatsgevonden mee wanneer de uitvoering van het raadsbesluit zal worden gestart en bij welke medewerker van de gemeente de initiatiefnemers nadere inlichtingen kunnen inwinnen.

Artikel 8: Evaluatie

  • 1. De raad evalueert de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk nadat vijf maal van dit recht gebruik is gemaakt maar in elk geval voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de eerstvolgende verkiezingen voor de raad plaatsvinden.

  • 2. De evaluatie betreft in elk geval de volgende aspecten:

    • a.

      Het aantal keren dat een burgerinitiatiefvoorstel is ingediend;

    • b.

      De toepassing van artikel 2, lid 2;

    • c.

      Het bereik van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • d.

      Het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • e.

      De behandeling van het burgerinitiatiefvoorstel, waaronder in elk geval een beschrijving van de gevallen waarin dit tot een beleidswijziging heeft geleid.

Artikel 9 – Slotbepaling en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking ervan onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2007.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2016.

Toelichting op de Verordening Burgerinitiatief gemeente Oisterwijk 2016

Definitie en doel

Met de verordening wordt de mogelijkheid geboden dat burgers eigen voorstellen bij de raad indienen. Burgerinitiatieven zijn voorstellen die op de agenda van de raad worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. Er vindt vervolgens reguliere besluitvorming in de raad plaats. In de verordening zijn de voorwaarden voor het burgerinitiatief vastgelegd.

Het burgerinitiatief is één van de instrumenten die (groepen) burgers de mogelijkheid geven om zelf direct en gericht deel te nemen aan het bestuur. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt een onverminderde en zelfs een toenemende betrokkenheid van burgers bij maatschappelijke vraagstukken, hoewel die betrokkenheid zich niet uit in een toename van de klassieke politieke participatie. Burgers willen juist andere wegen bewandelen om deel te nemen aan het bestuur van de samenleving. Het burgerinitiatief is één van de middelen om tegemoet te komen aan de betrokkenheid van de burger.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In deze bepalingen wordt gesproken over een “burgerinitiatiefvoorstel” voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. Burgers dienen daartoe een concreet voorstel op schrift te stellen. Om burgers te ondersteunen bij het op schrift stellen van een burgerinitiatiefvoorstel wordt door de gemeente (digitaal) een sjabloon aangereikt waarmee het voorstel eenvoudig op schrift kan worden gesteld. Eventuele verdere ondersteuning kan worden verricht door de griffie. Om fraude te voorkomen, is het niet mogelijk het voorstel digitaal in te dienen.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal in geval van een burgerinitiatief dus over het voorstel beraadslagen en vervolgens (eventueel gewijzigd) aannemen of afwijzen. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door het vereiste aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om direct invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun is zo gekozen dat – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie wordt geboden dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Ter wille van de duidelijkheid wordt hier niet gesproken over een percentage, maar van een absoluut aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek minimaal moeten ondersteunen.

Artikel 3

Vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden, ligt het voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Om ook uitdrukkelijk jongeren op deze wijze bij de politiek te betrekken wordt hier de categorie initiatiefgerechtigden uitgebreid door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar twaalf jaar. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

Om aan burgerinitiatieven zo veel mogelijk ruimte te geven, is het aantal uitgesloten onderwerpen zo klein mogelijk gehouden. Voor de behandeling van klachten en bezwaren zijn procedures vastgelegd; het is niet wenselijk dat een burgerinitiatief die procedures doorkruist.

Artikel 5

Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burger-initiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

De voorzitter van de raad bevestigt de ontvangst en beoordeelt of het initiatiefvoorstel aan de gestelde vereisten voldoet, zoals de uitsluitingsgronden, voldoende handtekeningen, een gemotiveerd verzoek e.d. Als het initiatiefvoorstel daar niet aan voldoet, is er een hersteltermijn bepaald van vier weken.

Artikel 7

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad spoedig een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het negende lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel op de raadsagenda door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).

De raad heeft de mogelijkheid het college om advies te vragen; wel zijn de termijnen zo gekozen dat de voortgang van het burgerinitiatief gewaarborgd blijft. Ook is de inbreng van de initiatiefnemer geregeld in dit artikel.

Lid 10 van dit artikel zorgt ervoor dat er voor de initiatiefnemers na de raadsbehandeling duidelijkheid gegeven wordt over het vervolgtraject en wie daarbij het aanspreekpunt in de gemeentelijke organisatie is. Hiermee wordt transparantie gewaarborgd.

Artikel 8

Om de goede werking van het instrument burgerinitiatief te toetsen, is een artikel opgenomen dat de evaluatie ervan regelt.