Regeling vervallen per 14-09-2022

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017

Geldend van 04-03-2022 t/m 02-05-2022

Intitulé

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017

Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben besloten:

  • 1.

    het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011 per 1 januari 2017 in te trekken;

  • 2.

    het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssl 2017 vast te stellen en inwerking te laten treden op 1 januari 2017.

Het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 luidt als volgt:

Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2017

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.1. Begripsomschrijvingen

Toelichting: In dit artikel wordt de betekenis van een aantal begrippen omschreven, die vaker in dit Uitvoeringsbesluit subsidies worden gehanteerd. Begrippen die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) al worden omschreven, zijn niet in dit Uitvoeringsbesluit subsidies herhaald.

In dit Uitvoeringsbesluit 2017 wordt verstaan onder:

  • AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 651/2014, Pb L187/1 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;

  • Asv: de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005;

    Toelichting: Subsidies die niet op basis van een subsidieparagraaf worden verstrekt maar op basis van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005 (Asv), worden ook wel Asv-subsidies genoemd. De Asv en het Ubs zijn een wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23 Awb).

  • Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • algemene de-minimisverordening: de Verordening (EU) 1407/2013 van de Europese Commissie van 24 december 2013, betreffende de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

    Toelichting: Subsidie kan geoorloofde staatssteun zijn als het valt onder een Europese vrijstellingsverordening. Welke vrijstelling precies van toepassing is, wordt in de betreffende subsidieparagraaf of in de subsidiebeschikking vermeld.

  • algemene de-minimisverordening landbouw: de Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector;

  • algemene de-minimisverordening visserij: de Verordening (EU) Nr. 717/2014 de Europese Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector;

  • Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel;

  • IKT: een stelselmatig en volgens een vast patroon gehanteerde berekening van een integraal kostprijstarief, gebaseerd op bedrijfseconomische aanvaardbare grondslagen, waarin directe personeelskosten en algemeen indirecte kosten opgenomen kunnen worden.

  • LVV: de Landbouw vrijstellingsverordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014, Pb L193/1, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard

  • medeoverheden: de gemeenten, waterschappen, andere provincies en de rijksoverheid;

    Toelichting: Hier wordt een verschil gemaakt tussen gemeenten en waterschappen aan de ene kant en diverse vormen van (semi-)overheden aan de andere kant, zoals overheidsvennootschappen, geprivatiseerde overheidsonderdelen, zelfstandige bestuursorganen e.d. Ook een gemeenschappelijke regeling zoals bedoeld in de wet Gemeenschappelijke Regelingen, al of niet met private partners, valt niet onder het begrip mede-overheden.

  • Mkb-onderneming : een micro-, kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PbL124/36;

    Toelichting: Een kleine onderneming is een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt. Een micro-onderneming is een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt. Tot de categorie middelgrote ondernemingen behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

  • Omgevingsvisie: de op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde visie en het uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel, inclusief de actualisatie zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013.

    Toelichting: De Omgevingsvisie is te vinden op www.overijssel.nl/thema's/ruimtelijke/omgevingsvisie/.

  • onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt, ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering;

  • onderneming in moeilijkheden: een onderneming als bedoeld in artikel 2 lid 18 van de AGVV dan wel artikel 2 lid 14 van de LVV;

    Toelichting: Van een onderneming in moeilijkheden is sprake:

    • a.

      in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een mkb die minder dan drie jaar bestaat) als meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal;

    • b.

      in het geval van een onderneming als ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat) wanneer meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de gecumuleerde verliezen is verdwenen;

    • c.

      wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;

    • d.

      wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit;

    • e.

      in het geval van een onderneming die geen kmo is als de afgelopen twee jaar:

      • 1.

        de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen van de onderneming, volgens de boekhouding van de onderneming, meer dan 7,5 bedroeg, en

      • 2.

        de op basis van de EBITDA bepaalde rentedekkingsgraad van de onderneming lager lag dan 1,0.

  • subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb, die voor een bepaalde termijn wordt verstrekt.

    Toelichting: De provincie verstrekt geen structurele subsidies. Afdeling 4.2.8 Awb ‘Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen’ is om die reden op provinciale subsidies niet van toepassing. De ‘bepaalde termijn’ wordt opgenomen in de subsidiebeschikking en is afhankelijk van de soort activiteit; dat kan om die reden variëren van een dag tot een aantal jaren voor grotere (infrastructurele) projecten. Als het gaat om jaarlijks min of meer doorlopende activiteiten is de gebruikelijke ‘bepaalde termijn’ maximaal vier jaar. Voor de periode van vier jaar is gekozen, omdat deze termijn én aansluit bij de zittingstermijn van Provinciale Staten (hoewel die termijnen uiteraard niet helemaal gelijk hoeven te lopen), alsmede de looptijd van beleidsnota’s én het een goede termijn is om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die nog steeds met de verstrekte subsidies worden gediend. Een subsidie kan ook in de vorm van een garantstelling of een niet-marktconforme lening worden verstrekt; in dat geval is in de subsidieparagraaf of in de verleningsbeschikking vermeld hoe die garantstelling of gunstiger leningvoorwaarden er uit zien.]

  • subsidiabele kosten: de kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie in aanmerking komen voor de berekening van de hoogte van de subsidie;

  • subsidieperiode: de periode vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag tot en met de in de verleningsbeschikking of vaststellingsbeschikking opgenomen datum waarop de subsidiabele activiteit is uitgevoerd;

  • Ubs: Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel.

Artikel 1.1.2. Toepassingsbereik

Toelichting: Omdat het vereiste van een wettelijke en niet wettelijke grondslag niet in alle gevallen kan worden gesteld, maakt het derde lid van artikel 4:23 Awb enkele belangrijke uitzonderingen, de zogenaamde buitenwettelijke subsidies. Om ervoor te zorgen dat naast de Awb ook de bepalingen van de Algemene subsidieverordening of dit Uitvoeringsbesluit subsidies gelden voor het verstrekken van deze subsidies is de reikwijdte hiervan uitdrukkelijk benoemd.

In artikel 6 van de Algemene subsidieverordening zijn afwijkingsmogelijkheden van bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening opgenomen. Wanneer naast de provincie ook andere overheden of derden subsidiëren, kan een subsidieontvanger te maken krijgen met niet op elkaar afgestemde subsidiebepalingen. Elke subsidiënt heeft immers vaak zijn eigen specifieke bepalingen.

In dat geval wordt bij de behandeling van Europese subsidies de Europese regelgeving gevolgd. Voor alle overige subsidies geldt dat Gedeputeerde Staten in de subsidiebeschikking door maatwerk één of meerdere bepalingen van de verordening of het uitvoeringsbesluit buiten toepassing kunnen laten om de toepassing van conflicterende bepalingen te voorkomen.

De van de algemene reikwijdte uitgezonderde wettelijke grondslagen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij door hun aard niet aansluiten bij de bepalingen in dit Uitvoeringsbesluit subsidies.

Dit Uitvoeringsbesluit subsidies is van toepassing op alle door Gedeputeerde Staten te verstrekken subsidies met uitzondering van subsidies op basis van de volgende wettelijke grondslagen:

  • Regeling POP 3 subsidies provincie Overijssel;

  • Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel;

  • Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel;

  • Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer 2016;

  • Subsidieregeling Rivierdijken;

  • Subsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen Overijssel;

  • Subsidieverordening Innovatiefonds Overijssel II B.V.;

  • Subsidieverordening Innovatiekrediet Overijssel;

  • Wet personenvervoer 2000;

  • Samenwerkingsovereenkomst Asbestbodemsaneringsopgave 2016-2022 Overijssel;

  • Regeling Aanpak schades panden langs Kanaal Almelo-De Haandrik.

Artikel 1.1.3. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond vaststellen.

Toelichting: Artikel 5 van de Algemene subsidieverordening bepaalt dat Gedeputeerde Staten een subsidieplafond kunnen vaststellen en dat dit kan worden onderverdeeld in deelplafonds per subsidietijdvak of per onderdeel van provinciaal beleid. Genoemd artikel is de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:25 Awb. Gedeputeerde Staten zullen voor de in dit uitvoeringsbesluit geregelde subsidieparagrafen een subsidieplafond vaststellen dat voor een heel kalenderjaar geldt. De Awb gaat er van uit dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóór dat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is.

Artikel 1.1.4 Wijze van verlening en vaststelling

Toelichting: Hoofdregel is dat subsidieaanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag. In het aanvraagformulieren worden gegevens gevraagd die nodig zijn om een aanvraag te kunnen beoordelen. In het aanvraagformulier kan ook om mee te sturen bijlagen worden gevraagd. Als daaraan is voldaan, is een aanvraag volledig. Wanneer een aanvraag niet volledig is wordt om aanvulling gevraagd. Als ook na de gevraagde aanvulling sprake is van onvoldoende gegevens om de aanvraag te kunnen beoordelen, wordt de aanvraag op basis van artikel 4:5 Awb buiten behandeling gelaten. De datum waarop de gevraagde gegevens zijn ontvangen, is de datum waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd. Deze datum is van belang om te bepalen welke aanvraag als eerst inhoudelijk beoordeeld wordt en daarmee ook bepalend voor de volgorde waarin de subsidies verleend worden. Bij de inhoudelijk beoordeling kan blijken dat er nog een toelichting op de gegevens nodig is; de aanvrager wordt in dat geval daartoe in de gelegenheid gesteld. Komt die toelichting er niet of is er na ontvangst daarvan nog steeds onduidelijkheid, dan kan de aanvraag gemotiveerd worden afgewezen omdat onvoldoende duidelijk aan de regels uit dit Uitvoeringsbesluit subsidies is voldaan.Omdat de aanvraag al eerder als volledig is beschouwd heeft het vragen van een nadere toelichting geen invloed op de volgorde waarin de subsidies worden verstrekt.

Gedeputeerde Staten kunnen in een bijzondere subsidieparagraaf afwijken van de hoofdwijze van verlening van de subsidie, door bijvoorbeeld te kiezen voor een verlening op basis van een vastgestelde kwaliteitsvolgorde, de zogenoemde tendersystematiek. Bij een tendersystematiek worden alle aanvragen die op de sluitingsdatum van de tender volledig waren met elkaar vergeleken en de hoogst scorenden in de ranking krijgen subsidie totdat het beschikbare subsidieplafond bereikt is. Bij de tendersystematiek kan een onvolledige aanvraag na sluitingsdatum om die reden alleen nog aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft. Het gaat dan om bijvoorbeeld een ontbrekende handtekening onder de aanvraag, een bankrekeningbewijs of andere gegevens die geen invloed hebben op de inhoud van de activiteiten of de financiering ervan.

Als bij een tenderregeling blijkt dat door verstrekking van een subsidie, waarbij het te verstrekken subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, het subsidieplafond wordt overschreden, dan weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie geheel, overeenkomstig artikel 4.25 lid 2 Awb.

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie, voorzover het subsidieplafond dit toelaat, in volgorde van ontvangst van volledige aanvragen.

  • 2. Een aanvraag wordt als volledig beschouwd als:

    • a.

      het voorgeschreven aanvraagformulier is ingevuld; en

    • b.

      de gegevens zoals genoemd in artikel 1.2.1 en eventuele aanvullende gegevens die gevraagd worden in de betreffende subsidieparagraaf zijn overgelegd.

Artikel 1.1.5. Subsidiabele kosten

  • 1. Loonkosten van medewerkers zijn subsidiabel als deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, doelmatig en aantoonbaar zijn én de berekening ervan gebaseerd is op één van de volgende systematieken:

    • a.

      Volgens de loonkosten plus opslag voor medewerkers in dienst van de aanvrager. Voor de berekening van de loonkosten op deze wijze wordt de volgende formule gehanteerd: directe loonkosten per jaar delen door 1.600 uren per fulltime medewerker, vermeerderd met maximaal 40% als vergoeding voor de indirecte kosten;

      Toelichting: Hierbij vormen de loonstaten per medewerker die deelneemt aan het project de basis voor de berekening van de subsidiabele loonkosten. Het aantal productieve uren en percentage indirecte kosten (overhead) opslag waarmee het uurtarief mag worden berekend is maximaal 40%.

    • b.

      Het hanteren van een vast uurtarief van € 35,- voor medewerkers in dienst van de aanvrager of voor natuurlijke personen die een onderneming drijven.

      Toelichting: Bij natuurlijke personen die een onderneming drijven kan het bijvoorbeeld gaan om een eenmanszaak, vof, cv of maatschap. Ook het loon van een directeur-grootaandeelhouder kan hier worden ondergebracht voor zover deze niet op de loonlijst staat. De inzet van ingehuurde ondernemers valt hier niet onder, maar kan onder kosten derden worden gebracht.

    • c.

      het IKT, indien:

      • i.

        het IKT op een transparante en navolgbare wijze voorcalculatorisch is berekend;

      • ii.

        het IKT geen debetrente, boetes, provisies, financiële sancties, winstopslagen, gerechtskosten, voorzieningen voor mogelijke toekomstige verliezen of lasten, wisselverliezen, terugvorderbare indirecte belastingen (inclusief btw), (kosten van) schulden en buitensporige of ondoordachte kosten bevat;

      • iii.

        de directe personeelsloonkosten niet meer bedragen dan € 130,- per uur.

        Toelichting: Het IKT is vooral geschikt voor grotere bedrijven, organisaties en kennisinstellingen waarbij het uitgangspunt is dat de subsidieontvanger jaarlijks vooraf dit tarief berekent. Hierdoor is aan het begin van het project duidelijk wat de tarieven zijn van dat jaar en de volgende jaren van de projectperiode (als dit van toepassing is). Uit artikel 1.1.1 volgt dat de aanvrager de IKT-systematiek stelselmatig gebruikt in zijn bedrijf of organisatie. Eenmanszaken en kleine bedrijven hebben meestal geen IKT die geschikt is voor het berekenen van subsidiabele kosten. Voor deze subsidieaanvragers zijn de vaste-uurtarief-systematiek en de loonkosten plus vaste-opslag-systematiek wel geschikt. Het is niet de bedoeling dat een organisatie een IKT-systematiek opzet alleen voor het aanvragen van subsidies bij de provincie Overijssel.

        Indien gebruik wordt gemaakt van een door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland goedgekeurde Integrale Kostensystematiek (IKS) voldoet u hiermee ook aan de onderdelen i t/m iii en kunt u uw IKS-tarief hanteren.

  • 2. Kosten voor het gebruik van machines en apparatuur, zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Dit geldt voor zowel machines en apparatuur die in bezit zijn als voor machines en apparatuur die nog worden aangeschaft ten behoeve van de te subsidiëren activiteit.

    Toelichting: Kosten die gemaakt worden voor gebruik van apparatuur ten behoeve van de subsidiabele activiteit zijn subsidiabel . Onder apparatuur vallen apparaten en machines, maar bijvoorbeeld ook bijkomende kosten zoals licenties voor software maar ook de eventuele onderhoudskosten van een machine of apparatuur. De kosten voor het gebruik van de apparatuur zijn naar rato van gebruik subsidiabel. Dit betekent dat de kosten niet volledig opgevoerd mogen worden indien de apparatuur breder ingezet wordt dan alleen voor de subsidiabele activiteit. Ook de eventuele afschrijvingskosten worden naar rato van gebruik opgenomen als kosten.

  • 3. Kosten van derden zijn subsidiabel indien deze kosten aantoonbaar aan een derde verschuldigd zijn, rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit zijn toe te rekenen zijn, doelmatig zijn en betrekking hebben op activiteiten die binnen de subsidieperiode uitgevoerd zijn. Het maximaal subsidiabele uurtarief van derden is € 130,- exclusief btw. Het tweede en derde lid van dit artikel sluiten elkaar uit voor zover het gaat om machines en apparatuur. Dit betekent dat indien kosten voor aanschaf van machines en apparatuur subsidiabel zijn onder dit lid, de afschrijvingskosten voor dezelfde machines en apparatuur niet subsidiabel zijn onder het tweede lid.

    Toelichting: Het gaat om kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt en doelmatig zijn, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit of in de vorm van kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde materialen, diensten en inhuur personeel. Doelmatig betekent onder andere dat het resultaat geleverd wordt tegen zo min mogelijke kosten. Het aantoonbaar maken van kosten kan bijvoorbeeld door middel van een factuur, kwitantie of ingeval medeoverheden een subsidiebesluit. Het tweede en het derde lid van dit artikel sluiten elkaar uit voor zover het gaat om machines en apparatuur. Het is aan de aanvrager om aan te geven voor welke kosten hij subsidie wenst.

  • 4. Kosten voor de inzet van vrijwilligers zijn subsidiabel.

    Toelichting: Het gaat hier om kosten als verzekeringspremies voor vrijwilligersinzet, lunches en andere kosten die door de aanvrager gemaakt worden om inzet van vrijwilligers te faciliteren. Vergoedingen die vrijwilligers ontvangen voor de inzet van uren zijn conform artikel 1.1.6 eerste lid niet subsidiabel.

  • 5. De subsidie voor het verkrijgen van een controleverklaring bedraagt 100% van de kosten indien deze door Gedeputeerde Staten verplicht wordt gesteld en de kosten ervan op factuur aantoonbaar aan een onafhankelijke accountant zijn verschuldigd.

    Toelichting: Een controleverklaring is een verklaring die afgegeven wordt door een accountant waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd en de kosten zijn gemaakt. Wanneer Gedeputeerde Staten een controleverklaring verplicht stellen, wordt dit in de verleningsbeschikking opgenomen

Artikel 1.1.6 Niet subsidiabele kosten

Toelichting: Deze kosten worden niet meegenomen bij de berekening van de subsidie omdat ze niet aangemerkt zijn als kosten die direct aan de subsidiabele activiteiten toe te rekenen zijn.

  • 1. De in de begroting bij de subsidiabele activiteiten opgenomen kostenpost Onvoorzien, kosten die niet rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, leges, kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar en vergoedingen voor de inzet van uren van vrijwilligers zijn niet subsidiabel;

  • 2. Btw is niet subsidiabel, tenzij door de subsidieaanvrager in de aanvraag kan worden aangetoond dat de btw over de subsidiabele kosten niet met de fiscus of via het Btw-compensatiefonds kan worden verrekend.

  • 3. Kosten van activiteiten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd, zijn niet subsidiabel, met uitzondering van de kosten als bedoeld in artikel 1.1.5 vijfde lid.

    Toelichting: Het begrip subsidieperiode is omschreven in artikel 1.1.1. Als bijvoorbeeld de activiteit is gestart voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen, dan kunnen alleen de kosten van het deel van de activiteit dat nog niet is uitgevoerd voor subsidie in aanmerking komen. In dat geval kan worden gevraagd om een specificatie van de kosten van de activiteiten die al zijn uitgevoerd.

  • 4. Gangbare apparaatkosten van medeoverheden, tenzij de aanvrager kan aantonen dat deze kosten specifiek worden gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteit en anders niet zouden zijn gemaakt zijn niet subsidiabel;

Toelichting: In dit artikel is geregeld dat gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel zijn. Conform artikel 1.1.1 worden onder medeoverheden gemeenten, waterschappen en provincies verstaan.

Gangbare apparaatskosten zijn over het algemeen de overheadkosten. Ook inzet van ambtelijke capaciteit is hiermee beperkt subsidiabel. Indien sprake is van inzet van vast personeel wat gedekt is in de gemeentelijke begroting en tot de reguliere formatie behoort, is dit niet subsidiabel. Ook worden geen capaciteitstekorten bij de gemeenten gesubsidieerd, omdat de gemeenten hier zelf verantwoordelijk voor zijn.

Dat betekent dus dat inzet van ambtelijke capaciteit alleen subsidiabel is als:

  • er sprake is van inhuur voor het project (dan zijn de kosten subsidiabel conform artikel 1.1.5 derde lid, kosten derden die rechtstreeks op het project drukken); of

  • er sprake is van inzet vaste formatie waarbij die vaste formatie aantoonbaar door tijdelijke inhuur of tijdelijke werktijduitbreiding gedurende de looptijd van het project wordt gerealiseerd; of

  • er sprake is van vast personeel dat ongedekt in de (gemeentelijke) begroting staat en zichzelf als het ware moeten terugverdienen.

Uit de aanvraag moet blijken dat van een of meer van deze uitzonderingen sprake is.]

Artikel 1.1.7 Algemene weigeringsgronden

Toelichting: Met dit artikel worden de weigeringsgronden uit artikel 4:35 Awb aangevuld. Dat wetsartikel maakt het bijvoorbeeld mogelijk een subsidie te weigeren als naar verwachting het gesubsidieerde project niet wordt uitgevoerd of als de aanvrager failliet is verklaard. In een subsidieparagraaf kunnen aanvullend of afwijkend bijzondere weigeringsgronden worden genoemd.

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de kosten van de subsidiabele activiteit naar haar oordeel als niet doelmatig kunnen worden aangemerkt of redelijkerwijs anders kunnen worden gedekt.

    Toelichting: Omdat subsidies met gemeenschapsgelden worden gefinancierd, is een doelmatige uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten van belang. Een activiteit doelmatig uitvoeren betekent dat naar mening van Gedeputeerde Staten de betreffende inspanningen en uitgaven voor de te subsidiëren activiteiten daadwerkelijk bijdragen aan de realisatie van het beoogde doel en de hiervoor ingezette middelen en kosten daarmee in verhouding staan. Uit het gebruik van het woord ’kunnen’ blijkt dat het een facultatieve weigeringsgrond is. Gedeputeerde Staten zullen hierbij een belangenafweging maken en kunnen de subsidie weigeren als de activiteit ook zonder de gevraagde subsidie gerealiseerd kan worden.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als de te verstrekken subsidie lager is dan € 1.000. Toelichting: Om de provinciale uitvoeringskosten ook doelmatig te houden, wordt een ondergrens gehanteerd voor een te verstrekken subsidie.

  • 3. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien sprake is van stapeling van subsidie. Er is sprake van stapeling van subsidie als voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten al subsidie is verstrekt op grond van het Ubs of de Asv. Dit geldt niet indien sprake is van subsidie die verstrekt is uit Europese Fondsen of een subsidie in die verstrekt is in de vorm van een geldlening.

    Toelichting: Voor veel activiteiten geldt dat een combinatie van financiële bronnen bij elkaar wordt gebracht om realisering van die activiteiten mogelijk te maken. Een provinciale subsidie is daar vaak één van. Andere bronnen zijn onder andere subsidies van andere (semi-)overheden en/of Europese subsidies (vaak ook cofinanciering genoemd), private fondsen als het Oranjefonds of VSB-fonds, leningen van banken of revolverende overheidsfondsen, sponsoring, eigen middelen aanvrager of deelnemersbijdragen. Voor een provinciale subsidie geldt dat wanneer, zoals gebruikelijk, deze geen 100% van de subsidiabele kosten bedraagt, de aanvrager zelf het resterende deel gefinancierd moet krijgen uit andere bronnen dan provinciale subsidies. Gedeputeerde Staten vinden een dergelijke financiële betrokkenheid van de aanvrager van belang voor de realisatie van de activiteiten. Toelichting: Uitgangspunt is dat voor een activiteit één subsidieparagraaf is opgenomen in het Ubs. Toch kan het soms voorkomen dat meerder subsidieparagrafen of subsidiebronnen van de provincie ingezet kunnen worden. In dat geval kiest de aanvrager de meest passende of voor de aanvrager meest gunstige subsidieparagraaf of subsidiebron. Het is niet mogelijk om voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten meerdere provinciale subsidies te ontvangen.

  • 4. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als uit de begroting blijkt dat de kosten niet gefinancierd kunnen worden.

  • 5. Gedeputeerde Staten weigeren een subsidie in de vorm van een geldlening als naar haar oordeel de lening naar verwachting niet terugbetaald kan worden.

  • 6. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als sprake is van een aanvrager ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard..

Artikel 1.1.8 Staatssteun

Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie alleen verstrekken indien voldaan wordt aan een Europese verordening op basis waarvan de subsidie toelaatbaar is verklaard.

Toelichting: Overheden die steun willen verlenen, moeten zich houden aan de regels voor staatssteun. De staatssteunregels zijn neergelegd in de artikelen 107, 108 en 109 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Staatssteun is in principe verboden. Er gelden echter vele uitzonderingen (vrijstellingsmogelijkheden) op het staatssteunverbod. Een maatregel levert pas staatssteun op als er aan alle voorwaarden van de cumulatieve criteria van het staatssteunverbod wordt voldaan. De Europese Commissie beoordeelt staatssteun op basis van vijf criteria:

  • 1.

    De steun wordt verleend aan een onderneming. Dit betekent dat het gaat om een organisatie die economische activiteiten verricht. Een economische activiteit is het aanbieden van een goed of dienst op een zekere markt.

  • 2.

    De steun wordt door de overheid verleend of met overheidsmiddelen bekostigd.

  • 3.

    Het verschaft een economisch voordeel aan een onderneming dat zij niet langs de normale commerciële weg gehad zou hebben..

  • 4.

    Het voordeel is selectief, dat wil zeggen het komt ten goede aan bepaalde ondernemingen..

  • 5.

    Het voordeel heeft een (potentiële) invloed op de handel tussen lidstaten.

Bij subsidieverlening is bijna altijd wel sprake van het tweede t/m het vierde criterium. Of voldaan wordt aan het eerste en vijfde criterium wordt nader getoetst op basis van vragen in het betreffende aanvraagformulier. Meer informatie over staatssteun is o.a. te vinden op www.europadecentraal.nl .

Indien sprake kan zijn van staatssteun dan is in de betreffende subsidieparagraaf vermeld welke Europese vrijstellingsverordening van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld de algemene de-minimisverordening, de Algemene Vrijstellingsverordening (AGVV) of de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV) zijn.

Subsidies op basis van de AGVV en de LVV kunnen alleen verstrekt worden als voldaan wordt aan de algemene en procedurele bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 1 van de AGVV dan wel LVV en de betreffende van toepassing zijnde artikelen.

Dit betekent in ieder geval dat de subsidie een stimulerend effect moet hebben (artikel 6 van de AGVV en de LVV). Dit betekent dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd nog niet zijn gestart op het moment van de aanvraag. Ook mag de subsidieontvanger niet in moeilijkheden verkeren (artikel 1.1.1) en er mag geen terugvorderingsbesluit genomen zijn ten aanzien van eerder verleende staatssteun (de zogenoemde Deggendorfclausule) (artikel 1.1.4).

Ook kan de subsidie lager worden verleend of vastgesteld indien de subsidie leidt tot overschrijding van de steunpercentages en steundrempels zoals opgenomen in hoofdstuk 1 dan wel het betreffende artikel van de AGVV of LVV. Alle financiële bijdragen van overheden voor de betreffende activiteit, worden bij elkaar opgeteld om het totale subsidiebedrag te bepalen (cumulatie) (artikel 8 van de AGVV en LVV).

Op grond van de algemene de-minimisverordening kunnen overheden aan ondernemingen de-minimissubsidie tot € 200.000,- verstrekken over een periode van drie belastingjaren zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. Voor een onderneming uit de visserij bedraagt de maximale de-minimissubsidie € 30.000,- en voor een landbouwonderneming maximaal € 20.000,- over een periode van drie belastingjaren.

Artikel 1.1.9 Afronding bedragen

Bij subsidieverstrekking gehanteerde bedragen worden naar boven afgerond op ééntallen.

Toelichting: Hierbij gaat het om alle aan de subsidie gerelateerde besluiten, zoals een subsidieverlening, voorschotverlening en een subsidievaststelling.

Paragraaf 1.2 De aanvraag

Artikel 1.2.1. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag om een subsidie wordt schriftelijk bij Gedeputeerde Staten ingediend door gebruik te maken van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier.

    Toelichting: Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door het invullen van een door of namens Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde digitaal aanvraagformulier op www.overijssel.nl/subsidie . Er zijn digitale formulieren voor subsidies op basis van subsidieparagrafen in dit Uitvoeringsbesluit, maar ook voor zogeheten ASV-subsidies die niet binnen het bereik van een subsidieparagraaf vallen. Doel van het aanvraagformulier is om aan de aanvrager te verduidelijken welke informatie hij bij de aanvraag moet geven zodat de behandeling van de aanvraag vlotter kan plaatsvinden. De volgende gegevens worden in ieder geval gevraagd in het aanvraagformulier:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    Toelichting: Volgens artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in Afdeling 4.1.1. van de Awb. In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn aanvraag voor subsidie. In dit artikellid is geregeld welke stukken en gegevens ingediend moeten worden bij een aanvraag voor subsidie. Het kan voorkomen dat voor bepaalde subsidies ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag aanvullende gegevens worden gevraagd. Dan zal dan blijken uit de betreffende subsidieparagraaf.

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de uitvoering van de activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting waaruit de kosten van te subsidiëren activiteiten en de dekking daarvan blijkt, onder vermelding van de van toepassing zijnde subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.1.5.

  • 3. Indien sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU overlegt de aanvrager, aanvullend op het eerste en tweede lid:

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de te subsidiëren activiteiten;

    • b.

      een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening;

      toelichting: Het voorgeschreven model van deze de-minimisverklaring is onderdeel van het betreffende aanvraagformulier.

  • 4. Wanneer de AGVV of de LVV van toepassing is overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      een Mkb-verklaring;

    • b.

      een verklaring waaruit blijkt dat de onderneming niet in moeilijkheden verkeert.

      toelichting: De in dit lid bedoelde verklaring is onderdeel van het betreffende aanvraagformulier. In artikel 1.1.1 is een definitie gegeven van ‘onderneming in moeilijkheden’.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen bij een aanvraag om een subsidie of bij wijziging van de subsidieontvanger een volledig in te vullen Bibob-formulier subsidies verplicht stellen. In dat geval worden geen voorschotten verstrekt totdat de beoordeling van het ingezonden Bibob-formulier afgerond is.

  • 6. Indien toepassing is gegeven aan het vijfde lid en aan artikel 4:5 Awb, geldt het niet of onvolledig indienen van het Bibob-formulier subsidies als reden voor het buiten behandeling laten van de aanvraag of het intrekken van een subsidie.

    Toelichting: De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument om de integriteit van de overheid te beschermen. Bestuursorganen kunnen in het kader van een subsidie de achtergrond van de subsidieaanvrager – of ontvanger en diens zakelijke omgeving onderzoeken. Door het toepassen van de Wet Bibob wordt voorkomen dat bestuursorganen ongewild criminele activiteiten faciliteren.

    De leden 5 en 6 van dit artikel geven hier voor de provinciale subsidies uitvoering aan. In de provinciale ‘Beleidsregel voor de toepassing van de wet Bibob 2019’ (Provinciaal blad 2019, 4150) is opgenomen hoe Gedeputeerde Staten met deze bevoegdheid omgaan. Indien het invullen van een Bibob-formulier voor subsidies verplicht is, is dat in de betreffende paragraaf van dit Uitvoeringsbesluit opgenomen. Als uit het Bibob-onderzoek geen bijzonderheden naar voren komen, is er geen beletsel vanuit de Wet Bibob om de subsidie te verstrekken. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd.

    De bepalingen in het vijfde en zesde lid geldt zowel voor aanvragen op basis van dit Uitvoeringsbesluit als op basis van de ASV.

Artikel 1.2.2. Indieningstermijn aanvraag

Een aanvraag voor subsidie kan het hele kalenderjaar worden ingediend.

Artikel 1.2.3. Beslistermijn

Toelichting: De in dit artikel genoemde termijnen zijn maximale beslistermijnen. Indien mogelijk zullen Gedeputeerde Staten eerder beslissen. Indien in een subsidieparagraaf een uiterste indieningstermijn is bepaald, dan wordt een aanvraag die na die datum is ontvangen afgewezen.Gedurende de termijn dat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, wordt de beslistermijn opgeschort (artikel 4:15 Awb).

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om een subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen 13 weken na sluiting van een in de subsidieparagraaf opgenomen indieningstermijn.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken bedraagt maximaal 22 weken indien:

    • a.

      sprake is van cofinanciering van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd programma;

    • b.

      ter beoordeling van de aanvragen een adviescommissie is ingesteld.

Paragraaf 1.3 Verlening en vaststelling van de subsidie

Toelichting: Het subsidiesysteem gaat uit van een drietal arrangementen:

  • arrangement 1: kleinere subsidies tot € 25.000,-

  • arrangement 2: middelgrote subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- en

  • arrangement 3: grotere subsidies vanaf € 125.000,-.

Bij deze arrangementen hangt de zwaarte van de verantwoordingseisen af van het subsidiebedrag. Gedeputeerde Staten bepalen op basis van het geldende arrangement of er verantwoording moet plaatsvinden en de zwaarte van de verantwoording. Uitgangspunt is de hoogte van het subsidiebedrag. Ook hogere regelgeving, aanvullende verplichtingen of extra beheersmaatregelen kunnen tot een zwaardere verantwoording leiden. Doordat in de subsidiebeschikking wordt aangegeven welke verantwoordingseisen van toepassing zijn, weet de subsidieontvanger tijdig wat van hem wordt verwacht.

Artikel 1.3.1. Verlening en directe vaststelling subsidie

  • 1. Gedeputeerde Staten geven een beschikking tot subsidieverlening, tenzij een subsidie direct wordt vastgesteld.

  • 2. Bij het besluit tot verlening of directe vaststelling van subsidie geven Gedeputeerde Staten de datum aan waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en indien van toepassing op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 3. Een subsidie in de vorm van een geldlening wordt verleend onder de voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst wordt of is gesloten.

Artikel 1.3.2. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 1.5.1. wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

    Toelichting: Als subsidie wordt verstrekt zonder dat daar een subsidieverlening aan vooraf is gegaan, dan vindt na vaststelling van de subsidie betaling van de subsidie in één bedrag plaats. Hierdoor is bevoorschotting niet aan de orde. Indien in de subsidiebeschikking het voorbehoud is gemaakt dat eerst een benodigde vergunning moet worden gekregen, kan betaling na ontvangst daarvan plaatsvinden omdat eerst aan het voorbehoud moet worden voldaan.

  • 2. Als een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 1.5.2. of artikel 1.5.3. wordt gegeven, kunnen Gedeputeerde Staten aan de subsidieontvanger voorschotten tot maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag verstrekken.

    Toelichting: Gebruikelijk is dat Gedeputeerde Staten niet meer dan 90% bevoorschotten en de voorschotten in één of meer termijnen beschikbaar stellen, waarbij het aantal termijnen vaak zal afhangen van de looptijd en/of het te verwachten bestedingsritme van de gesubsidieerde activiteiten. In de verleningsbeschikking wordt de omvang en wijze van bevoorschotting opgenomen. Het woord ‘maximaal’ geeft aan dat het ook voor kan komen dat er geen voorschot wordt verstrekt. Dat kan het geval zijn als bijvoorbeeld de te subsidiëren activiteit nog afhankelijk is van een nog te krijgen vergunning. Voor het moment waarop de vergunning is ontvangen kan immers nog niet worden begonnen met de realisering van de activiteiten.

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.4.1. Meldingsplicht

Toelichting: De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot € 25.000,– het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig te melden als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze informatieplicht kan de subsidieverlening of subsidievaststelling worden gewijzigd of ingetrokken. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval passend worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan dit Ubs.

De subsidieontvanger doet binnen vier weken via een digitaal formulier melding aan Gedeputeerde Staten, zodra:

  • a.

    naar verwachting de voorwaarden of verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn opgelegd niet, niet geheel kunnen worden nagekomen; of

  • b.

    naar verwachting de activiteiten niet binnen de in de beschikking vermelde datum zullen worden nagekomen.

Artikel 1.4.2. Digitale financiële verantwoording

Indien de subsidie meer dan € 125.000,– bedraagt is de subsidieontvanger verplicht een digitale financiële verantwoording in te vullen en deze te overleggen bij de aanvraag tot vaststelling. In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan of de subsidiabele activiteiten zijn verricht en welke subsidiabele kosten werkelijk zijn gemaakt. De subsidieontvanger maakt hierbij gebruik van het beschikbaar gestelde format.

Toelichting: Het aanvraagformulier tot vaststelling is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie . De financiële verantwoording dient ingevuld te worden in de daarvoor bestemde velden die onderdeel uitmaken van het digitale aanvraagformulier.

Artikel 1.4.3. Tussenrapportage

Indien het verleende subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt en de verlening betrekking heeft op activiteiten met een looptijd langer dan een jaar, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 1.4.4. Instandhouding activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen de verplichting opleggen dat de resultaten van de activiteiten in stand worden gehouden voor een periode van maximaal vijf jaar.

Toelichting: Bij veel subsidies gaat het effect ervan zich pas voordoen als de gesubsidieerde activiteiten zijn gerealiseerd. Het kan daarom van belang zijn expliciet in de verleningsbeschikking of bij de directe vaststellingsbeschikking vast te leggen dat voor een bepaalde periode de de resultaten van de activiteiten in stand moet worden gehouden. Dat kan bijvoorbeeld het actief houden van een gesubsidieerde website zijn of het gebruiken van een met provinciale subsidie aangeschaft apparaat of voertuig.

