Regeling vervallen per 11-08-2020

NADERE REGELS Wmo GEMEENTE OISTERWIJK 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 10-08-2020

Intitulé

NADERE REGELS Wmo GEMEENTE OISTERWIJK 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk;

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gelet op de artikelen 5.2, 6.1, 6.2, 7.1, 8.6 en 9.1 van de Verordening Wmo gemeente Oisterwijk 2017;

overwegende dat het noodzakelijk is om cliënten te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om cliënten met psychische of psychosociale problemen en belanghebbenden die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

besluit:

vast te stellen de Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2019.Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2. Procedureregels

Artikel 2.1 Quickscan, integrale vraaganalyse, plan van aanpak

  • 1. Nadat de cliënt zich heeft gemeld, vindt er een quickscan plaats.

  • 2. Via de quickscan wordt vastgesteld op welke leefgebieden door de cliënt beperkingen in de zelfredzaamheid worden ervaren.

  • 3. Op basis van de integrale vraaganalyse wordt per leefgebied in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de cliënt is en wat de gewenste resultaten per leefgebied zijn.

  • 4. In het plan van aanpak wordt per leefgebied bepaald hoe de gewenste resultaten worden bereikt.

Artikel 2.2 Persoonlijk plan

  • 1. Als de cliënt binnen 7 dagen na de melding schriftelijk een persoonlijk plan indient, wordt dit meegenomen in het onderzoek.

  • 2. Uit het persoonlijk plan moet in ieder geval blijken op welke manier de cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning vorm wil geven.

Artikel 2.3 Aanvraag en beschikking

  • 1. Het door de cliënt ondertekende en bij het college ingediende plan van aanpak kan worden aangemerkt als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het plan van aanpak wordt als bijlage aan de beschikking toegevoegd.

Hoofdstuk 3. Beoordeling aanspraak

Artikel 3.1 Resultaatgebieden

  • 1. Resultaatgebieden vormen de bouwstenen voor het vergroten of behouden van zelfredzaamheid en participatie van cliënten.

  • 2. Er zijn 8 resultaatgebieden:

    • sociaal netwerk

    • huisvesting

    • financiële situatie

    • thuissituatie (zonder kinderen)

    • opvoedsituatie (vanuit perspectief ouders/verzorgers, in aanvulling op thuissituatie)

    • opgroeisituatie (vanuit perspectief kind, in aanvulling op thuissituatie)

    • mantelzorgondersteuning (vanuit perspectief mantelzorger)

    • daginvulling

  • 3. Per resultaatgebied worden de te behalen resultaten geformuleerd.

  • 4. Binnen de resultaatgebieden zijn er 5 treden van zelfredzaamheid:

    • a.

      acute problematiek

    • b.

      niet zelfredzaam

    • c.

      beperkt zelfredzaam

    • d.

      voldoende zelfredzaam

    • e.

      volledig zelfredzaam

Artikel 3.2 Algemeen gebruikelijk

  • 1. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

    • a.

      normaal in de handel verkrijgbaar is; en

    • b.

      niet specifiek is bedoeld voor mensen met beperkingen; en

    • c.

      niet substantieel duurder is dan vergelijkbare producten.

  • 2. Een voorziening is voor een persoon als de cliënt algemeen gebruikelijk als deze, volgens geldende maatschappelijke normen, binnen het normale bestedingspatroon van de cliënt vallen.

Hoofdstuk 4. Ondersteuning door gebruikelijke hulp en mantelzorg

Artikel 4.1 Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp wordt verleend door de echtgenoot/partner, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten, die tot de leefeenheid van de cliënt behoren.

  • 2. Gebruikelijke hulp vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden, het zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving en het behoud van maatschappelijke participatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de leefeenheid met zich brengt.

  • 3. Gebruikelijke hulp heeft een afdwingbaar karakter. Zowel van volwassen huisgenoten als van jonge huisgenoten kan een bijdrage worden verlangd.

  • 4. Bij het beoordelen of de huisgenoot gebruikelijke hulp kan leveren wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

    • b.

      de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt;

    • c.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • d.

      de leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd.

  • 5. Het protocol gebruikelijke hulp dient als leidraad voor het vaststellen van de mate van ondersteuning via gebruikelijke hulp.

Gebruikelijke hulp wordt verleend ter ondersteuning bij het zelfstandig (kunnen blijven) wonen van de cliënt, waaronder het voeren van een gestructureerd huishouden en het uitvoeren van de dagelijkse noodzakelijke levensverrichtingen en bij het (kunnen blijven) participeren.

Artikel 4.2 Gebruikelijke begeleiding

Gebruikelijke begeleiding is een onderdeel van gebruikelijke hulp.

Onder gebruikelijke begeleiding valt:

het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie;

het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek en huisartsenbezoek;

het bieden van hulp of het overnemen van taken, die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie;

het leren omgaan van derden met de cliënt;

het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen. Dit is tenminste tot een leeftijd tot en met 17 jaar zowel in kortdurende als in langdurige situaties gebruikelijk.

Artikel 4.3 Mantelzorg

  • 1. Er is sprake van mantelzorg als deze intensief en langdurig wordt verleend door personen uit de directe omgeving van de cliënt, het verlenen van mantelzorg rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit overstijgt.

  • 2. Onder het intensief en langdurig verlenen van mantelzorg wordt verstaan dat in principe meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden mantelzorg wordt verleend.

  • 3. De ondersteuning door de mantelzorger heeft geen verplichtend karakter.

  • 4. De mate van belastbaarheid van de mantelzorger maakt onderdeel uit van het onderzoek.

Hoofdstuk 5. Afwegingskader maatwerkvoorzieningen

Artikel 5.1 Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg en wordt ingezet voor het ontlasten van de mantelzorger. Dit met als resultaat dat de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.

