Verordening op de onderzoeksbevoegdheid van de raad van de gemeente Oisterwijk ex artikel 155a van de Gemeentewet 2009

Geldend van 15-10-2009 t/m heden

Intitulé

Verordening op de onderzoeksbevoegdheid van de raad van de gemeente Oisterwijk ex artikel 155a van de Gemeentewet 2009

Verordening op de onderzoeksbevoegdheid van de raad van de gemeente Oisterwijk ex artikel 155a van de Gemeentewet

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

De raad : de raad van de gemeente Oisterwijk;

Het college : het college van de gemeente Oisterwijk;

Het onderzoek : het door de raad, op voorstel van één of meer van zijn leden,

ingesteld onderzoek (ex artikel 155a van de Gemeentewet) naar

het door het college of de burgemeester van de gemeente

Oisterwijk gevoerde bestuur;

De commissie : de door de raad ingestelde onderzoekscommissie die het

onderzoek ex artikel 155a van de Gemeentewet uitvoert;

Het presidium : het presidium van de raad.

De griffier : de griffier van de raad

Een lid : een lid van de commissie

De (technisch) voorzitter : de voorzitter van de commissie.

Artikel 2 Vooronderzoek

  • 1. Voordat de raad besluit een onderzoek in te stellen als bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet, wordt er eerst – op besluit van de raad - een vooronderzoek uitgevoerd.

  • 2. Dit vooronderzoek wordt uitgevoerd door een afvaardiging van de fracties op voordracht van het presidium door tenminste 3 personen.

  • 3. Het doel van het vooronderzoek is het doel van het onderzoek en de daarmee verbonden onderzoeksvraag helder te formuleren en na te gaan of het onderzoek het juiste instrument is om deze onderzoeksvraag te beantwoorden.

  • 4. Het vooronderzoek duurt maximaal 6 weken. De vooronderzoekcommissie koppelt haar bevindingen terug aan de raad.

Artikel 3 Instellen onderzoekscommissie

  • 1.

    Als op basis van de uitkomsten uit het vooronderzoek als bedoeld in artikel 2 van deze verordening de raad besluit een onderzoek in te stellen als bedoeld in artikel 155a van de Gemeentewet, dan benoemt de raad een commissie van onderzoek bestaande uit tenminste 3 raadsleden. Het maximum aantal leden van de commissie wordt gesteld op één lid per fractie. De raad kan uit zijn midden – naast de leden van de commissie – ook een technisch voorzitter voor de commissie benoemen. Deze heeft bij de besluitvorming binnen de commissie geen stemrecht. Voor ieder lid wijst de raad tevens een raadslid als plaatsvervanger aan. Als de raad naast de leden van de commissie een technisch voorzitter heeft benoemd, wijst de raad tevens een plaatsvervangend technisch voorzitter aan. De plaatsvervangend technisch voorzitter heeft bij de besluitvorming binnen de commissie geen stemrecht.

  • 2.

    In de commissie kunnen geen leden van de raad zitting nemen, die als getuige of deskundige kunnen worden opgeroepen.

  • 3.

    De zittingsduur van de leden van de commissie is gelijk aan de duur van het onderzoek.

  • 4.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt eerder in geval van:

    • a.

      een (tussentijds) raadsbesluit tot opheffing van de commissie;

    • b.

      beëindiging van het lidmaatschap van de raad;

    • c.

      de commissie besluit een lid te horen;

    • d.

      ontslag als lid door de raad, al dan niet op verzoek van het desbetreffende lid.

  • 5.

    Bij een tussentijdse vacature neemt de plaatsvervanger van het desbetreffende lid diens plaats in. De raad beslist of in zijn plaats een nieuwe plaatsvervanger wordt aangewezen.

  • 6.

    In het geval dat de raad besluit geen technisch voorzitter en plaatsvervangend technisch voorzitter toe te voegen aan de commissie, benoemt de raad uit de commissieleden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

  • 7.

    De griffier fungeert als secretaris van de commissie of wijst, in overleg met de commissie, een medewerker van de griffie tot secretaris aan.

  • 8.

    De commissie besluit bij meerderheid van stemmen. Ieder lid brengt één stem uit. De plaatsvervanger die als zodanig optreedt, brengt de stem uit van het lid dat hij vervangt.

  • 9.

    De commissie kan de bij deze verordening of Gemeentewet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien tenminste drie van haar leden aanwezig zijn.

Artikel 4 Bekendmaking

  • 1. Op het besluit tot het instellen van een onderzoek ex artikel 155a van de Gemeentewet, alsmede de installatie en samenstelling van de commissie zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De besluiten tot instelling van een onderzoek ex artikel 155a van de Gemeentewet en tot instelling en samenstelling van de commissie worden gelijktijdig bekend gemaakt en treden in werking een dag na bekendmaking.