Omdat de variëteit aan te subsidiëren activiteiten groot is, is één uniforme termijn niet goed uitvoerbaar. Daarom wordt in de betreffende subsidieparagraaf dan wel, bij ASV-subsidies, in het betreffende besluit bepaald of er sprake is van zo’n termijn en zo ja, voor hoe lang. Daarbij geldt vijf jaar instandhouding als maximale termijn.

Als de aard van de activiteiten zich daartegen verzet, wordt een dergelijke instandhoudingsverplichting niet opgenomen.

Artikel 1.4.5 Subsidieperiode

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de verplichting opleggen om de activiteiten voor een in de subsidiebeschikking genoemde datum te starten dan wel binnen een in de subsidiebeschikking genoemde subsidieperiode af te ronden.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger de subsidieperiode aanpassen of verlengen indien sprake is van feiten en omstandigheden waarvan de subsidieaanvrager op het moment van de aanvraag niet op de hoogte kon zijn.

  • 3. Gedeputeerde Staten verlenen geen uitstel indien de verlenging in strijd is met het beoogde beleidsdoel van de provincie of de activiteiten naar verwachting niet meer gerealiseerd gaan worden..

Toelichting: De subsidieperiode is de periode vanaf datum van de ontvangst van de aanvraag tot en met de in de verleningsbeschikking of vaststellingsbeschikking opgenomen datum waarop de subsidiabele prestatie moet zijn afgerond. Omdat de subsidiabele kosten op die periode betrekking hebben (met uitzondering van de accountantsverklaring) is het van belang die termijn die voor het realiseren van de activiteiten nodig is, realistisch te schatten

Artikel 1.4.6. Deugdelijke administratie

Toelichting: De subsidieontvanger voert een deugdelijke administratie, zodat bij vaststelling of een eventuele controle van de subsidie kan worden aangetoond dat de activiteit is uitgevoerd en wat aantoonbaar de daarmee samenhangende kosten en (eventuele) baten zijn. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit een urenadministratie of andere gangbare manieren van inzichtelijk maken.

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht voor de verstrekte subsidies een administratie te voeren waaruit blijkt wat de voortgang is van de gesubsidieerde activiteiten en de financiering daarvan.

  • 2. De administratie van de gemaakte subsidiabele kosten dienen te worden bewaard gedurende 12 maanden na subsidievaststelling of bij een directe vaststelling, gedurende 12 maanden na afloop van de subsidieperiode.

    Toelichting: Het gaat hierbij om de gehele administratie, zowel de urenadministratie als de financiële administratie. Financiële administratie bestaat uit bijvoorbeeld facturen, kwitanties en afgegeven subsidiebeschikkingen.

Artikel 1.4.7 Evaluatie effecten van subsidie

De ontvanger van een subsidie op basis van de Asv of dit Uitvoeringsbesluit is verplicht mee te werken aan een evaluatieonderzoek door of namens Gedeputeerde Staten.

Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om subsidies op basis van een paragraaf van dit Ubs te (laten) evalueren. Met zo’n evaluatie wordt onderzocht of de subsidies hebben bijgedragen aan de met die paragraaf beoogde doelen uit de door Provinciale Staten vastgestelde beleidsdocumenten en de provinciale begroting. Bij de uitvoering van de evaluatie wordt rekening gehouden met de daarmee samenhangende administratieve lasten voor de subsidieontvanger.

Paragraaf 1.5 Vaststelling van de subsidie

Artikel 1.5.1. Subsidies tot € 25.000

Indien de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000,- wordt de subsidie door Gedeputeerde Staten direct vastgesteld met uitzondering van subsidies waarvoor de Sisa-verantwoording, zoals genoemd in artikel 1.5.5, geldt.

Artikel 1.5.2. Subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000

  • 1. Indien de subsidieverlening € 25.000,– of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000,–, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het realiseren van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten via het daarvoor beschikbaar gestelde digitale formulier.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt:

    • a.

      dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn gerealiseerd;

    • b.

      dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

    • c.

      indien sprake is van staatssteun overlegt de aanvrager een digitale financiële verantwoording zoals bedoeld in artikel 1.4.2.

  • 3. Indien de activiteiten zijn gerealiseerd en aan de subsidieverplichtingen is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het verleende bedrag, tenzij bij de verlening is bepaald dat een digitale financiële verantwoording als bedoeld in artikel 1.4.2 dan wel de Sisa-verantwoording als bedoeld in artikel 1.5.5 moet worden overlegd. In dat geval wordt de subsidie vastgesteld overeenkomstig de in de subsidiebeschikking genoemde wijze, met als maximum het verleende bedrag.

    Toelichting: Uit het derde lid volgt dat wanneer de activiteiten niet of niet geheel of niet volgens de voorschriften zijn gerealiseerd, de subsidie naar redelijkheid lager of op nihil wordt vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met eventuele bijzondere omstandigheden. Redelijk kan ook zijn het naar rato lager vaststellen van de subsidie overeenkomstig de verhouding tussen de niet of niet helemaal gerealiseerde activiteiten en het daarmee samenhangende begrote bedrag. Het kan ook zijn dat staatssteunbepalingen ertoe leiden dat de subsidie lager dan de maximale verlening wordt vastgesteld, bijvoorbeeld omdat onder een maximaal staatssteunpercentage moet worden gebleven om binnen een vrijstelling te kunnen blijven vallen.

Artikel 1.5.3. Subsidies vanaf € 125.000

  • 1. Indien de subsidieverlening € 125.000,- of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, een financiële verantwoording en, indien in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking als zodanig verplicht, een accountantsverklaring conform het controleprotocol.

  • 3. Uit het inhoudelijk verslag als bedoeld in het tweede lid blijkt in welke mate de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn gerealiseerd.

    Toelichting:Het inhoudelijk verslag is vormvrij en mag daarmee een al voor andere doeleinden opgesteld verslag zijn, zolang het maar voldoende informatie geeft om vast te kunnen stellen in welke mate de activiteiten zijn gerealiseerd. Wanneer de activiteiten niet of niet geheel of niet volgens de voorschriften zijn gerealiseerd, wordt de subsidie naar redelijkheid lager of op nihil vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met eventuele bijzondere omstandigheden.

  • 4. Uit de financiële verantwoording als bedoeld in het tweede lid blijkt wat het totale bedrag is van de gerealiseerde subsidiabele kosten van de activiteiten en de dekking daarvan, voor zover van toepassing gespecificeerd naar:

    • a.

      loonkosten van medewerkers met het bijbehorend uurtarief;

    • b.

      kosten voor gebruik van machines en apparatuur;

    • c.

      de kosten van derden;

    • d.

      kosten met betrekking tot de inzet van vrijwilligers;

    • e.

      kosten voor het op laten stellen van een controleverklaring door de accountant.

  • 5. Indien de activiteiten zijn gerealiseerd, wordt de subsidie vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten. Daarbij wordt uitgegaan van het in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking genoemde subsidiepercentage, met als maximum het verleende bedrag.

    Toelichting: Indien de subsidiabele kosten lager uitvallen, dan zal de subsidie lager worden vastgesteld. De subsidie is een maximale bijdrage waarbij de provincie optreedt als (mede)financier. Meer subsidie ontvangen dan nodig is, is om die reden niet aan de orde. Is in de verleningsbeschikking bijvoorbeeld opgenomen dat de subsidie 40% van de begrote subsidiabele kosten bedraagt, dan geldt dat percentage ook voor de werkelijke subsidiabele kosten bij de vaststelling van de subsidie. Vanuit financiële beheersbaarheid is de subsidie uiteindelijk nooit meer dan het maximaal verleende bedrag.

  • 6. Voor zover bij de verlening van de subsidie toepassing is gegeven aan artikel 1.1.5, eerste lid sub c, geldt het IKT ook voor de vaststelling van de subsidie voor de loonkosten per uur.

    Toelichting: het IKT wordt gehanteerd bij de verlening (begroting) en bij de vaststelling (verantwoording) van de subsidie en dient in het overzicht werkelijke kosten en uitgaven en in de eindrapportage benoemd te zijn.

Artikel 1.5.4. Beslistermijn vaststelling subsidie

Gedeputeerde Staten stellen binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

Artikel 1.5.5 Verantwoordingssystematiek specifieke uitkeringen (SiSa-verantwoording)

  • 1. In afwijking van artikel 1.4.2, 1.5.1, 1.5.2 tweede lid sub c en artikel 1.5.3 vierde lid, dienen gemeenten en openbare lichamen de regelingen dan wel subsidies die vallen onder de Financiële-verhoudingswet, artikel 17a jaarlijks voor 15 juli de werkelijk bestedingen te verantwoorden volgens het Single information, Single audit-principe (SiSa-verantwoording).

    Toelichting: Sisa-verantwoording betekent eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop medeoverheden (provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen) aan het Rijk of Provincies ieder jaar verantwoorden of en hoe ze specifieke uitkeringen hebben besteed. De subsidies waarvoor de Sisa-verantwoording geldt, wordt gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid. De SiSa verantwoording die hier aan de orde is, heeft met name betrekking op de verantwoording van de bestedingen. Gemeenten die de financiële verantwoording via SiSa indienen, hoeven dan niet meer de digitale provinciale financiële verantwoording in te dienen bij de provincie, tenzij in de specifieke regeling dan wel beschikking daarom wordt gevraagd.

  • 2. Indien sprake is van een meerjarige subsidie wordt in afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid en 1.5.3, eerste lid een aanvraag tot vaststelling ingediend binnen 13 weken na de laatste Sisa verantwoording.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer

Paragraaf 2.1 Effectuering Ruimtelijk beleid

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor onderzoek, visie- en planontwikkeling van ruimtelijke projecten die van provinciaal belang zijn op het gebied van ruimtelijke ordening en wonen.

Artikel 2.1.2 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.1 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente, een Overijssels gemeentelijk samenwerkingsverband of een Overijssels rechtspersoon die zich inzet voor ruimtelijke activiteiten in Overijssel; toelichting: Dit betekent dat particulieren geen aanvraag kunnen indienen.

  • b.

    het ruimtelijke project past binnen de centrale beleidsambities en onderwerpen van provinciaal belang zoals vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel;

  • c.

    het ruimtelijke project heeft een regionale schaal, uitstraling of werking of vervult een voorbeeldwerking.

    toelichting: Regionaal betekent dat de resultaten van het ruimtelijke project neerslaan in ten minste twee Overijsselse gemeenten.

  • d.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 2.1.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.

Artikel 2.1.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn kosten die voortvloeien uit financiële verplichtingen, aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel.

    Toelichting: De start van het project kan eerder hebben plaatsgevonden dan de indiening van de subsidieaanvraag. Dit betekent dat de kosten die voortvloeien uit financiële verplichtingen, aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel zijn.

Artikel 2.1.5 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor bouw- en sloop;

  • b.

    kosten voor investeringen;

  • c.

    exploitatiekosten;

  • d.

    overheadkosten.

Artikel 2.1.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Effectuering ruimtelijk beleid.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan.

Paragraaf 2.2 Leefbare kleine kernen

Ingetrokken

Paragraaf 2.3 Verbeteren van de haveninfrastructuur en -faciliteiten

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 2.4 Investeringsimpuls verduurzaming goederenvervoer over water

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 2.5 Waterveiligheid en klimaatbestendigheid IJssel-Vechtdelta

Ingetrokken

Paragraaf 2.6 Ruimtelijke kwaliteit groene omgeving

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 2.7 Flexibele Huisvesting

Algemene toelichting

De huisvestingstaakstelling legt een grote druk op de sociale huurwoningmarkt. Met deze regeling draagt de provincie bij aan het realiseren van tijdelijke en flexibele woonvormen voor spoedzoekers.

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    businesscase flexibele huisvesting: een plan van aanpak, inclusief een haalbaarheidsonderzoek, voor de bouw van of verbouw of transformatie naar tijdelijke woningen voor spoedzoekers voor de periode van één en maximaal 15 jaar en waarbij de gevraagde maximale huurprijs per woning niet meer bedraagt dan de actuele aftoppingsgrens;

  • -

    huurprijs: huurprijs als bedoeld in artikel 237, Tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    spoedzoeker: personen die meer dan gemiddelde urgentie ervaren om te verhuizen. Het kan gaan om redenen als beëindiging van de relatie, zelfstandig wonen, gezondheid, of het zijn van arbeidsmigranten of statushouders;

  • -

    tijdelijke woning: een locatieonafhankelijke woning voor een periode van maximaal 15 jaar;

  • -

    transformatie: het veranderen van bestaand vastgoed naar tijdelijke woningen;

  • -

    verbouwen: de bouwkundige aanpassingen aan een woning.

Artikel 2.7.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    de bouw van of verbouw of transformatie naar tijdelijke woningen voor spoedzoekers voor de periode van één en maximaal 15 jaar;

  • b.

    het opstellen van een businesscase voor flexibele huisvesting.

Artikel 2.7.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een gemeente of een woningcorporatie met een fysieke vestiging in Overijssel;

    • b.

      de gevraagde maximale huurprijs per woning bedraagt niet meer dan de actuele aftoppingsgrens. De maximale huurprijs geldt niet voor huishoudens of gezinnen die bestaan uit zes of meer personen;

      Toelichting: De aftoppingsgrens is een begrip uit de huurtoeslag. Als je huurprijs hoger is dan deze grens wordt de huurtoeslag verlaagd.

    • c.

      indien de aanvrager een gemeente is heeft de aanvrager concrete afspraken gemaakt met de eigenaar van de betreffende woningen of grond voor minimaal 1 jaar die zijn vastgelegd in een intentieverklaring;

    • d.

      de activiteiten worden gerealiseerd in Overijssel;

  • 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub b voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een gemeente of een woningcorporatie met een fysieke vestiging in Overijssel;

    • b.

      de businesscase voor flexibele huisvesting wordt opgesteld door een deskundige met aantoonbaar ervaring op het gebied van het opstellen van een businesscase voor flexibele huisvesting.

  • 3. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

Artikel 2.7.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,- per gebouwde, verbouwde of getransformeerde tijdelijke woning en met een maximum van € 250.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub b bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 20.000,- per aanvraag.

Artikel 2.7.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub a zijn, in afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, kosten van activiteiten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd subsidiabel, mits deze na 1 januari 2021 zijn uitgevoerd.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub b zijn uitsluitend de kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel.

Artikel 2.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Flexibele Huisvesting.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager, voor zover het een gemeente betreft, een intentieverklaring als bedoeld in artikel 2.7.3 lid 1 sub c.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid overlegt de aanvrager, indien het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten daartoe aanleiding geeft, een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

    Toelichting: Indien na ontvangst van de aanvraag uit het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten blijkt dat sprake is van een mogelijke situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, moet de aanvrager aanvullend het Bibob-formulier voor subsidies volledig invullen. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling.

Artikel 2.7.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.7.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvullingen op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten als bedoeld in artikel 2.7.2 uiterlijk 18 maanden na de datum van verlening van de subsidie te hebben uitgevoerd.

Artikel 2.7.9 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de te verstrekken subsidie € 5.000,- of minder bedraagt.

Paragraaf 2.8 Vitaliteit van steden (stadsarrangementen)

Algemene toelichting

Gemeenten en de provincie selecteren gezamenlijk projecten die bijdragen aan het vitaler maken van de binnensteden. Een overzicht van die projecten wordt een stadsarrangement genoemd. Het kan gaan om projecten op het gebied van visievorming, uitwerking van concepten, maar ook om fysieke maatregelen om de binnenstad te veranderen.

Artikel 2.8.1 Begripsbepalingen

  • -

    Stadsarrangement A: een, in samenspraak met de provincie, door de gemeente of andere organisatie opgesteld overzicht van activiteiten die bijdragen aan de vitaliteit, leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad van de betreffende gemeente. In het stadsarrangement is opgenomen wat de kostenverdeling per activiteit is, wat de maximale provinciale bijdrage is, wie de subsidieaanvrager is en waar het project uitgevoerd wordt.

  • -

    Stadsarrangement B: een, in samenspraak met de provincie, door de gemeente opgesteld overzicht van activiteiten ten behoeve van een bepaald gedefinieerd gebied die bijdragen aan het compacter maken van de binnenstad van de betreffende gemeente en die weerslag hebben op regionaal niveau. In het stadsarrangement B is opgenomen wat de voorwaarden zijn, wat de kostenverdeling per activiteit is, wat de maximale provinciale bijdrage is, wie de subsidieaanvrager is en waar het project wordt uitgevoerd.

  • -

    Stadsarrangement C: een, in samenspraak met de provincie, door de gemeente opgesteld overzicht van fysieke investeringen ten behoeve van een bepaald gedefinieerd gebied die bijdragen aan de realisatie van minimaal 200 woningen en die weerslag hebben op regionaal niveau. In het stadsarrangement C is opgenomen wat de voorwaarden zijn, wat de kostenverdeling per activiteit is, wat de maximale provinciale bijdrage is, wie de subsidieaanvrager is en waar het project wordt uitgevoerd.

Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verlenen voor activiteiten die de vitaliteit, leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad vergroten.

Artikel 2.8.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is in het geval van Stadsarrangement A een Overijsselse gemeente of een andere organisatie die genoemd is in het stadsarrangement als de subsidieaanvrager en in het geval van Stadsarrangement B en stadsarrangement C een Overijsselse gemeente die genoemd is in het Stadsarrangement als subsidieaanvrager;

  • b.

    de activiteit is opgenomen in het stadsarrangement van de betreffende gemeente;

  • c.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening;

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

  • d.

    [vervallen.]

Artikel 2.8.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld bedrag zoals opgenomen in het stadsarrangement van de betreffende gemeente.

Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van algemene de-minimisverordening ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.

Artikel 2.8.4a Subsidiabele kosten

Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Toelichting: De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief welke bij het opstellen van het betreffende stadsarrangement is vastgesteld (lumpsum bedrag).

Artikel 2.8.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 2.8.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Vitaliteit van steden (stadsarrangementen).

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager het door de provincie en gemeente opgestelde stadsarrangement.

  • 3. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede sub c hoeft de aanvrager geen begroting en dekkingsplan te overleggen bij de aanvraag voor subsidie.

Artikel 2.8.7 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 verplicht:

  • a.

    bij aanvraag van Stadsarrangement A de activiteiten binnen drie jaar na subsidieverlening te hebben uitgevoerd en bij aanvraag van stadsarrangement B of stadsarrangement C de activiteiten binnen vijf jaar na subsidieverlening te hebben uitgevoerd;

  • b.

    de ervaringen en kennis die opgedaan is te delen met partijen die er om vragen;

  • c.

    [vervallen].

Artikel 2.8.8 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvraag betrekking heeft op reguliere activiteiten of de bedrijfsvoering van de gemeente.

Paragraaf 2.9 Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) Overijssel

Algemene toelichting

Deze subsidieregeling is een uitwerking van artikel 3 van de door de Provincie Overijssel, LTO Noord, Waterschap Drents Overijsselse Delta, Waterschap Vechtstromen en Waterschap Rijn en IJssel op 7 februari 2018 afgesloten bestuursovereenkomst “Cofinanciering overhevelingsgelden binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het aanbrengen van DAW-projecten”. Het is tevens een uitwerking van de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland.

De doelstelling van de subsidieregeling is om een positief effect op de kwaliteit van water en bodem te bereiken en om een robuuster watersysteem met minder wateroverlast en grotere beschikbaarheid van water te realiseren. Het ondersteunt daarmee het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer in de provincie Overijssel.

De subsidie kan een bijdrage leveren aan de internationale doelstellingen zoals beoogd in de Kaderrichtlijn Water (KRW) en/of de Nitraatrichtlijn. Deze zijn voor het oppervlaktewater uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende factsheets van de KRW-waterlichamen in Overijssel en de waterbeheerplannen van de waterschappen.

Ook kan de subsidie een bijdrage leveren aan de regionale klimaatdoelen door het vergroten van de beschikbare regionale (grond)watervoorraad en de vermindering van schade door vochttekorten. Voor Oost-Nederland zijn de hierbij behorende doelen voor het thema Zoetwatervoorziening Oost-Nederland opgenomen in "Wel goed water geven", het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021.

Bijlage 1 bevat het overzicht van alle subsidiabele maatregelen. Het overzicht is gebaseerd op:

  • -

    de uitvoeringsregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer van Drenthe (1-7-2017) en

  • -

    de lijst van maatregelen die voor de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland uitgevoerd kunnen worden. Deze lijst is een selectie uit de lijst van het Bestuurlijk Overleg Open Teelten (BOOT) van 2018.

Artikel 2.9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    deelnemer: de in artikel 2.9.3 sub a genoemde partijen;

  • -

    fysieke maatregelen: maatregelen die zichtbaar en tastbaar zijn, inclusief de machines of installaties die hiervoor nodig zijn;

  • -

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond te gebruiken krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, zoals iemand die de grond gebruikt om er bijvoorbeeld vee te weiden, gewassen te verbouwen of er een activiteit laat plaatsvinden die hij daar beheert;

  • -

    landbouw: akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, (glas)tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur met uitzondering van bosbouw;

  • -

    landbouwbedrijf: een bedrijf actief in de landbouw dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;

  • -

    maatregelcategorie: de categorieën zoals genoemd in bijlage 1 Totaaloverzicht maatregelen Waterkwaliteit en Zoetwatervoorziening;

  • -

    samenwerkingsverband: een verband zonder rechtspersoonlijkheid, bestaande uit juridisch en financieel onafhankelijke deelnemers, waarvan ten minste één landbouwer of een niet vennootschap zijnde organisatie die landbouwers vertegenwoordigt.

    Toelichting: Indien sprake is van een aanvraag van een samenwerkingsverband dan zijn de deelnemers, overeenkomstig artikel 2.9.8 tweede lid sub a verplicht een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten.

Artikel 2.9.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor maatregelen die opgenomen zijn in bijlage 1.

Artikel 2.9.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      een landbouwbedrijf of een groep van landbouwbedrijven, een eigenaar van gronden met bestemming landbouw, een grondgebruiker, een loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een leverancier van landbouwproductiemiddelen, een landbouworganisatie, een drinkwaterbedrijf, een waterschap; of

    • ii.

      een samenwerkingsverband van onder i genoemde partijen, bestaande uit tenminste twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de subsidiabele maatregelen en tenminste één landbouwer of een organisatie die hen vertegenwoordigt;

  • b.

    de resultaten of effecten van de maatregelen komen aantoonbaar voor meer dan 50% ten goede aan de landbouwsector in de provincie Overijssel of worden voor 100% uitgevoerd op landbouwgrond in de provincie Overijssel;

  • c.

    de maatregelen zijn economisch doelmatig, marktconform en milieuefficiënt;

    Toelichting: Economisch doelmatig betekent hier efficiënt: Maatregelen worden uitgevoerd op de plaats en op de wijze waarop ze maximaal renderen.Marktconform betekent dat de kosten in overeenstemming zijn met de markt of het marktmechanisme conform het marktprijzensysteem. Milieuefficiënt is het streven om de maatregel zo milieuvriendelijk mogelijk te maken.

  • d.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie:

    • i.

      aan artikel 14 van de LVV als sprake is van materiële en immateriële investeringen zoals opgenomen in bijlage 1 inclusief de met de investering samenhangende externe advisering;

    • ii.

      aan artikel 21 van de LVV indien sprake is van demonstraties en trainingen, workshops en coaching;

    • iii.

      aan artikel 22 van de LVV indien sprake is van niet met de investering samenhangende adviesdiensten.

      Toelichting: Overeenkomstig artikel 1.1.8 kunnen subsidies op basis van de LVV alleen verstrekt worden als voldaan wordt aan de algemene en procedurele bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 1 van de LVV en de betreffende van toepassing zijnde artikelen.

Artikel 2.9.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 voor maatregelcategorie 1 en 2, bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000,- per landbouwbedrijf of een veelvoud daarvan als de maatregelen betrekking hebben op meerdere landbouwbedrijven.

    Toelichting: met een veelvoud wordt gedoeld op het maximaal aantal deelnemende bedrijven x €10.000,-. Hetzelfde geldt voor lid 2.

  • 2. De subsidie voor maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 voor maatregelcategorie 3 en 4, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 10.000,- per landbouwbedrijf en een maximum van € 1.500,- per landbouwbedrijf voor de maatregel zoals opgenomen onder maatregelcategorie 4 onder sub a of een veelvoud daarvan als de maatregelen betrekking hebben op meerdere landbouwbedrijven.

    Toelichting: De subsidie van € 1.500,- (maatregelcategorie 4 sub a) heeft betrekking op het opstellen van een (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: waterkwantiteit (droog, nat) en waterkwaliteit mogelijk in combinatie milieupuntensysteem.

  • 3. De subsidie voor maatregelen uit de maatregelcategorie 5 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met maximum van 20% van de totale subsidie.

    Toelichting: maatregelencategorie 5 betreft kennisoverdracht en voorlichting.

  • 4. De subsidie voor voorbereiding bedraagt maximaal 20% van de totale subsidie.

    Toelichting: Onder voorbereiding wordt verstaan de voorbereiding en coördinatie van het project, het penvoerderschap, de administratieve handelingen betreffende de subsidieaanvraag, opstellen van tussen- en eindrapportages alsmede opstellen van financiële verantwoordingen.

Artikel 2.9.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 zijn de volgende kosten die noodzakelijk zijn en in relatie tot de subsidiabele activiteit staan, subsidiabel:

    • a.

      deelname aan activiteiten die kennisdeling tot doel hebben;

    • b.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

    • c.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      de kosten van tweedehands goederen tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • f.

      de kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • g.

      de kosten van haalbaarheidsstudies;

    • h.

      de voorbereidingskosten voor het project of de activiteit;

    • i.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • j.

      de personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven volgens lid 3 van dit artikel;

    • k.

      de communicatiekosten voor het betrekken van deelnemers en het delen van de resultaten;

    • l.

      materiaalkosten.

  • 2. Bovenstaande kosten, met uitzondering van personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven, zijn alleen subsidiabel wanneer:

    • a.

      de kosten gebaseerd zijn op marktconforme prijzen en tarieven;

    • b.

      de specificaties van aangeschafte goederen of diensten en daarmee de kosten niet hoger zijn dan strikt noodzakelijk voor de subsidiabele activiteit.

  • 3. Voor personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven voor eigen arbeid, gelden de volgende uurtarieven:

    • a.

      voor personeelskosten op het niveau van MBO: maximaal € 58,- per uur;

    • b.

      voor personeelskosten op het niveau van HBO: maximaal € 79,- per uur;

    • c.

      voor personeelskosten op het niveau van WO: maximaal € 99,- per uur.

  • 4. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, zijn voorbereidingskosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen wel subsidiabel, mits deze gemaakt zijn tot uiterlijk één jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.

    Toelichting: In artikel 1.1.6 zijn de overige niet-subsidiabele kosten opgenomen.

Artikel 2.9.6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de indieningstermijn zoals genoemd in artikel 2.9.7.

Toelichting: Gedeputeerde Staten stellen deelplafonds vast voor bepaalde werkgebieden en maatregelen.

Artikel 2.9.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2. kan worden ingediend vanaf 1 februari 2022 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 maart 2022 vóór 17.00 uur.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die leidt tot een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Artikel 2.9.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) Overijssel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2:

    • a.

      een samenwerkingsovereenkomst als sprake is van een samenwerkingsverband;

    • b.

      een projectplan waarin ten minste is opgenomen:

      • i.

        een beschrijving van de aanleiding van het project;

      • ii.

        een beschrijving van de doelstellingen van het project;

      • iii.

        een beschrijving van de activiteiten die benodigd zijn om het project uit te voeren;

      • iv.

        de verwachte resultaten van het project;

      • v.

        de verwachte realisatietermijn van het project;

      • vi.

        een overzicht van de fysieke maatregelen;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan waarin in ieder geval is opgenomen:

      • i.

        de voorbereidingskosten inclusief de kosten van de penvoerder, de communicatiekosten personeelskosten en het gehanteerde uurtarief en niveau van de betrokken medewerkers;

      • ii.

        kosten van de maatregelen, onder vermelding van de met de investering samenhangende advieskosten, personeelskosten, het gehanteerde uurtarief, niveau van de betrokken medewerkers en het begunstigde landbouwbedrijf;

      • iii.

        overige advieskosten;

      • iv.

        een dekkingsplan;

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het door de provincie beschikbaar gesteld Model Samenwerkingsovereenkomst, het Model Projectplan en het model Begroting en dekkingsplan.

    Toelichting: In dit lid genoemde modellen zijn te downloaden via http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NB(/deltaplan-agrarisch/

Artikel 2.9.9 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 2.9.3 gestelde criteria in een prioriteitsvolgorde op basis van Scoretabel 1. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond en de vastgestelde deelplafonds dit toelaat. Uitsluitend subsidieaanvragen die zeven of meer punten scoren worden meegenomen in de prioriteitsvolgorde.

  • 2. Indien sprake is van gelijke score dan wordt de volgorde bepaald door loting.

Scoretabel 1

Wegingscriteria

Score

a. Diversiteit van de samenwerking

- een landbouwbedrijf of een groep van landbouwbedrijven: 1 punt

Toelichting: Een groep bestaande uit bijvoorbeeld 5 landbouwbedrijven ontvangt 1 punt en niet 5 punten.

- een eigenaar van gronden met bestemming landbouw, een grondgebruiker of een loonwerkbedrijf: 1 punt

- een landbouworganisatie: 1 punt

- een drinkwaterbedrijf, een waterschap: 1 punt

b. Fysieke maatregelen

meer dan 50% van de gevraagde subsidie is voor fysieke maatregelen: 2 punten

c. Doelbereik

De aangevraagde adviezen en plannen geven aan welke vervolgstappen genomen moeten worden om aan de hierna genoemde doelen te voldoen.

De aangevraagde maatregelen leiden direct tot deze doelen:

- een geringer gebruik van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater, zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering en minder uitputting van hulpbronnen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid): maximaal 6 punten;

- verbetering van ecologische en chemische waterkwaliteit zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn Water: maximaal 6 punten;

- een klimaatbestendiger bedrijfsvoering op het vlak van een hogere grondwatervoorraad, meer water vasthouden in de bodem of het tegengaan van maaivelddaling: maximaal 6 punten.

Totale score= score voor a+b+c

 

Artikel 2.9.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de gevraagde en de te verstrekken subsidie per aanvraag minder is dan € 10.000,-;

  • b.

    de activiteiten zijn gestart voordat de subsidie is aangevraagd, met uitzondering van de voorbereidingskosten, als bedoeld in artikel 2.9.5 vierde lid.

Artikel 2.9.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 t/m 1.4.4 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de maatregelen uiterlijk 31 december 2023 te hebben uitgevoerd.

Bijlage 1 Totaal overzicht maatregelen Waterkwaliteit en Zoetwatervoorziening

Maatregelcategorie 1

Conform artikel 14.3.a en 14.3.b LVV voor de volgende maatregelen waterkwaliteit (maximum subsidie 40%):

  • a.

    aanschaf en installatie spuittechnieken die drift vergaand reduceren zoals wingsprayer en luchtondersteuning;

  • b.

    aanschaf en installatie apparatuur voor Mechanische onkruidbestrijding;

  • c.

    aanschaf en installatie Zuiveringssystemen voor afvalwater voor verwijdering (bijvoorbeeld voor reiniging spuitapparatuur);

  • d.

    aanleg opvangvoorziening voor tegengaan Erfafspoeling;

  • e.

    creëren van Gesloten kringloop in de glastuinbouw.

Maatregelcategorie 2

Conform artikel 14.3.a en 14.3.b en c LVV voor de volgende maatregelen grondwatervoorraad en zoetwatervoorziening (maximum subsidie 40%):

  • a.

    aanschaf en gebruik Beslissingsondersteunende systemen beregening en bodemverbetering waaronder sensoren, meetapparatuur en software;

  • b.

    aanschaf en installatie gerichte watergeefsystemen bijvoorbeeld druppelirrigatie, ondergrondse drip-irrigatie;

  • c.

    aanschaf Beslissingsondersteunende systemen (BOS) op basis van bodemonderzoek aangevuld met beschikbare meetresultaten.

Maatregelcategorie 3

Conform artikel 14.3.d en 14.3.e voor de volgende maatregelen waterkwaliteit (maximum subsidie 80%):

  • a.

    advies Kringloopwijzer in de melkveehouderij;

  • b.

    advies over teelten uit de grond en/of substraat met recirculatieplicht en nul lozing;

  • c.

    uitvoering van de afvoer van nitraatrijke en/of fosforrijke groenresten direct na oogst en stimulering compostering daarvan;

  • d.

    aanschaf Beslissingsondersteunende systemen Gewasbeschermingsmiddelen;

  • e.

    aanschaf Gewis voor het meest optimale spuitmoment;

  • f.

    advies over bemesten op basis van gewasonttrekking op basis van waarnemingen en aanschaf tool;

  • g.

    aanschaf van sensor gestuurde of andere selectieve en/of gerichte spuitapparatuur;

  • h.

    vergoeding productieverlies door verlenging periode van uitrijverbod onbewerkte mest;

  • i.

    aanschaf en installatie meteo en grondwater gestuurd bemesten (managementsysteem);

  • j.

    aanschaf en installatie precisiebemesting (GPS, rijenbemesting en dergelijke);

  • k.

    aanschaf en installatie gerichte bemesting via druppelsystemen en dergelijke;

  • l.

    aanschaf en installatie apparatuur hergebruik fosfor en stikstof uit slootbagger (kwaliteitsbaggeren);

  • m.

    aanschaf en installatie apparatuur rijenbemesting dierlijke mest bij gewassen die in rijen worden geteeld;

  • n.

    aanleg en beheer droge bufferstroken (mest- en spuitvrij) langs water;

  • o.

    aanleg van (gebiedsgericht) zuivering van drainagewater (stikstof/fosfor, in sloot/slootkant/bodem).

Maatregelcategorie 4

Conform artikel 14.3.d en 14.3.e en LVV voor de volgende maatregelen grondwatervoorraad en zoetwatervoorziening (maximum subsidie 80%):

  • a.

    opstellen (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: waterkwantiteit (droog, nat) en waterkwaliteit mogelijk in combinatie milieupuntensysteem;

  • b.

    gezamenlijk opstellen van een plan ‘Vruchtbare kringloop’ door meerdere bedrijven in een gebied;

  • c.

    advies over gezamenlijk aanpassen gewasteelt: natte teelten. Het betreft hier het gezamenlijk opstellen van het plan door meerdere bedrijven in een gebied;

  • d.

    aanschaf en installatie apparatuur voor nuttig toepassen op bedrijf van sloot- en bermmaaisel;

  • e.

    uitvoeringskosten voor het verhogen van het organische stofgehalte door toepassen stikstofarme en/of fosforarme gewasresten niet zijnde mest;

  • f.

    aanschaf en installatie regelbare/peil gestuurde drainage eventueel in combinatie met klimaat adaptieve regelbare drainage;

  • g.

    aanschaf, installatie en beheer stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in waterlopen;

  • h.

    aanschaf en installatie onderwaterdrainage;

  • i.

    productieverlies door het beschikbaar stellen van landbouwgrond voor bovenwettelijke waterberging op perceel;

  • j.

    aanschaf en installatie apparatuur om water vast te houden in een kavelsloot door:

    • i.

      het plaatsen van een LOP-stuw of

    • ii.

      het verhogen van een bestaande duiker of

    • iii.

      deze volledig te dempen of

    • iv.

      het verhogen van de slootbodem.

  • k.

    aanschaf en installatie apparatuur voor hergebruik gewasresten (stro, blad) op het bedrijf;

  • l.

    aanleg en beheer natuurvriendelijke oevers en/of waterbergingsoever;

  • m.

    aanleg natte bufferstroken;

  • n.

    aanleg en beheer helofytenfilters in nabijheid watergang;

  • o.

    voorlichting over (bewust) niet beregenen;

  • p.

    aanschaf en installatie regelbare en/of peil gestuurde drainage;

  • q.

    aanleg en beheer infiltratiegreppel (afspoeling tegen gaan);

  • r.

    aanschaf, installatie en beheer van apparatuur om greppels afsluitbaarte maken;

  • s.

    productieverlies door opzetten peil of door teelt van klimaatrobuuste gewassen, die minder droogtegevoelig zijn of juist bestand zijn tegen hoge grondwaterstanden.

Maatregelcategorie 5

Conform artikel 21 LVV voor de volgende maatregelen op het gebied van kennisdeling (maximum subsidie 100%):

  • a.

    demonstraties en trainingen, workshops en coaching.

  • b.

    als onderdeel van voorlichting en kennisdeling: gewaskeuze aanpassen

Toelichting LVV

Toelichting maatregelcategorie 1 t/m 4

Het gaat hierbij om met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële activa of immateriële activa op landbouwbedrijven. De in bijlage 1 opgenomen maatregelen zijn gericht op verbetering van de duurzaamheid van een landbouwbedrijf, verbetering van het natuurlijk milieu, modernisering van een landbouwbedrijf dan wel de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen. Deze maatregelen voldoen aan de in artikel 14 lid 3 sub a t/m e LVV genoemde doelstellingen. Ook de advieskosten die nodig zijn voor de investering vallen onder artikel 14 LVV.