  • 1. Om in aanmerking te komen voor kortdurend verblijf moet de cliënt van de mantelzorger ten gevolge van het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorg zijn aangewezen op ondersteuning welke gepaard gaat met permanent toezicht.

  • 2. Kortdurend verblijf kan voor maximaal twee etmalen per week worden verleend. In het kader van het bieden van maatwerk kan hiervan worden afgeweken als daarvoor een noodzaak is.

  • 3. Kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, of in een accommodatie van een door het college gecontracteerde aanbieder.

Vervoer naar de instelling of accommodatie wordt als maatwerkvoorziening verstrekt indien de mantelzorger niet in staat is de cliënt te brengen en te halen en er ook geen andere vervoersmogelijkheden zijn.

Artikel 5.2 Dagbesteding met een arbeidsmatig karakter

  • 1. Dagbesteding is bedoeld om structuur aan een dag te geven wanneer iemand dit niet zelf kan.

  • 2. Dagbesteding met een arbeidsmatig karakter is een bijzondere vorm van maatschappelijke ondersteuning die wordt toegekend als maatwerkvoorziening.

Dagbesteding met een arbeidsmatig karakter wordt toegekend als de cliënt niet beschikt over arbeidsvermogen in de zin van de Participatiewet en deze vorm van dagbesteding de goedkoopst passende ondersteuning biedt.

Artikel 5.3 Woonvoorzieningen

  • 1. Een woonvoorziening is een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing of een hulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning.

  • 2. Een woonvoorziening wordt alleen toegekend als de aan te passen woning:

    • a.

      in de gemeente Oisterwijk staat; en

    • b.

      een zelfstandige woning is; en

    • c.

      het hoofdverblijf is of zal zijn van de cliënt.

  • 3. Woningen die niet geschikt of beschikbaar zijn om het gehele jaar te bewonen worden niet als hoofdverblijf aangemerkt.

  • 4. Als gebruikte materialen of slechte staat van onderhoud tot problemen in het normale gebruik van de woning leiden, kan geen aanspraak worden gemaakt op een woonvoorziening.

  • 5. Bij het onderzoek wordt betrokken in hoeverre de noodzaak voor een woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing, waartoe op grond van belemmeringen in het normale gebruik van de woning, gelet op de beperkingen van de cliënt, geen aanleiding bestond. Als dit het geval is en er geen andere belangrijke reden voor de verhuizing was, wordt geen woonvoorziening verstrekt.

  • 6. Als de cliënt niet is verhuisd naar de meest geschikte woning, die beschikbaar was, wordt geen woonvoorziening verstrekt.Als uit onderzoek blijkt dat verhuizen de goedkoopst passende oplossing is, wordt geen woonvoorziening verstrekt voor de woning, waar cliënt op dat moment zijn hoofdverblijf heeft.

  • 7. Het onderzoek naar verhuizen als goedkoopst passende oplossing vindt plaats als:

    • a.

      de noodzakelijke aanpassingen exclusief een traplift meer bedragen dan € 2.000,00; of

    • b.

      de noodzakelijke aanpassingen inclusief een traplift meer bedragen dan € 7.000,00.

Een woonvoorziening in de vorm van een uitraasruimte kan worden verstrekt als er bij cliënt sprake is van beperkingen waardoor hyperactiviteit en moeilijkheden in het doseren van omgevingsprikkels aanleiding geven tot problemen bij het verblijf in de woning.

Artikel 5.4 Vervoersvoorzieningen

  • 1. Een vervoersvoorziening is een maatwerkvoorziening voor het zich kunnen verplaatsen in de directe leefomgeving, gericht op zelfredzaamheid en participatie.

  • 2. Bij het onderzoek wordt betrokken of een algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening een adequate oplossing kan bieden.

  • 3. Bij het onderzoek wordt tevens betrokken of de cliënt in staat is het openbaar vervoer te bereiken en te gebruiken.

  • 4. Als uit onderzoek blijkt dat collectief vervoer de goedkoopst passende oplossing is, komt de cliënt niet in aanmerking voor een duurdere maatwerkvoorziening.

  • 5. De omvang van een vervoersvoorziening wordt afgestemd op:

    • a.

      de eigen mogelijkheden van de cliënt;

    • b.

      de vervoersbehoefte gelet op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Het uitgangspunt daarbij is dat 1500 – 2000 kilometer per jaar voldoende is om de cliënt in staat te stellen tot participatie;

    • c.

      algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen, die voor cliënt beschikbaar en passend zijn;

    • d.

      andere vervoersvoorzieningen die als maatwerkvoorziening zijn of worden verstrekt.

Hoofdstuk 6. Persoonsgebonden budget

Artikel 6.1 Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan welk in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 6.2 Budgetperiode en afschrijvingstermijn

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder kunnen ook de instandhoudingskosten worden gerekend.

De normale afschrijvingstermijn voor rolstoelen, driewielfietsen en scootmobielen bedraagt 7 jaar.

Artikel 6.3 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing, een vervoersvoorziening of diensten, dient te worden voldaan aan de door het college gestelde voorwaarden wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2. De aanbieder van diensten, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk, moet:

    • a.

      een verklaring omtrent gedrag kunnen overleggen;

    • b.

      over een passende opleiding beschikken;

als aanbieder geregistreerd staan.

Artikel 6.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden worden aangevangen.

  • 2. Voor een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden voor de woningaanpassing mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 3. Onmiddellijk na de voltooiing van de woningaanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 4. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de woningaanpassing is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 6.5 Persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel of vervoersvoorziening kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het college daaraan gestelde eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier waarin ten minste zijn opgenomen: de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uursservice, recht op gebruik van een leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij de aanschaf van een vervoersvoorziening indien van toepassing een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te beoordelen.

