Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene Subsidieverordening Oldenzaal 2014

Geldend van 10-07-2014 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Algemene subsidieverordening Oldenzaal 2014

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 mei 2014, nr. 20/6, reg.nr. INTB-14-01340;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen

  • 1.

    de bij dit besluit behorende Kadernota Subsidies 2014-2016, onder gelijktijdige intrekking van de Kadernota Subsidies 2012-2016;

  • 2.

    de navolgende Algemene subsidieverordening Oldenzaal 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 2 Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verlenen van subsidies met inachtneming van dein de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen onderneming alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college stelt voor 31 december voorafgaand aan het jaar waarop het subsidieplafond geldt het subsidieplafond vast. Bij nadere regels kan het college van deze datum afwijken.

  • 2. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging van de subsidieplafonds en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 3. Het college kan subsidieregels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per kalenderjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een structurele subsidie wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Aanvragen voor een incidentele subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te starten met de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de volledige aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 9 Weigeringgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de aanvraag voor een structurele subsidie niet vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd is ingediend overeenkomstig de gestelde voorwaarden;

    • b.

      als de aanvraag voor een incidentele subsidie niet acht weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd is ingediend overeenkomstig de gestelde voorwaarden;

    • c.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

    • d.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      als de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen beschikt om de kosten van de activiteit te dekken.

    • f.

      als subsidieverstrekking niet past binnen het gemeentelijk beleid;

    • g.

      als de aanvrager niet voldoende samenwerkt met andere instellingen die dezelfde activiteiten verzorgen;

    • h.

      als de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten, of de meerwaarde ten opzichte van het reeds in Oldenzaal bestaande activiteitenaanbod niet aannemelijk heeft kunnen maken;

    • i.

      als in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • j.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • k.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • l.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • m.

      als de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, wordt gegeven wordt per halfjaar 50% bevoorschot.

  • 3. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 16 en artikel 16, wordt gegeven wordt per kwartaal 25% bevoorschot.

  • 4. Het college kan afwijken van de onder lid 1,2 en 3 van dit artikel genoemde wijze van bevoorschotting.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 5.000,00 die structureel worden verleend, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de uitgevoerde activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan twee keer per jaar gevraagd.

Artikel 12 Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle

  • 1. De subsidieontvanger doet onmiddellijk melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden uitgevoerd of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. Als uit de ingediende bewijsstukken blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

  • 3. Het college kan de subsidieontvanger verzoeken mee te werken aan een steekproefsgewijze controle ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen.

Artikel 13 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger voert de activiteiten uit, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Ingeval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente.

  • 5. Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 6. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 5.000,00

  • 1. Subsidies tot € 5.000,00 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen dertien weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn uitgevoerd.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,00 tot € 25.000,00

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,00 maar minder dan € 25.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een structurele subsidie, vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk zes maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een incidentele subsidie, uiterlijk dertien weken na het plaatsvinden van de activiteiten;

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een staat van overzicht van inkomsten en uitgaven;

    • c.

      kopieën bankafschriften van 1-1 en 31-12 van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, meer of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, moeten worden overlegd.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,00 tot € 50.000,00

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000,00 maar minder dan € 50.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een structurele subsidie, vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk zes maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een incidentele subsidie, uiterlijk dertien weken na het plaatsvinden van de activiteiten;

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een jaarrekening;

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, meer of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,00 tot € 100.000,00

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,00 maar minder dan € 100.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • c.

      bij een structurele subsidie, vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk zes maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • d.

      bij een incidentele subsidie, uiterlijk dertien weken na het plaatsvinden van de activiteiten;

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een jaarrekening;

    • c.

      een beoordelingsverklaring.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, meer of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 100.000,00

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een structurele subsidie, vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk zes maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • b.

      bij een incidentele subsidie, uiterlijk dertien weken na het plaatsvinden van de activiteiten;

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een jaarrekening;

    • c.

      een controleverklaring met een goedkeurend oordeel.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, meer of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, of de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 20 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 21 Reservevorming

Het college kan met betrekking tot de vorming van een algemene reserve, een bestemmingsreserve of een voorziening subsidieregels vaststellen.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 23 Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Oldenzaal 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld;

  • 2. Vaststelling van voor de inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies vindt plaats in overeenstemming met de voor de inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen;

  • 3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidie is ingediend en daarop nog niet is beslist, zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing;

  • 4. Nadere regels vastgesteld op grond van de Asv 2011 blijven van kracht totdat deze zijn vervangen door subsidieregelingen, zoals bedoeld in deze verordening, dan wel door het college zijn ingetrokken.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2014 en werkt terug tot 1 januari 2014

Artikel 26 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Oldenzaal 2014

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 23 juni 2014,
de griffier, de voorzitter,
J.H. Brokers T.J. Schouten

Toelichting behorende bij de Algemene Subsidieverordening Oldenzaal 2014

Toelichting behorende bij de Algemene Subsidieverordening Oldenzaal 2014