De maatregelen die niet leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf zijn opgenomen in maatregelcategorie 3 en 4. Voor deze maatregelen geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% overeenkomstig artikel 14 lid 3 sub d en lid 14 van de LVV.

Overige advies aan landbouwondernemingen valt onder artikel 22 van de LVV. Deze subsidieparagraaf heeft klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en waterbescherming, als bedoeld in artikel 22 lid 2 onder b en lid 4 van de LVV tot doel.

Dit betekent dat voldaan moet worden aan de volgende criteria:

  • -

    de aanbieder van de adviesdiensten ontvangt de subsidie;

  • -

    de organisaties die de adviesdiensten verstrekt, beschikt over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel, alsmede over ervaring op het gebied van adviesverstrekking, en zijn betrouwbaar gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekken;

  • -

    als de adviesdiensten door producentengroeperingen en -organisaties worden verleend, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die diensten te krijgen.

Maatregelencategorie 5 bevat demonstraties, trainingen, workshops en coaching ten behoeve van landbouwbedrijven. Deze activiteiten zijn gericht op kennisoverdracht en voorlichting en voldoen daarmee aan artikel 21 van de LVV.

Paragraaf 2.10 Stimuleren wooninitiatieven

Artikel 2.10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    landelijk gebied: het grondgebied buiten de bebouwde kom;

    Toelichting: het gaat hier om het grondgebied buiten het bestaande bebouwde gebied van steden en dorpen.

  • b.

    braakliggend terrein: een stuk grond dat geen functie vervult en niet wordt onderhouden;

  • c.

    commercieel vastgoed: bedrijfsgebouwen, woonhuizen, winkels, kantoren en agrarische bebouwing die zonder eigen gebruik als einddoel worden aangekocht of verkocht;

  • d.

    leegstand: een gebouw dat langer dan 12 maanden niet in gebruik is, danwel langer dan 12 maanden voor een ander doel in gebruik is dan waarvoor het gebouw vóór leegstand werd gebruikt;

  • e.

    maatschappelijk vastgoed: een gebouw of terrein met een publieke functie op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn, maatschappelijke opvang of zorg en tevens alle andere objecten die niet onder de definitie van commercieel vastgoed vallen;

  • f.

    wooneenheid: elke eenheid in een woongebouw dat ontworpen of aangepast is om afzonderlijk te worden gebruikt en dat minstens over de volgende woonvoorzieningen beschikt: een woonruimte in combinatie met een toilet, een douche of bad en een keuken of kitchenette;

  • g.

    kleine kern: een dorp of buurtschap met maximaal 5.000 inwoners;

  • h.

    erfgoed: gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en beeldbepalende en karakteristieke panden zoals vastgelegd in gemeentelijke bestemmingplannen;

  • i.

    transformatieplan: een plan dat de monumentale waarden van het erfgoed beschrijft, de wijze waarop deze waarden worden geborgd en geïntegreerd in het nieuwe ontwerp en waarin het proces hoe dit gebeurt wordt beschreven. Het plan moet opgesteld worden door een deskundige en vakbekwame professional op het gebied van erfgoed.

Artikel 2.10.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van wooneenheden in leegstaand vastgoed of op braakliggend terrein in Overijssel.

Toelichting: Het gaat hierbij om zowel activiteiten als onderzoek en procesondersteuning als het realiseren van de bouw of verbouw met als doel het realiseren van een wooneenheid of wooneenheden.

Artikel 2.10.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.10.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b.

    de activiteiten scoren ten minste 4 punten op basis van scoretabel 1;

  • c.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening;

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

  • d.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op erfgoed dan geldt in aanvulling op de vorige leden dat:

    • i.

      de aanvrager de eigenaar of gebruiker is van het erfgoed. Bij een aanvraag door de gebruiker, dient de gebruiker toestemming te hebben van de eigenaar;

    • ii.

      de aanvraag een transformatieplan bevat;

    • iii.

      het realiseren van woningen in erfgoed met respect voor de aanwezige monumentale waarden gebeurt.

Scoretabel 1

Wegingscriteria

Te behalen punten

a. duur van leegstand

- Het gebouw staat aantoonbaar meer dan twee jaar leeg: 1 punt

b. doelgroep

De te realiseren wooneenheden zijn bestemd voor het huisvesten van:

- starters op de woningmarkt (zowel kopers als huurders): 1 punt

- ouderen vanaf 65 jaar om langer zelfstandig te kunnen wonen: 1 punt

- mensen met een zorgindicatie: 1 punt

c. mate van betrokkenheid van inwoners

- inwoners zijn actief betrokken bij de ideeënvorming en voorbereiding of inwoners zijn initiatiefnemer van het plan: 2 punten

d. oorspronkelijke bestemming van het vastgoed

- Commercieel vastgoed: 1 punt

- Maatschappelijk vastgoed: 2 punten

- Braakliggend terrein: 1 punt

e. ligging van het vastgoed

- Landelijk gebied: 2 punten

- Kleine kern: 2 punt

Totaal score a+b+c+d+e

Artikel 2.10.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

Artikel 2.10.5 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 is de aankoop van gronden niet subsidiabel.

Artikel 2.10.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Stimuleren wooninitiatieven.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie, als bedoeld in artikel 2.10.2, een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      een probleemanalyse;

    • b.

      de doelgroep: voor wie de te realiseren wooneenheden bedoeld zijn;

    • c.

      een omschrijving van de activiteiten;

    • d.

      een omschrijving of sprake is van toepassing van nieuwe producten, werkwijzen, methoden of technieken;

    • e.

      een omschrijving of en op welke wijze sprake is van betrokkenheid van inwoners;

    • f.

      een kaart en minimaal twee foto’s van de locatie;

    • g.

      een planning van de activiteiten.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

Artikel 2.10.6a Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 1 juni 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 november 2021 voor 17.00 uur.

Artikel 2.10.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.10.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    [vervallen];

  • b.

    de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000,-;

  • c.

    voor de activiteiten subsidie is verstrekt op basis van paragraaf 2.7 Flexibele Huisvesting.

Artikel 2.10.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de opgedane kennis en het proces ter beschikking te stellen aan andere geïnteresseerden;

  • b.

    binnen 12 maanden na datum van subsidieverlening te starten met de uitvoering;

  • c.

    de activiteiten binnen drie jaar na datum van subsidieverlening te hebben uitgevoerd;

  • d.

    om, in het geval de aanvraag betrekking heeft op erfgoed, voor de uitvoering van de activiteit een startgesprek te voeren met een door de provincie Overijssel aangewezen bouwkundig adviseur.

Artikel 2.10.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 2.11 Impuls circulair bouwen

Artikel 2.11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    circulair bouwen: het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten. Bouwen op een wijze die economisch verantwoord is en bijdraagt aan het welzijn van mens en dier.

  • -

    voorbeeldproject: project waarbij sprake is van circulair bouwen dat als voorbeeld kan dienen voor opdrachtgevers in de bouw, de bouwsector en onderwijsinstellingen die circulaire opleidingen verzorgen en onderzoek doen naar circulair bouwen;

Artikel 2.11.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten op het gebied van circulair bouwen in Overijssel:

  • a.

    aanpassingen in het onderwijs op VMBO-, MBO- of HBO-niveau;

    Toelichting: Bijvoorbeeld door het ontwikkelen van geschikte onderwijsmethoden of -modules of het organiseren van praktijkonderzoek.

  • b.

    onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe producten, diensten processen of het verbeteren van bestaande producten, diensten of processen;

  • c.

    het uitvoeren van voorbeeldprojecten.

Artikel 2.11.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      gevestigd in Overijssel;

    • ii.

      is geen natuurlijk persoon; én

    • iii.

      is een onderwijsinstelling als sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.11.2 sub a;

  • b.

    indien sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c dan:

    • i.

      wordt deze uitgevoerd in Overijssel;

    • ii.

      is sprake van samenwerking vanuit de bouwsector met de maakindustrie, de grond-, weg- en waterbouwsector of de kunststofindustrie uit Overijssel;

    • iii.

      is de activiteit aantoonbaar innovatief en is de innovatie toepasbaar in andere projecten.

  • c.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 2.11.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2 sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag en per onderwijsinstelling.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2 sub b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per woning en een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c bedraagt, in het geval van een bedrijfspand, maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per bedrijf of maatschappelijke instelling per aanvraag.

Toelichting: Als er sprake is van staatssteun dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening of vaststelling.

Artikel 2.11.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.11.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier ‘Impuls Circulair bouwen’.

  • 2. Indien sprake is van een aanvraag voor het uitvoeren van een voorbeeldproject als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c, overlegt de aanvrager in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid een projectplan waarin is opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten;

    • b.

      een omschrijving van de betrokkenheid van de bouwsector, de maakindustrie, de grond-, weg- en waterbouwsector of de kunststofindustrie uit Overijssel;

    • c.

      een planning;

    • d.

      een beschrijving in hoeverre de ontwikkeling innovatief is inclusief een beschrijving van de mate waarin de innovatie toepasbaar is in andere projecten.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

Artikel 2.11.6a Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 1 juni 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 november 2021 voor 17.00 uur.

Artikel 2.11.7 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de opgedane kennis vrij beschikbaar te stellen aan andere geïnteresseerden;

  • b.

    de activiteiten binnen 24 maanden na datum van subsidieverlening te hebben uitgevoerd.

Artikel 2.11.8 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 2.12 Advies bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

Algemene toelichting

De provincie wil eigenaren van een erf met gebouwen in het buitengebied, waaronder (voormalige) agrariërs, ondersteunen bij het voorbereiden op de toekomst. Deze ondersteuning vindt ten eerste plaats door de inzet van provinciale en gemeentelijke erfcoaches die eerstelijnsadvies geven. De erfcoach bespreekt passende realistische wensen, ideeën en mogelijkheden met de betreffende erfeigenaar.

Voor beantwoording van een complexe hulpvraag van de eigenaar kan advies van een of meerdere specialist(en) nodig zijn. Erfeigenaren, pachters of huurders kunnen op basis van deze subsidieparagraaf subsidie aanvragen voor advies en ondersteuning van specialisten voor de uitwerking van een realistisch, actiegericht en haalbaar toekomstplan voor het erf.

Artikel 2.12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarische bebouwing: gebouwen die in gebruik zijn of in gebruik zijn geweest voor agrarische activiteiten;

  • b.

    landelijk gebied: grondgebied buiten de bebouwde kom;

    Toelichting: zijnde het grondgebied buiten het bestaande bebouwde gebied van steden en dorpen;

  • c.

    erfcoach: iemand die in opdracht van de provincie of gemeente de eigenaar op weg helpt bij het opstellen van een toekomstplan voor het erf in het buitengebied.

Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor advies en ondersteuning bij het uitwerken van een haalbaar toekomstplan voor een erf in het landelijk gebied.

Toelichting: Onderdeel van een toekomstplan kan ook loopbaanadvies zijn.

Artikel 2.12.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager:

    • i.

      is eigenaar, pachter of huurder van een erf met minimaal 500 m2 aan oppervlakte agrarische bebouwing in het Overijsselse landelijk gebied;

    • ii.

      heeft, of verwacht leegstand van agrarische bebouwing op het erf;

    • iii.

      wil het erf geschikt maken voor de toekomst;

    • iv.

      heeft nog geen afspraken met de gemeente gemaakt over woningbouw of sloop;

    • v.

      heeft een concrete hulpvraag gericht op herbestemming, transformatie, sloop, voortzetting, verhuur of verkoop voor een toekomstgericht erf;

    • vi.

      heeft een gesprek gehad met een erfcoach en deze adviseert een vervolgtraject;

    • vii.

      indien de aanvrager een pachter of huurder is, heeft deze schriftelijke toestemming verkregen van de erfeigenaar.

  • b.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening of de algemene de-minimisverordening landbouw.

Artikel 2.12.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.500,- per aanvraag.

Artikel 2.12.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 2.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Advies bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB).

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2:

    • a.

      een offerte van een specialist die wordt ingeschakeld om aanvrager te adviseren en te ondersteunen bij het uitwerken van een toekomstplan;

    • b.

      een door de erfcoach ondertekende verklaring conform het door de provincie beschikbaar gestelde format;

    • c.

      indien de aanvrager een pachter of huurder is, een schriftelijke toestemming van de erfeigenaar.

Artikel 2.12.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.12.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als:

  • a.

    de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf;

  • b.

    [vervallen];

  • c.

    sprake is van enkel een agrarisch advies voor landbouwinnovaties, doorontwikkeling, schaalvergroting of uitbreiding van het erf.

Artikel 2.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    binnen twaalf maanden na subsidieverlening te starten met het vervolgtraject als bedoeld in artikel 2.12.3 sub a onder vi;

  • b.

    mee te werken aan een evaluatie van de provincie.

Artikel 2.12.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 2.13 Zoetwatervoorziening Overijssel 2020 t/m 2022

[vervallen]

Paragraaf 2.14 Leefbaar Platteland 2.0

Algemene toelichting: De provincie Overijssel is trots op het platteland en wil de kwaliteit van het buitengebied graag in stand houden en versterken. Het platteland krijgt de komende jaren te maken met grote opgaven, zoals de energietransitie, de bouw van voldoende woningen, veranderingen in de landbouw, kwetsbare natuur en behoud van sociale voorzieningen. Bewoners en ondernemers kennen als geen ander de uitdagingen en kansen op het platteland. Zij voelen zich uitgedaagd na te denken over hun plek, hun thuis en hoe ze daar prettig kunnen blijven wonen en werken in de toekomst. Het platteland kiest dus positie. De provincie geeft inwoners en ondernemers die de leefbaarheid van het platteland willen versterken een steuntje in de rug. De provincie biedt financiële ondersteuning in de vorm van een regeling voor de uitvoering van integrale toekomstplannen die de leefbaarheid op het platteland versterken.

Artikel 2.14.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    businesscase: de afweging om een project te beginnen. In de businesscase worden de kosten tegen de baten afgewogen. Aan de hand van de businesscase wordt besloten om wel of niet te starten of verder te gaan met een project. Met een businesscase wordt de haalbaarheid en toekomstbestendigheid van het project aangetoond;

  • -

    leefbaarheid: de mate waarin de omgeving aansluit bij de eisen en wensen die door de inwoners worden gesteld op het gebied van lokaal organiserend vermogen, ruimtelijke kwaliteit, gezondheid, verbinding stad en platteland, wonen, lokale identiteit, voorzieningenniveau, lokale of regionale economie;

  • -

    platteland: buiten de steden gelegen gebied, buurtschap, dorp of een kleine kern met maximaal 15.000 inwoners;

  • -

    projectplan: een plan voor het starten van een project of gebiedsontwikkeling, waarmee de haalbaarheid van het project wordt aangetoond. Het plan omvat minimaal een plan van aanpak (inclusief stappenplan), een financiële paragraaf en het (beoogde) resultaat van het project;

  • -

    ruimtelijke kwaliteit: alles wat openbare ruimte geschikt maakt voor mens, plant en dier. De juiste ontwikkeling op de juiste plek, en op de juiste manier ingepast in de omgeving;

  • -

    sociale kwaliteit: de mate waarin sprake is van zelforganiserend vermogen van inwoners;

  • -

    toekomstplan: een integraal plan voor een bepaald gebied, waaruit blijkt dat er sprake is van een initiatief of project dat op samenhangende, toekomstbestendige wijze de leefbaarheid van dat bepaalde gebied versterkt.

Artikel 2.14.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor fysieke maatregelen ter uitvoering van een toekomstplan.

Artikel 2.14.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b.

    de aanvrager heeft een maatschappelijk belang, dat wil zeggen een aantoonbare relatie dan wel belang bij de leefomgeving van het bepaalde gebied waarvoor wordt aangevraagd;

  • c.

    er is sprake van een idee of projectplan dat op samenhangende, toekomstbestendige wijze lokale opgaves aanpakt die bijdragen aan de leefbaarheid op het platteland;

  • d.

    het idee of plan is afgestemd met de gemeente;

  • e.

    het projectgebied is het platteland;

  • f.

    de fysieke maatregelen versterken op een samenhangende, toekomstbestendige wijze de ruimtelijke kwaliteit, sociale kwaliteit, identiteit en leefbaarheid van het platteland en het desbetreffende dorp;

  • g.

    de activiteiten scoren ten minste 75 punten op basis van scoretabel 1, waarbij voor het eerste wegingscriterium, Integrale gebiedsontwikkeling, minimaal 15 punten moeten worden behaald;

  • h.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Scoretabel 1

1. Integrale gebiedsontwikkeling

Het project betreft een integrale gebiedsontwikkeling en draagt bij aan minimaal drie aspecten die van invloed zijn op de leefbaarheid van het platteland:

1. verbinding tussen stad en platteland;

2. versterken lokale identiteit, inclusief immaterieel erfgoed;

3. toekomstbestendig voorzieningenniveau;

4. lokale en/of regionale economie;

5. een passend woningaanbod;

6. gezondheid;

7. zelforganiserend vermogen: samen dingen regelen en doen

8. Aanpak van transitiethema’s: versterken biodiversiteit, klimaatadaptatie, energie, aanpak stikstof.

Maximaal te behalen punten Integrale gebiedsontwikkeling: 40 punten

0-2 opgaves: 0 punten

3-4 opgaves: 15 punten

5-6 opgaves: 30 punten

7-8 opgaves: 40 punten

2. Haalbaarheid project/initiatief

De haalbaarheid van het project kan worden aangetoond met een onderbouwd projectplan. Het projectplan omvat minimaal een Plan van aanpak inclusief stappenplan en een financiële paragraaf: 20 punten

3. Mate van betrokkenheid van inwoners en gemeente

Inwoners zijn actief betrokken bij de ideeënvorming en voorbereiding en zijn initiatiefnemer van het plan: 10 punten

Inwoners of betrokken organisaties, bedrijven, dragen bij in eigen tijd of middelen: 10 punten

Maximaal te behalen punten: 20 punten

4. Inhoudelijke afstemming plan met provincie en gemeente

De aanvraag is door initiatiefnemer vooraf afgestemd, middels een intakegesprek, met de provinciale beleidsmedewerkers leefbaar platteland en draagt bij aan de beleidsdoelen van de provincie: 15 punten

De gemeente heeft schriftelijk ingestemd met de uitvoering van het projectplan: 15 punten

Maximaal te behalen punten: 20 punten

Artikel 2.14.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

Artikel 2.14.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Toelichting: Eigen uren van de aanvrager en betrokkenen zijn niet subsidiabel. Dit is het eigen aandeel van de aanvrager.

Artikel 2.14.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Leefbaar Platteland 2.0.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2:

    • a.

      een toekomstplan, waar de fysieke investering onderdeel van is en waarin, voor zover van toepassing, de mate waarin voldaan kan worden aan de wegingscriteria als bedoeld in scoretabel 1 is omschreven.

    • b.

      een projectplan waar uit blijkt dat sprake is van een juridisch, financieel en ruimtelijk haalbaar project.

Artikel 2.14.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.14.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de te verlenen subsidie lager is dan € 10.000,-;

  • b.

    in de betreffende gemeente al vier subsidies zijn verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf.

  • c.

    vervallen.

Artikel 2.14.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.4 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten als bedoeld in artikel 2.14.2 te starten binnen zes maanden na datum van de subsidieverlening en uitgevoerd te hebben binnen drie jaar na subsidieverlening;

  • b.

    binnen het netwerk Leefbaar Platteland een proactieve bijdrage te leveren aan het delen van kennis opgedaan in de uitvoering van een project.

Artikel 2.14.10 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 maart 2021 9.00 uur en moet zijn ontvangen uiterlijk op 1 juni vóór 17.00 uur.

Artikel 2.14.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 2.15 Klimaatadaptatie

Artikel 2.15.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    businesscase: de afweging om een project te beginnen. In de businesscase worden de kosten tegen de baten afgewogen. Aan de hand van de businesscase wordt besloten om wel of niet te starten of verder te gaan met een project. Met een businesscase wordt de haalbaarheid en toekomstbestendigheid van het project aangetoond;

  • -

    klimaatadaptatie: het aanpassen aan en tegengaan van klimaatverandering.

Artikel 2.15.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor één van de volgende activiteiten:

  • a.

    onderzoek naar de haalbaarheid van een startend of bestaand lokaal initiatief voor een klimaatadaptief project, dan wel

  • b.

    procesondersteuning om te komen tot een klimaatadaptief project of businesscase;

  • c.

    fysieke maatregelen ter uitvoering van een klimaatadaptief project of businesscase.

Toelichting: Dit betekent dat óf activiteiten van onderdeel a óf onderdeel b voor subsidie in aanmerking komen, niet beide tegelijk. Subsidie voor de activiteiten van onderdeel a óf b kan wel in combinatie met subsidie voor de activiteiten van onderdeel c.

Artikel 2.15.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.15.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een gemeente of waterschap in Overijssel;

  • b.

    de activiteiten vinden plaats binnen de provincie Overijssel;

  • c.

    de activiteiten voldoen aan ten minste een van de volgende voorwaarden:

    • 1.

      de activiteiten zijn gebaseerd op de resultaten van de stresstest. Met een stresstest wordt aangetoond wat er gebeurt bij een zeer extreme regenbui;

    • 2.

      de activiteiten zijn gebaseerd op een risicodialoog. Een risicodialoog is een proces dat bestaat uit meerdere gesprekken met allerlei partijen. Tijdens een risicodialoog komen de kwetsbaarheden aan bod voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingsrisico's;

    • 3.

      de activiteiten zijn maatregelen die voor de komende 6 jaar zijn opgenomen in de uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie binnen de werkregio.

  • d.

    het onderzoek of project is gericht op de ten minste 1 van de 9 sectoren zoals genoemd in de Nationaal Adaptatie Strategie;

  • e.

    de subsidie wordt ingezet voor minimaal de kosten van klimaatadaptatie maatregelen ter bestrijding van wateroverlast, droogte of gevolgenbeperking overstromingen;

  • f.

    de activiteiten betreffen een aanpassing van de bestaande situatie;

  • g.

    de activiteiten betreffen een idee of plan dat op samenhangende, toekomstbestendige wijze lokale opgaves aanpakt en bijdraagt aan het klimaat adaptief inrichten van de leefomgeving;

  • h.

    de activiteiten scoren ten minste zeven punten op basis van tabel 1 bij deze paragraaf.

Tabel 1 bij paragraaf 2.15

Wegingscriteria

Te behalen punten

max punten

a. Doeltreffendheid fysieke projecten

Het onderzoek of project draagt op onderbouwde wijze bij aan het verminderen van de kwetsbaarheid van gebieden voor wateroverlast, droogte of de gevolgen van overstromingen: 2 punten.

2

b. Doelmatigheid fysieke projecten

Het project is een kosteneffectieve manier (onderbouwd) om de problemen te bestrijden: 1 punt.

1

c. Integraliteit

Het ingediende project of onderzoek dient meerdere klimaatadaptatie-doelen, te weten wateroverlast, droogte, hittestress of gevolgenbeperking bij overstromingen: 1 punt per extra doel.

4

Met het ingediende project of onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan een of meer van de volgende maatschappelijke opgaven uit het provinciale Coalitieakkoord 2019-2023 Samen bouwen aan Overijssel: Krachtige economie; Goede bereikbaarheid; Hitte, droogte en waterovelast; Energietransitie; Aantrekkelijk wonen en ruimte; Vitaal landelijk gebied; Samenleven in Overijssel.

Per opgave: 1 punt.

7

d. Urgentie

Op basis van de risicodialoog staat de maatregel op de uitvoeringsagenda voor de komende 6 jaar van een overheid binnen de werkregio: 1 punt.

1

e. Er is sprake van toepassing van nieuwe producten, werkwijzen, methoden of technieken

Ja: 1 punt.

Nee: 0 punten.

1

f. Mate van betrokkenheid van inwoners

Inwoners zijn actief betrokken bij de ideeënvorming en voorbereiding of inwoners zijn initiatiefnemer van het project: 2 punten.

2

g. Concreet zicht op uitvoering

- De uitvoering van het fysieke project (schop in de grond) start binnen 1 jaar na verlening van de subsidie: 1 punt.

- Er is nog geen concreet zicht op de uitvoering van het fysieke project (schop in de grond): 0 punten.

1

h. bij de uitvoering van de activiteiten is aandacht voor biodiversiteit en inheemse soorten

ja: 1 punt

nee: 0 punten

1

Totaalscore: a+b+c+d+e+f+g+h (minimaal 7 punten)

20

Artikel 2.15.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.15.2 eerste lid, onder a of b bedraagt maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,-.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 2.15.2 eerste lid, onder c bedraagt maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000,-.

Artikel 2.15.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 2.15.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

[vervallen]

Artikel 2.15.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Klimaatadaptatie.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.15.2 een kaartaanduiding op kadastraal perceelsniveau van het gebied waarbinnen de klimaatadaptieve maatregelen uitgevoerd worden.

Artikel 2.15.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.15.9 Weigeringsgronden

  • 1. In afwijking op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de te verstrekken subsidie lager is dan € 10.000,-.

  • 2. De subsidie wordt ook geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager al twee keer eerder een subsidie op basis van deze paragraaf heeft ontvangen;

    • b.

      sprake is van regulier onderhoud en beheer door de aanvrager, met inbegrip van daarbinnen vallende vervanging.

Artikel 2.15.9a Aanvullende verplichtingen

Als sprake is van fysieke maatregelen waarbij bomen of struiken worden geplant, dan wordt zoveel mogelijk gekozen voor de inheemse soorten zoals opgenomen in bijlage 1 van de regeling Iedereen een boom -Kleinschalige aanplant.

Artikel 2.15.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 2.16 Flexpools versnellen woningbouw

Algemene toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie Overijssel de vanuit het Rijk beschikbaar gestelde flexpools gelden inzetten. De provincie Overijssel doet dit door gemeenten de mogelijkheid te bieden om capaciteit en expertise in te laten huren. Hierdoor kunnen de Overijsselse gemeenten knelpunten rondom planvorming, bestemmingsplannen, anterieure overeenkomsten en vergunningverlening met betrekking tot wonen oplossen. Met deze regeling wordt beoogd om de snelheid te bevorderen in de voorfase van woningbouwprojecten (zowel binnenstedelijk, transformatie en herstructurering) waarmee woningen worden toegevoegd aan de voorraad.

Artikel 2.16.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    tijdelijke capaciteit: de inhuur van capaciteit omdat de gemeente niet over voldoende capaciteit beschikt om knelpunten in het kader van woningbouw op te lossen;

  • -

    externe expertise: een externe deskundige met expertise op het gebied van woningbouw of op het gebied van knelpunten die zich binnen een specifiek project afspelen, die een gemeente ondersteunt bij het oplossen van het betreffende knelpunt.

  • -

    knelpunt: een specifiek voorliggend probleem die de doorgang van actieve woningbouw stagneert.

    Toelichting: knelpunten kunnen variëren van het tekort aan personeel waardoor procedures langer duren tot aan specifieke vraagstukken die voorliggen bij specifieke projecten waardoor het proces langer duurt of stil ligt.

Artikel 2.16.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise ter bevordering van de snelheid in de voorfase van de woningbouw, ten behoeve van een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      de vergunningverlening van woningbouwprojecten;

    • b.

      het uitwerken van een woningbouwproject;

    • c.

      het sluiten van anterieure overeenkomsten met marktpartijen;

    • d.

      het opstellen van een bestemmingsplan en het doorlopen van de bijbehorende procedure.

  • 2. De activiteiten hebben betrekking op de sleutelprojecten of gebieden zoals benoemd in de Regionale Woonagenda’s West Overijssel en Twente. De Regionale Woonagenda’s zijn te raadplegen via www.aanjaagteamwoningbouwoverijssel.nl 

Artikel 2.16.3 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan een Overijsselse gemeente.

Artikel 2.16.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvrager.

Artikel 2.16.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 2.16.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Flexpools versnellen woningbouw.

Artikel 2.16.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 2.16.8 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 5 januari 2021 en moet zijn ontvangen uiterlijk op 1 september 2022 vóór 17.00 uur.

Artikel 2.16.9 SiSa-Verantwoording

Voor de verantwoording van de subsidie is artikel 1.5.5. van toepassing.

Artikel 2.16.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders bepalen.

Hoofdstuk 3 Milieu en Energie

Paragraaf 3.1 Energiebesparing Overijssel

Toelichting

Het doel van deze subsidieregeling is het ondersteunen en versnellen van investeringen in technische voorzieningen gericht op energiebesparing in gebouwen en bedrijfsprocessen. Ondernemers, verenigingen, stichtingen en kerkgenootschappen kunnen in aanmerking komen voor de subsidie. Investeringen in woningen komen niet in aanmerking voor de subsidie.

De subsidieregeling is een tenderregeling. Dit betekent dat de provincie het beschikbare subsidiebudget verdeelt op basis van een behaalde score en voor zover het subsidieplafond het toelaat. Het totale vermeden primaire energieverbruik is het belangrijkste beoordelingscriterium op basis waarvan de score wordt bepaald. De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 125.000,– per aanvraag.

Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen

  • -

    BENG: de maat voor de energiezuinigheid van bijna energiezuinige gebouwen.

    De bepaling van de BENG ligt vast in de norm NTA 8800 Energieprestatie van Gebouwen

    Toelichting: Vanaf 1 januari 2021 komt de EPC te vervallen. Deze wordt vervangen door de BENG-eisen. BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen. De energiezuinigheid bij gebouwen wordt getoetst aan de volgende drie indicatoren:

    • 1.

      de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar;

    • 2.

      het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar;

    • 3.

      het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten;

  • -

    cultureel erfgoed: Overijsselse gebouwen en bouwwerken die vanuit het verleden zijn overgebleven, het waard zijn om behouden te blijven en bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied;

    Toelichting: Te denken valt aan: gebouwen en bouwwerken (niet: roerende zaken) die bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied zoals religieus erfgoed (bv. kerken en kloosters), industrieel erfgoed (bv. fabrieken, fabriekscomplexen en molens) en agrarisch erfgoed (bv. boerderijen en schuren). Het kan daarbij gaan om een rijksmonument of een gemeentelijk monument of een gebouw/bouwwerk waar de gemeente een verklaring voor af heeft gegeven dat het van cultuurhistorische waarde is.

  • -

    biobrandstof: vervallen

  • -

    biomassa: vervallen

  • -

    bodemenergie: vervallen

  • -

    energiebesparing: reductie van het energieverbruik in een nieuwe situatie vergeleken met de situatie waarin een referentietechnologie wordt toegepast;

  • -

    energielijst: energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale EnergieInvesteringsaftrek regeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd. De energielijst is te vinden op de website http://www.rvo.nl/.

  • -

    hernieuwbare energie: vervallen

  • -

    primaire energie: de energie-inhoud van fossiele grondstoffen zoals olie, kolen en gas vóór technische omzetting naar elektriciteit. Het rendement op primaire fossiele grondstoffen is gebaseerd op het meest recente cijfer van het CBS, conform de integrale methode. Hierin wordt rekening gehouden met de groei van hernieuwbare elektriciteit in de elektriciteitsmix.

    Toelichting: Dit betekent dat voor 1 kWh van de Nederlandse elektriciteitsmix 1,77 kWh primaire energie nodig is geweest. Er gaat immers energie verloren tijdens de omzetting van fossiele grondstoffen naar elektriciteit. Het meest recente cijfer is te vinden op http://www.cbs.nl/

  • -

    Regeling Bouwbesluit 2012: vervallen;

  • -

    technische voorziening: bedrijfsmiddelen zoals genoemd in de energielijst en gericht op energiebesparing;

  • -

    terugverdientijd: de berekening van de terugverdientijd is conform de berekeningswijze van het RVO;

    Toelichting: de berekeningswijze is te vinden op de website http://www.rvo.nl/ .

  • -

    totale vermeden primaire energieverbruik: het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar door energiebesparing verminderd met het eigen primaire energieverbruik van de aanvullende technische voorzieningen over een periode van 15 jaar;

  • -

    vestigingsadres: het adres van het gebouw waar het project plaatsvindt;

  • -

    waterenergie: vervallen

  • -

    windenergie: vervallen.

Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen in:

  • a.

    technische voorzieningen voor energiebesparing in of bij gebouwen, zoals opgenomen in de energielijst onder categorie A en de in de energielijst gestelde technische eisen. Indien wordt aangevraagd onder een generieke code dienen de individuele maatregelen, welke ook een eigen code hebben in de energielijst, te voldoen aan de gestelde technische eisen onder de betreffende eigen code;

  • b.

    technische voorzieningen voor energiebesparing in bestaande of nieuwe bedrijfsprocessen zoals opgenomen in de energielijst onder categorie B en de in de energielijst gestelde technische eisen. Indien wordt aangevraagd onder een generieke code dan dienen de individuele maatregelen, welke ook een eigen code hebben in de energielijst, te voldoen aan de gestelde technische eisen onder de betreffende eigen code.

Artikel 3.1.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon, publiekrechtelijk rechtspersonen met uitzondering van gemeenten en waterschappen, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap;

    • b.

      er is sprake van energiebesparing in Overijssel;

    • c.

      alleen investeringen in technische voorzieningen die een terugverdientijd hebben van vijf jaar of meer komen in aanmerking voor de subsidie;

    • d.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet:

    • Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun

    • e.

      de investering heeft betrekking op één adres, tenzij er sprake is van investeringen op meerdere adressen die technisch met elkaar samenhangen.

      Toelichting: Voorbeeld van een subsidieaanvraag voor meerdere adressen is een project waarin energie wordt gedistribueerd.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a aan de volgende criteria:

    • a.

      voor technische voorzieningen bij nieuwbouw geldt:

      • i.

        er wordt aan minimaal de BENG-eisen voldaan. Aanvullend daarop geldt dat de maximale energiebehoefte en het maximale primaire fossiele energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, 20% minder bedraagt dan toegestaan is op basis van de BENG en dat het minimale aandeel hernieuwbare energie 25% meer bedraagt dan vereist is op basis van de BENG;

      • ii.

        indien sprake is van utiliteitsgebouwen waarbij geen BENG-eis geldt, wordt een reductie van ten minste 40% gehaald ten opzichte van wat gangbaar is.

        Toelichting: De BENG-eisen zijn te vinden op de website http://www.rvo.nl/ .

    • b.

      met de technische voorzieningen bij bestaande utiliteitsgebouwen zonder de status van cultureel erfgoed wordt tenminste een energieprestatie van label A++ bereikt en ten minste 7 labelstappen beter.

    • c.

      met de technische voorzieningen bij bestaande utiliteitsgebouwen met de status van cultureel erfgoed wordt tenminste een energieprestatie van label A++ bereikt of wordt een energielabel bereikt dat minimaal 4 stappen beter is dan dat het was en waarbij minimaal label A wordt bereikt of wordt minimaal de energieprestatie-eis uit het vigerend bouwbesluit voor nieuwbouw bereikt.

  • 3. vervallen.

Artikel 3.1.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 125.000,– per aanvraag.

Toelichting: Als er sprake is van staatssteun dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening of vaststelling. Wanneer voor dezelfde activiteit al steun is verleend dan kan dit betekenen dat onder toepassing van artikel 8 van de AGVV afgeweken wordt van de in dit artikel genoemde maximum percentages. Dit betekent onder andere dat de totale overheidsbijdrage voor de betreffende activiteit in totaal niet meer bedraagt dan:

  • -

    30% indien de aanvrager een grote onderneming is;

  • -

    40% indien de aanvrager een middelgrote onderneming is;

  • -

    50% indien de aanvrager een kleine onderneming is.

Artikel 3.1.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend de volgende kosten die nodig zijn om het hogere niveau aan energiebesparing te behalen zijn subsidiabel:

    • a.

      aanschafkosten van de technische voorzieningen overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid;

    • b.

      loonkosten ten behoeve van de installatie van de technische voorziening overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid of eerste lid sub b;

      Toelichting: Indien sprake is van eigen loonkosten van de aanvrager ten behoeve van de installatie van de technische voorziening dan zijn deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub b, subsidiabel voor een vast tarief van € 35,- per uur. Voor loonkosten van derden geldt artikel 1.1.5 derde lid.

  • 2. Bij de berekening van de subsidie worden alleen de kosten van de investering betrokken die als een afzonderlijke investering vast te stellen zijn.

Artikel 3.1.6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    advieskosten;

  • b.

    andere voorbereidingskosten dan kosten voor de installatiewerkzaamheden;

  • c.

    kosten projectmanagement- of projectbegeleiding;

  • d.

    kosten voor gronden;

  • e.

    onderhoudskosten;

  • f.

    exploitatiekosten.