Artikel 6.6 Budgetplan bij persoonsgebonden budget voor diensten

  • 1. Een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget voor diensten wordt alleen verstrekt als de cliënt dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld budgetplan vraagt.

  • 2. In het budgetplan moet duidelijk worden omschreven welke resultaten worden bereikt door de inzet van een persoonsgebonden budget.

  • 3. In het budgetplan worden de aanbieders vermeld bij wie de ondersteuning wordt ingekocht, wat de aard van de ondersteuning per aanbieder is en waaruit de kwaliteit van de aanbieder blijkt.

  • 4. Als het persoonsgebonden budget is bedoeld voor diensten die worden geleverd door het sociaal netwerk beoordeelt het college:

    • a.

      de motivatie van de cliënt om iemand uit zijn sociaal netwerk in te schakelen;

    • b.

      of de persoon uit het sociaal netwerk in staat is om de gevraagde diensten te bieden;

    • c.

      of de kwaliteit van de geboden ondersteuning voldoende is geborgd.

In het budgetplan worden de kosten van de in te kopen ondersteuning vermeld.

Artikel 6.7 Bekwaamheidseisen cliënt of vertegenwoordiger

  • 1. Het college beoordeelt of de cliënt of diens vertegenwoordiger kan voldoen aan de voorwaarden en taken die zijn verbonden aan een persoonsgebonden budget.

  • 2. De cliënt of diens vertegenwoordiger moet:

    • a.

      handelingsbekwaam zijn en voldoende inzicht in zijn situatie/situatie van de cliënt hebben;

    • b.

      in staat zijn een werkgevers- of opdrachtgeversfunctie te vervullen.

  • 3. Het persoonsgebonden budget wordt geweigerd als cliënt eerder misbruik heeft gemaakt van of fraude heeft gepleegd met een persoonsgebonden budget.

Indien een andere situatie zich voordoet, waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is, kan het college het persoonsgebonden budget gemotiveerd weigeren.

Artikel 6.8 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

Het persoonsgebonden budget wordt afgeleid van het hoogste bedrag in de bandbreedte zoals het college de betreffende diensten heeft gecontracteerd (zie bijlage 2 PGB tarieven).

Uit het persoonsgebonden budget mogen de volgende kosten niet worden betaald:

bemiddelingskosten;

administratiekosten;

reiskosten van de aanbieder;

feestdagenuitkering.

  • 1. Onder diensten kan ook het noodzakelijk vervoer worden verstaan van en naar de locatie waar de maatschappelijke ondersteuning wordt geboden.

  • 2. Als sprake is van noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar de maatschappelijke ondersteuning wordt geboden, mogen de reiskosten van de cliënt uit het persoonsgebonden budget worden betaald. Hiervoor geldt een maximum van € 7,50 per dag. Bij rolstoelvervoer geldt een maximum van € 20,04 per dag.

Artikel 6.9 Tariefdifferentiatie persoonsgebonden budget diensten

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten bedraagt maximaal 100% van het tarief van de vergelijkbare door het college gecontracteerde maatwerkvoorziening in natura als de dienst wordt ingekocht bij:

    • a.

      een leverancier, met personeel in dienst, die is ingeschreven in het handelsregister als verlener van maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      een leverancier, die niet in loondienst is bij een leverancier als bedoeld onder a., die is ingeschreven in het handelsregister als verlener van maatschappelijke ondersteuning en beschikt over een BIG registratie voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is.

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten bedraagt maximaal 50% van het tarief van de vergelijkbare door het college gecontracteerde maatwerkvoorziening in natura als de dienst wordt geleverd door een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt.

Artikel 6.10 Hoogte pgb hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur dan wel de aanschafprijs van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening in natura, waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de gecontracteerde aanbieder verschuldigd is.

  • 2. Indien het een hulpmiddel of vervoersvoorziening betreft, waarvoor geen vergelijk kan worden gemaakt met een ingekochte maatwerkvoorziening in natura, wordt op basis van één of meerdere offertes bepaald wat de kosten van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening zijn.

Het college kan bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening houden met de (extra) kosten van de WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen als deze verzekering van toepassing is.

Artikel 6.11 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing kan worden afgestemd op:

  • a. de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing. Indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervallen de loonkosten;

het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;

de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

de leges voor de omgevingsvergunning, voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;

de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden.

Artikel 6.12 Persoonsgebonden budget bij tijdelijk verblijf in buitenland

  • 1. Een cliënt dient het college tijdig te melden dat hij tijdelijk in het buitenland gaat verblijven.

  • 2. Het college doet onderzoek naar de reden van het tijdelijk verblijf in het buitenland en stelt de noodzaak hiervoor vast.

  • 3. Als tijdelijk verblijf in het buitenland voor de cliënt als noodzakelijk kan worden beschouwd, kan het persoonsgebonden budget voor diensten worden gecontinueerd mits wordt voldaan aan de voorwaarden die daaraan verbonden zijn.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt afgestemd op het tarief waarvoor in het buitenland de dienst kan worden ingekocht maar bedraagt niet meer dan het tarief zoals vastgesteld voor inkoop van de dienst in Nederland.

Bij tijdelijk verblijf in het buitenland kan het persoonsgebonden budget voor een aaneengesloten periode van maximaal 13 weken per jaar worden doorbetaald.