Artikel 5 Oproepen getuigen en deskundigen ex artikel 155b Gemeentewet

  • 1. Getuigen en deskundigen zoals aangeduid in artikel 155b Gemeentewet worden door de voorzitter van de commissie schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2. De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in artikel 155 d van de Gemeentewet tenminste tien dagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

  • 3. Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op het verzoek als bedoeld in het derde lid wordt uiterlijk 1 week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 6 Horen getuigen en deskundigen

  • 1. De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op een plaats die zij het meest wenselijk oordeelt. Plaats en tijdstip van de zitting worden door de voorzitter tijdig, uiterlijk 10 dagen voor aanvang van de zitting, ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting gehoord. De commissie kan om reden van bescherming of belang besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 3. De commissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaatsvindt of de getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

  • 4. Het schriftelijke verslag van de afgelegde verklaringen wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage gelegd. De getuigen en deskundigen ondertekenen deze voor gezien.

Artikel 7 Niet verschijnen getuige of deskundige

  • 1. Als de getuige of deskundige - opgeroepen volgens de procedure in artikel 5 van deze verordening en de procedure ex artikel 155 d, tweede lid, van de Gemeentewet – niet verschijnt, wordt daarvan een proces verbaal opgemaakt, waarin een nauwkeurige omschrijving van de oproep staat. Het proces verbaal wordt door de aanwezige leden van de commissie ondertekend.

  • 2. Het proces verbaal wordt door de commissie, wanneer zij dat nodig acht, in handen gesteld van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

Artikel 8 Weigering medewerking getuige of deskundige

  • 1. Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces verbaal opgemaakt, waarin de redenen van weigering worden opgenomen, zo die gegeven zijn. Het proces verbaal wordt door de aanwezige leden van de commissie ondertekend.

  • 2. Het tweede lid van artikel 7 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Vrijwillige medewerking aan het onderzoek

  • 1. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 2. De commissie kan derden uitnodigen tot het verstrekken van informatie, die van belang kan zijn voor het doel van het onderzoek. De commissie publiceert een dergelijke uitnodiging met een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek overeenkomstig de in artikel 4, eerste lid, van deze verordening genoemde wijze.

  • 3. De commissie besluit of van de informatie van betrokkene bedoeld onder artikel 9, tweede lid, gebruik wordt gemaakt en of betrokkene zal worden gehoord. De voorzitter informeert de betrokkene.

  • 4. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

  • 5. Het tweede, derde en vierde lid van artikel 5 van deze verordening en het bepaalde in artikel 6 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing voor de in lid 1 van dit artikel genoemde personen.

Artikel 10 Geheimhouding

(zie artikel 6 tweede lid van deze verordening)

  • 1.

    De commissie kan om reden van de bescherming van de in artikel 155b van de Gemeentewet genoemde personen of van een belang bedoeld in artikel 155e van de Gemeentewet besluiten aan haar overlegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 2.

    De leden, plaatsvervangende leden van de commissie en de secretaris van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, als bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.

  • 3.

    Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage gelegd voor de leden van de raad. De leden van de raad bewaren omtrent de inhoud van de betreffende bescheiden geheimhouding.

Artikel 11 Vergoeding

De getuigen en deskundigen komen in aanmerking voor een schadeloosstelling. Zij dienen hiertoe een verzoek bij de commissie in, die het verzoek beoordeelt. Voor de hoogte van de schadeloosstelling gelden de bepalingen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 12 Ondersteuning commissie

  • 1.

    De secretaris van de commissie is verantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de commissie en is (indien van toepassing) daartoe belast met het beheer van de gelden.

  • 2.

    Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stelt de voorzitter, in overleg met de griffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op het ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

    • -

      de uitvoering van de onderzoeksopdracht;

    • -

      de eerste planning van de uit te voeren taken;

    • -

      de taakverdeling;

    • -

      de taak en rol van de voorzitter;

    • -

      de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid;

    • -

      de plaats en de omvang van de werkruimten;

    • -

      de noodzaak van een informatieprotocol;

    • -

      de archivering en classificering;

    • -

      de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten;

    • -

      de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;

    • -

      de contacten met de pers.

  • 3.

    De commissie stelt het plan van aanpak vast en brengt het vervolgens ter kennis van de raad.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

  • 5.

    Indien de commissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

Artikel 13 Budget

De raad stelt een raming vast van de kosten, welke naar zijn oordeel voor het onderzoek vereist zijn. Hij brengt deze ter kennis van het college, die deze opneemt in de planning & controlcyclus.

Artikel 14 Rapportage

  • 1.

    De commissie doet verslag van haar bevindingen in een onderzoeksrapport en biedt dit aan de raad aan, nadat de commissie het concept onderzoeksrapport aan het college cq de burgemeester heeft aangeboden onder uitnodiging van het geven van een bestuurlijke reactie en nadat deze reactie is toegevoegd aan het rapport.

  • 2.

    De commissie besluit of zij het verslag van bevindingen vergezeld doet gaan van aanbevelingen.

  • 3.

    Van het afwijkende gevoelen van een lid ten aanzien van de inhoud van het onderzoeksrapport of een onderdeel daarvan, wordt op verzoek van dat lid melding gemaakt in het onderzoeksrapport.

Artikel 15 Archivering

  • 1. Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2. Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de commissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3. De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als `Verordening op de onderzoeksbevoegdheid van de raad van de gemeente Oisterwijk ex artikel 155a van de Gemeentewet, september 2009’.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 24 september 2009,
de griffier de voorzitter
Nelleke van Wijk drs. Hans Janssen