Artikel 3.1.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    sprake is van woningen;

  • b.

    sprake is van wettelijk vereiste technische voorzieningen, waaronder technische voorzieningen die op grond van het vigerend bouwbesluit voor nieuwbouw verplicht zijn;

  • c.

    sprake is van aanschaf van voertuigen voor het vervoer over de weg, vaartuigen voor de binnenvaart of railgebonden voertuigen;

  • d.

    vervallen;

  • e.

    subsidie wordt aangevraagd voor LED-verlichting, spouwmuurisolatie, HR-ketels, technische isolatie of lichtregelsystemen;

  • f.

    sprake is van een installatie die op het moment van de aanvraag al in bedrijf is genomen.

  • g.

    de score voor slaagkans als bedoeld in artikel 3.1.11 lid 2 in scoretabel 1 onder sub c, een 1 is.

  • h.

    in de afgelopen twee jaar aan de aanvrager voor het vestigingsadres al subsidie is verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf, voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.1.2 lid a;

  • i.

    in het afgelopen jaar aan de aanvrager voor het vestigingsadres al subsidie is verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf, voor een activiteit zoals bedoeld artikel 3.1.2 lid b;

  • j.

    voor de investering al een subsidie is verstrekt door een ander bestuursorgaan.

Artikel 3.1.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 4 maart 2022 en voor vrijdag 15 april 2022 17:00 uur ontvangen moet zijn.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Doordat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.

Artikel 3.1.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier ‘Energiebesparing Overijssel’.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie

    • a.

      een projectplan waarin is beschreven:

      • i.

        een omschrijving van de investering;

      • ii.

        een onderbouwing van de energiebesparing van de investering in de subsidiabele activiteiten, als in een individuele activiteit danwel als in de gezamenlijke activiteiten over een periode van 15 jaar in GigaJoule, kWh of m3;

      • iii.

        vervallen

      • iv.

        onderbouwing van het eigen energieverbruik van de investering over een periode van 15 jaar in GigaJoule, kWh of Nm3, of aangeven dat geen sprake is van eigen energieverbruik van de investering;

      • v.

        onderbouwde terugverdientijd van de investering in de subsidiabele activiteiten, zowel in een individuele activiteit als in de gezamenlijke activiteiten;

      • vi.

        vervallen

      • vii.

        vervallen

      • viii.

        een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de technische eisen van de energielijst wordt voldaan.

    • b.

      een ingevulde door de provincie beschikbaar gestelde rekentool “Berekening vermeden primaire energie”, waaruit het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar in Gigajoule, kWh of Nm3 blijkt;

      Toelichting: De rekentool is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie .

    • c.

      een ingevuld door de provincie beschikbaar gestelde format begroting en dekkingsplan energiebesparing, waaruit duidelijk blijkt:

      • i.

        de aanschafbedragen van de technische voorzieningen inclusief de kosten van de installatie van de technische voorziening;

      • ii.

        indien van toepassing, de loonkosten aanvrager ten behoeve van de installatie van de technische voorziening;

    • d.

      offerte of offertes waaruit de aanschaf- en installatiekosten blijken, of een door een onafhankelijke derde opgestelde kostenraming. Indien wordt gekozen voor een offerte, dan dient deze minimaal de volgende informatie te bevatten:

      • i.

        een gespecificeerde omschrijving van de diensten, installatie en/of apparatuur die in de offerte worden aangeboden;

      • ii.

        per dienst, installatie en/of apparatuur de prijs exclusief BTW, het BTW-percentage en -bedrag en de prijs inclusief BTW.

    • e.

      indien aanwezig een kopie van de noodzakelijke vergunningen;

      • i.

        bij nieuwbouw van utiliteitsgebouwen: Een BENG-berekening zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen, die inzichtelijk maken hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de vereiste verbetering ten opzichte van de BENG-eisen;

      • ii.

        bij nieuwbouw voor utiliteitsgebouwen waarbij geen BENG-eis geldt: een energiebalans berekening uitgedrukt in MJ/m2, waarbij het energiegebruik per gebruiksfunctie binnen het utiliteitsgebouw is aangegeven én het gangbare energiegebruik behorende tot de gebruiksfunctie volgens het vigerende bouwbesluit. De berekening en de voorgenomen verbetering is van toepassing op het totale bruto vloeroppervlak (BVO) van het utiliteitsgebouw;

    • f.

      indien sprake is van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a:

      • i.

        bij nieuwbouw voor kantoren: de EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een BENG-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de BENG;

      • ii.

        bij nieuwbouw voor overige utiliteitsgebouwen: de EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een EPC-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de EPC of, indien geen EPC-eis geldt, een energiebalans berekening uitgedrukt in MJ/m2;

      • iii.

        bij bestaande bouw zonder de status van cultureel erfgoed: energielabels van de oude situatie en de nieuwe situatie die inzichtelijk maken hoe de aanvullende subsidiabele technische voorzieningen gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van het energielabel;

      • iv.

        bij bestaande bouw met de status van cultureel erfgoed: energielabels van de oude situatie en de nieuwe situatie die inzichtelijk maken hoe de aanvullende subsidiabele technische voorzieningen gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van het energielabel of een berekening waaruit blijkt dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de energieprestatie-eis uit het vigerend bouwbesluit;

      • v.

        bij bestaande bouw met de status van cultureel erfgoed: indien het geen rijksmonument of een gemeentelijk monument betreft een verklaring van de gemeente, waarin zij de cultuurhistorische waarde van het cultureel erfgoed erkent.

    • g.

      vervallen.

    • h.

      indien het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten daartoe aanleiding geeft, een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

  • 3. vervallen.

Artikel 3.1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.1.11 Volgorde van behandeling 

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 3.1.3 gestelde criteria, in een volgorde op basis van behaalde score. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van behaalde score, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

    De score wordt bepaald op basis van de in Scoretabel 1 genoemde wegingscriteria.

  • 2. Bij een gelijke score bepaalt het totale vermeden primaire energieverbruik de volgorde.

    Scoretabel 1

    WEGINGSCRITERIA

    TE BEHALEN PUNTEN

    WEGINGS-FACTOR

    SCORE

    a. totale vermeden primaire energieverbruik (in GigaJoule)

    100.000 of hoger=10

    40.000 tot 100.000= 8

    20.000 tot 40.000= 6

    10.000 tot 20.000=4

    1.000 tot 10.000= 2

    0 tot 1.000= 0

    30%

    Punten x 0,3= score a

    b. totale vermeden primaire energieverbruik gedeeld door het te verlenen subsidiebedrag (in GigaJoule/€)

    1,6 of hoger = 10

    0,8 tot 1,6= 8

    0,4 tot 0,8= 6

    0,2 tot 0,4= 4

    0,1 tot 0,2= 2

    0 tot 0,1= 0

    40%

    Punten x 0,4= score b

    c. mate van slaagkans van de investering(afhankelijk van de kwaliteit van het projectplan, de technische, financiële en juridische haalbaarheid en de mate waarin de activiteiten startgereed en/of obstakelvrij zijn)

    goed = 10

    voldoende = 6

    matig= 1

    20%

    Punten x 0,2= score c

    d. praktische navolging van de investering(afhankelijk van de mate waarin de kennis en expertise actief wordt gedeeld, voorbeeldwerking en herhaalpotentieel van de activiteit)

    goed = 10

    voldoende = 6

    matig= 1

    10%

    Punten x 0,1= score d

    Totaalscore =Score a+score b+score c+score d

Artikel 3.1.12 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de technische voorziening te hebben aangeschaft en geïnstalleerd en in gebruik te hebben genomen uiterlijk drie jaar na datum van subsidieverlening.

Artikel 3.1.13 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling (dus na afloop) tevens een ingevuld factsheet Subsidieregeling Energiebesparing Overijssel.

Toelichting: De factsheet is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie

Paragraaf 3.2 Haalbaarheidsonderzoek Energie-Innovatie

Artikel 3.2.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • Energie-innovatie: geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten of productieprocessen op het gebied van energiebesparing en energieopwekking met als doel bijdragen aan vergroting van het aandeel duurzame energie of CO2-reductie.

  • Haalbaarheidsonderzoek: een onderzoek om te kijken of en hoe een activiteit uitvoerbaar is. Het doel is om een betrouwbaar beeld te krijgen van de risico's in wat er nodig is om de energie-innovatie, inhoudelijk, juridisch, organisatorisch en financieel te laten slagen.

Artikel 3.2.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie stimuleren. Dit door initiatiefnemers te ondersteunen bij het doen van een haalbaarheidsonderzoek.

Artikel 3.2.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek dat zich richt op energie-innovatie in de provincie Overijssel.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het haalbaarheidsonderzoek wordt uitgevoerd door een hogeschool of een universiteit;

    • b.

      het haalbaarheidsonderzoek richt zich op energie-innovatie;

    • c.

      de opzet voor het haalbaarheidsonderzoek is afgestemd met het kennisloket nieuwe energie. Via https://www.nieuweenergieoverijssel.nl/kennisloket kan contact opgenomen worden met het kennisloket;

    • d.

      het haalbaarheidsonderzoek en de uitkomst ervan zijn bruikbaar voor een bredere groep;

    • e.

      een haalbaarheidsonderzoek dat zich richt op een investering bij een individueel pand, komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.2.4. Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente, een stichting, een vereniging, een BV, een NV, een maatschap, een ZZP-er, een v.o.f. of een eenmanszaak.

  • 2. De aanvrager heeft een aantoonbaar belang bij de uitkomsten van de activiteiten.

Artikel 3.2.5. Subsidiabele kosten

  • 1.

    De kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn personeelskosten en kosten van derden. De artikelen 1.1.5 en 1.1.6 zijn van toepassing. Er geldt geen uitzondering op de subsidiabele en niet subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidiabele kosten zijn minimaal € 10.000,-.

Artikel 3.2.6. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 24.999,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie is minimaal € 5.000,-.

Artikel 3.2.7. Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. Minimaal 25% van de subsidiabele kosten van derden wordt betaald met een bijdrage van de aanvrager.

  • 3. De bijdrage van de aanvrager of van derden mag niet afkomstig zijn van de provincie Overijssel.

Artikel 3.2.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Haalbaarheidsonderzoek Energie-Innovatie.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.1 is van toepassing.

Artikel 3.2.9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 3.2.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten;

  • b.

    de activiteiten binnen 15 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te hebben uitgevoerd.

Artikel 3.2.11 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de Algemene De-minimisverordening of de De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 3.2.12 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2023.

Paragraaf 3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Toelichting: Het programma Nieuwe Energie is gericht op duurzame energie en energiebesparing met als doel het fossiele energiegebruik te verminderen. Met deze subsidieregeling wordt uitvoering gegeven aan het deelprogramma ‘Energiebesparing bij bedrijven en -terreinen'. Ondernemingen die een energieonderzoek hebben laten uitvoeren, kunnen een subsidieaanvraag indienen voor het uitvoeren van de maatregelen die voorgesteld worden in het energieonderzoek. Voor aanvragers die jaarlijks meer dan 50.000kWh of meer dan 25.000m3 gas verbruiken geldt dat deze alleen een aanvraag kunnen indienen voor energiebesparende maatregelen die niet verplicht zijn onder de wet Milieubeheer. Deze maatregelen zijn opgenomen in de lijst erkende maatregelen van Infomil en hebben een terugverdientijd van minder dan 5 jaar.

Voor aanvragers met een lager jaarverbruik geldt deze beperking niet.

Artikel 3.3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • energiebesparende maatregelen: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals deze naar voren komen in het energieonderzoek en gedefinieerd is in het protocol Monitoring energiebesparing. De energiebesparende maatregelen zijn gebaseerd op de erkende maatregelen voor energiebesparing en de aanvullingen daarop van Infomil en op de energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale EnergieInvesteringsaftrek regeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd.

    Toelichting: De energielijst is te vinden op de website van de RVO.

  • energieonderzoek: een onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen en industriële processen. Het onderzoek richt zich zowel op bouwkundige, technische en organisatorische aspecten, cultuurhistorische waarden als het industriële gebruik;

    toelichting: Een eenvoudige energiescan, zoals de digitale NZOscan, geeft niet alle mogelijke maatregelen weer. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar een energieonderzoek door een energieadviseur;

  • EPA-U: een Energie Prestatie Advies voor bestaande utiliteitsgebouwen;

  • vestigingsadres: het adres van het gebouw waar het project plaatsvindt.

Artikel 3.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    energiemaatregelen die genoemd zijn in het energieonderzoek;

  • b.

    een energieonderzoek.

Artikel 3.3.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap;

  • b.

    het energieonderzoek mag niet ouder zijn dan 3 jaar;

  • c.

    het energieonderzoek is uitgevoerd:

    • i.

      door een gecertificeerd energie-adviseur met aantoonbare ervaring in het Mkb;

      Toelichting: De ervaring van de energie-adviseur kan aangetoond worden door verwijzing naar referentieprojecten. Voorbeelden van certificatie zijn EPA, EPA-U of ander certificaat. Voorbeeld van een certificerende instantie is FeDec.

    • ii.

      door een branchespecialist; of

    • iii.

      in opdracht van of met subsidie van de provincie Overijssel.

  • d.

    de energiebesparende maatregelen hebben betrekking op het pand en de installaties daarbinnen of, indien het gaat om sportverenigingen, op de veldverlichting, waarvoor het energieonderzoek wordt uitgevoerd;

  • e.

    [vervallen.]

  • f.

    [vervallen.]

  • g.

    het vestigingsadres van het pand waarvoor de energiebesparende maatregelen worden toegepast is in Overijssel;

  • h.

    de energiebesparende maatregelen zijn gerealiseerd in de periode van maximaal acht maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag;

  • i.

    de minimale investering in een gerealiseerde energiebesparende maatregel per aanvraag bedraagt € 4.000. Bij een gezamenlijke aanvraag kan één van de Mkb-ondernemingen of een onafhankelijke energieadviseur, als aanvrager aangewezen worden. Deze aanvrager is de subsidieontvanger en draagt zorg voor de verdeling van de subsidie.

    Toelichting: Gedeputeerde Staten willen het mogelijk maken dat partijen een gezamenlijke aanvraag kunnen indienen. De totale investering per aanvraag moet dan € 4.000 of meer bedragen.

  • j.

    [vervallen.]

Artikel 3.3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.3.2 sub a bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 5.000,- per aanvraag voor Mkb-ondernemingen in de horeca, detailhandel en dienstverlening die direct geheel of gedeeltelijk getroffen zijn of worden door de verplichte lockdowns;

    • b.

      € 2.500,- per aanvraag voor overige aanvragers.

  • 2. De subsidie voor advieskosten bedraagt maximaal 5% van het totale investeringsbedrag.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 3.3.2 sub b bedraagt € 400,- per aanvraag.

Artikel 3.3.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn de kosten van activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen, wel subsidiabel mits deze activiteiten uitgevoerd zijn tot maximaal acht maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag.

Artikel 3.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Energiebesparende maatregelen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1. tweede lid sub c overlegt de aanvrager bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      het energieonderzoek waarin minimaal is beschreven:

      • i.

        het huidige energiegebruik;

      • ii.

        de energiebalans waarin minimaal 90% van het energiegebruik is toebedeeld aan de energiegebruikers;

      • iii.

        omschrijving van de energiemaatregelen, inclusief de verwachte investering en de verwachte energiereductie en de terugverdientijd van de investering;

      • iv.

        en een plan van aanpak voor de uitvoering;

      • v.

        de quick wins;

    • b.

      kopieën van alle facturen en betaalbewijzen van de gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 3.3.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.3.8 Weigeringsgrond

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

    • a.

      subsidie wordt aangevraagd voor uitsluitend een energieonderzoek;

    • b.

      het energieonderzoek is uitgevoerd na realisatie van de energiebesparende maatregelen;

    • c.

      aan de aanvrager in de afgelopen twee jaar en het lopende boekjaar, voor het vestigingsadres al subsidie is verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf;

    • d.

      de activiteiten betrekking hebben op woningen, appartementen of andere voor bewoning bedoelde panden.

    • e.

      de energiebesparende maatregelen ten behoeve van nieuwbouw zijn.

    • f.

      de aanvraag betrekking heeft op energiebesparende maatregelen die verplicht zijn onder de wet Milieubeheer.

      Toelichting: Indien een aanvrager een jaarverbruik heeft van meer dan 50.000kWh elektriciteit of 25.000m3 gas, dan zijn maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder (waaronder de erkende maatregelen voor uw branche) wettelijk verplicht en komen die niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2. In aanvulling op de eerste lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie voor een energieonderzoek als bedoeld in artikel 3.3.2 sub b indien:

    • a.

      het onderzoek ouder is dan 3 jaar.

    • b.

      het energieonderzoek al geheel of gedeeltelijk is gesubsidieerd vanuit een andere regeling;

      Toelichting: Te denken valt aan De Groene Club van de KNVB en aan de regeling Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen MKB van het Rijk. De Groene Club is opgericht door de KNVB in samenwerking met de KNLTB en de KNHB om sportverenigingen te verduurzamen. De deelnemende sportverenigingen krijgen een uitgebreid energieonderzoek en worden geholpen om de maatregelen uit te voeren.

    • c.

      energiekosten van de aanvrager meer dan € 30.000 per jaar bedragen.

Paragraaf 3.4 Asbest eraf, zon erop

Algemene toelichting

De provincie vindt het, op grond van de milieu- en gezondheidsrisico’s, belangrijk dat asbestdaken versneld worden opgeruimd. Daarnaast wil de provincie het gebruik van zonnepanelen op daken verder stimuleren.

Met deze regeling wordt geld beschikbaar gesteld voor de sanering van zoveel mogelijk asbestdaken in combinatie met het aanbrengen van zonnepanelen.

Artikel 3.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    asbestdak: dak dat asbest bevat. Dit kunnen zowel asbestplaten zijn als asbestleien. Dakbeschotten vallen hier niet onder;

  • b.

    eigen elektriciteitsverbruik: het verbruik in kWh dat nodig is om in de eigen elektriciteitsbehoefte te voorzien. Het betreft de elektriciteitsbehoefte van het adres van het asbestdak;

  • c.

    gecertificeerd bedrijf: bedrijf dat beschikt over de volgende certificering ten behoeve van het inventariseren of verwijderen van asbest: 1°. SC 530: Asbestverwijdering; 2°. SC 540: Asbestinventarisatie. Of een bedrijf gecertificeerd is kan gecontroleerd worden op www.ascert.nl;

  • d.

    zonnepanelen: fotovoltaïsche panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit.

Artikel 3.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het verwijderen en afvoeren van asbestdaken.

Artikel 3.4.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4.2 dient te voldoen aan alle onderstaande criteria:

  • a.

    de aanvrager is eigenaar van het asbestdak dat wordt verwijderd en afgevoerd;

  • b.

    het asbestdak is gelegen binnen Overijssel;

  • c.

    het te verwijderen en af te voeren asbestdak heeft een oppervlakte van ten minste 35 m2;

  • d.

    het verwijderen en afvoeren van het asbestdak wordt uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf;

  • e.

    de aanvrager plaatst zonnepanelen;

  • f.

    de te plaatsen zonnepanelen worden geplaatst op het gesaneerde asbestdak. Als het gesaneerde asbestdak al dan niet gedeeltelijk ongeschikt is voor het plaatsen van zonnepanelen, dan mogen de zonnepanelen ook geplaatst worden op het perceel van het gesaneerde asbestdak;

  • g.

    het aantal zonnepanelen dat wordt aangebracht voorziet voor minimaal 95% in het eigen elektriciteitsverbruik.

  • h.

    Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de-minimisverordening.

Artikel 3.4.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt een vastgesteld forfaitair bedrag van € 1.000,- per aanvrager.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, geldt voor een asbestdak vanaf 200 m2 een toeslag van € 5,- per extra m2, tot een maximum toeslag van € 4.000,-.

    Toelichting: bij een te saneren dakoppervlak van 1000 m2 is de maximale subsidie voor de aanvrager € 5.000,-. De rekensom die daarbij hoort is: € 1.000,- (vastgesteld forfaitair bedrag) + € 4.000,- (toeslag, namelijk 800 m2 x € 5,-).

Artikel 3.4.5 Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

De artikelen 1.1.5 en 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 3.4.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

[vervallen]

Artikel 3.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Asbest eraf, zon erop.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.4.2, de volgende stukken:

    • a.

      een offerte voor de verwijdering van asbest, waaruit in ieder geval blijkt hoeveel m2 asbestdak wordt verwijderd en door welk gecertificeerd bedrijf het asbest wordt verwijderd. De offerte is niet ouder dan 3 maanden op het moment van de subsidieaanvraag;

    • b.

      een jaarafrekening energieverbruik van de eigenaar van het asbestdak, waaruit het eigen elektriciteitsverbruik blijkt. Wanneer de jaarafrekening niet overlegd kan worden, levert de aanvrager een voldoende onderbouwde inschatting in van het toekomstig te verwachten jaarverbruik;

    • c.

      een offerte voor de aankoop en aansluiting van de zonnepanelen waaruit in ieder geval blijkt hoeveel kWh elektriciteit wordt opgewekt. De offerte is niet ouder dan 3 maanden op het moment van indiening van de subsidieaanvraag;

    • d.

      indien de zonnepanelen niet worden geplaatst op het gesaneerde asbestdak, een bewijsstuk waaruit blijkt dat het gesaneerde asbestdak al dan niet gedeeltelijk ongeschikt is voor het plaatsen van zonnepanelen.

Artikel 3.4.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.4.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager een gemeente, waterschap of provincie is;

  • b.

    de subsidiabele activiteit is gestart vóór 1 november 2021.

Artikel 3.4.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.6 en 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht om de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 3.4.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2024 tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 3.5 Energielening Overijssel

Artikel 3.5.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • energielening: stimuleringslening van Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) ten behoeve van een energiemaatregel.

  • energielijst: lijst met de investeringen in bedrijfsmiddelen of in onderdelen daarvan, als bedoeld in de actuele energielijst, van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO), met uitzondering van windturbines en ongeacht of de betreffende energiemaatregel met of zonder SDE is.

    toelichting: De geldende Energielijst is te vinden op rvo.nl. De energielijst is een overzicht van RVO van energie-investeringen die voor de fiscale Energie Investeringsaftrek regeling (EIA)in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar opnieuw opgesteld. Het overzicht van de energie-investeringen is opgedeeld in 5 categorieën. Deze subsidieparagraaf richt zich op categorie A bedrijfsgebouwen, B processen en D duurzame energie. Dit betekent dat een onderneming een energielening kan aanvragen bij de provincie voor investeringen die genoemd worden onder categorie A, B en D van de energielijst, met uitzondering van windturbines.

  • energiemaatregel: een maatregel uit de categorie A, B of D van de Energielijst, inclusief mest- of mestcovergister met uitzondering van windturbines;

    toelichting: Een overzicht van investeringen die onder categorie A, B en D vallen is te vinden in de energielijst.

Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie in de vorm van rentekorting verstrekken voor een bij het SVn afgesloten, energielening ten behoeve van energiemaatregelen uit de energielijst.

Artikel 3.5.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap;

  • b.

    de aanvraag wordt gedaan voor een energiemaatregel ten behoeve van een vestiging in de provincie Overijssel, niet zijnde een vestigingsadres met bestemming wonen; indien de aanvraag betrekking heeft op een mest- of mestcovergister, met een maximale capaciteit tot 25.000 m3 mest per jaar, die op een boerenerf wordt geplaatst, vervalt het criterium ‘niet zijnde een vestigingsadres met bestemming wonen;

  • c.

    de energiemaatregel betreft:

    • i.

      een technische voorziening ten behoeve van energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen, als bedoeld in de Energielijst onder categorie A; of

    • ii.

      een technische voorziening ten behoeve van energiebesparing bij processen, als bedoeld in de Energielijst onder categorie B;

    • iii.

      een technische voorziening ten behoeve van Duurzame energie opwekking in of bij bedrijfsgebouwen, als bedoeld in de Energielijst onder categorie D, met uitzondering van windturbines.

    • iv.

      een mest- of mestcovergister met een maximale capaciteit tot 25.000 m3 mest per jaar die gebruikt wordt voor duurzame energie opwekking in of bij bedrijfsgebouwen.

  • d.

    de lening wordt digitaal aangevraagd bij het SVn en heeft

    • i.

      een looptijd van 10 jaar indien de aanvrager een stichting, vereniging of een kerkgenootschap betreft en

    • ii.

      een looptijd van 5 jaar in alle andere gevallen;

  • e.

    de op de energielening te betalen rente bedraagt minimaal 1%;

  • f.

    de hoofdsom van de energielening bedraagt minimaal € 10.000,– en maximaal € 100.000,- en bestaat uit 100% van de afsluitkosten en maximaal 75% van de overige subsidiabele kosten;

  • g.

    indien de energiemaatregel Photo-voltaïsche panelen betreft, bevat het dak waar de Photo-voltaïsche panelen worden geplaatst geen asbest;

  • h.

    de aanvrager staat ten minste drie jaar ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en kan ten minste drie jaarverslagen van de meest recente boekjaren overleggen.

    Toelichting: Voor de kredietbeoordeling van SVn dienen de laatste 3 jaarverslagen te worden overlegd.

  • i.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening of de de-minimisverordening landbouw indien de aanvrager een landbouwonderneming is, of de-minimisverordening visserij.

Artikel 3.5.4 Hoogte van de subsidie

De rentekorting bedraagt in beginsel 3% en is gebaseerd op de geldende 5 jaars marktrente of 10 jaars marktrente die geldt op het moment dat de aanvraag voor de energielening is ontvangen door SvN. De in rekening gebrachte rente bedraagt minimaal 1,0%.

Toelichting: In deze subsidieparagraaf is de rentekorting de subsidie. Bij een lening van € 100.000,- bedraagt de rentekorting maximaal 3%. De rentekorting (= de steun=subsidie) per jaar is maximaal € 3.000,-. Bij een lening met een looptijd van 10 jaar bedraagt de subsidie maximaal € 30.000,-. Bij een lening met een looptijd van 5 jaar bedraagt de maximale subsidie € 15.000,-. Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.

Artikel 3.5.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de aanschafkosten, inclusief de kosten die betaald worden aan derden om de energiemaatregel bedrijfsklaar te krijgen en de afsluitkosten van de energielening van € 1.500,- zijn subsidiabel, conform artikel 1.1.5 derde lid.

Artikel 3.5.6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor bedrijfsmiddelen die eerder gebruikt zijn;

  • b.

    kosten voor grond, woningen, personenauto's en vaartuigen die niet bestemd zijn voor goederenvervoer, dieren, effecten, vorderingen, goodwill, vergunningen, ontheffingen, concessies en andere publiekrechtelijke dispensaties;

  • c.

    onderhoudskosten.

Artikel 3.5.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Energieleningen Ondernemingen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een offerte waaruit de subsidiabele kosten van de energiemaatregel blijken.

Artikel 3.5.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de maximale leenruimte vast.

Artikel 3.5.9 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de benodigde vergunningen voor de energiemaatregel niet zijn verkregen.

Artikel 3.5.10 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 wordt de rentekorting via de lening bij SVn verrekend.

Artikel 3.5.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking een aanvraag voor de duurzaamheidlening in te dienen indienen bij SVn.

Paragraaf 3.6 Lokale energie-initiatieven 4.0

Artikel 3.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel zijn veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot minder gebruik van energie.

  • -

    Grootschalig opwekproject: een project waarbij één van de volgende productie-installaties voor hernieuwbare energie wordt gerealiseerd:

    • a.

      Productie-installatie voor zonne-energie met een nominaal vermogen van minimaal 1.000 kWp.

    • b.

      Productie-installatie voor windenergie met één of meer windturbines met een nominaal vermogen van minimaal 1.000 kW.

  • -

    Hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, zoals wind, zon en waterkracht.

  • -

    LEI-coach: coach die in opdracht van de provincie Overijssel een lokaal energie-initiatief op weg helpt.

  • -

    Lokaal energie-initiatief (LEI): een collectief van inwoners en – optioneel – lokale organisaties of lokale bedrijven met als doel om energiebesparing of productie van hernieuwbare energie te realiseren.

  • -

    Nominaal vermogen: maximale vermogen van een productie-installatie voor hernieuwbare energie dat onder normale voorwaarden benut kan worden voor de productie van hernieuwbare energie en dat door de leverancier wordt gegarandeerd bij continu gebruik.

  • -

    Opwekproject: een project waarbij één van de volgende productie-installaties voor hernieuwbare energie wordt gerealiseerd:

    • a.

      Productie-installatie voor zonne-energie met een nominaal vermogen van minimaal 15 Wp en maximaal 1.000 kWp.

    • b.

      Productie-installatie voor windenergie met één of meer windturbines met een nominaal vermogen van minimaal 15 kW en maximaal 1.000 kW.

    • c.

      Productie-installatie voor elektriciteitsproductie door waterkracht met een nominaal vermogen van minimaal 15 kW.

Artikel 3.6.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie. Dit door het vergroten van de realisatiekracht van lokale energie-initiatieven.

Artikel 3.6.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor één of meerdere van de volgende activiteiten:

    • a.

      Het inrichten en oprichten van de organisatie van het lokale energie-initiatief.

    • b.

      Het uitvoeren van een energiebesparingsproject gericht op woningen.

    • c.

      Het voorbereiden van een opwekproject om tot een realiseerbaar project te komen.

    • d.

      Het voorbereiden van een grootschalig opwekproject om tot een ontwikkelbaar project te komen.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De activiteiten hebben geen betrekking op de aanschaf- en installatie van technische voorzieningen voor productie van hernieuwbare energie en energiebesparing.

    • b.

      De activiteiten worden uitgevoerd door een LEI dat:

      • 1.

        gevestigd is in een bepaald gebied binnen Overijssel;

      • 2.

        binding heeft met de lokale omgeving;

      • 3.

        een bestuur heeft van minimaal twee personen;

      • 4.

        open staat voor iedereen die wil deelnemen;

      • 5.

        de lokale omgeving van het project laat meebeslissen over de ontwikkeling van het project; en

      • 6.

        de opbrengsten die door realisatie van het project worden gehaald ten goede laat komen aan leden, klanten of maatschappelijke bestemmingen in de lokale omgeving van het project.

    • c.

      Voor de activiteiten is niet eerder subsidie verstrekt op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.6.4 Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een coöperatie, een stichting, een vereniging of een BV.

  • 2. Als een aanvrager een rechtspersoon in oprichting is, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager de beoogde rechtsvorm verkrijgt.

Artikel 3.6.5 Subsidiabele kosten

De kosten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

  • a.

    kosten van derden en vrijwilligers. Artikel 1.1.5 derde en vierde lid zijn van toepassing.

  • b.

    kosten voor leges en oprichtingskosten. Dit is een afwijking van artikel 1.1.6 lid 1.

Artikel 3.6.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het oprichten en inrichten van de organisatie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 2.500,-.

  • 2. De subsidie voor het uitvoeren van een energiebesparingsproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 2.500,-.

  • 3. De subsidie voor het voorbereiden van een opwekproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 5.000,-.

  • 4. De subsidie voor het voorbereiden van een grootschalig opwekproject is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 10.000,-.

Artikel 3.6.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 20% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een bijdrage in geld van het lokale energie-initiatief, bedrijven, inwoners of medeoverheden.

  • 2. De voorwaarde die genoemd is in lid 1 geldt niet voor het oprichten en inrichten van de organisatie.

Artikel 3.6.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Lokale energie-initiatieven 4.0.

  • 3. De aanvrager levert de volgende gegevens in:

    • a.

      een begroting. Het is verplicht het beschikbaar gestelde format te gebruiken;

    • b.

      een door de LEI-coach ondertekende LEI-verklaring. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.1.

Artikel 3.6.9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de periode van een kalenderjaar.

Artikel 3.6.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De activiteiten zijn binnen 18 maanden na de verlening van de subsidie afgerond.

  • 2. De subsidieontvanger nodigt inwoners binnen een specifiek gebied binnen Overijssel actief uit om lid of klant te worden.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht de opgebouwde kennis en ervaring vrij beschikbaar te stellen aan anderen die daarom vragen.

Artikel 3.6.11 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de algemene De-minimisverordening.

Artikel 3.6.12 Looptijd

De subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 december 2023.

Paragraaf 3.7 Energiezuinige voedselbanken

Artikel 3.7.1 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie. Dit door voedselbanken te stimuleren om te geld uit te geven aan investeren in maatregelen gericht op energiebesparing.

Artikel 3.7.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen.

  • 2. De energiebesparende maatregelen voldoen aan de volgende twee voorwaarden:

    • a.

      De maatregelen worden uitgevoerd in of aan het gebouw van een voedselbank in Overijssel.

    • b.

      De energiebesparende maatregelen staan geadviseerd in de door Gedeputeerde Staten gefinancierde energiescan.

  • 3. Een aanvullende subsidie wordt verstrekt voor het vervangen van verouderde niet-energiezuinige koel- en vriesapparaten. Deze aanvullende subsidie is alleen beschikbaar voor de voedselbanken in de gemeenten Almelo, Deventer, Hengelo en Raalte.

Artikel 3.7.3 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan een voedselbank.

Artikel 3.7.4 Subsidiabele kosten

  • 1. De kosten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      Alle kosten voor het realiseren van energiebesparende maatregelen.

    • b.

      De kosten voor het vervangen van verouderde koel- en vriesapparaten.

  • 2. Artikel 1.1.5 en 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 3.7.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is een vast bedrag van € 15.000,- per voedselbank voor energiebesparende maatregelen.

  • 2. De aanvullende subsidie voor de aanschaf van koel- en vriesapparaten is:

    • a.

      € 56.250,- voor de voedselbank in Almelo;

    • b.

      € 18.750,- voor de voedselbank in Deventer;

    • c.

      € 37.500,- voor de voedselbank in Hengelo en

    • d.

      € 45.194,- voor de voedselbank in Raalte.

Artikel 3.7.6 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Energiezuinige voedselbanken.

  • 3. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Dit is een afwijking van 1.2.1, tweede lid sub c.

Artikel 3.7.7 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van deze subsidieregeling.

Artikel 3.7.8 Vaststelling

Voor subsidies van € 25.000,- en hoger geldt dat de subsidie direct wordt vastgesteld op grond van artikel 1.5.1. Dit is een afwijking van artikel 1.5.2.

Artikel 3.7.9 Looptijd

De subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 december 2023.

Paragraaf 3.8 Geschakelde asbestleidaken

Artikel 3.8.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel is een vaker voorkomend begrip uitgelegd.

De begripsbepaling van ‘geschakeld asbestleidak’ komt als volgt te luiden:

  • -

    Geschakeld asbestleidak: een asbestleidak dat in directe relatie staat met een ander asbestleidak, dat wil zeggen zowel in locatie, bouwstijl en -periode, aangezicht en materiaal. Het asbestleidak hoeft niet rechtstreeks gekoppeld te zijn aan een ander asbestleidak.

Artikel 3.8.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van het verwijderen van asbestleidaken.

Artikel 3.8.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor het vervangen van geschakelde asbestleidaken. In sommige gevallen kunnen asbestleidaken aansluiten op een gevelbeplating van asbestleien. De vervanging van deze asbesthoudende gevelbeplating valt dan ook onder de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. Het vervangen van geschakelde asbestleidaken voldoet aan alle volgende voorwaarden:

    • a.

      Iedere eigenaar van een deel van het geschakelde asbestleidak heeft een eigen aanvraag voor subsidie ingediend.

    • b.

      Het wordt uitgevoerd in Overijssel.

    • c.

      Het wordt uitgevoerd door een asbestverwijderingsbedrijf dat voldoet aan de regels uit het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering van Stichting Ascert.

    • d.

      Met de vervanging van het geschakeld asbestleidak mag nog niet gestart zijn op de datum waarop de aanvraag is ingediend. Als datum starten geldt het accepteren van de uitgebrachte offerte voor vervanging.

Artikel 3.8.4 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan de particuliere eigenaar van het geschakelde asbestleidak dat wordt vervangen.

Artikel 3.8.5 Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie is een vast bedrag voor het verwijderen en afvoeren van de geschakelde asbestleidaken en het aanbrengen van nieuwe dakbedekking.

  • 2. Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 3.8.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie is € 75,- per m2 verwijderd geschakeld asbestleidak.

Artikel 3.8.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Geschakelde asbestleidaken.

  • 3. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Dit is een afwijking van 1.2.1. tweede lid sub c.

  • 4. De aanvrager overlegt bij de aanvraag om subsidie een offerte voor de verwijdering van asbest, waaruit in ieder geval blijkt hoeveel m2 asbestdak wordt verwijderd en door welk gecertificeerd bedrijf het asbest wordt verwijderd. De offerte is niet ouder dan drie maanden op het moment van de subsidieaanvraag.

Artikel 3.8.8 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van deze subsidieregeling.

Artikel 3.8.9 Aanvullende verplichting

De aanvrager is verplicht de vervanging van het asbestleidak te starten binnen drie maanden na de datum waarop de sloopvergunning is verleend.