Artikel 6.13 Afschrijvingsprincipe terugbetaling persoonsgebonden budget

  • 1. Als een maatwerkvoorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget door de cliënt niet meer wordt gebruikt of als de cliënt is verhuisd buiten de gemeente, wordt (een gedeelte van) het persoonsgebonden budget teruggevorderd op basis van de restwaarde van de maatwerkvoorziening. Hierbij geldt het volgende afschrijvingsprincipe:

    • gebruiksduur tussen 0 en 1 jaar 70% van de kosten

    • gebruiksduur tussen 1 en 2 jaar 60% van de kosten

    • gebruiksduur tussen 2 en 3 jaar 45% van de kosten

    • gebruiksduur tussen 3 en 4 jaar 35% van de kosten

    • gebruiksduur tussen 4 en 5 jaar 25% van de kosten

    • gebruiksduur tussen 5 en 6 jaar 15% van de kosten

    • gebruiksduur tussen 6 en 7 jaar 5% van de kosten

  • 2. De door cliënt in totaal gedurende de gebruiksduur betaalde bijdrage in de kosten wordt in mindering gebracht op het terug te betalen bedrag.

Hoofdstuk 7. Bijdrage in de kosten en ritbijdrage

Artikel 7.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2. De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde persoonsgebonden budget;

    • b.

      de huurprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • d.

      voor diensten geldt het tarief dat het college verschuldigd is aan de aanbieder;

  • 3. De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 4. De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de Regiotaxi (collectief vervoer) tegen gereduceerd tarief.

Artikel 7.2 Ritbijdrage

  • 1. Voor het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief geldt een eigen ritbijdrage van € 0,167 per gereisde kilometer. Voor elke rit is een instaptarief van € 0,96 verschuldigd.

  • 2. Het maximaal reisbereik bedraagt 25 kilometer via de kortste route.

  • 3. De cliënt kan met één sociaal begeleider reizen tegen het gereduceerd tarief. Beiden betalen het gereduceerde tarief.

  • 4. Wanneer begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, reist de begeleider gratis. Heeft de cliënt een indicatie voor medische begeleiding, dan kan deze alleen reizen wanneer de medisch begeleider meereist. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet de begeleider 16 jaar of ouder zijn.

Hoofdstuk 8. Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 8.1 Tegemoetkoming sportrolstoel

  • 1. De tegemoetkoming voor de aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel is een forfaitair bedrag en is vastgesteld op € 3.208,80.

  • 2. De tegemoetkoming wordt maximaal eenmaal per drie jaar verstrekt en alleen als de met een reeds eerder toegekende tegemoetkoming aangeschafte voorziening technisch is afgeschreven dan wel niet meer geschikt is.

  • 3. Uitbetaling van de tegemoetkoming voor de sportrolstoel vindt plaats direct na de toekenning ervan.

Artikel 8.2 Tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten is een forfaitair bedrag en is vastgesteld op € 2.674,50.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7.1 lid 1 van de verordening wordt een tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten zonder aanvraag verstrekt.

  • 3. Aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bestaat voor de cliënt die niet in aanmerking komt voor een woningaanpassing van zijn huidige woning omdat verhuizen naar een andere woning de goedkoopst passende oplossing is.

  • 4. Voorwaarde is dat de hoogte van de tegemoetkoming lager is dan de aanpassingen in de huidige woning.

  • 5. Uitbetaling van de tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten vindt plaats nadat de cliënt is verhuisd naar de andere woning.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.1 Overgangsrecht

Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze nadere regels en waarop nog niet is beslist per datum inwerkingtreding hiervan, worden afgehandeld krachtens deze nadere regels.

Artikel 9.2 Intrekking Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2018

Met de inwerkingtreding van deze nadere regels worden de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2018 ingetrokken met dien verstande dat besluiten die zijn genomen op grond van deze nadere regels met de daarbij behorende rechten en plichten in stand blijven.

Artikel 9.3 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking een dag na bekendmaking.

Artikel 9.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2019

Ondertekening

Oisterwijk, 11 december 2018

Het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk,

Secretaris, de burgemeester,

Ineke Depmann Hans Janssen

BIJLAGE 1

Protocol gebruikelijke hulp

1. De aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt

Het college inventariseert als eerste de hier genoemde omstandigheden.

De aard

De aard van de ondersteuningsbehoefte kan zeer divers zijn. De cliënt kan aangewezen zijn op hulp bij zelfzorg, de thuisadministratie, het plannen of ondernemen van dagelijkse activiteiten in het kader van participatie of bij problematisch gedrag. De mate van zelfredzaamheid is enerzijds afhankelijk van de beperkingen die de cliënt daarbij ondervindt. Anderzijds wordt de mate van zelfredzaamheid bepaald door wat de cliënt wel zelf kan al dan niet met hulp van anderen of met gebruikmaking van bijvoorbeeld algemene voorzieningen (zie hoofdstuk 4 van de Verordening; beoordeling aanspraak). Het college houdt in ieder geval rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Zie verder onder het kopje ‘de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt’ van deze beleidsregels.

De omvang

Ook de omvang van de ondersteuningsbehoefte kan divers van aard zijn. Zo kan de cliënt zijn aangewezen op permanent toezicht hetgeen zware eisen kan stellen aan de persoon van wie gebruikelijke hulp wordt gevergd. Daarnaast kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte met zich meebrengen dat (deels) niet meer van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Dat deel kan daarom als boven-gebruikelijk worden aangemerkt, tenzij het uitstelbare ondersteuning betreft of bijvoorbeeld gebruik kan worden gemaakt van andere oplossingen. Is dat niet aan de orde, dan kan het college een maatwerkvoorziening verlenen. Het kan echter ook gaan om een meer incidentele vorm van hulp die wel een structureel karakter heeft. Denk bijvoorbeeld aan hulp bij zelfzorg of participatie. De omvang van de ondersteuning kan onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, et cetera. In die gevallen zal de hulp al snel als gebruikelijke hulp kunnen worden aangemerkt.

Kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte

Afhankelijk van de aard van de beperking kan er een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte bestaan bij de cliënt. Bij een kortdurende ondersteuningsbehoefte is er uitzicht op herstel in de mate van de zelfredzaamheid van de cliënt. In het algemeen geldt hiervoor een periode van drie maanden. Bij langdurig gaat het om een situatie waarbij de ondersteuningsbehoefte naar verwachting langer dan drie maanden aanwezig zal zijn. Indien er sprake is van hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden, is het in principe niet van belang of sprake is van een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte.

Tijdelijk overnemen eenvoudig schoonmaakwerk

Bij de beoordeling van de duur bij het (tijdelijk) overnemen van huishoudelijke werkzaamheden wordt ook in principe geen rekening gehouden met een onderscheid tussen een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte. Ook wordt in principe geen rekening gehouden met de aard van de relatie. Het gaat er om of sprake is van een huisgenoot binnen de leefeenheid. Dat is in lijn met de regels zoals die golden onder de Wmo 2007. Wel kunnen individuele omstandigheden ertoe leiden dat geen gebruikelijke hulp wordt verlangd. Verder is het zo dat voor eenvoudige schoonmaakwerk geen maatwerkvoorziening wordt verleend.

2. De aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt

Als algemeen uitgangspunt geldt dat huisgenoten elkaar onderling gebruikelijke hulp moeten bieden. Immers huisgenoten binnen de leefeenheid hebben de keuze gemaakt om een duurzaam gezamenlijk huishouden te voeren. Dat maakt hen verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden. Het college moet wel rekening houden met de aard van de relatie die de persoon binnen de leefeenheid heeft met de cliënt. Dat betekent dat er onderscheid kan bestaan tussen wat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt, tussen kinderen ten opzichte van hun ouders en huisgenoten die bijvoorbeeld geen bloedverwantschap hebben met de cliënt. Zie verder onder het kopje ‘huisgenoten’ van dit protocol.

3. De leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen

Als de cliënt thuiswonende kinderen heeft, dan gaat het college er in beginsel vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en de ontwikkelingsfase, een bijdrage kunnen leveren aan het (tijdelijk) overnemen van huishoudelijke werkzaamheden. Ondersteuning bieden, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand en dat beoordeelt het college dan ook in het individuele geval. De inzet van kinderen mag nooit ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder het omgaan met leeftijdgenoten, het doen aan vrijetijdsbesteding en de schoolprestaties.

Kinderen binnen de leefeenheid

In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, dan gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Een volwassenen huisgenoot van 23 jaar en ouder dient het huishouden geheel over te nemen. Een 18- tot 23-jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden. Onder de omstandigheden van het individuele geval kan ook andere hulp of ondersteuning van het meerderjarige kind aan de ouder(s) onder de gebruikelijke hulp vallen. Verder geleden de volgende uitgangspunten.

• Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

• Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

• Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer

Het college houdt wel rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden. Voorbeelden zijn:

• hulp bij een bezoek aan de familie, vrienden, huisarts, et cetera.

• hulp bij of het overnemen van taken die tot een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie.

• hulp aan derden, die behoren tot de omgeving van de cliënt, in het omgaan met de beperkingen van de cliënt. Denk aan familie, vrienden, leerkracht, et cetera.

• hulp van ouders aan kinderen, waaronder ook toezicht, bij activiteiten zoals zwemmen of andere activiteiten die kinderen normaal gesproken doen en waar zij door hun ouders bij begeleid worden. Verwezen wordt naar de bijlage ‘uitgangspunten zorg ouder voor kinderen’ bij deze beleidsregels.

4. De leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd

Het kan voorkomen dat er (tijdelijk) geen gebruikelijke hulp kan worden verwacht. Een reden daarvoor kan zijn dat de huisgenoot niet weet op welke manier zij gebruikelijke hulp kan of moet verlenen, maar dat wel kan aanleren. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin men wordt geconfronteerd met een ondersteuningsbehoefte van de cliënt door niet eerder aanwezige beperkingen zoals bij een niet aangeboren hersenletsel (NAH) of (beginnende) dementie. Of een huisgenoot die bijvoorbeeld nooit heeft geleerd huishoudelijke werkzaamheden uit te voeren, maar wel leerbaar is. Het college kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening inzetten om de gebruikelijke hulp aan te leren. De ondersteuning is dan ook gericht op het in staat te stellen om te gaan met (de gevolgen van) de beperkingen van de cliënt. Het spreekt voor zich dat de leerbaarheid van de cliënt hierbij ook een belangrijke rol speelt. Die kan betrekking hebben op het (leren) accepteren van de gebruikelijke hulp. De aard van en de mate van beperkingen spelen hierbij een belangrijke rol.

Geen gebruikelijke hulp verlangen

Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de cliënt te bieden en deze vaardigheden niet kunnen worden aangeleerd wordt van hen geen gebruikelijke hulp verwacht.

Huisgenoten

Onder een huisgenoot wordt iedere persoon verstaan die tot de leefeenheid van de cliënt behoort. Onder een leefeenheid worden alle bewoners verstaan die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam gezamenlijk huishouden te voeren. Zie begripsbepalingen in de Verordening. Van hen wordt in principe verwacht gebruikelijke hulp aan elkaar te bieden. Het kan achtereenvolgens gaan om:

• Echtgenoten/partners

• Kinderen en ouders

• Ouders en kinderen

• Andere huisgenoten

Echtgenoten/partners

Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijk is volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer. Zo wordt het normaal geacht dat de ene partner de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij de sociale redzaamheid.

