Verordening subsidië­ring godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs 2000

Geldend van 10-01-2002 t/m heden

Intitulé

VERORDENING SUBSIDIËRING GODSDIENST- EN HUMANISTISCH VORMINGSONDERWIJS 2000

Artikel 1

  • 1. Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs (mede) ten doel stellen, kan ten laste van de gemeente een subsidie worden verleend in de kosten, voortvloeiende uit het doen geven van godsdienstonderwijs, door haar aangewezen leraren aan de leerlingen van de in de gemeente gevestigde openbare basisscholen.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 is, voor het geven of doen geven van vormingsonderwijs, van overeenkomstige toepassing voor volledig rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag die levensbeschouwelijk vormingsonderwijs geven aan leerlingen van de in lid 1 bedoelde scholen.

Artikel 2

De subsidie mag noch middellijk, noch onmiddellijk, aan de school of een groepsleraar ten goede komen.

Artikel 3

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder vormingsonderwijs verstaan een niet op godsdienstige grondslag gebaseerde vorming waarmee wordt beoogd de leerlingen:

    • a.

      respect voor andere opvattingen, geloofs- en levensovertuigingen bij te brengen;

    • b.

      met vragen over mens en wereld, menselijke vermogens, vrijheden en verantwoordelijkheden in aanraking te brengen.

Artikel 4

  • 1. Het onderwijs wordt in de schoolgebouwen gegeven binnen de in het schoolplan c.q. de schoolgids vermelde schooltijden aan de leerlingen van de daarvoor in aanmerking komende groepen - al dan niet ingedeeld in subgroepen in verband met het grote aantal leerlingen per groep - of gecombineerde groepen.

    Het bepaalde in artikel 8 blijft onverminderd van kracht.

  • 2. Godsdienst- of vormingsonderwijs wordt gegeven, voor zover de ouders, voogden of verzorgsters hierom verzoeken.

Artikel 5

De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienst- of vormingsonderwijs berust bij de instantie, welke dit onderricht geeft of doet geven.

Artikel 6

De voor het geven van godsdienst- of vormingsonderwijs aangewezen leraren onthouden zich van het voeren van propaganda, hetzij voor het bijzonder onderwijs, een politieke partij, hetzij voor enige kerk, kerkelijke groepering, kerkelijke instelling of vereniging, alsmede van uitlatingen en handelingen die krenkend kunnen zijn voor de levensbeschouwing van anderen.

Artikel 7

  • 1. De in artikel 1 bedoelde subsidie wordt voor elk gegeven wekelijks lesuur van tenminste 45 minuten, berekend naar € 317,65 per kalenderjaar of naar een evenredig deel van genoemd bedrag bij minder dan 40 lesuren per jaar.

  • 2. De subsidie kan jaarlijks nader worden herzien.

  • 3. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het loonindexcijfer over het lopende jaar.

  • 4. Per daarvoor in aanmerking komende groep, subgroep of gecombineerde groep, wordt een lesuur van maximaal 45 minuten per week voldoende geacht (max. 40 lesuren per jaar).

Artikel 8

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de les bezocht worden door tenminste 8 leerlingen. Hierbij kunnen leerlingen die wegens ziekte of om andere redenen verhinderd zijn de les bij te wonen, worden meegerekend, indien zij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geacht kunnen worden regelmatig aan dit onderwijs deel te nemen. In zeer bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van het genoemde aantal van 8 leerlingen afwijken indien dit vanwege de grootte van de school noodzakelijk is te achten.

Artikel 9

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet uiterlijk voor 1 februari van het jaar volgende op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft door de in artikel 1 genoemde instantie een aanvraag om subsidie te worden ingediend. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de naam van de leraar (leraren), belast geweest met het geven van godsdienst- of vormingsonderwijs;

  • b.

    de lesuren welke werden gegeven;

  • c.

    het aantal groepen, subgroepen of gecombineerde groepen;

  • d.

    de aantallen leerlingen die per groep de les hebben bijgewoond.

Deze gegevens worden voor de inzending door de directeur van de betreffende onderwijsinstelling gewaarmerkt.

Artikel 10

  • 1. Het aantal aan de onderscheidene scholen te geven lessen wordt, onder goedkeuring van burgemeester en wethouders, in de maand april, voorafgaande aan het nieuwe kalenderjaar, zonodig opnieuw vastgesteld.

  • 2. Indien voor die maand geen wijzigingen zijn vermeld, of indien de goedkeuring als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, niet is verkregen, zal voor het komende kalenderjaar het aantal lessen van het lopende jaar worden aangehouden.

Artikel 11

De leraren gedragen zich naar de aanwijzingen, door de directeur van de school te geven. Zij verstrekken de directeur alle verlangde inlichtingen.

Artikel 12

Elke leerling mag voor de berekening van de in artikel 8 bedoelde tegemoetkoming jaarlijks slechts eenmaal worden meegerekend.

Artikel 13

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 14

Jaarlijks wordt door de gemeenteraad het maximaal beschikbare budget voor het verstrekken van de in deze verordening bedoelde subsidie vastgesteld en gepubliceerd.

Artikel 15

  • 1. Deze verordening treedt op de achtste dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt in werking en kan worden aangehaald als "Verordening subsidiëring godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs 2000".

  • 2. Met ingang van de in lid 1 bedoelde datum vervalt de verordening, vastgesteld 27 februari 1986.