Artikel 3.8.10 Looptijd

Deze subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 december 2023.

Paragraaf 3.9 Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie

Subparagraaf 3.9.1 Hernieuwbare energie door ondernemingen

Algemene toelichting

Deze subsidieparagraaf ziet op subsidies in de vorm van een geldlening of garantie voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie aan ondernemingen. De Provincie Overijssel beoogt daarmee ondernemingen te stimuleren om een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie te ontwikkelen.

Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten' moet worden verstaan.

Artikel Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden

Toelichting: In dit artikel wordt in het eerste lid een aantal begrippen verduidelijkt die in deze paragraaf van het Uitvoeringsbesluit worden gehanteerd.

Ad d

Onder andere biomassa wordt in het kader van deze subsidie-paragraaf als hernieuwbare energiebron aangemerkt.

De AGVV stelt geen eisen aan energie-installaties die biomassa gebruiken als brandstof om energie op te wekken. Om die reden is er in deze subsidie-paragraaf voor gekozen om alleen steun te verlenen aan het gebruik van energie-installaties die biomassa gebruiken als brandstof om energie op te wekken. Steun voor de productie van biobrandstoffen valt niet onder de onderhavige subsidie-paragraaf.

Ad o:

Naar verwachting levert de realisatie van een energieproject een aantal nieuwe arbeidsplaatsen op of kunnen als gevolg van het energieproject nieuwe arbeidsplaatsen worden behouden. De provincie wil daarin inzicht hebben.

Ad sub jj:

De subsidie-aanvrager moet in het projectplan aangeven wat de effecten zijn ten aanzien van energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie. Indien de subsidie-aanvrager een grote onderneming is, moet zij, naast het voorgaande, aantonen dat de subsidie een stimulerend effect op het energieproject heeft. Hierbij moet aan één of meer van de volgende criteria worden/zijn voldaan:

  • een wezenlijke toename van de omvang van het energieproject of de activiteit als gevolg van de subsidie;

  • een wezenlijke toename van de reikwijdte van het energieproject of de activiteit als gevolg van de subsidie;

  • een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidie-ontvanger voor het energieproject of de activiteit als gevolg van de subsidie;

  • een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken energieproject of de activiteit wordt voltooid

Een eenvoudige verklaring van grote ondernemingen dat de subsidie de reikwijdte en omvang van het project vergroot volstaat niet om een stimulerend effect aan te tonen. Grote ondernemingen moeten de levensvatbaarheid van het project aan de hand van een vergelijking tussen scenario's met en zonder subsidie aantonen en daaruit moet blijken dat aan één of meer van de voorgaande criteria is voldaan.

Gedeputeerde Staten zullen de analyse van de grote onderneming en de door haar verstrekte bewijsstukken op hun geloofwaardigheid toetsen.

  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • adviescommissie: door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 13 november 2012 ingestelde commissie;

  • bank: een bank zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht of een aan een bank gelieerd beleggingsfonds, al dan niet via een beheerder, zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht waarbij de bank of het beleggingsfonds handelt op grond van een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten;

  • biobrandstof: vloeibare of gasvormige producten die gewonnen worden uit plantaardig of dierlijk materiaal (biomassa) en worden gebruikt om energie op te wekken of als brandstof te dienen;

  • bio-energie-installatie: de energie-installatie die biomassa gebruikt als brandstof om energie op te wekken, waarbij de biomassa te allen tijde moet voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl (Nederlandse Technische Afspraak);

  • biomassa: er zijn drie generaties biomassa. De eerste generatie biomassa bestaat uit voedselgewassen zoals graan, maïs, koolzaad, suikerriet en palmolie. Voorbeelden van tweede generatie biomassa zijn houtsnippers, stro, oneetbare gedeelten van voedselgewassen, dierlijk vet, gebruikt frituurvet, mest, slib en afval. Alle (vaste) houtige biomassa maakt deel uit de tweede generatie. Dit betreft vaste producten die bestaan uit:

    • Plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal, zoals houtpellets en houtsnippers. Vers hout is hout dat vrijkomt bij snoei-, kap- en rooiwerkzaamheden in bijvoorbeeld bossen, landschap of groenvoorzieningen. Vers hout kan bestaan uit hele bomen, kapafval, tak- en tophout, stobben of rondhout. Ook houtige biomassa die speciaal voor energiedoeleinden is bewerkt, zoals houtpellets of -snippers, of speciaal wordt geteeld zoals een wilgenplantage, valt onder deze categorie;

    • Rest- en afvalhout uit land- en bosbouw, papierindustrie, kurk- en houtindustrie.

  • Vaste houtige biomassa kan door middel van thermische verwerking (verbranding, vergassing) worden omgezet in energie of tot een tussenproduct worden verwerkt.

    Onder de derde generatie biomassa verstaan wij in Nederland vooral algen.

  • BW: het Nederlandse burgerlijk wetboek;

  • EU-norm:

    • een verplichte EU-norm waarbij de op milieugebied te bereiken normen per onderneming zijn vastgesteld, of

    • de verplichting op grond van Richtlijn 2010/75/EU om de beste beschikbare technieken (BAT's) te gebruiken en ervoor te zorgen dat de emissieniveaus van verontreinigende stoffen niet hoger zijn dan bij de toepassing van de BAT's. Voor de gevallen waarin de met de BAT's geassocieerde emissieniveaus zijn bepaald in uitvoeringshandelingen die op grond van Richtlijn 2010/75/EU zijn vastgesteld, zullen die niveaus gelden. Wanneer die niveaus als een bandbreedte zijn geformuleerd, zal de grens waar de BAT het eerst wordt bereikt, van toepassing zijn;

  • concern: een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW waartoe de aanvrager voor een subsidie behoort, welke groep is gericht op een duurzame deelneming aan het economische verkeer;

  • de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening;

  • dochtermaatschappij: een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 2:24a BW;

  • EBITDA: Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization;

  • energie-efficiëntiemaatregelen: maatregelen die een subsidie-aanvrager in staat stellen zijn energieverbruik, met name in zijn productiecyclus, - of in geval van woningcorporaties van hun huurders - te verminderen, waaronder in het geval van woningcorporaties mede wordt begrepen de bouwkundige aanpassingen aan woningen die nodig zijn om de energiemaatregelen te realiseren of andere onderhoud- of verbetermaatregelen die fysieke samenhang hebben met de te realiseren energie-efficiëntiemaatregelen;

  • Energiefonds Overijssel II B.V.: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energiefonds Overijssel II B.V. die in mandaat voor Gedeputeerde Staten deze subsidieparagraaf uitvoert;

  • energieproject: een project waarbij:

    • energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen waardoor het verbruik van niet-hernieuwbare energie in de provincie Overijssel wordt gereduceerd door middel van een bekende en bewezen techniek; of

    • binnen de provincie Overijssel hernieuwbare energie wordt opgewekt c.q. de opwekking van hernieuwbare energie wordt vergroot;

  • garantie: de overeenkomst tussen Energiefonds Overijssel II B.V. en de bank betreffende de zekerheid tot aflossing van het krediet dat de aanvrager van de garantie ten aanzien van het energieproject van de bank heeft verkregen;

  • gecreëerde arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis (1 fte), gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden welke met het energieproject wordt geschapen of in stand wordt gelaten;

  • grote onderneming: een onderneming die niet onder de definitie van middelgrote- en/of kleine onderneming valt;

  • hernieuwbare energie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook met conventionele energiebronnen werken;

  • hernieuwbare energiebronnen: de volgende hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen: zonne-energie, geothermische energie, hydrothermische energie, aerothermische energie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, biogas. Voor windenergie zijn uitsluitend bijdragen aan innovatieve windmolens toegestaan, zoals stedelijke windmolentjes en kleine windmolens die nu in veel bestemmingsplannen zijn toegestaan, beide kleiner dan 25 meter;

  • in aanmerking komende kosten: de extra investeringskosten van het energieproject ten opzichte van de referentie-investering;

  • innovatieve projecten: projecten van ondernemingen waarbij het doel is om een nieuwe technologie voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk (nog) niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op een eerste toepassing (pilot project), van innovatieve technologieën. Dit type projecten is locatiegebonden en dient binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;

  • innovatieve ondernemingen: ondernemingen die zich richten op (de ontwikkeling van) innovatieve producten en/of diensten voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type ondernemingen is om de producten en/of diensten (door) te ontwikkelen en te vermarkten. Het dient aannemelijk te zijn dat het Maatschappelijk Rendement van dit type ondernemingen deels neerslaat binnen de provinciegrenzen;

  • kleine onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGVV, met minder dan 50 werknemers, met een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 10 miljoen. Een onderneming wordt niet als een kleine onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGVV bedoelde gevallen;

  • krediet: krediet dat de aanvrager van de garantie van de bank heeft gekregen voor het uitvoeren van een energieproject;

  • kredietovereenkomst: overeenkomst tussen de bank en de aanvrager van de garantie op grond waarvan de bank geld voor de uitvoering van een energieproject ter leen verstrekt of zal verstrekken;

  • maatschappelijk rendement: de als gevolg van de door de ontvangen subsidie gerealiseerde energie-efficiëntie c.q. opwekking van hernieuwbare energie en de als gevolg van de door de ontvangen subsidie gecreëerde arbeidsplaatsen gezamenlijk;

  • marktconforme premie: premie die wordt berekend conform de safe-harbour premies zoals opgenomen in paragraaf 3.3 van de Mededeling-garanties;

  • marktconforme rente: rente die wordt berekend conform de methode in de Mededeling-rentepercentages;

  • Mededeling-garanties: Mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (Pb. 2008, C155/10) en de rectificatie van de Commissie daarop zoals gepubliceerd in Pb. 2008, C244/32, of diens opvolger;

  • Mededeling-rentepercentages: Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (Pb. 2008, C14/6) of diens opvolger;

  • middelgrote onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGVV, met minder dan 250 werknemers, met een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Een onderneming wordt niet als een middelgrote onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGVV bedoelde gevallen;

  • moedermaatschappij: de nauwst met een aanvrager verbonden persoon ten aanzien van wie een ratingverklaring is of kan worden afgegeven;

  • niet-hernieuwbare energie: energie die niet voldoet aan de definitie van hernieuwbare energie;

  • onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering; een concern wordt als één onderneming aangemerkt;

  • premiekorting: de korting op de premie ten opzichte van de marktconforme premie;

  • projectplan: een inhoudelijk werkplan waarin onder andere een beschrijving c.q. gemotiveerde inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie c.q. toename van hernieuwbare energie is opgenomen. Grote ondernemingen tonen in dit projectplan aan dat de subsidie een stimulerend effect, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de AGVV, op het energieproject heeft;

  • provincie: de publiekrechtelijke rechtspersoon de provincie Overijssel;

  • ratingverklaring: een door GS geaccepteerde verklaring waaruit de rating van de aanvrager van een subsidie blijkt conform de Mededeling-rentepercentages en Mededeling-garanties, dan wel van diens moedermaatschappij, indien de aanvrager geen rating heeft of kan verkrijgen vanwege het ontbreken van een kredietverleden;

  • referentie-investering:

    • bij energie-efficiëntiemaatregelen: een technisch vergelijkbare investering aan het energieproject die een lager niveau van milieubescherming biedt die overeenstemt met de verplichte EU-normen (voor zover die bestaan) en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd. Een technisch vergelijkbare investering is een investering met dezelfde productiecapaciteit en alle andere technische eigenschappen (met uitzondering van die welke rechtstreeks op de extra investering voor milieubescherming betrekking hebben) die uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief is voor het energieproject.

    • bij hernieuwbare energie: wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht, levert dit verschil tussen de kosten van beide investeringen de met hernieuwbare energie verband houdende kosten op en geldt dit als de in aanmerking komende kosten;

  • rentekorting: de korting op rente ten opzichte van de marktconforme rente;

  • terugverdienplan: een plan waarin de haalbaarheid, de commerciële levensvatbaarheid en de terugverdientijd van het energieproject is uitgewerkt;

  • terugverdientijd: de tijd die nodig is om de extra investeringskosten terug te verdienen;

  • uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb die de provincie Overijssel met de subsidieontvanger sluit ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening;

  • verbonden persoon: met betrekking tot een tot het concern behorende rechtspersoon of vennootschap, elke persoon of vennootschap waarvan eerstbedoelde persoon of vennootschap een dochtermaatschappij is;

  • website: http://www.energiefondsoverijssel.nl/;

  • woningcorporatie: toegelaten instelling in de zin van artikel 70, eerste lid, van de Woningwet.

  • woonlasten: het totaal aan huur- en energiekosten per woning.

  • 2. Van subsidie zijn expliciet uitgesloten:

    Toelichting: In het tweede lid is aangegeven dat het verstrekken van subsidie voor bepaalde vormen van activiteiten dan wel bepaalde sectoren niet toegestaan is. Deze uitsluitingsgronden, met uitzondering van sub c (kolenindustrie) en e (wind- en kernenergie), vloeien voort uit artikel 1, lid 2, sub c, lid 3, sub a, en lid 4, sub c, van de AGVV. Om te bepalen of er sprake is van één van deze vormen van steun, dient dan ook acht te worden geslagen op het bepaalde in de AGVV, waarbij ook de definities van bepaalde begrippen in dat artikel in de AGVV zijn opgenomen. Subsidiëring voor wind-en kernenergie acht de provincie Overijssel niet wenselijk in het kader van de uitvoering van het Ubs.

  • a.

    exportsteun;

  • b.

    steun ten behoeve van werkzaamheden in de sectoren visserij en aquacultuur;

  • c.

    steun ten behoeve van werkzaamheden in de kolenindustrie;

  • d.

    steun aan ondernemingen in moeilijkheden;

  • e.

    steun ten behoeve van wind- en kernenergie uitgezonderd innovatieve windmolens, zoals stedelijke windmolentjes en kleine windmolens die nu in veel bestemmingsplannen zijn toegestaan, beide kleiner dan 25 meter.

  • 3. De uitvoering van deze paragraaf is door Gedeputeerde Staten gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V.

    Toelichting: In het derde lid is bepaald dat Gedeputeerde Staten de uitvoering van deze paragraaf hebben gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V. Provinciale Staten van de Provincie Overijssel hebben op 21 september 2011 (PS 2011/461) besloten tot uitwerking van een fonds genaamd "Energiefonds Overijssel". Het Energiefonds Overijssel biedt ondernemers en woningcorporaties de mogelijkheid om hun projecten op het gebied van energie-efficiëntie en het produceren van nieuwe energie te financieren. Niet op de traditionele manier met subsidies maar door participaties, leningen en garanties. Het Energiefonds Overijssel kent een totale omvang van maximaal door de Provincie Overijssel ter beschikking gestelde financiële middelen van € 200.000.000,–;  Voor de uitvoering van de activiteiten van het Energiefonds Overijssel heeft de provincie Overijssel de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel I B.V.  opgericht,  welke vennootschap op haar beurt Energiefonds Overijssel II B.V. heeft opgericht. De besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V. is namens het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel op basis van het GS-mandaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze paragraaf. Energiefonds Overijssel I B.V. houdt zich bezig met risicokapitaal.

Artikel 3.9.1.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      een garantie.

      Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 3.9.1.15, eerste, derde en vierde lid terugbetaald.

      Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 3.9.1.15, eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.

  • 2.

    De subsidie bedoeld in het vorige lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject:

    • a.

      voor de opwekking van hernieuwbare energie;

    • b.

      waarbij het energieproject een terugverdientijd heeft van meer dan drie jaar.

  • 3.

    Per onderneming kan slechts één aanvraag per energieproject worden ingediend.

    Toelichting: De provincie Overijssel vindt het ongewenst dat meer dan één aanvraag per energieproject wordt ingediend. Daarom bevat het derde lid van dit artikel daartoe een uitzonderingsgrond ]

Artikel 3.9.1.2 Criteria

Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd.

Een aanvraag voor een geldlening of garantie als bedoeld in artikel 3.9.1.1 eerste lid voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGVV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.

  • b.

    De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan Gedeputeerde Staten verschaft ter zekerheid van de subsidie.

    [Toelichting: Artikel 4:36 van de Awb maakt het sluiten van een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst mogelijk met name met het oog op subsidies die worden verleend in de vorm van een garantie of een lening. In sub d van dit artikel is in overeenstemming met artikel 4:33 sub a van de Awb het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst als voorwaarde voor subsidieverlening opgenomen. In artikel 3.9.1.15, eerste lid, is opgenomen dat de uitvoeringsovereenkomst uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie wordt aangegaan. In artikel 3.9.1.11 zijn de belangrijkste uitgangspunten van de uitvoeringsovereenkomst opgenomen.]

  • c.

    De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:

    • i.

      45% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • ii.

      55% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

    • iii.

      65% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is;

  •  

    [Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 41, lid 7, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV.

    Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html ) waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is . Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

    Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

    In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie")en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

    Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

    Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.]

  • d.

    De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.

  •  

    [Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 41, lid 7, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV.

    Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html ), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

    Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

    Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

    In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie") en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

    Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Artikel 3.9.1.3 Hoogte van de subsidie

Toelichting: De provincie Overijssel streeft ernaar dat de aanvrager ook zelf bijdraagt aan de financiering van het energieproject. De 80% genoemd in lid 3 is gebaseerd op de Mededeling-garanties.

  • 1.

    De geldlening bedraagt bij energieprojecten ter zake van hernieuwbare energie maximaal 100% van de in aanmerking komende kosten op het gebied van:

    • a.

      geothermie;

    • b.

      zonne-energie;

    • c.

      bio-energie;

    • d.

      warmtepompen met een minimale Coefficient Of Performance (COP) van 4;

    • e.

      warmtekracht.

    • f.

      windenergie, waarbij uitsluitend bijdragen aan innovatieve windmolens zijn toegestaan, zoals stedelijke windmolentjes en kleine windmolens die nu in veel bestemmingsplannen zijn toegestaan, beide kleiner dan 25 meter;

    • g.

      energieopslag en energie infrastructuurprojecten.

  • 2.

    [vervallen;]

  • 3.

    In geval van een garantie bedraagt de garantie van Gedeputeerde Staten maximaal 80% van het krediet.

Artikel 3.9.1.4 Subsidiabele kosten

Toelichting: Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen.

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.5 worden als subsidiabele kosten beschouwd de in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject;

    • b.

      kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van de subsidie voor het energieproject;

    • c.

      kosten die anderszins al vergoed zijn onder andere door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

Artikel 3.9.1.5 Indieningstermijn aanvraag

Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt voor een bepaald subsidietijdvak. De verwachting is dat er in de praktijk behoefte zal zijn om gedurende het gehele subsidietijdvak aanvragen om subsidie in te kunnen dienen. Om aanvragen toch zoveel mogelijk binnen het subsidietijdvak af te kunnen handelen, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de subsidieaanvraag tot dertien weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft kan worden ingediend. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag vier weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft volledig moet zijn.

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag tot twaalf weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft worden ingediend door inzending van een daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag volledig zijn ingediend uiterlijk vier weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 3.9.1.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. Dit artikel dient in samenhang te worden gelezen met artikel 1.2.1. In aanvulling op de gegevens die een aanvrager op grond van artikel 1.2.1 bij de aanvraag moet indienen, dient de aanvrager aanvullende gegevens te overleggen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag.

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een projectplan, dat in ieder geval de volgende gegevens dient te bevatten:

    • a.

      beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten opwekking van hernieuwbare energie;

    • b.

      een berekening van de in aanmerking komende kosten waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten van de referentie-investering; Toelichting: De voor subsidie in aanmerking komende kosten moeten worden gemotiveerd en gespecificeerd.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag een ratingverklaring, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

  • 3.

    Indien de aanvrager voor dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende-  in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt zij de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.

  • 4.

    In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan.

    Toelichting: Het bedrijfsplan moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

    • de doelstelling van de aanvrager en hoe hij deze wil bereiken; de ideeën over het soort onderneming dat hij wil oprichten;

    • de geplande rechtsvorm;

    • vergunningen die nodig zijn om van start te gaan met het project;

    • meerjarige investeringsbegroting;

    • meerjarige exploitatiebegroting: op basis van de meerjarige omzetprognose moet de aanvrager aangeven hoeveel nettowinst hij verwacht te overhouden na aftrek van de investeringen (exploitatie) van de omzet;

    •  

      Ten slotte wordt in het bedrijfsplan verwacht dat de subsidieaanvrager zal aangeven welke werkgelegenheidseffecten door realisering van het energieproject te realiseren dan wel te verwachten zijn. Om die reden wordt van de subsidieaanvrager verwacht dat hij inzicht geeft in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. Dit begrip is toegelicht in de definities. Daarbij moet tevens inzicht worden gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan.

  • 5.

    In aanvulling op artikel 1,2,1 tweede lid overlegt de aanvrager, ingeval een garantie wordt aangevraagd, bij de aanvraag tevens een door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en concept garantverklaring.

  • 6.

    In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence.

    Toelichting: Bij documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence moet, afhankelijk van de aard van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden gedacht aan een zonurenanalyse, een technische analyse van de gebruikte technologie, taxatierapporten, identificatiebewijzen van bestuurders en aandeelhouders, een organisatieschema, projectcontracten, zoals afnamecontracten, inkoopcontracten en onderhoudscontracten.

Artikel 3.9.1.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 3.9.1.7 geeft deze wettelijke grondslag.

De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 3.9.1.8 Volgorde van behandeling

Toelichting: In artikel 4:26 van de Awb is voorgeschreven dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Artikel 3.9.1.8 geeft deze wettelijke grondslag.

  • 1.

    Voor het bepalen van het bereiken van het van toepassing zijnde subsidieplafond, beslissen Gedeputeerde Staten op volgorde van het tijdstip van binnenkomst.

  • 2.

    Indien de aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.

Artikel 3.9.1.9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.9.1.1, nadat de aanvraag volledig is, ter advies voor aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

Toelichting: Gedeputeerde Staten hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf.

Indien door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt op grond van artikel 3.9.1.8, derde lid, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie. Ook over deze prioritering brengt de adviescommissie advies uit.]

Artikel 3.9.1.10 Weigeringsgronden

Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.1.7. De weigeringsgronden in artikel 1.1.7 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 3.9.1.10 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen. De afwijzingsgronden in sub c-h, k-l, vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGVV: sub c is gebaseerd op artikel 41 van de AGVV; sub d is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub b, van de AGVV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van leningen; sub e is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub c, onder i), van de AGVV jo. de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub f is gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub g is gebaseerd op artikel 1, vierde lid, sub a, van de AGVV; sub h is gebaseerd op 1, tweede lid, sub c, van de AGVV; sub k is gebaseerd op artikel 6, tweede lid, van de AGVV; sub l is gebaseerd op artikel 6, tweede en derde lid, van de AGVV. In de overige gevallen heeft een subsidie van de provincie Overijssel naar de mening van de provincie Overijssel geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a-b en i-j opgesomd. Voor deze gevallen wordt ook geen subsidie verleend door de provincie Overijssel.

Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,- Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.

  • 2. Indien de aanvraag ziet op een subsidie voor een zonne-energieproject weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 500.000,-;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag een bedrag is tussen € 500.000 en € 1.000.000,- en het een niet-dupliceerbaar zonne-energieproject betreft;

    • c.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag voor een dupliceerbaar zonne-energieproject hoger is dan € 2.500.000,-.

  • 3. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel indien het een aanvraag betreft die na 30 juni 2021 is ingediend voor een bio-energie-installatie die (vaste) houtige biomassa gebruikt.

  • 4. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:

    • a.

      de werkelijke kosten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar of uitvoerbaar is.

      Toelichting: Voor deze weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.

    • c.

      het verstrekte krediet of de geldlening niet ten behoeve van het energieproject wordt aangewend;

    • d.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een geldlening of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC of lager behoort;

    • e.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een garantie of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC+ of lager behoort;

    • f.

      de aanvrager van een garantie een grote onderneming is;

    • g.

      ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun geldt;

    • h.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • i.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;

      Toelichting: De aanvrager beschikt niet over voldoende financiële middelen om het energieproject uit te voeren als er geen bankfinanciering voor de dekking van de kosten van het energieproject die niet voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking komen.

    • j.

      de aanvrager op de markt gehele financiering voor het energieproject kan verkrijgen en met die financiering de commerciële levensvatbaarheid van het project met een zelfde maatschappelijk rendement, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aannemelijk is;

    • k.

      de activiteiten reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag;

    • l.

      indien de aanvrager, zijnde een grote onderneming, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten er niet in geslaagd is om het stimulerend effect van de subsidie in de zin van artikel 6, derde lid van de AGVV aan te tonen.

Artikel 3.9.1.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

Toelichting: Zie toelichting artikel 3.9.1.2 over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.

Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.

  • 1.

    De hoogte van de geldlening en garantie per energieproject is maximaal de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De looptijd van de geldlening en kredietovereenkomst bedraagt een bepaalde tijd, echter maximaal de technische levensduur van het energieproject.

  • 3.

    Ingeval van een geldlening wordt een rentekorting van maximaal 2% of 200 basispunten gehanteerd per jaar.

  • 4.

    De rente van de geldlening is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 6.

    De geldlening wordt onderhands verstrekt.

  • 7.

    Ingeval van een garantie is de maximale premiekorting gelijk aan het bedrag dat op grond van artikel 3.9.1.2 sub c, d en e van dit hoofdstuk is toegestaan.

  • 8.

    De hoogte van de garantie wordt verminderd naar rato van de aflossingen die worden gedaan op de kredietovereenkomst waarvoor de garantie is verstrekt.

Artikel 3.9.1.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.

Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen.

Artikel 3.9.1.13 Ambtshalve vaststellen subsidie

Ingeval van een garantie kan deze ambtshalve worden vastgesteld zodra:

  • a.

    het krediet waarvoor de provincie een garantie heeft afgegeven is afgelost; of

  • b.

    ingeval de bank de garantie heeft ingeroepen: de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.

    Toelichting: Onderdeel a van dit artikel geeft aan dat de garantie wordt vastgesteld op het moment dat de lening is afgelost. Dit geldt ook als de lening voortijdig is afgelost. Verder geeft dit artikel aan dat de garantie tevens zal worden vastgesteld als de bank de garantie heeft ingeroepen. Verder is opgenomen dat de garantie wordt vastgesteld als er geen vorderingen meer zijn ten aanzien van de aanvrager. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden als de provincie Overijssel de restschuld van de bank overneemt nadat de bank de garantie heeft ingeroepen. In de beschikking tot verlening van de garantie kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden vastleggen over de vaststelling.

Artikel 3.9.1.14 Terugvordering

Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan artikel 3.9.1.15 kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terugvorderen.

Toelichting: In dit artikel is opgenomen dat de provincie Overijssel een premie zal terugvorderen als blijkt dat de ontvanger van de subsidie zijn energieproject niet of op een ander manier gaat uitvoeren. Deze subsidieparagraaf is uiteindelijk bedoeld ter stimulering van hernieuwbare energie. Als gedurende de looptijd van het energieproject de activiteiten dusdanig wijzigen dat er geen sprake meer is van de opwekking van hernieuwbare energie, dan bereikt de provincie haar beleidsdoel niet. De provincie Overijssel had dan ook geen garantie af willen geven voor het project. De provincie Overijssel kan de garantie niet intrekken, omdat dan de bank met een risico wordt opgezadeld. Om deze reden wil de provincie Overijssel een deel van het premievoordeel dat een ontvanger van de garantie heeft terugvorderen.

Artikel 3.9.1.15 Verplichtingen subsidieontvanger

Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 3.9.1.15 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd.

  • 1.

    De aanvrager tekent uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie Overijssel een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    Ingeval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met een bank de bij de aanvraag overlegde door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en definitieve garantverklaring.

  • 3.

    De subsidie-ontvanger betaalt Gedeputeerde Staten jaarlijks rente over de geldlening. Ingeval van een garantie betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie.

  • 4.

    Ingeval van een geldlening betaalt de subsidie-ontvanger in ieder geval halfjaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, terug aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten het door de provincie aan de bank betaalde terug.

  • 6.

    Terzake van de in de leden 3 tot en met 5 genoemde verplichtingen wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen daarin verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger.

  • 7.

    De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.

  • 8.

    De subsidie-ontvanger dient binnen één jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van het energieproject.

  • 9.

    De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject.  Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert de subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project en overlegt daarbij in ieder geval de jaarrekening.

  • 10.

    In afwijking van artikel 1.4.3 kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het vaker dan één keer per jaar afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten.

  • 11.

    Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden aan de subsidiebeschikking verbinden ten aanzien van:

    • de EBITDA ten opzichte van rente-en aflossingsverplichtingen;

    • het aanhouden van liquide middelen ten behoeve van onderhoud, rente en aflossingsverplichtingen en onvoorziene omstandigheden;

    • toestemming bij wijziging van aandeelhouders;

    • toestemming voor het aangaan van financiële verplichtingen met derden;

    • toestemming voor het wijzigen van overeenkomsten aangaande het energieproject;

    • toestemming voor uitkering van dividend en/of opname van cashflow ten behoeve van het concern.

  • 12.

    De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt moeten binnen vier jaar na verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.

  • 13.

    De aanvrager of diens moedermaatschappij dient tot en met de subsidievaststelling dezelfde ratingcategorie te behouden als hij ten tijde van de subsidieverlening had, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

Artikel 3.9.1.16 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting

  • 1.

    Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten verzoeken om het subsidiebedrag in andere termijnen terug te betalen.

  • 2.

    Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.1.15 vierde lid. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.1.15 vijfde lid.

  • 3.

    De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan worden verleend indien:

    • a.

      terugbetaling door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is;

    • b.

      een strikte toepassing van artikel 3.9.1.15 naar het oordeel van Gedeputeerde Staten door bijzondere omstandigheden zou leiden tot een onredelijke beslissing.

      Toelichting: Ter zake van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten beleid opstellen.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bij het verzoek om ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het BW wordt overgelegd.

  • 5.

    Er wordt geen uitstel of ontheffing verleend wanneer de ontheffing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in strijd is met de toepasselijke staatssteunregels, zoals onder meer bedoeld in artikel 3.9.1.17.

Artikel 3.9.1.17 Europese regelgeving

Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze subsidieparagraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGVV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGVV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen en garanties. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 3.9.1.2, sub a, tweede zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 3.9.1.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 3.9.1.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels.

De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:

  • a.

    de AGVV; of

  • b.

    de de-minimisverordening;

  • c.

    de Mededeling-rentepercentages;

  • d.

    de Mededeling-garanties.

Artikel 3.9.1.18 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.2. tweede lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag.

Subparagraaf 3.9.2 Energie-efficiëntie door ondernemingen

Toelichting: Deze subparagraaf ziet op subsidies in de vorm van een geldlening of garantie aan ondernemingen voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen. De provincie Overijssel beoogt daarmee ondernemingen te stimuleren om energie-efficiëntiemaatregelen te nemen.

Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten’ moet worden verstaan.

Artikel 3.9.2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      een garantie.

      Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 3.9.2.15, eerste, derde en vierde lid terugbetaald.

      Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 3.9.2.15, eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.

  • 2. De subsidie bedoeld in het vorige lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van:

    • a.

      een energieproject waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door

      • i.

        aanpassing/vervanging van bedrijfsruimten, of

      • ii.

        aanpassing  van de productie, niet zijnde mobiele productiemiddelen;

      • iii.

        aanpassingen aan woningen middels energie service companies (ESCO) of middels energie-service-contracten uit te voeren door een rechtspersoon;

    • b.

      waarbij het energieproject een terugverdientijd heeft van meer dan drie jaar.

    Toelichting: Onder bedrijfsruimten als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kunnen ook maatschappelijk vastgoed, winkels en kantoren worden verstaan, zoals scholen, ziekenhuizen, zwembaden. Middels zogenoemde ESCO's (Energy Service Companies) en energie service contracten wordt de aanleg, het beheer en onderhoud van energie-installaties of zelfs van hele gebouwen verzorgd. De provincie Overijssel wil hierbij aansluiten door mogelijk te maken dat voor deze activiteiten onder deze subsidieparagraaf subsidie kan worden verstrekt.

  • 3. Per onderneming kan slechts één aanvraag per energieproject worden ingediend.

    Toelichting: De provincie Overijssel vindt het ongewenst dat meer dan één aanvraag per energieproject wordt ingediend. Daarom bevat het derde lid van dit artikel daartoe een uitzonderingsgrond.

  • 4. Subsidie voor een energieproject op grond van deze paragraaf wordt niet verleend, indien voor dat energieproject al subsidie is verleend of aangevraagd op grond van paragraaf 8.20.1 "Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie door woningcorporaties"van Uitvoeringbesluit subsidies Overijssel 2011.

    Toelichting: Met het bepaalde in lid 4 wil de provincie Overijssel stapeling van subsidies door woningcorporaties voorkomen.

Artikel 3.9.2.2 Criteria

Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd.

Een aanvraag voor een geldlening of garantie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGVV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van energie-efficiëntiemaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.

  • b.

    De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan haar verschaft ter zekerheid van de subsidie.

  • c.

    De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht  of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:

    • i.

      30% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • ii.

      40% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

    • iii.

      50% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is.

      Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 38, lid 4 en 5, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV. Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.

      In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als ‘marktconforme rente’) en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging- rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html ), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

      Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

      Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

      In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie") en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

      Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

      Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

  • d.

    De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting,  de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht  of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.

    Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 38, lid 4 en 5, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV.

    Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als ‘marktconforme rente’) en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html ), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is. Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

    Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen. In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als ‘marktconforme premie’) en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

    Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Artikel 3.9.2.3 Hoogte van de subsidie

Toelichting:De provincie Overijssel streeft ernaar dat de aanvrager ook zelf bijdraagt aan de financiering van het energieproject. De 80% genoemd in lid 2 is gebaseerd op de Mededeling-garanties.

  • 1.

    De geldlening bedraagt bij energieprojecten ter zake van energie-efficiëntie maximaal 100% van de in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    In geval van een garantie bedraagt de garantie van Gedeputeerde Staten maximaal 80% van het krediet.

Artikel 3.9.2.4 Subsidiabele kosten

Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen.

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.5 worden als subsidiabele kosten beschouwd de in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject;

    • b.

      kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van de subsidie voor het energieproject;

    • c.

      kosten die anderszins al vergoed zijn o.a. door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

Artikel 3.9.2.5 Indieningstermijn aanvraag

Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt voor een bepaald subsidietijdvak. De verwachting is dat er in de praktijk behoefte zal zijn om gedurende het gehele subsidietijdvak aanvragen om subsidie in te kunnen dienen. Om aanvragen toch zoveel mogelijk binnen het subsidietijdvak af te kunnen handelen, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de subsidieaanvraag tot dertien weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft kan worden ingediend. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag vier weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft volledig moet zijn.

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag tot twaalf weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft worden ingediend door inzending van een daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag volledig zijn ingediend uiterlijk vier weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 3.9.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. Dit artikel dient in samenhang te worden gelezen met artikel 1.2.1. In aanvulling op de gegevens die een aanvrager op grond van artikel 1.2.1 bij de aanvraag moet indienen, dient de aanvrager aanvullende gegevens te overleggen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag.

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een projectplan, dat in ieder geval de volgende gegevens dient te bevatten:

    • a.

      beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie;

    • b.

      een berekening van de in aanmerking komende kosten waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten van de referentie-investering; Toelichting: De voor subsidie in aanmerking komende kosten moeten worden gemotiveerd en gespecificeerd.

  • 2.

    De aanvrager overlegt een ratingverklaring, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

  • 3.

    Indien de aanvrager voor dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt zij de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.

  • 4.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan;

    Toelichting: Het bedrijfsplan moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

    • de doelstelling van de aanvrager en hoe hij deze wil bereiken; de ideeën over het soort onderneming dat hij wil oprichten;

    • de geplande rechtsvorm;

    • vergunningen die nodig zijn om van start te gaan met het project;

    • meerjarige investeringsbegroting;

    • meerjarige exploitatiebegroting: op basis van de meerjarige omzetprognose moet de aanvrager aangeven hoeveel nettowinst hij verwacht te overhouden na aftrek van de investerin gen (exploitatie) van de omzet;

    • Ten slotte wordt in het bedrijfsplan verwacht dat de subsidieaanvrager zal aangeven welke werkgelegenheidseffecten door realisering van het energieproject te realiseren dan wel te verwachten zijn. Om die reden wordt van de subsidieaanvrager verwacht dat hij inzicht geeft in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. Dit begrip is toegelicht in de definities. Daarbij moet tevens inzicht worden gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan.

  • 5.

    Ingeval een garantie wordt aangevraagd, overlegt de aanvrager in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag tevens een door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en concept garantverklaring.

  • 6.

    Indien de aanvraag een energieproject betreft waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door aanpassing of vervanging van bedrijfsruimten, wordt een taxatierapport van een taxateur, die is ingeschreven bij één van de taxatieregisters VastgoedCERT of SCVM, overgelegd dat bij aanvraag niet ouder is dan drie maanden.