Kinderen en ouders

Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van kinderen naar hun ouders toe. Voor kinderen ten opzichte van hun ouders kan dat bij begeleiding wel anders liggen. Het hoeft niet in alle gevallen zo te zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer gebruikelijk is dat kinderen hun ouder(s) bijvoorbeeld aansporen tot zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijke aansporing tot zelfzorg bepalend zijn.

Ouders en kinderen

De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon die past bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Het overnemen van de gebruikelijke hulp van de kinderen kan een tijdelijke Wmo-aanspraak zijn, maar structurele opvang van kinderen in beginsel niet.

Huisgenoten ten opzichte van elkaar

Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Gelet op aard van de relatie (bijvoorbeeld niet familierechtelijk) kan het zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat de ene huisgenoot de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijke aansporing tot zelfzorg bepalen zijn.

Uitgangspunten zorg ouder voor kinderen

Kinderen van 0 tot 3 jaar

• hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

• ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

• zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

• ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

• hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

• hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

• zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

• kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

• kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

• hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

• hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

• hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

• hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

• kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

• kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

• kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

• hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

• hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

• hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

• hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Bijlage 2. PGB tarieven

PGB

ZiN

Bovengrens

Aanbieder

Sociaal netwerk

Perceel 1

Resultaatgebied sociaal netwerk 18+

trede 1

€ 327

€ 327

€ 354

€ 163

€ 177

trede 2

€ 327

€ 327

€ 354

€ 163

€ 177

trede 3

€ 315

€ 315

€ 342

€ 158

€ 171

trede 4

€ 212

€ 212

€ 230

€ 104

€ 113

Perceel 2

Resultaatgebied huisvesting

trede 1

€ 333

€ 333

€ 361

€ 167

€ 180

trede 2

€ 244

€ 244

€ 264

€ 122

€ 132

trede 3

€ 277

€ 277

€ 300

€ 139

€ 150

trede 4

€ 237

€ 237

€ 256

€ 118

€ 128

Plusmodule

€ 222

€ 222

€ 241

€ 111

€ 120

Perceel 3

Resultaatgebied financiële situatie

trede 1

€ 327

€ 327

€ 354

€ 163

€ 177

trede 2

€ 327

€ 327

€ 354

€ 163

€ 177

trede 3

€ 326

€ 326

€ 353

€ 163

€ 177

trede 4

€ 212

€ 212

€ 230

€ 104

€ 113

Perceel 4

Resultaatgebied thuissituatie

trede 1

€ 329

€ 329

€ 356

€ 165

€ 178

trede 2

€ 329

€ 329

€ 356

€ 165

€ 178

trede 3

€ 330

€ 330

€ 358

€ 165

€ 179

trede 4

€ 212

€ 212

€ 230

€ 104

€ 113

Perceel 5

Resultaatgebied opvoed- en opgroeisituatie 18+

trede 1

€ 329

€ 329

€ 356

€ 165

€ 178

trede 2

€ 329

€ 329

€ 356

€ 165

€ 178

trede 3

€ 330

€ 330

€ 358

€ 165

€ 179

trede 4

€ 212

€ 212

€ 230

€ 104

€ 113

Perceel 6

Resultaatgebied mantelzorgondersteuning

trede 1

€ 326

€ 326

€ 353

€ 163

€ 176

trede 2

€ 326

€ 326

€ 353

€ 163

€ 176

trede 3

€ 326

€ 326

€ 353

€ 163

€ 176

trede 4

€ 212

€ 212

€ 230

€ 104

€ 113

Perceel 7

Resultaatgebied daginvulling 18+

trede 1

€ 324

€ 324

€ 351

€ 162

€ 175

trede 2

€ 324

€ 324

€ 351

€ 162

€ 175

trede 3

€ 314

€ 314

€ 340

€ 157

€ 170

trede 4

€ 212

€ 212

€ 230

€ 104

€ 113

arbeidsmatige dagbesteding

€ 693

€ 693

€ 750

€ 346

€ 375

plusmodule

€ 314

€ 314

€ 340

€ 157

€ 170

Vervoer bij daginvulling 18+ en 18- voor alle treden, additioneel op pgb bij vervoersnoodzaak,

op basis van 2 dagen per week

-vervoer (vaste prijs) --> € 7,50 incl. btw

-vervoer rolstoel (vaste prijs) --> € 20,04 incl. btw

productcode Jeugd regulier 10VJ1

€ 65,25

productcode Jeugd rolstoel 10VJ2

€ 174,68

productcode WMO regulier 10VV1

€ 65,25

productcode WMO rolstoel 10VV2

€ 174,68

Kortdurend verblijf

Aanbieder

Sociaal

netwerk

ETMAAL

BEGELEIDING

100%

50%

KV1

1

5

€ 213

€ 107

KV2

1

6

€ 248

€ 124

KV3

2

7

€ 316

€ 158

KV4

2

8

€ 352

€ 176

KV5

2

2

€ 388

€ 194

Vervoer bij kortdurend verblijf voor alle treden, additioneel op pgb bij vervoersnoodzaak

-vervoer (vaste prijs)

--> € 7,50 incl. btw

-vervoer rolstoel (vaste prijs)

--> € 20,04 incl. btw

productcode Jeugd regulier 10VJ1

productcode Jeugd rolstoel 10VJ2

productcode WMO regulier 10VV1

productcode WMO rolstoel 10VV2

Resultaatgebied

trede 1 Acuut

trede 2 niet zelfredzaam

trede 3 beperkt zelfredzaam

trede 4 bijna zelfredzaam

trede 5 zelfredzaam

1.Sociaal netwerk

Geen (ondersteunend/positief/ constructief)sociaal netwerk en geen mogelijkheid om op enigerlei wijze een netwerk op te bouwen, sociale contacten te hebben (sociaal isolement). Begeleiding is zeer intensief.