    Toelichting: Bij documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence moet, afhankelijk van de aard van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden gedacht aan een zonurenanalyse, een technische analyse van de gebruikte technologie, taxatierapporten, identificatiebewijzen van bestuurders en aandeelhouders, een organisatieschema, projectcontracten, zoals afnamecontracten, inkoopcontracten en onderhoudscontracten.

  • 7.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence.

Artikel 3.9.2.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 3.9.2.7 geeft deze wettelijke grondslag.

De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 3.9.2.8 Volgorde van behandeling

Toelichting: In artikel 4:26 van de Awb is voorgeschreven dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Artikel 3.9.2.8 geeft deze wettelijke grondslag.

  • 1.

    Voor het bepalen van het bereiken van het van toepassing zijnde subsidieplafond, beslissen Gedeputeerde Staten op volgorde van het tijdstip van binnenkomst.

  • 2.

    Indien de aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.

Artikel 3.9.2.9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in arikel 3.9.2.1, nadat de aanvraag volledig is, ter advies voor aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

Toelichting: Gedeputeerde Staten hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf.

Indien door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt op grond van artikel 3.9.2.8, derde lid, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie. Ook over deze prioritering brengt de adviescommissie advies uit.

Artikel 3.9.2.10 Weigeringsgronden

Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.1.7. De weigeringsgronden in artikel 1.1.7 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 3.9.2.10 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen. De afwijzingsgronden in sub c-h, k-m, vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGVV: sub c is gebaseerd op artikel 38 van de AGVV; sub d is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub b, van de AGVV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van leningen; sub e is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub c, onder i), van de AGVV jo. de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub f is gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub g is gebaseerd op artikel 1, vierde lid, sub a, van de AGVV; sub h is gebaseerd op 1, vierde lid, sub c, van de AGVV; sub k is gebaseerd op artikel 6, tweede lid, van de AGVV; sub l is gebaseerd op artikel 6, tweede en derde lid, van de AGVV; sub m is gebaseerd op artikel 38, lid 2, van de AGVV. In de overige gevallen heeft een subsidie van de provincie Overijssel naar de mening van de provincie Overijssel geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a, b, i en j opgesomd. Voor deze gevallen wordt ook geen subsidie verleend door de provincie Overijssel.

Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-. Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:

    • a.

      de werkelijke kosten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar of uitvoerbaar is.

      toelichting: Voor deze weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.

    • c.

      het verstrekte krediet of de geldlening niet ten behoeve van het energieproject wordt aangewend;

    • d.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een geldlening of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC of lager behoort;

    • e.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een garantie of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC+ of lager behoort;

    • f.

      de aanvrager van een garantie een grote onderneming is;

    • g.

      ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun geldt;

    • h.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • i.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;

      toelichting: De aanvrager beschikt niet over voldoende financiële middelen om het energieproject uit te voeren als er geen bankfinanciering voor de dekking van de kosten van het energieproject die niet voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking komen.

    • j.

      de aanvrager op de markt financiering voor het gehele energieproject kan verkrijgen en met die financiering de commerciële levensvatbaarheid van het project met een zelfde maatschappelijk rendement, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aannemelijk is;

    • k.

      de activiteiten reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag;

    • l.

      indien de aanvrager, zijnde een grote onderneming, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten er niet in geslaagd is om het stimulerend effect van de subsidie in de zin van artikel 6, derde lid van de AGVV aan te tonen;

    • m.

      indien aanvraag kosten betreffen ten behoeve van een investering die de onderneming als gevolg van een Europese norm reeds verplicht is te doen.

Artikel 3.9.2.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

Toelichting: Zie toelichting artikel 3.9.2.2 over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.

Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.

  • 1.

    De hoogte van de geldlening en garantie per energieproject is maximaal de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De looptijd van de geldlening en kredietovereenkomst bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal de technische levensduur van het energieproject.

  • 3.

    Ingeval van een geldlening wordt een rentekorting van maximaal 2,5% of 250 basispunten gehanteerd per jaar.

  • 4.

    De rente is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 6.

    De geldlening wordt onderhands verstrekt.

  • 7.

    Ingeval van een garantie is de maximale premiekorting gelijk aan het bedrag dat op grond van artikel 3.9.2.2 sub c, d en e van dit hoofdstuk is toegestaan.

  • 8.

    De hoogte van de garantie wordt verminderd naar rato van de aflossingen die worden gedaan op de kredietovereenkomst waarvoor de garantie is verstrekt.

Artikel 3.9.2.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.

Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen.

Artikel 3.9.2.13 Ambtshalve subsidievaststelling

Ingeval van een garantie kan deze worden vastgesteld zodra:

  • a.

    het krediet waarvoor de provincie een garantie heeft afgegeven is afgelost; of

  • b.

    ingeval de bank de garantie heeft ingeroepen: de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.

Toelichting: Onderdeel a van dit artikel geeft aan dat de garantie wordt vastgesteld op het moment dat de lening is afgelost. Dit geldt ook als de lening voortijdig is afgelost. Verder geeft dit artikel aan dat de garantie tevens zal worden vastgesteld als de bank de garantie heeft ingeroepen. Verder is opgenomen dat de garantie wordt vastgesteld als er geen vorderingen meer zijn ten aanzien van de aanvrager. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden als de provincie Overijssel de restschuld van de bank overneemt nadat de bank de garantie heeft ingeroepen. In de beschikking tot verlening van de garantie kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden vastleggen over de vaststelling.

Artikel 3.9.2.14 Terugvordering

Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan artikel 3.9.2.15 kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terug te vorderen.

Toelichting: In dit artikel is opgenomen dat de provincie Overijssel een premie zal terugvorderen als blijkt dat de ontvanger van de subsidie zijn energieproject niet of op een ander manier gaat uitvoeren. Deze subsidieparagraaf is uiteindelijk bedoeld ter stimulering van energie-efficiëntie. Als gedurende de looptijd van het energieproject de activiteiten dusdanig wijzigen dat er geen sprake meer is van energie-efficiëntie, dan bereikt de provincie Overijssel haar beleidsdoel niet. De provincie Overijssel had dan ook geen garantie af willen geven voor het project. De provincie Overijssel kan de garantie niet intrekken, omdat dan de bank met een risico wordt opgezadeld. Om deze reden wil de provincie Overijssel een deel van het premievoordeel dat een ontvanger van de garantie heeft terugvorderen.

Artikel 3.9.2.15 Verplichtingen subsidieontvanger

Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 3.9.2.15 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd.

  • 1.

    De aanvrager tekent uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie Overijssel een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    Ingeval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met een bank de bij de aanvraag overlegde door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en definitieve garantverklaring.

  • 3.

    De subsidie-ontvanger betaalt Gedeputeerde Staten jaarlijks rente over de geldlening. Ingeval van een garantie betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie.

  • 4.

    Ingeval van een geldlening betaalt de subsidie-ontvanger in ieder geval halfjaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, terug aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten het door de provincie aan de bank betaalde terug.

  • 6.

    Terzake van de in de leden 3 tot en met 5 genoemde verplichtingen wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen daarin verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger.

  • 7.

    De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.

  • 8.

    De subsidie-ontvanger dient binnen één jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van het energieproject.

  • 9.

    De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project.

  • 10.

    In afwijking van artikel 1.4.3 kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het vaker dan één keer per jaar afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten.

  • 11.

    Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden aan de subsidiebeschikking verbinden ten aanzien van:

    • de EBITDA ten opzichte van rente-en aflossingsverplichtingen;

    • het aanhouden van liquide middelen ten behoeve van onderhoud, rente en aflossingsverplichtingen en onvoorziene omstandigheden;

    • toestemming bij wijziging van aandeelhouders;

    • toestemming voor het aangaan van financiële verplichtingen met derden;

    • toestemming voor het wijzigen van overeenkomsten aangaande het energieproject;

    • toestemming voor uitkering van dividend en/of opname van cashflow ten behoeve van het concern.

  • 12.

    De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt moeten binnen vier jaar na verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.

  • 13.

    De aanvrager of diens moedermaatschappij dient tot en met de subsidievaststelling dezelfde ratingcategorie te behouden als hij ten tijde van de subsidieverlening had, tenzij de geldlening is geborgd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Artikel 3.9.2.16 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting

  • 1.

    Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten verzoeken om het subsidiebedrag in andere termijnen terug te betalen.

  • 2.

    Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.2.15 vierde lid. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verleen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.2.15 vijfde lid.

  • 3.

    De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan worden verleend indien:

    • a.

      terugbetaling door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is;

    • b.

      een strikte toepassing van artikel 3.9.2.15 naar het oordeel van Gedeputeerde Staten door bijzondere omstandigheden zou leiden tot een onredelijke beslissing.

      toelichting: Ter zake van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten beleid opstellen.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bij het verzoek om ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het BW wordt overgelegd.

  • 5.

    Er wordt geen uitstel of ontheffing verleend wanneer de ontheffing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in strijd is met de toepasselijke staatssteunregels, zoals onder meer bedoeld in artikel 3.9.2.17.

Artikel 3.9.2.17 Europese regelgeving

Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze paragraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGVV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGVV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen en garanties. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 3.9.2.2, sub a, twee zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 3.9.2.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van energie-efficiëntiemaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 3.9.2.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels.

De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:

  • a.

    de AGVV; of

  • b.

    de de-minimisverordening;

  • c.

    de Mededeling-rentepercentages;

  • d.

    de Mededeling-garanties.

Artikel 3.9.2.18 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.2 tweede lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag.

Paragraaf 3.10 Uitvoering Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023

Artikel 3.10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder Energieprogramma: het op 29 november 2016 door Gedeputeerde Staten vastgestelde programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023.

  • -

    energiestrategie: de regionale of lokale strategie uit te werken in het licht van de landelijke doelstelling om uiteindelijk energieneutraal te zijn in 2050 en de CO2 uitstoot met 80-95% naar beneden te brengen, en een wezenlijke bijdrage te leveren aan het Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023;

  • -

    projecportfolio: een verzameling van projecten binnen een bepaald thema.

Artikel 3.10.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van het Energieprogramma.

Artikel 3.10.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een maatschappelijke partner van het Energieprogramma, zijnde Natuur en Milieu Overijssel, VNO-NCW of het Bio-energiecluster Oost-Nederland;

    • b.

      de activiteit past binnen de kaders en doelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie;

    • c.

      de activiteit draagt bij aan de realisatie van de projectportfolio’s binnen het energieprogramma;

    • d.

      [vervallen]

  • 2. [vervallen]

Artikel 3.10.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3.10.2 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. [vervallen]

Artikel 3.10.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn kosten van activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen wel subsidiabel mits deze gemaakt zijn vanaf 1 januari 2021.

  • 2. [vervallen.]

Artikel 3.10.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Uitvoering energieprogramma.

2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens een projectplan.

Artikel 3.10.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.10.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen een jaar na subsidieverlening, maar uiterlijk voor 30 maart 2023, te hebben uitgevoerd;

  • b.

    de opgedane kennis, de aanpak of het initiatief actief met Overijsselse gemeenten te delen.

Paragraaf 3.11 Kleine mestvergister op boerderijen

Artikel 3.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Mestvergister: een installatie waarmee organische stof van uitsluitend dierlijke mest wordt omgezet in biogas voor warmte.

Artikel 3.11.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het vergroten van de productie van biogas of groen gas afkomstig uit mestvergisters. 

Artikel 3.11.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      aanpassing van de stalvloer voor dagverse mest in de mestvergister;

    • b.

      aanleg van een groengasleiding of biogasleiding vanaf 1000 meter;

    • c.

      opslag en nabewerking van vergiste biomassa, het restproduct van de biogasproductie.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de mestvergister wordt gerealiseerd in Overijssel;

    • b.

      de verwerkingscapaciteit van de mestvergister bedraagt maximaal 25.000 kuub mest per jaar;

    • c.

      het totale energieverbruik voor het in werking hebben van de mestvergister bedraagt maximaal 1/3 van de energielevering van de mestvergister, inclusief de eventuele aanvoer van mest van derden;

    • d.

      het biogas uit de mestvergister dient:

      • 1.

        opgewaardeerd te worden op de boerderij tot groen gas en in het openbare aardgasnet ingevoed te worden; of

      • 2.

        in een centrale installatie opgewaardeerd te worden tot groen gas en in het openbare aardgasnet ingevoed te worden; of

      • 3.

        rechtstreeks als biogas aan een afnemer geleverd te worden ten behoeve van warmteproductie of stoomproductie;

    • e.

      de aanvrager heeft de benodigde vergunningen en akkoord op de verplichte meldingen verkregen.

Artikel 3.11.4 Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een BV, een NV, een maatschap, een v.o.f. of een eenmanszaak.

  • 2. Een ondernemer die actief is in de productie van primaire landbouwproducten kan alleen een aanvraag indienen, als de productie en levering van biogas of groen gas onder een aparte organisatie is ondergebracht met een gescheiden financiële administratie.

Artikel 3.11.5 Subsidiale kosten

De kosten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn de kosten van derden. Artikel 1.1.5 derde lid is van toepassing.

Artikel 3.11.6 Niet subsidiabele kosten

De kosten voor de aanschaf en installatie van de mestvergister zijn niet subsidiabel.

Artikel 3.11.7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

    2. De subsidie is maximaal € 100.000,- per aanvraag en per mestvergister.

    3. De aanvrager kan maximaal een keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 3.11.8 Eigen bijdrage

Minimaal 50% van de subsidiabele kosten wordt betaald met een bijdrage van de aanvrager zelf of van derden.

Artikel 3.11.9 Aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Kleine mestvergister op boerderijen.

  • 2. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken en gegevens in:

    • a.

      een begroting. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.1 tweede lid is van toepassing.

    • b.

      de energiebalans, opgesteld door de leverancier van de mestvergister. Dit is een opgave van de hoeveelheid geproduceerd biogas in m3 per jaar, de warmte- en elektriciteitsvraag van de installatie;

    • c.

      hoeveel ton mest wordt aangevoerd van buiten het eigen bedrijf en hoeveel vervoerskilometers dat betreft.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid overlegt de aanvrager, indien het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten daartoe aanleiding geeft, een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

Artikel 3.11.10 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 3.11.11 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend uit te voeren;

  • b.

    voor de monitoring van de energiebalans van de mestvergister, een jaar na volledige in bedrijfstelling de volgende informatie in te leveren:

    • 1.

      de geproduceerde hoeveelheid biogas alsmede het warmte- en elektriciteitsverbruik van de installatie;

    • 2.

      de hoeveelheid aangevoerde mest in ton en vervoerskilometers.

Artikel 3.11.12 Staatssteun

De subsidie voldoet aan de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 3.11.13 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2023.

Paragraaf 3.12 Wijkuitvoeringsplannen energietransitie gebouwde omgeving Overijssel

Algemene toelichting: De sturingsfilosofie van het Programma Nieuwe Energie Overijssel gaat onder meer uit van een wijkgerichte benadering. Een wijkgerichte benadering is noodzakelijk vanwege afhankelijkheid tussen collectieve en individuele oplossingen, de veelheid aan partijen en de verschillende investeringsritmes. In een wijk kunnen opgaven worden verbonden, belangen worden gebundeld, kan werk met werk worden gemaakt en kunnen geldstromen worden omgebogen. Hierom is beoogd de energieopgaven in Overijssel integraal op te pakken, met aandacht voor samenhang tussen sociale, economische en fysieke aspecten.

Op basis van deze subsidieparagraaf kunnen Overijsselse gemeenten subsidie aanvragen voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan, aan de hand waarvan de integrale transitie van een gebied naar een aardgasvrije energievoorziening kan worden gestart.

Met deze subsidieregeling stimuleert de provincie Overijssel dat gemeenten starten met een wijkaanpak. De provincie Overijssel is niet de initiatiefnemer of mede-eigenaar van de wijkaanpak; de gemeente draagt als regievoerder verantwoordelijkheid.

Artikel 3.12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    wijkuitvoeringsplan: een besluitvormingsrijp uitvoeringsplan op wijkniveau dat bepaalt wanneer en hoe de wijk van het aardgas afgaat en wat het alternatief voor aardgas is. Het wijkuitvoeringsplan biedt het kader waarbinnen gebouweigenaren, netbeheerders, warmtebedrijven, gemeenten, aanbieders van verduurzamingspakketten en andere stakeholders investeringsbeslissingen nemen. Het wijkuitvoeringsplan behandelt minimaal de volgende onderdelen:

    • -

      de warmte-oplossing(en);

      Toelichting: Voor welke aardgasvrije en duurzame warmte-oplossing(en) is gekozen en waarom is voor dit alternatief gekozen?

    • -

      de investeringsbegroting en de businesscase;

      Toelichting: Welke investeringen zijn nodig op gebouw- en gebiedsniveau en hoe wordt dit gefinancierd?

    • -

      de ruimtelijke inpassing;

      Toelichting: Wat zijn de ruimtelijke consequenties van de warmte-oplossing(en) voor de huidige en de alternatieve infrastructuur? Kan het elektriciteitsnet een mogelijke toename in de vraag aan?

    • -

      participatie en communicatie;

      Toelichting: Hoe zijn en worden bewoners en bedrijven betrokken en geïnformeerd? Wat is hun handelingsperspectief?

    • -

      de organisatie;

      Toelichting: Wat/hoe is de procesregie, de planning van de benodigde projecten in de wijk, de rol van de verschillende stakeholders en de samenwerking met de verschillende stakeholders (in ieder geval de bewoners, eventuele bewonersinitiatieven, woningcorporaties en de netbeheerder).

    • -

      meekoppelkansen;

      Toelichting: Voorbeelden van meekoppelkansen zijn de aanpak van woningen door woningcorporaties, projecten inzake klimaatadaptatie en geplande werkzaamheden aan de infrastructuur (boven- en ondergronds).

    • -

      eventuele samenhang met omliggende wijken.

      Toelichting: Een beschrijving hoe de keuzes die gemaakt zijn in de wijk samenhangen met omliggende wijken.

  • -

    wijk: een woonwijk of -buurt, een bedrijventerrein of een ander gebied met logische ruimtelijke, sociale of functionele samenhang;

  • -

    Programma Nieuwe Energie: het op 29 november 2016 door Gedeputeerde Staten vastgestelde programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023.

Artikel 3.12.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan.

Artikel 3.12.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b.

    het gemeentebestuur heeft de ambitie uitgesproken om de wijk binnen een door het bestuur bepaalde termijn te transformeren naar een wijk met een aardgasvrije energievoorziening;

  • c.

    de bestuurlijke ambitie voor de wijk sluit aan op de doelstellingen van het Programma Nieuwe Energie.

Artikel 3.12.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.

Artikel 3.12.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de volgende kosten zijn subsidiabel:

  • a.

    interne loonkosten overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid;

    Toelichting: In artikel 1.1.6 vierde lid is bepaald in welke gevallen ambtelijke capaciteit subsidiabel is.

  • b.

    arbeidskosten van derden overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid;

  • c.

    arbeidskosten waarvoor de aanvrager subsidie verstrekt.

Artikel 3.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Wijkuitvoeringsplannen energietransitie gebouwde omgeving Overijssel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager een wijkdossier met de volgende inhoud:

    • a.

      een beschrijving van de wijk, waarom voor deze wijk is gekozen en indien van toepassing het aantal woningen dat in transitie gaat;

    • b.

      een beschrijving van de bestuurlijke ambitie voor de wijk;

    • c.

      een kopie van de stukken van interne besluitvorming, waaruit de bestuurlijke ambitie blijkt;

    • d.

      een beschrijving van de voorgenomen betrokkenheid van de stakeholders;

    • e.

      een begroting waaruit de totale kosten en de dekking van deze kosten blijkt.

      Toelichting: Dit betreffen de kosten voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan. In de begroting moeten de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd duidelijk worden gespecificeerd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de drie kostensoorten van artikel 3.12.5.

Artikel 3.12.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.12.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager op basis van deze subsidieparagraaf al twee keer een subsidie heeft ontvangen.

Artikel 3.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    binnen twee jaar na subsidieverlening de subsidiabele activiteit te hebben uitgevoerd;

    Toelichting: Als de subsidieontvanger er niet in slaagt om binnen twee jaar een wijkuitvoeringsplan te ontwikkelen, dan kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vaststellen.

  • b.

    de opgedane kennis en de aanpak actief te delen met het Expertiseteam Aardgasvrije Wijken Overijssel en een actieve bijdrage te leveren aan bijeenkomsten die door het Expertiseteam worden georganiseerd;

  • c.

    een maximale inspanning te leveren om datgene wat nodig is voor het proces van de transitie naar aardgasvrije energievoorzieningen in het gemeentelijke apparaat te borgen;

  • d.

    erop aan te sturen dat minimaal een factor tien van het bedrag dat aan subsidie is ontvangen in de wijk wordt geïnvesteerd, rechtstreeks ten behoeve van de transitie naar een aardgasvrije energievoorziening.

    Toelichting: De subsidieontvanger toont aan dat aan deze verplichting wordt voldaan door middel van de investeringsbegroting als onderdeel van het wijkuitvoeringsplan. Naast investeringen door de gemeente zelf, ziet deze bepaling ook op investeringen door andere stakeholders.

Artikel 3.12.10 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een kopie van het wijkuitvoeringsplan.

Toelichting: In het geval dat de subsidie meteen wordt vastgesteld conform artikel 1.5.1, kunnen Gedeputeerde Staten in de verleningsbeschikking aan de subsidieontvanger vragen om na afronding van de subsidiabele activiteit het wijkuitvoeringsplan te overleggen.

Paragraaf 3.13 Stimuleren energieadvies aan huis via energieloketten

Vervallen

Paragraaf 3.14 Stimulering activiteiten energieloketten

Ingetrokken

Paragraaf 3.15 Intensivering energietoezicht

Artikel 3.15.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteitenbesluit milieubeheer: besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen;

  • b.

    energietoezicht: toezicht op de naleving van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • c.

    energierelevante bedrijven: inrichtingen met een energiegebruik van minimaal 50.000 kWh en/of 25.000 m3 aardgas equivalent per jaar, niet zijnde inrichtingen zoals bedoeld in artikel 15.51 & artikel 16.5 van de Wet milieubeheer en inrichtingen met een omgevingsvergunning milieu;

  • d.

    Omgevingsdienst: entiteit die in opdracht van gemeenten of provincies, zorgen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van milieu;

  • e.

    inrichting: inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, waarop op grond van artikel 2.15 van de Activiteitenbesluit milieubeheer de energiebesparingsplicht van toepassing is;

  • f.

    energiebesparingsplicht: verplichting tot het treffen van alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder zoals opgenomen in artikel 2.15 lid 1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • g.

    informatieplicht energiebesparing: verplichting tot het vierjaarlijks rapporteren van energiebesparende maatregelen zoals opgenomen in artikel 2.15 lid 2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Artikel 3.15.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de jaren 2022 en 2023 voor de intensivering van energietoezicht door de Omgevingsdienst IJsselland en de Omgevingsdienst Twente. Deze subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de gemeente zelf middelen inbrengt bij de Omgevingsdienst IJsselland of de Omgevingsdienst Twente om jaarlijks bij 5% van de energierelevante bedrijven energietoezicht uit te voeren.

Toelichting: Dit betekent dat de gemeente voor 31 december 2023 jaarlijks bij ten minste 10% van de inrichtingen energietoezicht moet laten uitvoeren. Hiervan betaalt de gemeente 50% zelf en voor de overige 50% kan subsidie aangevraagd worden.

Zie verder het Uitvoeringsplan 2022-2023 Energie en Duurzaamheid van de Omgevingsdienst IJsselland en het Energie & Duurzaamheid Uitvoeringsplan 2022 – 2023 van de Omgevingsdienst Twente.

Artikel 3.15.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.14.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een gemeente in Overijssel;

    Toelichting:

    De gemeente kan de Omgevingsdienst IJsselland of de Omgevingsdienst Twente machtigen om een aanvraag te doen namens de betreffende gemeente(n). Hiervoor moet een machtigingsverklaring meegezonden worden bij de aanvraag.

  • b.

    de aanvrager heeft vergunningverlenings-, toezichts- en handhavingstaken voor energietoezicht gemandateerd aan de Omgevingsdienst;

  • c.

    de aanvrager laat bij ten minste 5% van de inrichtingen zelf energietoezicht uitvoeren en brengt hiervoor additionele middelen in.

Artikel 3.15.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 639,- per inrichting waar energietoezicht wordt gehouden, met jaarlijks voor de gemeenten in IJsselland een maximum van:

  • a.

    € 8.307,- voor de gemeente Dalfsen;

  • b.

    € 21.726,- voor de gemeente Deventer;

  • c.

    € 18.531,- voor de gemeente Hardenberg;

  • d.

    € 12.141,- voor de gemeente Kampen;

  • e.

    € 3.834,- voor de gemeente Olst-Wijhe;

  • f.

    € 6.390,- voor de gemeente Ommen;

  • g.

    € 12.141,- voor de gemeente Raalte;

  • h.

    € 5.751,- voor de gemeente Staphorst;

  • i.

    € 10.224,- voor de gemeente Steenwijkerland;

  • j.

    € 7.668,- voor de gemeente Zwartewaterland;

  • k.

    € 29.394,- voor de gemeente Zwolle.

en jaarlijks voor de gemeenten in Twente een maximum van:

  • l.

    € 17.892,- voor de gemeente Almelo;

  • m.

    € 3.195,- voor de gemeente Borne;

  • n.

    € 9.585,- voor de gemeente Dinkelland;

  • o.

    € 31.311,- voor de gemeente Enschede;

  • p.

    € 7.029,- voor de gemeente Haaksbergen;

  • q.

    € 8.307,- voor de gemeente Hellendoorn;

  • r.

    € 19.170,- voor de gemeente Hengelo;

  • s.

    € 12.780,- voor de gemeente Hof van Twente

  • t.

    € 3.834,- voor de gemeente Losser;

  • u.

    € 8.946,- voor de gemeente Oldenzaal

  • v.

    € 11.502,- voor de gemeente Rijssen-Holten;

  • w.

    € 7.029,- voor de gemeente Tubbergen;

  • x.

    € 7.029,- voor de gemeente Twenterand;

  • y.

    € 6.390,- voor de gemeente Wierden.

Toelichting: De hoogte van de subsidie is afhankelijk gesteld van het aantal inrichtingen die vallen onder de Informatieplicht energiebesparing, vandaar dat ook het maximum subsidie per gemeente verschillend is.

Artikel 3.15.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van de Omgevingsdienst overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 3.15.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Intensivering energietoezicht.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.15.2:

  • a.

    een document waaruit de mandatering als bedoeld in artikel 3.15.3 sub b, blijkt;

  • b.

    opdracht aan de Omgevingsdienst waaruit blijkt dat de gemeente bij 10% van de inrichtingen energietoezicht laat uitvoeren en middelen worden ingebracht om 5% van het energietoezicht zelf te betalen.

Artikel 3.15.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een tweejaarlijks subsidieplafond vast.

Artikel 3.15.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht

  • a.

    mee te werken aan de evaluatie van de provincie en ten behoeve van deze evaluatie de volgende gegevens bij te laten houden door de Omgevingsdienst:

    • i.

      het aantal bezochte inrichtingen waar energietoezicht is gehouden, onderverdeeld naar SBI-code;

    • ii.

      het jaarlijkse energiegebruik per bezochte inrichting;

    • iii.

      beschrijving per inrichting van de maatregelen die reeds zijn genomen, voor het uitgevoerde toezicht, die onder art. 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen.

    • iv.

      een schatting van het besparingspotentieel per inrichting dat volgt uit het uitgevoerde energietoezicht, en uitgedrukt in kWh elektriciteit en m3 gas;

    • v.

      het aantal inrichtingen genoemd onder a waarbij hercontrole is uitgevoerd, onderverdeeld naar SBI-code;

    • vi.

      een inschatting van het benutte besparingspotentieel zoals bedoeld onder lid d, op basis van hercontrole of op basis van de rapportageverplichting onder artikel 2.15 Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    de activiteiten te hebben gerealiseerd voor 31 december 2023.

Artikel 3.15.9 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 3.16 Stimuleren energie innovatie

Algemene toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energie-innovatie van Overijsselse MKB-ondernemers, en daarmee de regionale economie. De provincie wil Overijsselse ondernemers stimuleren en helpen om hun idee voor energie innovatie nader uit te werken tot een waardevol product. Op basis van deze regeling kunnen ondernemers subsidie aanvragen voor het uitwerken van hun idee zodat innovaties op het gebied van energie op gang komen. Met deze ondersteuning kan de ondernemer het idee valideren en zicht krijgen op het toekomstperspectief.

Deze regeling is bedoeld voor ondernemers die een idee hebben, maar ondersteuning nodig hebben voor bijvoorbeeld:

  • -

    het laten toetsen van het idee door technische experts;

  • -

    het maken van een concreet en helder projectplan;

  • -

    het maken van een financiële onderbouwing van het idee (verdienmodel, investeringsbehoefte, kosten en opbrengsten voor de klant);

  • -

    het onderzoeken of samenwerking met een (internationale) partner mogelijk is en hoe deze samenwerking juridisch vorm kan krijgen;

  • -

    patentonderzoek;

  • -

    marktverkenning.

Artikel 3.16.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    energie-innovatie: een idee voor een nieuw product of productieprocessen. Het gaat hierbij om het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten of productieprocessen op het gebied van energiebesparing en energieopwekking met als doel bijdragen aan vergroting van het aandeel duurzame energie of CO2 reductie;

  • -

    energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie;

  • -

    duurzame energieopwekking: energie opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;

  • -

    duurzaam energieproject: een project waarbij energiebesparing of energieopwekking gerealiseerd wordt en dat bijdraagt aan vergroting van het aandeel duurzame energie;

  • -

    ideefase: de beginfase van het ontwikkelen van een nieuw product of productieproces. Het geeft antwoord op een vooraf gestelde hulpvraag. In deze fase wordt een idee nader onderzocht en uitgewerkt. Het doel van deze fase is om het idee uit te werken in een projectplan. Verder wordt er gekeken wie het project zou kunnen uitvoeren, welke partij(en) betrokken zouden moeten zijn bij het project en of er voldoende draagvlak is voor het project bij betrokkenen;

  • -

    supportteam energie innovatie: een groep van deskundigen, met ervaring op het gebied van energie innovatie die beschikt over een netwerk, waar initiatiefnemers een beroep op kunnen doen.

Artikel 3.16.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten in de ideefase van een energie-innovatie initiatief:

  • a.

    ondersteuning bij het uitwerken van ideeën tot energieprojectplan;

  • b.

    technisch, juridisch of financieel advies.

Artikel 3.16.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.16.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is MKB-onderneming met een KvK-registratie en vestiging in Overijssel;

  • b.

    het idee draagt bij aan ten minste een doelstelling en ambities van het Programma Nieuwe Energie;

  • c.

    het idee draagt bij aan ten minste een van de prioritaire thema’s van het supportteam energie innovatie, te weten bestaande gebouwde omgeving of MKB;

  • d.

    het idee is naar het oordeel van het Supportteam energie innovatie realistisch;

  • e.

    het idee is naar het oordeel van het supportteam energie innovatie realistisch. Als sprake is van een aanvraag voor subsidie van € 5.000,- of meer, dan wordt het energie-innovatie initiatief voorafgaand aan het indienen van de aanvraag, besproken met het supportteam energie innovatie. Naar het oordeel van het Supportteam energie innovatie is sprake van een energie-innovatie initiatief dat mogelijk in aanmerking kan komen voor een bijdrage op basis paragraaf 6.7 MIT, EFRO of REACT;

  • f.

    de activiteiten worden uitgevoerd door een deskundig adviseur met aantoonbaar ervaring;

  • g.

    het beoogd resultaat is een energieprojectplan voor de energie-innovatie met zicht op eventuele vervolgstappen;

  • h.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 3.16.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van

  • a.

    € 5.000,- per aanvraag; of

  • b.

    € 10.000,- per aanvraag als sprake is van een energie innovatie-initiatief, dat mogelijk in aanmerking kan komen voor een bijdrage op basis paragraaf 6.7 MIT, EFRO of REACT.

Toelichting: De aanvrager kan een hogere subsidie ontvangen, omdat het uitwerken van een idee tot een energieprojectplan, en het daarbij behorende technisch, juridisch of financieel advies, om toe te werken naar een MIT, EFRO of REACT aanvraag vrij uitgebreid is. De kosten van een subsidieadviesbureau zijn niet subsidiabel.

Artikel 3.16.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 3.16.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Stimuleren Energie Innovatie.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.16.2 een offerte waaruit blijkt:

    • a.

      wat de kosten zijn;

    • b.

      in welke periode het advies of de ondersteuning wordt gegeven.

Artikel 3.16.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.16.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    het project al zodanig is gevorderd, dat niet meer kan worden gesproken van een ideefase omdat de technische, juridische en financiële haalbaarheid al is onderzocht;

  • b.

    de aanvrager voor hetzelfde energieinnovatie-idee al subsidie heeft ontvangen op basis van deze paragraaf;

  • c.

    sprake is van een haalbaarheidsstudie.

    Toelichting: Voor haalbaarheidsstudies kan gebruik gemaakt worden van paragraaf 3.2.

Artikel 3.16.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten uiterlijk 31 maart 2023 te hebben gerealiseerd;

  • b.

    mee te werken aan een evaluatie van de provincie.

Artikel 3.16.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot en met 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 3.17 Energiezuinige terrasverwarming via kussens

Toelichting:

Het doel van deze regeling is ondernemers te verleiden om in plaats van gasbranders of elektrische heaters, de energetisch zuinige warmtekussens aan te schaffen. De provincie wil op deze manier een bijdrage leveren aan energiebesparing bij ondernemingen.

Artikel 3.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    micro en kleine onderneming: een onderneming tot 50 fte werknemers als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PbL124/36;

  • b.

    warmtekussen: energiezuinige terrasverwarming in de vorm van warmtekussens, die elektrisch opgeladen kunnen worden;

  • c.

    horecaonderneming: onderneming die volgens de KvK-registratie valt onder een van de volgende SBI-codes:

    • a.

      hotel-restaurants: 55.10.1

    • b.

      eet- en drinkgelegenheden:

      • -

        56.1 Restaurants, cafetaria’s e.d.

      • -

        56.10 Restaurants, cafetaria’s e.d. en ijssalons

      • -

        56.10.1 Restaurants

      • -

        56.10.2 Cafetaria's, lunchrooms, snackbars, ijssalons, eetkramen e.d.

      • -

        56.3 Cafés.

Artikel 3.17.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aanschaf van warmtekussens inclusief bijbehorende lader.

Artikel 3.17.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.17.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een horecaonderneming met een vestiging in Overijssel, die aangemerkt is als micro- of kleine onderneming;

  • b.

    de warmtekussens worden gebruikt bij een vestiging in Overijssel;

  • c.

    na aanschaf van de warmtekussens heeft de ondernemer geen gas- of elektrische heaters in gebruik. De warmtekussens zijn de enige vorm van energieverbruikende terrasverwarming;

  • d.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 3.17.4 Hoogte subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 3.17.2 bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.000,- per aanvrager.

Toelichting: De minimale subsidie bedraagt € 1.000,- (artikel 1.1.7 tweede lid).

Artikel 3.17.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

    Toelichting: Dit betekent dat enkel de daadwerkelijke aanschafkosten van de warmtekussens en laders subsidiabel zijn.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn de warmtekussens subsidiabel als de betaling ervan is gedaan na 1 oktober 2021.

Artikel 3.17.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Energiezuinige terrasverwarming via kussens

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.17.2 de kopieën van alle facturen en betaalbewijzen van de gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 3.17.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 3.17.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager voor de betreffende onderneming met hetzelfde KvK nummer al subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf;

  • b.

    de aanvrager niet beschikt over een geldige terrasvergunning.

Artikel 3.17.9 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot en met 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 3.18 Investeringssubsidie Warmtenetprojecten

Toelichting: Deze paragraaf ziet op subsidies voor de realisatie van een warmtenetproject, waarbij warmte uit een hernieuwbare warmtebron (geothermie, aquathermie, biomassa of restwarmte) wordt benut. De subsidie is in de vorm van een eenmalige financiële bijdrage in de onrendabele top en/of in de vorm van een achtergestelde lening in geval van een financieringstekort. De subsidie is bedoeld voor investeringen in projecten gericht op ontsluiting van een (nieuwe) warmtebron en aanleg van nieuwe warmte-infrastructuur voor aansluiting van een substantieel aantal woningequivalenten (weq) en/of bedrijfspanden.

Alleen de investeringskosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de regeling is gedefinieerd wat onder investeringskosten moet worden verstaan.

Artikel 3.18.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    basislast: de warmtebron die hoofdzakelijk, dat wil zeggen tenminste 50% hernieuwbare energie, 50% restwarmte, 75% warmte uit warmtekrachtkoppeling of 50% uit een combinatie van dergelijke energie en warmte gebruikt, de voeding vormt voor de warmte-infrastructuur;

  • -

    bronrisico: het risico dat op de lange termijn onvoldoende hernieuwde energiebronnen beschikbaar zijn;

  • -

    business case: de meerjarige financiële doorrekening waaruit het financieringstekort en de onrendabele top blijken;

  • -

    distributienet: de warmtetransportleiding tussen warmtebron en het punt waar wordt overgegaan naar een lokale verdeling naar eindgebruikers en het warmtedistributienet voor de uitkoppeling vanaf de warmtetransportleiding ten behoeve van een lokale verdeling naar de eindgebruikers;

  • -

    EFO: Energiefonds Overijssel dat namens de Provincie Overijssel paragraaf 3.9 van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 uitvoert;

  • -

    energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling: een systeem voor stadsverwarming of -koeling dat als basislast hernieuwbare warmte gebruikt en waarbij in het jaar 2030 maximaal 25 kg CO2 per GJ warmte wordt uitgestoten;

  • -

    energie-efficiëntie: een hoeveelheid bespaarde energie die wordt vastgesteld door het verbruik vóór en ná de invoering van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie te meten en/of te ramen, gecorrigeerd voor externe factoren die het energieverbruik beïnvloeden;

  • -

    exploitatiewinst: het positieve verschil tussen de gedisconteerde inkomsten en de gedisconteerde exploitatiekosten over de betrokken levensduur van de investering;

  • -

    financieringstekort: het bij aanvang van het project benodigde bedrag om alle uitgaven exclusief aflossingen te kunnen financieren;

  • -

    hernieuwbare warmtebronnen: niet-fossiele bronnen, namelijk:

    • aardwarmte: geothermische warmte;

    • aquathermie: warmte uit oppervlakte-, afval- of drinkwater;

    • biomassa, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen:

      • warmte die ontstaat door de verbranding van de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen;

      • houtige biomassa: (afval)stoffen uit land- en bosbouw, papier-, kurk- en houtindustrie overeenkomstig artikel 1.1 lid 1 van het Activiteitenbesluit. Houtige biomassa komt alleen in aanmerking voor deze subsidieregeling als tijdelijke bron voor de basislast waarbij binnen vijf jaar zicht is op een andere hernieuwbare bron en als piek en back-up voorziening;

      • biogas en de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.

    • Toelichting: Biomassa uit voedingsgewassen is op grond van de staatssteunregels uitgezonderd van steun in deze regeling.

    • collectief open bodemenergiesysteem;

    • restwarmte: onvermijdelijke thermische energie die als bijproduct in de bedrijfsvoering van een onderneming wordt opgewekt en die zonder verbinding met een warmtenet ongebruikt terecht zou komen in lucht of water;

  • -

    investeringskosten: kosten voor de aanleg van de warmte-infrastructuur inclusief de algemene kosten die direct toe te rekenen zijn aan de investering;

    Toelichting: Hierbij valt te denken aan warmte-opslag/warmtewisselaar, pompen, productielocatie, distributienetwerk, regeltechniek, aanleg, graven, boren, opslag/buffer, piek en back-up en bouwkundige kosten (CAPEX).

  • -

    Klimaatakkoord: het Nationaal klimaatakkoord, Den Haag 28 juni 2019 zoals gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl;

  • -

    maatschappelijk rendement: het vermeden gebruik van aardgas als fossiele warmtebron;

  • -

    onrendabele top: het in de businesscase aantoonbare bedrag dat nodig is om de netto contante waarde van de investering over de betrokken levensduur van de investering nul te doen zijn. Dit is inclusief rendement op het eigen vermogen;

  • -

    piek en back-up: warmtebron die noodzakelijk is ter tijdelijke vervanging van en aanvulling op de warmtebron die de voeding vormt voor de basislast;

  • -

    productielocatie: alle installaties die onderdeel zijn van de centrale warmte-installatie waar warmte wordt opgewekt of in het geval van restwarmte wordt afgevangen en integraal onderdeel zijn van de warmte-infrastructuur, zoals warmtekrachtkoppelingen, warmtepompconfiguraties, warmtewisselaars bij de basislast of warmtewisselaars tussen distributienet en verwarmingsnet, niet zijnde onderdelen van het distributienet;

  • -

    programma Nieuwe Energie: het op 29 november 2016 door Gedeputeerde Staten vastgestelde programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023;

  • -

    stadsverwarming en -koeling: systeem voor distributie van thermische energie in de vorm van stoom, warm water of gekoelde vloeistoffen vanuit een centrale productie-installatie via een netwerk dat verbonden is met meerdere gebouwen of locaties, voor het verwarmen of koelen van ruimten of processen als bedoeld in artikel 2, lid 19 Richtlijn 2010/31/EU betreffende energieprestatie van gebouwen;

  • -

    verwarmingsnet: leidingnet en installatieonderdelen ten behoeve van warmteafgifte binnen het gebouw van de eindgebruiker;

  • -

    vollooprisico: het risico dat de vraag naar warmte achterblijft op de ten tijde van het investeringsbesluit verwachte afzet;

  • -

    warmte-infrastructuur: systeem voor energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling dat voldoet aan de in de punten 41 en 42 van artikel 2 van Richtlijn 2012/27/EU gegeven definitie van een efficiënt systeem van stadsverwarming en -koeling. Onder deze definitie vallen de productielocatie bestaande uit verwarmings-/koelingsinstallaties en het distributienet met inbegrip van de daarmee verband houdende faciliteiten, die nodig zijn om de warmte/koeling van de productie-eenheden tot bij de locatie van de eindgebruikers te brengen;

  • -

    warmteketen: organisatie en samenwerking van partijen in productie, transport en levering van warmte;

  • -

    warmtenetproject: het installeren van een systeem voor warmte-infrastructuur.

Artikel 3.18.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen met betrekking tot nieuw te installeren warmte-infrastructuur.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      in de vorm van een eenmalige financiële bijdrage, in het geval van een aantoonbare onrendabele top, of

    • b.

      in de vorm van een geldlening in het geval van een aantoonbaar financieringstekort.

Artikel 3.18.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.18.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b.

    de subsidiabele activiteiten hebben betrekking op een warmtenetproject in Overijssel;

  • c.

    de subsidiabele activiteiten dragen bij aan de doelstelling van het programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023 of het Klimaatakkoord;

  • d.

    de aanleg van het energie-efficiënte stadsverwarmings- of stadskoelingssysteem behorende bij het warmtenetproject start binnen een jaar na de dag waarop de aanvraag wordt gedaan;

  • e.

    het warmtenetproject past binnen het beleid van de gemeente in het geval van aansluiting van woningen op de warmte-infrastructuur;

    Toelichting: Eventueel expliciet benodigde instemming van de gemeente kan ook plaatsvinden onder voorbehoud van financiering door de provincie Overijssel en/of het Energiefonds Overijssel.

  • f.

    de aanvrager beperkt het bronrisico tot een minimum blijkend uit de omschrijving als bedoeld in artikel 3.18.8 tweede lid sub a;

  • g.

    de aanvrager beperkt het vollooprisico tot een minimum blijkend uit de omschrijving als bedoeld in artikel 3.18.8 tweede lid sub b. De volloopperiode bestrijkt maximaal vijf jaar exclusief de bouwtijd;

    Toelichting: De beperking van dit risico vindt plaats door een realistisch aanbod, het opleggen van een aansluitplicht indien mogelijk, het aangaan van overeenkomsten met bijvoorbeeld woningcorporaties en een participatie- en communicatiestrategie.

  • h.

    het warmtenetproject is het maatschappelijk meest kostenefficiënte alternatief voor aardgas blijkend uit de omschrijving als bedoeld in artikel 3.18.8 tweede lid sub d;

  • i.

    de investering in de productielocatie maakt integrerend deel uit van de warmte-infrastructuur;

  • j.

    het berekende rendement op eigen vermogen is niet hoger dan het op het moment van aanvraag geldend rendement op eigen vermogen dat de ACM jaarlijks publiceert als redelijk;

    Toelichting: De ACM publiceert het rendement op de website www.acm.nl .

  • k.

    het projectplan is door EFO beoordeeld en de uitkomst van deze beoordeling is dat EFO het project niet (volledig) kan financieren;

  • l.

    de aanvrager draagt tenminste twintig procent bij aan de subsidiabele kosten met eigen middelen in de vorm van een cashbijdrage;

    Toelichting: Interne uren en subsidies elders verkregen, bijvoorbeeld van het Rijk, Europese instanties of waterschappen, kunnen niet als eigen middelen opgevoerd worden.

  • m.

    de subsidie voldoet aan artikel 46 van de AGVV.

Artikel 3.18.4 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten in het geval van subsidie in de vorm van een geldlening. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan haar verschaft.

  • 2. De kenmerken van de uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a.

      de looptijd van de geldlening bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal 30 jaar;

    • b.

      het rentepercentage staat vast gedurende het eerste jaar van de looptijd van de geldlening;

      Toelichting: Het financiële risico is doorgaans het grootst aan de start van een project. De gevraagde rente is passend bij dit risico. De in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen rente, geldt daarom in ieder geval voor het eerste jaar van de looptijd van de lening.

    • c.

      Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan;

    • d.

      de geldlening kan een achtergesteld karakter hebben;

    • e.

      in het geval van eigendomsoverdracht van het gesubsidieerde warmtenetproject, wordt de geldlening binnen zestig werkdagen na overdracht afgelost.

Artikel 3.18.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De totale subsidie inclusief geldlening op grond van deze regeling bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, waarvan de subsidie voor de onrendabele top maximaal 35% bedraagt, met een maximum van € 2,5 miljoen per warmtenetproject.

    Toelichting: De totale overheidsbijdrage bedraagt niet meer dan de toegestane steunintensiteit van artikel 46 van de AGVV. De totale overheidsbijdrage is inclusief een eventuele bijdrage vanuit EFO, het Rijk, Europese instanties of andere publiekrechtelijke rechtspersonen, openbare lichamen of daaraan gelieerde instellingen.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan het verschil tussen de in aanmerking komende investeringskosten en de exploitatiewinst van de investering.

Artikel 3.18.6 Subsidiabele kosten

Overeenkomstig artikel 1.1.5 zijn de volgende kosten subsidiabel:

  • a.

    de investeringskosten van het distributienetwerk;

  • b.

    de bijkomende investeringskosten voor de productielocatie. Dit zijn de bijkomende kosten die in vergelijking met een conventionele productielocatie nodig zijn voor de bouw, uitbreiding en renovatie van één of meer productie-eenheden om deze als een energie-efficiënt stadsverwarmings- of stadskoelingssysteem te kunnen exploiteren.

Artikel 3.18.7 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    proceskosten, waaronder kosten voor administratie en toezicht;

  • b.

    kosten die gemaakt worden ten behoeve van het verwarmingsnet;

  • c.

    kosten die anderszins al vergoed zijn o.a. door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

Toelichting: Onder b vallen ook de bijdragen in aansluitkosten (BAK) van gebruikers en de kosten voor aansluiting van de gebouwen op het warmtenet; deze zijn niet subsidiabel.

Artikel 3.18.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Investeringssubsidie warmtenetprojecten.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.18.2 een projectplan waarin staat omschreven:

    • a.

      het warmteaanbod: een omschrijving van de warmtebron, hoe de bron in de warmtevraag kan voorzien en de toekomstbestendigheid, bijvoorbeeld contractduur en piek- en back-up voorziening;

    • b.

      de warmtevraag: een beschrijving van de warmtevraag waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen contractueel vastgelegde afname en verwachte afname;

      Toelichting: Bijvoorbeeld door middel van overeenkomsten, gefundeerd marktonderzoek en/of een concreet bouwplan.

    • c.

      de benodigde warmte-infrastructuur;

    • d.

      een onderbouwing waarom het warmtenetproject het maatschappelijk meest kostenefficiënte alternatief voor aardgas is;

      Toelichting: Bijvoorbeeld door middel van de Startanalyse van het Expertisecentrum Warmte van het Rijk (ECW), een berekening gevalideerd door een model als bijv. CEGOIA en toetsing van deze berekening aan de praktijksituatie.

    • e.

      een business case met daarin uitgewerkt de financiering en onderbouwing van het financieringstekort en de onrendabele top, inclusief scenario’s;

    • f.

      de organisatie van de warmteketen;

    • g.

      een deskundige organisatie, aangetoond door het noemen van tenminste twee referentieprojecten;

      Toelichting: De aanvrager of een partij waarmee de aanvrager een overeenkomst heeft gesloten heeft tenminste twee referentieprojecten gerealiseerd.

    • h.

      een participatie- en communicatiestrategie afgestemd met de betrokken gemeente;

    • i.

      een risicoparagraaf;

    • j.

      de energie-efficiëntie van de warmte-infrastructuur.

Artikel 3.18.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.18.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de beoogde warmtebron voor de basislast biomassa uit voedingsgewassen is;

  • b.

    de beoogde warmtebron voor de basislast structureel, d.w.z. langer dan een opstartfase van maximaal vijf jaar, verbranding van houtige biomassa is;

    Toelichting: Subsidie voor de verbranding van biomassa uit voedingsgewassen is niet toegestaan op grond van de staatssteunregels. De verbranding van houtige biomassa komt alleen in aanmerking voor subsidie als tijdelijke bron (binnen vijf jaar zicht op een hernieuwbare bron anders dan biomassa) of als onderdeel van het warmtenetproject als piek en back-up voorziening.

  • c.

    warmte van hoge temperatuur, hoger dan 70 graden Celsius, hoofdzakelijk wordt ingezet voor de verwarming van nieuwbouw;

  • d.

    de werkelijke kosten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • e.

    het projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar of uitvoerbaar is;

  • f.

    de aanvrager op de markt financiering voor het gehele warmtenetproject kan verkrijgen en met die financiering de commerciële levensvatbaarheid van het project met een zelfde maatschappelijk rendement, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten en EFO, aannemelijk is;

  • g.

    naar het oordeel van Gedeputeerde Staten geen sprake is van een onrendabele top.

    Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen een derde partij inschakelen om de business case te toetsen en te beoordelen. Voor weigeringsgrond e. geldt dat daar in ieder geval onder wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.

Artikel 3.18.11 Bevoorschotting

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager in geval van een lening een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

  • 2. In geval van een subsidie in de vorm van een eenmalige bijdrage in de onrendabele top worden de voorschotten uitbetaald op basis van in de beschikking nader te bepalen voorwaarden.

Artikel 3.18.12 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.2, 1.4.3, 1.4.5 en 1.4.6 en in afwijking van artikel 1.4.4 is de subsdieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten uitgevoerd te hebben binnen vijf jaar na subsidieverlening;

  • b.

    er mee in te stemmen dat de opgedane kennis en ervaring gedeeld wordt met de provincie Overijssel als openbare kennis en niet onderhevig is aan gebruiksbeperkingen, tenzij schriftelijk anders vermeld;

  • c.

    de resultaten in stand te houden voor een periode van vijf jaar na afloop van de subsidieperiode;

  • d.

    mee te werken aan een evaluatie van de provincie.

    Toelichting: Gezien de kenmerken van een investering in warmte-infrastructuur is te verwachten dat de resultaten gedurende de technische levensduur in stand gehouden zullen worden.

Artikel 3.18.13 Voortgangsrapportage

  • 1. In aanvulling op artikel 1.4.3 overlegt de aanvrager bij de jaarlijkse voortgangsrapportage de volgende informatie:

    • a.

      eventuele niet op voorhand voorziene knelpunten, problemen dan wel successen;

    • b.

      nieuwe, innovatieve juridische, organisatorische, financiële en technische oplossingen voor problemen of knelpunten die in het kader van de voorbereiding of uitvoering zijn opgekomen.

  • 2. In afwijking van artikel 1.4.3 kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het vaker dan één keer per jaar afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten.

Artikel 3.18.14 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 dan wel artikel 1.5.3 wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend nadat de warmte-infrastructuur is gerealiseerd.

Toelichting: Indien sprake is van een geldlening wordt de subsidie vastgesteld en loopt de leenovereenkomst door.

Artikel 3.18.15 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid dan wel artikel 1.5.3 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling tevens:

  • a.

    de cumulatieve winst- en verliesrekening over de gesubsidieerde activiteiten voor de duur van de geldlening c.q. subsidieperiode en een doorkijk van lasten en baten gedurende de exploitatieperiode. Deze doorkijk omvat de contante waarde van de toekomstige kasstromen;

    Toelichting: Op basis van artikel 46 lid 6 van de AGVV mag de verstrekte subsidie niet meer bedragen dan het verschil tussen de in aanmerking komende investeringskosten en de exploitatiewinst van de investering. Een eventueel verschil tussen de in aanmerking komende investeringskosten en de exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de subsidie.

  • b.

    gegevens waaruit het gerealiseerde maatschappelijk rendement van het warmtenetproject opgemaakt kan worden. Deze gegevens laten zien:

    • i.

      het vermogen van de opwekinstallatie in megawatt (MW);

    • ii.

      de hoeveelheid warmte die wordt opgewekt in gigajoule (GJ) per jaar;

    • iii.

      de hoeveelheid warmte die nuttig wordt gebruikt in GJ per jaar;

    • iv.

      het energieverbruik van de installaties in GJ per jaar.

  • Toelichting: Deze cijfers zijn nodig om het maatschappelijk rendement te berekenen. Het maatschappelijk rendement is het vermeden aardgasverbruik, eventuele energiebesparing en CO2 reductie. De provincie Overijssel zal dit voor alle gesubsidieerde projecten op grond van deze regeling op eenduidige wijze berekenen.

Artikel 3.18.16 Vaststelling van de subsidie

In aanvulling op artikel 1.5.2 dan wel 1.5.3 wordt bij de vaststelling van de subsidie:

  • a.

    de eventuele exploitatiewinst berekend op basis van het op moment van subsidieaanvraag geldend rendement op eigen vermogen;

  • b.

    de eventuele exploitatiewinst berekend op grond van de verkoopopbrengst ingeval van eigendomsoverdracht van de warmte-infrastructuur.

Artikel 3.18.17 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 3.19 Inkoopacties energiemaatregelen Overijssel

Algemene toelichting

Gemeenten kunnen op basis van deze subsidieparagraaf subsidie aanvragen voor het (laten) organiseren van inkoopacties. Deze inkoopacties stimuleren particuliere woningeigenaren om energiemaatregelen te nemen aan hun woning. Met deze regeling wil de provincie bijdragen aan een versnelling van de energietransitie.

Artikel 3.19.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    inkoopactie: een actie waardoor er voor een groep particuliere woningeigenaren korting wordt bedongen bij één of meerdere leveranciers op de inkoop van energiemaatregelen aan de woning, die leiden tot energiebesparing of opwekking van hernieuwbare energie

Artikel 3.19.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het organiseren van inkoopacties voor particuliere woningeigenaren.

Artikel 3.19.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.19.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b.

    de aanvrager schakelt een derde partij in voor de organisatie van de inkoopactie die aantoonbare ervaring heeft met het organiseren van inkoopacties gericht op energiemaatregelen voor particuliere woningeigenaren;

    Toelichting: Ervaring kan aangetoond worden door te verwijzen naar eerder georganiseerde inkoopacties door deze derde partij.

  • c.

    per aanvrager worden minimaal 2.500 particuliere woningeigenaren individueel uitgenodigd om aan de inkoopactie deel te nemen;

    Toelichting: Denk bij een individuele uitnodiging aan een persoonlijke uitnodiging per brief of andere individuele benaderingen. Een advertentie in een plaatselijk blad of een soortgelijke niet-persoonlijke inzet is geen individuele benadering, maar wel aanvullend mogelijk.

  • d.

    de communicatie naar de particuliere woningeigenaren verloopt in afstemming met de coördinator van het gemeentelijke energieloket.

Artikel 3.19.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per inkoopactie. Indien twee of meer gemeenten gezamenlijk een inkoopactie organiseren, kan het maximale subsidiebedrag worden vermenigvuldigd met het aantal gemeenten dat de inkoopactie organiseert.

Artikel 3.19.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.19.2 kan worden ingediend vanaf 3 januari 2022 om 9.00 uur en uiterlijk moet zijn ontvangen vóór 30 november 2022 om 17.00 uur.

Artikel 3.19.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Inkoopacties energiemaatregelen Overijssel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.19.2 een plan van aanpak waarin in ieder geval staat beschreven:

    • a.

      met welke partij de aanvrager de inkoopactie gaat organiseren;

    • b.

      hoeveel woningeigenaren er minimaal individueel worden benaderd;

    • c.

      hoe de afstemming met het gemeentelijke energieloket plaatsvindt;

    • d.

      wat de planning is van de inkoopactie.

Artikel 3.19.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.19.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager op basis van deze subsidieparagraaf al twee keer een subsidie heeft ontvangen.

Artikel 3.19.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.4.1,1.4.6 en 1.4.7 is de subsdieontvanger verplicht om de activiteiten uiterlijk binnen 6 maanden na subsidieverlening te starten.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid is de subsidieontvanger verplicht bij de evaluatie aan te tonen wat de voortgang en resultaten zijn van de inkoopactie. Hiervoor worden in ieder geval de volgende gegevens geregistreerd:

    • a.

      het aantal particuliere woningeigenaren dat individueel is benaderd;

    • b.

      het aantal particuliere woningeigenaren dat informatie of advies heeft opgevraagd;

    • c.

      het aantal particuliere woningeigenaren dat meedoet aan de inkoopactie en welke maatregelen men heeft genomen.

Artikel 3.19.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Hoofdstuk 4 Vitaal Platteland

Paragraaf 4.1 Faunabeheereenheden

Artikel 4.1.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen en uitvoeren van een faunabeheerplan ten aanzien van het duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren, de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht.

Artikel 4.1.2 Criteria

Toelichting: Het opstellen en uitvoeren van faunabeheerplannen in Overijssel is in handen van de Stichting Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) uit Deventer, statutair gevestigd in Zwolle.

Een aanvraag voor subsidie voor de uitvoering van een faunabeheerplan voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een faunabeheereenheid, zoals vermeld in artikel 3.12 van de Wet natuurbescherming, werkzaam binnen de provincie Overijssel;

  • b.

    de aanvraag is gericht op de uitvoering van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd faunabeheerplan op basis van artikel 3.12 lid 7 van de Wet natuurbescherming.

Artikel 4.1.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.1.4 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.6 zijn leges subsidiabel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.1.5 zijn kosten voor de bedrijfsvoering die toe te rekenen zijn aan het doel van de subsidie, subsidiabel.

Artikel 4.1.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een meerjarig subsidieplafond vast.

Artikel 4.1.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het Aanvraagformulier Faunabeheereenheden.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een werkplan.

Paragraaf 4.2 Opruiming drugsafval Overijssel 2021-2024

Toelichting: Deze paragraaf bevat de grondslag voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten gericht op herstel van bodem of oppervlaktewater in geval van dumping van drugsafval. Die activiteiten kunnen zien op de afvoer en verwijdering van gedumpt drugsafval en verontreinigd oppervlaktewater en de sanering van door gedumpt drugsafval veroorzaakte verontreinigde bodem. BIJ12, uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies en onderdeel van de Vereniging het Interprovinciaal Overleg, voert de subsidieregelingen van de verschillende provincies per 1 januari 2021 in mandaat uit.

Artikel 4.2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    bodem: vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming alsmede de bodem en oevers van een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet;

  • -

    drugsafval: afval dat ontstaat bij de productie van synthetische drugs;

  • -

    dumping van drugsafval: het in strijd met wet- en regelgeving achterlaten van drugsafval in of op de bodem, dan wel het lozen of storten van drugsafval in oppervlaktewater;

  • -

    kosten derden: kosten die op factuur aantoonbaar aan derden verschuldigd zijn en die direct ten behoeve van de subsidiabele activiteit worden gemaakt;

  • -

    oppervlaktewater: vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen;

  • -

    sanering van de bodem: het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd teneinde verontreiniging van de bodem en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken als bedoeld in artikel 13 van de Wet bodembescherming en artikel 6.8 van de Waterwet;

  • -

    synthetische drugs: uit chemische grondstoffen geproduceerde verdovende middelen;

  • -

    verwijdering: verwijdering als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 4.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten gericht op herstel van bodem of oppervlaktewater in geval van dumping van drugsafval, in de vorm van:

  • a.

    afvoer en verwijdering van gedumpt drugsafval;

  • b.

    afvoer en verwijdering van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater; of

  • c.

    sanering van de bodem die is verontreinigd als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid van gedumpt drugsafval.

Artikel 4.2.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2.2. voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

      • i.

        een gemeente, een omgevingsdienst of een waterschap;

      • ii.

        een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die eigenaar of erfpachter is van een locatie waar drugsafval is gedumpt;

    • b.

      Staatsbosbeheer als eigenaar van een locatie waar drugsafval is gedumpt.

      het project is uitgevoerd in de provincie Overijssel;

    • c.

      de locatie waarop drugsafval is gedumpt:

      • i.

        is in geval van een aanvrager als bedoeld in het eerste lid sub a onder i, gelegen binnen de territoriale bevoegdheid van de aanvrager; of

      • ii.

        behoort in geval van een aanvrager als bedoeld in het eerste lid, sub a onder i of iii, tot het eigendom respectievelijk erfpachtrecht van de aanvrager;

    • d.

      de afvoer en verwijdering van het drugsafval heeft plaatsgevonden in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2024;

    • e.

      aan het project ligt ten grondslag:

      • i.

        een bewijs van melding of aangifte bij de politie van de dumping van het drugsafval in de vorm van een meldingsnummer of proces-verbaalnummer;

      • ii.

        een beschrijving en foto’s van het gedumpte drugsafval alsmede een kaart met de locatie waar het drugsafval is aangetroffen; en

      • iii.

        een bewijs van de gemaakte kosten voor de afvoer en verwijdering van het drugsafval of het oppervlaktewater dan wel de sanering van de bodem.

  • 2. Onverminderd het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2.2, onder a of b aan de volgende criteria:

    • a.

      het aangetroffen drugsafval dan wel verontreinigde oppervlaktewater is afgevoerd en verwijderd conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      aan het project ligt een bewijs van afvoer en verwijdering van het drugsafval dan wel verontreinigde oppervlaktewater ten grondslag in de vorm van een afvoerbon.

  • 3. Onverminderd het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2.2, onder c, aan de volgende criteria:

    • a.

      de bodem is gesaneerd conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      aan het project ligt een bewijs van sanering van de bodem ten grondslag in de vorm van een saneringsverslag.

Artikel 4.2.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    ingeval de grond of het water waar het project betrekking op heeft eigendom is van een natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon of Staatsbosbeheer, dan wel de subsidieaanvrager een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon is die de grond in erfpacht heeft: 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999;

  • b.

    ingeval de grond of het water waar het project betrekking op heeft eigendom is van een publiekrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 4.2.3 eerste lid sub a onder i: 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999,-;

  • c.

    de ondergrens als bedoeld in artikel 1.1.7 tweede lid is niet van toepassing

Artikel 4.2.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen, in afwijking van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 voor subsidie in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten derden met betrekking tot:

  • a.

    het afvoeren en verwijderen van gedumpt drugsafval;

  • b.

    het afvoeren en verwijderen van door gedumpt drugsafval verontreinigd oppervlaktewater;

  • c.

    het saneren van de uit de dumping voortvloeiende verontreinigde bodem.

Artikel 4.2.6 Indieningstermijn aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen het hele jaar worden ingediend, tot en met 31 januari 2025.

Artikel 4.2.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.2.8 Aanvraag

Artikel 4.2.9 Verdelingswijze

  • 1. Als het subsidieplafond op enige dag dreigt te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 2. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 3. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.2.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager verantwoordelijk of medeverantwoordelijk is voor de productie of dumping van het drugsafval of voor de bodemverontreiniging waarop de aanvraag is gericht;

  • b.

    het drugsafval is aangetroffen binnen een ruimte waar de productie van de synthetische drugs plaatsvond;

  • c.

    het drugsafval is gedumpt via het rioolstelsel; of

  • d.

    voor hetzelfde project reeds eerder subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Paragraaf 4.3 Natuur en Samenleving 2.0

Artikel 4.3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:   

  • -

    bewonersinitiatief: het projectidee komt vanuit de samenleving óf inwoners van Overijssel worden intensief betrokken bij de planontwikkeling en uitvoering;

  • -

    Groene leermodules: vervallen

  • -

    Groene Loper: een lokale, informele werkorganisatie die zoveel mogelijk mensen met natuur in de eigen leefomgeving probeert te verbinden door groene bewonersinitiatieven te faciliteren, te vergroten en te versterken onder andere door onderlinge verbinding en gezamenlijke activiteiten te organiseren;

  • -

    integraal vergroeningsproject: vervallen

  • -

    natuur: de betekenis van natuur als bedoeld in de Omgevingsvisie.

Artikel 4.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die:

  • a.

    de relatie tussen kinderen en natuur versterken of de betekenis van natuur voor kinderen vergroten;

  • b.

    de kwaliteit en kwantiteit van de natuur in de bebouwde omgeving of randen van steden en dorpen vergroten;

  • c.

    bijdragen aan de beleving van groen bij doelgroepen die bijzondere zorg of aandacht behoeven;

    Toelichting: Doelgroepen die bijzondere zorg of aandacht behoeven zijn bijvoorbeeld jongeren met gedragsproblemen of lichamelijke beperkingen, statushouders (jong)dementerenden of ouderen met een zorgvraag

  • d.

    vervallen;

  • e.

    gericht zijn op de (door)ontwikkeling van Groene Lopers.

Artikel 4.3.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen natuurlijk persoon;

    • b.

      de activiteit vindt plaats in Overijssel;

    • c.

      onderdelen van de aanpak en uitgangspunten zijn toepasbaar op andere projecten op het gebied van natuur en samenleving;

    • d.

      indien sprake is van aanleg van groen dan vindt dit plaats in de openbare ruimte of op een plek die vrij toegankelijk of beleefbaar is;

    • e.

      indien sprake is van gebruik van een locatie of een openbare ruimte, dan dient de eigenaar daarvan toestemming te hebben gegeven;

    • f.

      er is sprake van een samenwerking met minimaal twee andere Overijsselse partijen die ook een rol hebben in de uitvoering;

    • g.

      de activiteit draagt ook bij aan minimaal één van de andere provinciale doelen;

      Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (http://www.overijssel.nl/ ). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, versterking toerisme en recreatief medegebruik, klimaat adaptatie, sociale kwaliteit en versterking biodiversiteit.

    • h.

      de benodigde vergunningen zijn aangevraagd of verkregen;

    • i.

      dekking van de begroting is geregeld of zal binnen afzienbare tijd geregeld kunnen worden;

    • j.

      maximaal 25% van de begroting wordt door inzet van vrijwilligers gedekt;

    • k.

      [vervallen.]

    • l.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening;

      Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

    • m.

      de activiteit draagt bij aan de versterking van de verscheidenheid van met name inheemse plant- en diersoorten.

    • n.

      De subsidie wordt niet verstrekt aan medeoverheden om regelingen van medeoverheden te financieren.

    • o.

      Met de activiteit wordt een kwaliteitsverbetering gerealiseerd op het gebied van beleefbaarheid en biodiversiteit.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2 sub a aan volgende criteria:

    • a.

      de kinderen worden actief betrokken bij de planontwikkeling en -uitvoering;

    • b.

      buurtbewoners, gebruikers of vrijwilligers worden actief betrokken bij planontwikkeling en -uitvoering;

    • c.

      vervallen

  • 3. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2 sub b aan de volgende criteria:

    • a.

      er is sprake van een bewonersinitiatief;

    • b.

      minimaal één van de volgende partijen is actief betrokken bij de uitvoering:

      • i.

        de betreffende gemeente;

      • ii.

        een lokale stichting, vereniging, bewonersgroep of onderneming; of

      • iii.

        eigenaren van de gronden;

    • c.

      wanneer het een vergroening van een bedrijventerrein betreft worden werknemers en buurtbewoners betrokken bij de planontwikkeling en -uitvoering;

    • d.

      vervallen

  • 4. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2 sub c aan de volgende criteria:

    • a.

      een zorginstelling is actief betrokken bij de uitvoering;

    • b.

      vervallen

    • c.

      de fysieke vergroening vindt plaats in de buitenruimte.

    • e.

      De vergroening vindt zoveel mogelijk plaats op een plek die vrij toegankelijk of beleefbaar is. Er geldt een uitzondering voor zorginstellingen. Zorginstellingen kunnen de vergroening realiseren op een plek die niet vrij toegankelijk of beleefbaar is, als maximaal wordt ingezet op toegankelijkheid voor zoveel mogelijk gebruikers.

  • 5. vervallen

  • 6. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e aan de volgende criteria:

    • a.

      de activiteiten zijn gericht op het bereiken van een grote verscheidenheid aan deelnemers;

    • b.

      Groene Lopers spannen zich in om jaarlijks minimaal € 10.000,- aan financiering voor uitvoeringsactiviteiten te initiëren;

    • c.

      Als sprake is van ontwikkeling van een Groene Loper of doorontwikkeling van een bestaande Groene Loper dan is dat voor een periode van twee jaar.

Artikel 4.3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000,- per aanvraag met uitzondering van de subsidie als bedoeld in artikel artikel 4.3.2 sub e.

  • 2. vervallen

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag voor de doorontwikkeling van bestaande Groene Lopers. Dit zijn aanvragers die al eerder een subsidie van de provincie hebben ontvangen. Voor nieuwe Groene Lopers die voor het eerst subsidie aanvragen bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000,- per aanvraag.

Artikel 4.3.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.6 eerste lid zijn de vergoedingen voor de inzet in uren van vrijwilligers voor coördinerende of organisatorische werkzaamheden wel subsidiabel tegen een maximum tarief van € 15,– per uur.

  • 2. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e dan zijn uitsluitend de kosten die gemaakt worden voor de aanjaag- en coördinatie activiteiten van de Groene Lopers subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6.

  • 3. Kosten voor een half verhard pad voor natuurbeleving, bedragen maximaal 20% van de in de begroting opgenomen subsidiabele kosten.

  • 4. Kosten voor communicatie en educatie activiteiten bedragen maximaal 10% van de in de begroting opgenomen subsidiabele kosten.

Toelichting: Het gaat hierbij om proceskosten zoals ureninzet trekker Groene Lopers, communicatie, zaalhuur, catering en informatiebijeenkomsten.

Artikel 4.3.5a Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn kosten van regulier onderhoud of beheer niet subsidiabel, tenzij sprake is van nazorg, zoals inboet, in het eerste jaar.

Artikel 4.3.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Natuur en Samenleving 2.0.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie een:

    • a.

      projectplan waarin is beschreven hoe en in welke mate wordt bijgedragen aan de criteria zoals genoemd in artikel 4.3.2 en artikel 4.3.3. In het projectplan is in ieder geval beschreven:

      • i.

        de doelgroepen waarmee wordt gewerkt of samengewerkt;

      • ii.

        de wijze waarop de samenleving wordt betrokken bij het project of hoe draagvlak is of wordt verworven;

      • iii.

        de activiteiten die worden verricht en de kosten per activiteit;

      • iv.

        de planning;

      • v.

        de beoogde resultaten én een beplantingsplan indien ook voor het beplantingsplan subsidie wordt gevraagd;

      • vi.

        de wijze waarop het beheer en onderhoud duurzaam is geregeld;

      • vii.

        hoe opgedane kennis en ervaring wordt gedeeld of beschikbaar wordt gesteld.

    • b.

      indien sprake is van de realisatie of herinrichting van groen, een door de eigenaar van de gronden getekende verklaring waaruit blijkt dat de eigenaar van de gronden toestemming heeft gegeven.

Artikel 4.3.8 Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1.1.7 tweede lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de subsidiabele kosten lager zijn dan € 10.000,-;

  • b.

    de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een investering in gebouwen of schoolpleinen, speeltoestellen, beweegtoestellen, infrastructuur, dieren of verblijven voor boerderijdieren.

    Toelichting: Klimrekken, rekstokken, schommels en valondergronden en andere onderdelen van speeltoestellen komen niet voor subsidie in aanmerking. Aanleg van natuurlijke spelaanleidingen zoals heuvels, wilgentenen speelhuisjes, klimbomen of waterelementen kunnen wel voor subsidie in aanmerking komen. Onder infrastructuur wordt in dit verband onder andere de aanleg van verharde wegen en paden verstaan. Half verharding kan als dat bijdraagt aan de natuurbeleving wel in aanmerking komen voor subsidie. Tot boerderijdieren worden onder andere gerekend: geiten, schapen, kippen, konijnen, ganzen etc. Insectenhotels en nestkasten voor vogels kunnen wel voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 4.3.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      de activiteit te starten binnen drie maanden na subsidieverlening en de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd met uitzondering van Groene Lopers als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e. Voor die activiteiten geldt dat de activiteiten uitgevoerd moeten zijn binnen 24 maanden na subsidieverlening;

    • b.

      de opgedane kennis op verzoek te delen of beschikbaar te stellen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt voor de ontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger participeert in de activiteiten van de provincie brede Groene Loper Overijssel;

    • b.

      de subsidieontvanger zoekt actief verbinding met andere thema’s uit het Programma Natuur voor Elkaar.