Klant is niet in staat om op eigen kracht een (ondersteunend/positief) sociaal netwerk op te bouwen, en/of te onderhouden en/of te breken met een destructief/ negatief sociaal netwerk. Begeleiding is intensief.

Klant heeft een (beperkt) netwerk maar dit is niet of onvoldoende ondersteunend en/of de klant is onvoldoende in staat een (ondersteunend/positief) sociaal netwerk te onderhouden of uit te breiden. Begeleiding is gericht op activering.

Er is een netwerk aanwezig wat in beperkte mate kan ondersteunen. Klant kan sociale contacten onderhouden en uitbreiden/verdiepen. Weinig tot geen contact (meer) met destructief/negatief netwerk, situatie is nog kwetsbaar. Begeleiding is ondersteunend.

Klant heeft een sociaal netwerk dat positief ondersteunend is bij maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid kan dit onderhouden en naar wens uitbouwen. Het sociaal netwerk dient als een ondersteuningsbron.

2.Huisvesting

Dakloos of iemand heeft huisvesting maar die huisvesting is onveilig, vervuild, ongezond en/of past niet bij de beperking die iemand heeft. Mogelijk dreigt uithuiszetting. Begeleiding is zeer intensief en kan gericht zijn op het toeleiden naar hulpverleningsaanbod.

Er kan sprake zijn van huisvesting op een plaats waar deze persoon niet gewenst is of de huisvesting is niet passend bij de beperking die iemand heeft. Begeleiding is intensief. Klant is zowel fysiek als geestelijk niet in staat om alle huishoudelijke werkzaamheden te verrichten waardoor het gevaar van een onveilige en/of vervuilde en/of ongezonde woonsituatie ontstaat. Naast ondersteuning in het huishouden is begeleiding gericht op signalering nodig.

Veilige en stabiele huisvesting maar slechts beperkt toereikend. Er kan sprake zijn van onderhuur en/of geen autonome huisvesting /niet in staat om zelfstandig het huishouden op orde te houden. De klant is niet in staat om zonder begeleiding de huishoudelijke werkzaamheden uit te voeren. De begeleiding is gericht op activering.

Veilige en toereikende huisvestiging, regulier (huur)contract, gedeeltelijke autonome huisvesting. Het huishouden wordt zelfstandig op orde gehouden. Klant is fysiek niet in staat om alle huishoudelijke werkzaamheden op zich te nemen, maar kan wel zelf de regie hierop voeren. Begeleiding is ondersteunend.

Veilige en toereikende huisvestiging, regulier (huur)contract en autonome huisvesting

3.Financiële situatie

Geen inkomsten (ook niet vanuit het systeem), mogelijk hoge groeiende schulden. Tijdelijke overname regie kan nodig zijn. Begeleiding is zeer intensief.

Onvoldoende inkomsten en/of ongepast uitgavenpatroon en/of groeiende schulden en/of geen inzicht op het gebied van financiën, administratie en/of post. Mogelijke gedeeltelijke overname van regie. Begeleiding is intensief maar betreft niet de bewindvoering.

Inkomen komt aan basisbehoeften tegemoet en/of er is een gepast uitgaven patroon, eventuele schulden zijn stabiel. Er kan sprake zijn van onvoldoende inzicht op gebied van financiën, administratie en/of post. Er kan sprake zijn van bewindvoering/ inkomensbeheer. Begeleiding is gericht op activering.

Inkomen komt tegemoet aan basisbehoeften, eventuele schulden worden zelfstandig beheerd of er is een schuldregeling waardoor schulden gelijk blijven of verminderen. Klant heeft inzicht en overzicht in zijn financiële situatie/administratie, maar heeft hier wel enige mate van ondersteuning bij nodig. De situatie is nog kwetsbaar. Begeleiding is ondersteunend.

Inkomen is ruim voldoende, goed financieel beheer en eventueel mogelijkheid tot sparen.

4.Thuissituatie

Klant of huisgenoten worden mogelijk bedreigd in hun welzijn of ontwikkeling door in- en of externe omstandigheden. Er kan sprake zijn van huiselijk geweld, seksueel, verbaal geweld of verwaarlozing tussen klant en huisgenoten en/of niet samenwonende partner. Klant heeft geen inzicht in eigen beperkingen. Er is mogelijk sprake van zorgmijding. Begeleiding is zeer intensief.

Er kan sprake zijn van een onveilige situatie, zoals huiselijk geweld of verbaal geweld tussen klant en huisgenoten en/of niet samenwonende partner. Klant heeft geen of weinig inzicht in beperkingen gerelateerd tot het dagelijks functioneren. Klant kan mogelijk geen structuur aanbrengen in de dag. Klant kan niet goed bepalen of hulp nodig is. Begeleiding is intensief.

Klant en huisgenoten en/of niet samenwonende partner erkennen problemen en proberen negatief gedrag te veranderen. Huisgenoten hebben mogelijk ondersteuning nodig om dit te doen. Klant heeft beperkt inzicht in eigen functioneren en kan in beperkte mate inschatten of hulp nodig is. Klant heeft mogelijk moeite met het aanbrengen en handhaven van structuur in de dag. Begeleiding is gericht op activering.

Er kan sprake zijn van relationele problemen tussen klant en huisgenoten en/of niet samenwonende partner. Klant heeft inzicht in eigen functioneren en/of kan goed bepalen of hulp nodig is. Situatie is nog kwetsbaar, risico op terugval. Klant kan met aanwijzingen structuur aanbrengen in de dag. Begeleiding is ondersteunend.

Communicatie tussen klant en huisgenoten en/of niet samenwonende partner is consistent open. Er wordt geleefd in een gezonde leefomgeving/Huisgenoten ondersteunen elkaar.

5.Opvoe-

den opgroeisituatie vanuit perspectief ouders/verzorgers

Ouders zijn niet in staat te zorgen voor een veilige opvoedsituatie voor hun kind. Er is sprake van multi complexe opvoedingsproblematiek. Het kind of overige gezinsleden worden mogelijk bedreigd in zijn/hun welzijn en/of ontwikkeling. Er kan sprake zijn van kindermishandeling, oudermishandeling, huiselijk geweld, grensoverschrijdend gedrag, en/of langdurig schoolverzuim. Begeleiding is zeer intensief.

Door een (op dit moment) aanwezige oorzaak zijn ouders/opvoeders niet in staat zelfstandig een klimaat te scheppen waarin hun kind zichzelf veilig kan ontwikkelen en ontplooien. Er sprake van complexe opvoedingsproblematiek. Er kan sprake zijn van verhoogd risico op kindermishandeling, oudermishandeling, huiselijk geweld, grensoverschrijdend gedrag, en of langdurig schoolverzuim. Begeleiding is intensief.

Opvoeden gaat moeizaam, de ontwikkeling van het kind wordt geremd. Ouders/verzorgers hebben praktische handvatten en pedagogische adviezen nodig. Begeleiding is gericht op activering.

Ouders zijn in staat een veilig klimaat (thuisbasis) te scheppen waarin het kind zichzelf kan ontwikkelen en ontplooien, maar de situatie is nog kwetsbaar. Begeleiding is ondersteunend.

Er is een veilig klimaat waarin het kind zichzelf kan ontwikkelen en ontplooien.

6.Opvoe-

den opgroeisituatie vanuit perspectief kind

Het kind vormt op dit moment een gevaar voor zichzelf en/of anderen. Begeleiding is zeer intensief.

Het kind ervaart ernstige belemmeringen/

problemen waardoor hij/zij op dit moment niet in staat is zich leeftijdsadequaat te ontwikkelen of te ontplooien. Begeleiding is intensief.

Het kind ervaart belemmeringen waardoor hij/zij op dit moment niet in staat is zich leeftijdsadequaat te ontwikkelen of te ontplooien. Het kind heeft beperkt inzicht in eigen functioneren en kan in beperkte mate zelfstandig omgaan met zijn/haar belemmeringen en/of heeft moeite met het stabiel houden van eigen functioneren met risico op terugval. Begeleiding is gericht op activering.

Het kind is in staat zich te ontwikkelen en ontplooien, maar heeft hierbij nog enige ondersteuning of stimulans nodig. De situatie is nog kwetsbaar. Begeleiding is ondersteunend.

Het kind ontwikkelt en ontplooit zich op een gezonde/leef-tijds adequate manier.

7.Mantelzorg-ondersteu-ning (vanuit perspectief klant, mantelzorger of gezin)

Overbelast en daardoor niet (meer) in staat om mantelzorg te verlenen. Begeleiding is zeer intensief.

Niet in staat om balans aan te brengen in draaglast en draagkracht. Begeleiding is intensief.

Door een op te lossen omstandigheid en/of in mantelzorger gelegen oorzaak onvoldoende in staat om balans aan te brengen in draaglast en draagkracht. Begeleiding is gericht op activering.

Persoon is in staat om balans aan te brengen, maar loopt risico op overbelasting. Begeleiding is ondersteunend.

De draaglast staat in de juiste verhouding tot de draagkracht.

8.Daginvulling (de wijze waarop iemand zijn dag invult zoals (vrijwilligers) werk, school, en partici-peert in de samenle-ving

Combinatie van ontbreken zinvolle daginvulling en veroorzaken overlast. Er kan sprake zijn van een crisissituatie of zorgmijding, waardoor de participatie onmogelijk wordt gemaakt. Begeleiding is zeer intensief en kan gericht zijn op het toeleiden naar hulpverleningsaanbod.

Geen zinvolle daginvulling maar geen overlast. Er kan sprake zijn van gebrek aan motivatie en/of vaardigheden om zelfstandig deel te nemen aan de samenleving. Er is geen perspectief om op termijn zelfstandig of met behulp van het eigen netwerk te komen tot een zinvolle of passende daginvulling. Begeleiding is intensief.

Door een (gedeeltelijk) op te lossen omstandigheid en/of in de klant gelegen oorzaak tijdelijk niet in staat om deel te nemen. Wel in staat om (op termijn) de dag zinvol in te vullen. Begeleiding is gericht op activering. Begeleiding kan ook gericht zijn op doorstroom naar: de arbeidsmarkt; al dan niet arbeid met loonkostensubsidie/begelei-ding; een re-integratietraject. In dit geval is de begeleiding intensief en is er sprake van arbeidsmatige dagbesteding. Dit is een apart tarief.  

In staat om dag (gedeeltelijk) zinvol in te vullen. In staat om zelfstandig, samen met netwerk (evt. algemene voorzieningen) deel te nemen. In staat om met regelmatige/gedeeltelijke ondersteuning door te stromen naar: -de arbeidsmarkt; al dan niet arbeid met loonkostensubsidie/ begeleiding -een re-integratietraject -vrijwilligerswerk. Begeleiding is ondersteunend.

In staat om dag zinvol in te vullen. Op zinvolle en constructieve wijze deel te nemen. Uitgestroomd: naar de arbeidsmarkt; al dan niet arbeid met loonkostensubsidie/ begeleiding; een re-integratietraject; naar vrijwilligerswerk;   of zelfredzaam genoeg om dit in eigen regie te doen.