      Toelichting: Voor versterking van biodiversiteit en/of versterking van leef condities voor soorten heeft de provincie Welkomstkaarten ontwikkeld die o.a. mogelijke maatregelen bevatten voor erven, straten en schoolpleinen. Deze kunnen worden gebruikt bij de activiteiten van de lokale lopers.

Paragraaf 4.4 Advies en ondersteuning agro&food in Overijssel

Artikel 4.4.1 Betekenis van begrippen

  • -

    Agro en Food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, waarbij de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal staan, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. Als niet met zekerheid kan worden bepaald of een aanvrager onder de agro&food sector valt, wordt gekeken naar de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS;

  • -

    innovatie: nieuw of verbeterd product, techniek, dienst of proces.

Artikel 4.4.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan vernieuwing en verduurzaming van de agro&food sector.

Artikel 4.4.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor een of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      advies en ondersteuning bij het beantwoorden van een vraagstuk ten behoeve van innovatie in de agro&food sector;

    • b.

      het uitvoeren van een onderzoek ten behoeve van innovatie in de agro&food sector.

    • c.

      het opstellen van een bedrijfsplan voor de overgang naar kringlooplandbouw. Het bedrijfsplan beschrijft in ieder geval:

      • 1.

        welke veranderingen worden doorgevoerd in het bedrijf;

      • 2.

        hoe emissiereductie van stikstof wordt gerealiseerd;

      • 3.

        welke positieve effecten worden bereikt op de omgeving van het bedrijf, zoals natuur, bodem en water, landschap en samenleving;

      • 4.

        de marktkansen en verdienmodel van de landbouwonderneming nadat de overgang heeft plaatsgevonden;

      • 5.

        een begroting voor de realisatie van de overgang.

  • 2. De activiteiten advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de innovatie heeft betrekking op verduurzaming van de voedselketen. Bij verduurzaming gaat het om:

      • 1.

        het sluiten van kringlopen;

      • 2.

        het terugdringen van emissies; en

      • 3.

        het verminderen van verspilling van biomassa in het gehele voedselsysteem.

    • b.

      de innovatie draagt bij aan het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarisch ondernemer in de keten.

    • c.

      de innovatie draagt bij aan ten minste één van de volgende doelen:

      • 1.

        de activiteiten leveren een bijdrage aan de klimaatopgave voor landbouw en landgebruik;

      • 2.

        de activiteiten bevorderen de aantrekkelijkheid en vitaliteit van het platteland en dragen bij aan een bloeiende regionale economie;

      • 3.

        de activiteiten leveren winst op voor ecosystemen, zijnde water, bodem en lucht, biodiversiteit en de natuurwaarde van het boerenlandschap;

      • 4.

        de activiteiten leveren een bijdrage aan het dierenwelzijn;

      • 5.

        de activiteiten leveren een bijdrage aan de erkenning van de waarde van voedsel en het versterken van de relatie tussen boer en burger;

      • 6.

        de activiteiten versterken de positie van Nederland als ontwikkelaar en exporteur van integrale oplossingen voor klimaat slimme en ecologisch duurzame voedselsystemen;

      • 7.

        de activiteiten dragen wat betreft visserij bij aan een duurzaam bestandsbeheer zonder schade aan de natuurlijke omgeving.

    • d.

      de bijdrage aan een van de doelen zoals genoemd onder c, mag niet betekenen dat er een negatief effect is op een van de andere doelen zoals genoemd onder c.

Artikel 4.4.4 Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een stichting, een vereniging, een BV, een NV of een maatschap, een ZZP-er, een v.o.f. of een eenmanszaak, in de agro&food sector.

  • 2. De aanvrager heeft een aantoonbaar belang bij de uitkomsten van de activiteiten.

  • 3. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan kan alleen aangevraagd worden door een landbouwonderneming.

Artikel 4.4.5 Subsidiabele kosten

Alleen kosten van derden komen in aanmerking voor de subsidie. Artikel 1.1.5 derde lid is van toepassing.

Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek is maximaal 50% van de subsidiabele kosten en is maximaal € 10.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan is maximaal 80% van de subsidiabele kosten en is maximaal € 4.000,- per aanvraag.

Artikel 4.4.7 Eigen bijdrage

  • 1. Minimaal 50% van de subsidiabele kosten van advies en ondersteuning en het uitvoeren van een onderzoek wordt betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

  • 2. Minimaal 20% van de kosten van het opstellen van een bedrijfsplan wordt betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

  • 3. De bijdrage van de aanvrager of van derden mag niet afkomstig zijn van de provincie Overijssel.

Artikel 4.4.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Kennisondersteuning agro&food in Overijssel.

  • 3. De aanvrager levert een ondertekende offerte in. De offerte is ondertekend door de aanvrager en door de persoon of organisatie die wordt ingezet voor de beantwoording van het vraagstuk, die het onderzoek uitvoert of het bedrijfsplan opstelt. De offerte mag ondertekend zijn onder voorbehoud van het verkrijgen van de subsidie. De aanvrager hoeft geen begroting in te dienen. Dit is een afwijking van artikel 1.2.1 lid 2.

Artikel 4.4.9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 4.4.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te starten;

  • b.

    de activiteiten binnen 15 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend te hebben uitgevoerd.

Artikel 4.4.11 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan artikel 28 van de AGVV.

Artikel 4.4.12 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2023.

Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0

Algemene toelichting:

Een groot deel van de Overijsselse gebieden met veel natuurwaarden is te vinden in het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000 gebieden. Provincie Overijssel neemt maatregelen om natuurwaarden te herstellen, te behouden en te versterken. Niet alle soorten profiteren van dit beleid. Daarom willen we aanvullende maatregelen treffen voor die soorten en leefgebieden waarin het huidige natuur- en waterbeleid niet voldoende voorziet.

De provincie wil deze extra inspanningen vooral richten op soorten waarvoor het Overijsselse leefgebied belangrijk is om te overleven en die niet automatisch meeprofiteren van bestaande maatregelen. Deze meer dan 100soorten zijn opgenomen in de zogenaamde Aandachtsoortenlijst.

We zien graag dat maatregelen in samenhang worden genomen waardoor het effect groter wordt. De nadruk ligt op een beperkt aantal maatregelen om tot een groter effect te komen. Voor sommige van deze maatregelen zijn gebieden aangewezen waar die maatregelen het beste tot hun recht komen.

Daarnaast biedt de regeling ruimte voor kleine projecten waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar gebieden of aandachtsoorten.

Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Aandachtsoortenlijst Overijssel: door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst met soorten:

    • a.

      waarvoor het leefgebied in Overijssel bovengemiddeld belangrijk is,

    • b.

      die volgens de rode lijst bedreigd zijn of waarvan de trend negatief is,

    • c.

      en waarvoor het huidige beleid onvoldoende effectief is.

  •  

    Toelichting: De meest actuele aandachtsoortenlijst is te vinden op https://www.overijssel.nl/loket/subsidie/vitaal-platteland/verbeteren-condities/ leefgebied/biotoop: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort ten minste tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hieronder worden ook de gebieden verstaan waar de soort vroeger voorkwam en nu niet meer, maar waar de soort mogelijk terug kan keren.

Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    het treffen van maatregelen die bijdragen aan het verbeteren van de condities voor soorten zoals opgenomen in de Aandachtsoortenlijst (kleine projecten);

  • b.

    het treffen van de volgende specifieke maatregelen:

    • i.

      de aanleg of het herstel van poelen of het bijbehorende leefgebied ten behoeve van Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, waarbij leem kan worden gebruikt om lekkage te voorkomen en geen kunststoffolies zoals landbouwplastics, vijverfolie of EPDM worden gebruikt;

      Toelichting: Maatregelen kunnen zowel poelen als leefgebied aangrenzend aan de poel (landbiotoop) betreffen.

    • ii.

      maatregelen op en in de directe omgeving van erven ten behoeve van de Kerkuil, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Ringmus, Grauwe vliegenvanger of Patrijs;

    • iii.

      het creëren van bosranden met mantels en zomen ten behoeve van:Klein wintergroen, Klein glidkruid, Anemonenbekerzwam, Kleine ijsvogelvlinder, Sleedoornpage, Bruine eikenpage, Ranonkelbij, Gewone kleine wespbij, Kauwende metselbij, Stronkmier, Boomkikker, Geelgors, Zomertortel, Kerkuil, Hermelijn, Das, Franjestaart, Bosvleermuis, Baardvleermuis, Bechsteins vleermuis, Brandts vleermuis, Rosse vleermuis of Gewone grootoorvleermuis;

    • iv.

      het verbeteren van de biotoop heide door:

      • 1.

        het verbinden van heideterreinen of heischrale graslanden die op korte afstand van elkaar zijn gelegen;

        Toelichting: Het betreft de biotopen droge heide, vochtige heide en droog of vochtig heischraal grasland.

      • 2.

        het kruidenrijker maken van de heide;

      • 3.

        het realiseren van nestgelegenheid;

  • c.

    het beschikbaar stellen van grond om aan de herbeplantingsverplichting, zoals bedoeld in artikel 4.3, lid 1 van de Wet Natuurbescherming te kunnen voldoen om heide te verbinden. Dit geldt alleen als de herbeplantingsverplichting niet ingevuld kan worden door spontane bosontwikkeling, maar elders gerealiseerd moet worden.

  • d.

    de voorbereidende werkzaamheden om te komen tot de onder sub a en b genoemde maatregelen.

    Toelichting: Hier kan het gaan om het opstellen van een plan of organisatiekosten die leiden tot de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 4.5.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen gemeente of waterschap;

    • b.

      de maatregelen dragen bij aan:

      • i.

        het verbeteren van milieucondities in bodem of water, dan wel;

        Toelichting: Hieronder wordt verstaan het geschikt maken van de milieuomstandigheden voor aandachtsoorten in hun leefgebieden. Te denken valt bijvoorbeeld aan chopperen om een geschikte groeiplaats te creëren, of het dempen van slootjes om de grondwatertoevoer te verbeteren.

      • ii.

        het verbeteren van de ruimtelijke condities;

        Toelichting: Voor veel soorten is het belangrijk dat er een voldoende groot en samenhangend leefgebied is. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn twee zaken essentieel: het behoud of herstel van voldoende grote leefgebieden van goede kwaliteit (voldoende rust/geborgenheid en voedselbeschikbaarheid) en de mogelijkheden voor soorten om zich te kunnen verplaatsen tussen (delen van) leefgebieden (genetische uitwisseling, uitwijk bij calamiteiten).

        Voorbeelden van activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijk condities zijn het aanleggen of verbeteren van de kwaliteit van (delen van) biotopen waar één of meer aandachtsoorten een deel van hun leven doorbrengen. Daarbij kan gedacht worden aan o.a. vleermuizenkelders als overwinteringsplaats, poelen met bijbehorend landbiotoop en broeihopen (Ringslang) als voortplantingsplaats en het creëren of aanleggen van bosrandzomen, (knot)bomensingels, houtwallen, heggen, hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, ruige overhoeken, natuurvriendelijke oevers en bloemrijke randen langs akkers, weilanden, wegen, paden en bosranden. Deze elementen leveren voedsel, rust en faciliteren migratie tussen leefgebieden.

    • c.

      maatregelen vinden plaats op het grondgebied van de provincie Overijssel;

    • d.

      de aanleg van houtwallen, singels, hagen, kruidenrijke randen of ruigten, poelen of erfwateren voldoet respectievelijk aan de richtlijnen voor aanleg van houtwallen, singels en hagen, de richtlijnen voor aanleg van kruidenrijke randen en ruigten en de richtlijnen voor aanleg van poelen en erfwateren op Subsidie Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 - Provincie Overijssel;

    • e.

      indien sprake is van grondgebonden maatregelen dan heeft de grondeigenaar toestemming gegeven om de maatregelen te mogen uitvoeren;

      Toelichting: Indien de grondeigenaar nog geen toestemming heeft gegeven, wordt de subsidie verstrekt onder voorbehoud van het verkrijgen van die toestemming.

    • f.

      het beheer en onderhoud van de maatregelen is voor ten minste zes jaren, na datum van de subsidieverlening, geregeld. Voor bloemrijke randen langs akkers en weilanden wordt een uitzondering gemaakt: deze randen moeten gedurende de beheerperiode van 6 jaar gedeeltelijk gefreesd en her-ingezaaid worden om het bloemrijke karakter van de randen te behouden;

      Toelichting: De subsidie is gericht op eenmalige maatregelen. De subsidie is niet bedoeld voor de kosten van het beheer en regulier onderhoud van de gesubsidieerde activiteiten. In de aanvraag wordt kort maar duidelijk beschreven op welke wijze langjarig (minimaal 6 jaar) invulling wordt gegeven aan beheer en onderhoud. In de aanvraag mag als kostenpost worden opgevoerd dat gedurende de looptijd van de maatregel deze randen twee maal voor maximaal de helft van het oppervlak mogen worden gefreesd en bijgezaaid. Dit wordt niet als beheer maar als noodzakelijk handelen voor instandhouding binnen 6 jaar beschouwd. Derving van opbrengsten is niet subsidiabel.

    • g.

      uit een referentie onderzoek of uit deskundige advisering blijkt dat de te treffen activiteiten of maatregelen, voor de aandachtsoorten en de betreffende leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd, effectief zullen zijn;

      Toelichting: Er moet aangetoond zijn dat de activiteiten of maatregelen bijdragen aan de versterking van de betreffende aandachtsoort. In de aanvraag wordt omschreven voor welke aandachtsoort of -soorten de subsidie wordt aangevraagd met een omschrijving van de betreffende leefgebieden. Aangegeven wordt welke activiteiten of maatregelen worden uitgevoerd en welke soorten daar nog meer van profiteren of meeliften. Op kaarten wordt de beoogde locatie aangegeven (schaal 1:25.000) en waar welke maatregelen getroffen worden (schaal 1:2.500). In de aanvraag wordt onderbouwd met een referentie waarom voor een maatregel gekozen is en waarom de aanvrager denkt dat de maatregel effectief is. Op Subsidie Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 - Provincie Overijssel is een overzicht opgenomen van bewezen effectieve maatregelen.

    • h.

      er is sprake van effectmeting en monitoring van de resultaten van de activiteiten voor de planten- of diersoorten;

      Toelichting: In de beschikking wordt opgenomen op welke wijze gegevens over de aanwezigheid van soorten ingevoerd moeten worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een -voor de aanvrager- vrij beschikbare applicatie. De bedoeling is dat de gegevens uiteindelijk in de Nationale Database Flora en Fauna (het NDFF) opgenomen worden.

    • i.

      er worden communicatieactiviteiten uitgevoerd met als doel om kennis te delen, projecten te genereren of op te starten;

    • j.

      indien sprake is van een niet-productieve maatregel op landbouwgrond, dan voldoet de subsidie aan artikel 14 lid 3 sub d van de LVV.

  • 2. Indien sprake is van een subsidie voor de aanleg van een poel of erfwater op grond van artikel 4.5.2 sub a of artikel 4.5.2 sub b onder ii bevindt de bodem van de poel of het erfwater zich binnen het grondwaterpeil of de schijngrondwaterspiegel. Om lekkage tegen te gaan kan leem worden gebruikt. Toepassing van kunststoffolies zoals landbouwplastics, vijverfolie of EPDM is niet subsidiabel.

  • 3. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i voor de aanleg of herstel van poelen, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd binnen de gebieden die zijn aangegeven op kaart 1;

      Toelichting: Kaart 1 is te vinden op Subsidie Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 Provincie Overijssel

    • b.

      de maatregelen leiden tot versterking of vergroting van bestaand leefgebied

    • c.

      de aanvraag omvat minimaal 3 poelen;

    • d.

      de uit te voeren maatregelen leiden tot versterking of vergroting, door het invullen van ontbrekende schakels, van het netwerk van poelen. De aanleg of het herstel van poelen is in de nabijheid gepland, namelijk binnen 350 meter van bestaande poelen of bestaande voortplantingswateren;

    • e.

      bij herstel of aanleg van nieuwe poelen voldoen deze qua vormgeving aan de eisen voor voortplantingswateren voor Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, waaronder in ieder geval:

      • i.

        wateroppervlak tenminste 300 m2 en maximaal 750 m2;

      • ii.

        voldoende zoninstraling;

      • iii.

        een geleidelijk oplopende noordoever (maximaal 1:3); en

      • iv.

        de bodem van een poel bevindt zich binnen het grondwaterpeil of de schijngrondwaterspiegel. Om lekkage tegen te gaan kan leem worden gebruikt. Poelen voor Kamsalamanders of Knoflookpadden hebben een diepte van 0,5 – 0,7 meter onder de gemiddelde laagste grondwaterstand. Poelen voor Boomkikkers hebben een diepte van 0,2 – 0,3 meter onder de gemiddelde laagste grondwaterstand;

        Toelichting: Er worden eisen aan de diepte gesteld zodat incidentele droogval in de nazomer kan optreden.

    • f.

      bij de diepte en omvang van de poel wordt rekening gehouden met toekomstig beheer;

      Toelichting: Poelen worden zodanig ingericht dat opschonen niet vaker dan 1x per 6 jaar nodig is. Ook is een vrije ligging van 10 tot 15 meter van hoog opgaande begroeiing wenselijk om inwaaiend blad te voorkomen en om voldoende zoninstraling te krijgen. Vooral bomen ten zuiden en westen van de beoogde poellocatie zijn onwenselijk.

    • g.

      poelen moeten geïsoleerd zijn van continu watervoerende waterlichamen, zodat vestiging van vis wordt voorkomen;

    • h.

      in de directe omgeving is een geschikt landbiotoop aanwezig of deze wordt met het treffen van de maatregelen gerealiseerd. Het landbiotoop kan bestaan uit: ruigte of kruidenrijk grasland en houtwallen, heggen, hakhoutbosjes of stobbenwallen (winterbiotoop). Indien de poel specifiek voor Boomkikkers wordt aangelegd, moet in het landbiotoop ook braamstruweel aanwezig zijn;

    • i.

      de maatregelen voldoen aan de kenmerken van een geschikte poel en aan de richtlijnen voor de aanleg van een poel.

      Toelichting: Deze zijn te vinden op de website poelen.nu en in de provinciale richtlijnen voor de aanleg van poelen en erfwateren.

  • 4. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii voor erven, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen leiden tot versterking of vergroting van bestaand leefgebied;

      Toelichting: De maatregelen die in aanmerking komen voor subsidie hebben een directe koppeling met de aandachtsoorten (erfvogels). De erfvogels worden jaarlijks half mei gemonitord gedurende een periode van minimaal 6 jaar. De resultaten van de tellingen worden voor 1 juli van elk jaar doorgegeven aan de provincie via de link: https://arcg.is/0LSHi0

    • b.

      de aanvraag omvat minimaal 5 erven;

    • c.

      er is een ruimtelijke dan wel organisatorische samenhang van deelnemende erven. Bij ruimtelijke samenhang gaan meerdere deelnemende erven lokaal samen aan de slag om de kwaliteit van de erven te verbeteren. Bij organisatorische samenhang wordt gedacht aan erven van bedrijven die deel uitmaken van een organisatie die een biodiversiteitsdoelstelling nastreeft;

    • d.

      de maatregelen op ieder erf sluiten aan bij nabijgelegen bestaande natuur of agrarisch natuurbeheer, of waar deze verbonden gaan worden bij de betreffende erven, bij natuurvriendelijk ingerichte oevers langs water en natuurvriendelijk beheerde bermen, bij het landschapselement, houtwal, singel, bosje of, indien het wordt aangelegd in het leefgebied van de Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, een poel;

      Toelichting: De maatregelen op en rond erven leiden tot biotoopverbetering en kunnen worden gerealiseerd door de aanleg van elementen zoals (knot)boomsingels, hoogstamfruitbomen, erfbomen, hakhoutbosjes, houtwallen, struweel- en scheerheggen, ruige bermen en ruige overhoeken, kruiden- en bloemrijke randen (inclusief grondwerk zoals plaggen en frezen voor aanplant en inzaai) of bloemrijke slootkanten, natuurvriendelijke ingerichte oevers erfwateren en poelen. Bij een verbinding met natuur en agrarisch natuurbeheer gaat het om landschapselementen (onder andere houtwal, singel, bosje, poel), akkerranden, bloemrijke bermen of -randen.

    • e.

      locatie van een poel voor erven valt binnen de grenzen zoals vermeld op kaart 1;

      Toelichting: Poelen voor erven zijn alleen subsidiabel als de locatie binnen de grenzen valt zoals vermeld op de provinciale website.

    • f.

      de maatregel betreft geen onderhoudsmaatregelen, dunnen, opschonen van dichtgegroeide poelen, bijenhotels en vleermuizenkasten en andere minder kostbare maatregelen zoals takkenrillen;

    • g.

      de maatregelen bestaan uit het creëren van nestgelegenheid voor Kerkuil, Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Grauwe vliegenvanger of Ringmus in combinatie met biotoopverbetering, waar ook andere aandachtsoorten zoals Patrijs, Geelgors en Hermelijn van profiteren. De combinatie van maatregelen zorgt er voor dat een totaal leefgebied zowel foerageergebied, rustgebied als voortplantingsgebied, voor genoemde soorten gecreëerd wordt;

    • h.

      de maatregelen kunnen aangelegd worden op en in directe verbinding met erven.

  • 5. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii voor het creëren van bosranden met mantel en zoom, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen om te komen tot bosranden met mantels en zomen die daarna als hakhout beheerd kunnen worden in:

      • i.

        de overgang van open land naar bos of stroken langs boswegen;

      • ii.

        de ontwikkeling binnen open land naar structuurrijke vegetaties.

    •  

      Toelichting: Bosranden met veel structuur zijn zeldzaam. Meestal is de grens tussen bos en open terrein zeer scherp. Een ecologisch goede bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. De mantel is een struik- of hakhout zone. De zoom is een zone met grassen en kruiden. Door variatie in begroeiing is dit een ideale schuilplek voor dieren. Tevens vinden insecten en vogels hier hun voedsel. De breedte van een goede bosrand varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. In de praktijk is de breedte van de meeste bosranden tussen de 10 en 40 meter.

    • b.

      de maatregelen vinden plaats door de bosrand over een lengte van minimaal 1000 m terug te zetten. De breedte van de te kappen strook wordt afgeleid uit de hoogte van de bomen en indien aanwezig de breedte van het bospad;

      Toelichting: De lengte van de bosrand hoeft niet aaneengesloten te zijn. De breedte van de te kappen strook langs een bosweg = 1,5*H - b waarbij H de boomhoogte is en b de breedte van de bosweg. Een richtlijn kan zijn dat een derde van de om te vormen strook smaller is dan berekend. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een golvende inrichting. De kap van bomen moet goed worden onderbouwd en voor de kap zal overleg moeten plaatsvinden met omwonenden en de provincie.

    • c.

      indien noodzakelijk voor de ontwikkeling van de bosrand worden inheemse soorten ingezaaid of ingeplant;

      Toelichting: Bij de inrichting van de bosrand wordt rekening gehouden met de vereisten uit de Wet Natuurbescherming. Uitgangspunt is dat er op een bosbouwkundig verantwoorde wijze zal worden herbebost. Insteek daarbij is dat op de plaats van velling een volwaardige en duurzame houtopstand tot ontwikkeling komt. Door de gekapte strook in te richten als hakhout kan herplant van bomen op andere gronden vermeden worden. Hakhout betreft een bostype waarbij bomen en struiken op circa 30 cm hoogte van de grond worden afgezet. Deze afgezette bomen en struiken kunnen dan weer uitlopen. In een cyclus van eenmaal per minimaal 7 en maximaal 20 jaar worden deze uitlopers weer geoogst. Mocht uitlopen, natuurlijke opslag of variatie in bomen achterwege blijven dan is inplanten met inheemse soorten in de mantel noodzakelijk. Inzaai in de zoom kan nodig zijn als de ontwikkeling van kruiden achterwege blijft.

    • d.

      de maatregelen vinden plaats op basis van een plan voor een gebied waar bosrandzomen in samenhang kunnen worden ontwikkeld. In het plan wordt aangegeven hoe de bosranden worden beheerd en op welke wijze gecommuniceerd wordt over de inrichting van de bosranden.

  • 6. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv voor het herstel van het biotoop heide, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen dragen bij aan de versterking van het leefgebied van de Blonde zegge, Blauwe knoop, Heidekartelblad, Vetblad, Melkviooltje, Draadgentiaan, Kleine tijm, IJslands mos, Bruine eikenpage, Bruine vuurvlinder, Kommavlinder, Gentiaanblauwtje, Zilveren maan, Aardbeivlinder, Ericabij, Heidewespbij, Gewone kleine wespbij, Ranonkelbij, Paardenbloembij, Stronkmier, Adder, Tapuit of Veldleeuwerik;

    • b.

      de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen voor:

      • i.

        het verbinden van heideterreinen of heischrale graslanden om het leefgebied te versterken en te vergroten en daarmee uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken; of

        Toelichting: Verbindingen tussen heideterreinen en heischrale graslanden zijn mogelijk. Na aanleg wordt het beheer zo uitgevoerd dat de verbinding bestaat uit droge- of vochtige heide of droog of nat heischraal grasland.

        Als bij het verbinden van deze terreinen een houtopstand moet worden geveld, zijn daarop de regels van de Wet Natuurbescherming van toepassing. Het kan dus zijn dat de oppervlakte gevelde houtopstand elders gecompenseerd moet worden. Informatie hierover is te verkrijgen bij het team Vergunningverlening van de provincie Overijssel (postbus@overijssel.nl).

      • ii.

        het kruidenrijker maken van heideterreinen door kruidenrijke randen of kleine veldjes (akkertjes) met een mengsel van granen en inheemse akkerkruiden in te zaaien direct naast of op bestaande heideterreinen, nadat de aanwezige vegetatie zeer diep is weggemaaid of gechopperd en daarna gefreesd. De randen of veldjes mogen niet groter zijn dan 10 are;

        Toelichting: De maatregelen moeten aanvullend zijn op het reguliere beheer.

      • iii.

        het realiseren van nestgelegenheid voor bijen door open plekken te creëren, steilrandjes aan te leggen of dood hout te plaatsen;

    • c.

      de maatregelen worden getroffen bij terreinen met (voormalige) heide of heischraal grasland, waar de genoemde aandachtsoorten nog voorkomen en natuurbeheer ten behoeve van de doelsoorten gewaarborgd is of waar heideterreinen of schraalgraslanden met elkaar kunnen worden verbonden;

    • d.

      bij het verbinden van kleine heideterreinen of schraalgraslanden heeft de aan te leggen verbinding een minimale breedte van 25 meter. Na verwijdering van de begroeiing dient het beheer gericht te zijn op droge of natte heide of droog of nat heischraal grasland.

  • 7. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub c dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de waardedaling wordt bepaald op basis van taxatiewaarden van de grond vóór functieverandering (landbouwgrond) en ná functieverandering en inrichting (bosgrond);

    • b.

      de waarde van de grond wordt door een onafhankelijke deskundige getaxeerd.

Artikel 4.5.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub a bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag en een maximum van € 5000,- per erf.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.

  • 5. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

  • 6. Aanvullend op lid 1 tot en met 5 wordt, voor de berekening van de subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub a en b, per maatregel de volgende maximale tarieven gehanteerd:

    • a.

      € 100,- indien sprake is van solitaire boom inclusief het planten en met toebehoren;

    • b.

      € 75,- indien sprake is van een kerkuilenkast;

    • c.

      € 500,- indien sprake is van erfwater;

    • d.

      € 2.500,- indien sprake is van de aanleg van een poel.

  • 7. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub c bedraagt 100% van de waardevermindering, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.

  • 8. De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub d bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten van de in artikel 4.5.2 sub a en b genoemde maatregelen.

Artikel 4.5.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van deze paragraaf een subsidieplafond vast.

Artikel 4.5.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 de volgende stukken:

    • a.

      kaarten waarop de ligging van het gebied is aangegeven op schaal 1:25.000 en detailkaarten met uitwerkingen op schaal 1:2.500 of andere duidelijke kaarten van het gebied;

    • b.

      indien sprake is van grondgebonden activiteiten, de ondertekende afspraken of toestemming van de grondeigenaar.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid en in afwijking van artikel 4.5.6. tweede lid, sub a, overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2, sub b, onderdelen i en ii, de volgende stukken:

    • a.

      overzichtskaarten op schaal 1:25.000 waarop de ligging van het gebied met de betreffende erven en groenelementen is aangegeven en detailkaarten op schaal 1:2.500 dan wel een luchtfoto waarop de huidige en toekomstige situatie per erf is aangegeven;

    • b.

      een projectplan volgens het format Projectplan Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 – Erven;

    • c.

      een begroting volgens het begrotingsformat Projectplan Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 – Erven.

      Toelichting: de formats zijn te vinden op www.overijssel.nl/subsidie

Artikel 4.5.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op maatregelen voor de volgende weidevogels: Grutto, Kemphaan, Scholekster, Tureluur en Wulp;

    Toelichting: De provincie heeft het Actieplan Weidevogels vastgesteld waaruit maatregelen voor weidevogels gefinancierd kunnen worden. Om overlap met die regeling te voorkomen en om zoveel mogelijk soorten te kunnen ondersteunen zijn maatregelen voor de onder sub a genoemde weidevogels uitgesloten.

  • b.

    er voor de activiteiten subsidie verstrekt kan worden op grond van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL) of via Groene en Blauwe Diensten (GBD);

  • c.

    de activiteiten reeds binnen Natura 2000-maatregelen uitgevoerd of voorzien zijn.

Artikel 4.5.8 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.6 Instandhouding gescheperde schaapskuddes Overijssel

Algemene toelichting

Vanuit het oogpunt van natuurbeheer, recreatie en toerisme en de instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed willen Gedeputeerde Staten bijdragen aan de instandhouding van gescheperde schaapskuddes in Overijssel.

Artikel 4.6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    gescheperde schaapskudde: een rondtrekkende schaapskudde die wordt gehoed door een herder en wordt begeleid door één of meerdere honden;

  • -

    schaapskudde: een groep van ten minste 100 ooien;

  • -

    ooi: vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is.

Artikel 4.6.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de instandhouding van gescheperde schaapskuddes in Overijssel.

Artikel 4.6.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.6.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is eigenaar of vraagt de subsidie aan namens de eigenaar van een schaapskudde in Overijssel;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    vervallen;

  • d.

    de eigenaar van de schaapskudde heeft een overeenkomst gesloten met ten minste een van de volgende terrein beherende organisaties: Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer of  Natuurmonumenten, waaruit blijkt dat sprake is van een begrazingsplan voor in ieder geval één jaar met de intentie om deze voor te zetten gedurende in 2022;

  • e.

    de subsidie voldoet aan de de-minimisverordening of artikel 53 AGVV.

Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt een vast bedrag per jaar voor:

  • a.

    Schaapskudde Haaksbergen: € 32.500,-;

  • b.

    Schaapskudde Hof van Twente: € 32.500,-;

  • c.

    Schapenbedrijf A. Kuhn: € 32.500,-;

  • d.

    Welhuis Beheer: € 16.250,-;

  • e.

    Schaapskudde Twente: € 16.250,-;

  • f.

    Scheperij Salland: € 32.500,-.

  • g.

    Schapengrazerij Bornerbroek: € 32.500,-.

Artikel 4.6.5

[vervallen.]

Artikel 4.6.6 Subsidiabele kosten

Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.6.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 april 2022 vóór 17.00 uur.

Artikel 4.6.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Instandhouding gescheperde schaapskuddes Overijssel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager de in artikel 4.6.3 sub d, bedoelde overeenkomst.

  • 3. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid is de aanvrager niet verplicht een begroting en dekkingsplan te overleggen.

Artikel 4.6.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor het jaar 2022 een subsidieplafond vast.

Artikel 4.6.10 Volgorde van behandeling

Aanvragen worden in behandeling genomen op basis van ingediende volledige aanvragen.

Artikel 4.6.11 Vaststelling

Voor subsidies van € 25.000 en hoger is artikel 1.3.1 van toepassing.

Artikel 4.6.12 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.3, 1.4.5 en 1.4.6 voldoet de subsidieontvanger aan de volgende verplichtingen:

  • a.

    de schaapskudde wordt gedurende ten minste 200 dagen per jaar gehoed door een herder, met gebruik van één of meer honden, gedurende ten minste vijf uren per dag. Dit met uitzondering van perioden van de lammertijd en extreme omstandigheden. Afwijking van dit punt door andere omstandigheden dan de lammertijd en extreme omstandigheden, moet binnen twee weken na het bekend worden daarvan gemeld worden bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    de subsidieontvanger organiseert jaarlijks minimaal twee publieksactiviteiten.

Artikel 4.6.13 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022.

Paragraaf 4.7 Zoetwatervoorzieningen door Terreinbeherende Natuurorganisaties (TBO’s)

[vervallen]

Paragraaf 4.8 Groene schoolpleinen

Algemene toelichting

Het vergroenen van schoolpleinen is één van de acties ter uitvoering van het koersdocument ‘Natuur voor Elkaar’ dat met diverse partners is opgesteld. Groen speelt een belangrijke rol bij de cognitieve, motorische en sociale ontwikkeling van kinderen. Daarom wil de provincie kinderen meer in aanraking brengen met groen, om daarin en daarmee te spelen en te leren.

Artikel 4.8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    groen schoolplein: een breder concept van een natuurlijke speel- en leeromgeving. Een groen schoolplein voldoet aan minimaal 8 van de 11 doelen zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 4.8.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten die bijdragen aan de realisatie van groene schoolpleinen:

  • a.

    deskundige procesbegeleiding om te komen tot een geheel of gedeeltelijk groen schoolplein;

  • b.

    het ontwerp van een groen schoolplein;

  • c.

    de gehele of gedeeltelijk realisatie van een groen schoolplein.

Artikel 4.8.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager van de subsidie is een fysiek in Overijssel gevestigde basisschool of een koepelorganisatie die aanvraagt voor een in Overijssel gevestigde basisschool;

  • b.

    het ontwerp is of wordt opgesteld door of in samenwerking met:

    • i.

      een deskundige zoals opgenomen op www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl;

    • ii.

      een deskundige, wiens deskundigheid is aangetoond door minimaal twee referentieprojecten op het gebied van speelnatuur;

    • iii.

      een deskundige, wiens deskundigheid wordt aangetoond door het ontwerp van het desbetreffende schoolplein.

  • c.

    de aanvrager of derden dragen ten minste € 7.500,- bij aan het ontwerp of realisatie van het betreffende groene schoolplein. Indien sprake is van een bijdrage in natura door inzet van vrijwilligers dan mag dit gewaardeerd worden voor een uurtarief van maximaal € 15,- tot een maximum bedrag van € 3.500,-;

    Toelichting: Bijdrage van derden kunnen bijvoorbeeld met crowdfunding, sponsoring of acties geleverd worden. Inzet van eigen personeel of vrijwilligers mag tot maximaal € 3.500,- opgevoerd worden. Dit betekent dat er minimaal € 4.000,- aan eigen geld of geld van derden bijgedragen moet worden aan het ontwerp of de realisatie van het groene schoolplein.

  • d.

    de begrote kosten van het ontwerp en de realisatie van het groene schoolplein bedragen minimaal € 17.500,-. De begroting voldoet aan de volgende criteria:

    • i.

      in de begroting wordt ten minste € 7.500,- begroot voor de aanschaf en aanleg van groen inclusief voorbereidende grondwerkzaamheden;

    • ii.

      uitsluitend kosten die nog gemaakt moeten worden, worden opgevoerd.

    • iii.

      kosten van speeltoestellen worden niet opgevoerd, kosten voor speelaanleiding wel;

      Toelichting: Speeltoestellen zijn bijvoorbeeld een houten klimrek of een wipkip. Als het gaat om een speelaanleiding zoals een klimboom of waterpomp dan kunnen deze kosten wel opgevoerd worden. Een klimboom wordt niet gezien als een speeltoestel, maar als een speelaanleiding. Dit geldt ook voor een waterpomp, waarbij het water de speelaanleiding is.

    • iv.

      niet groene onderdelen kunnen alleen worden opgevoerd als deze ten dienste staan van een groen schoolplein.

      Toelichting: Dit betekent dat de kosten van alleen het betegelen van een groen schoolplein niet opgevoerd kunnen worden.

Artikel 4.8.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld bedrag van € 10.000,- per schoolplein en per schoollocatie en € 100,- per aangeplante boom, welke op het moment van de aanplant een minimale stamomtrek, op 1 meter hoogte, van 8-10 cm heeft.

Artikel 4.8.5 Subsidiabele kosten

Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 4.8.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Groene schoolpleinen.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.8.2 de volgende stukken:

    • a.

      foto’s van het betreffende schoolplein vóór de vergroening;

    • b.

      indien beschikbaar het ontwerp van het groene schoolplein.

    • c.

      begroting van de kosten van het ontwerp en de uitvoering van ten minste € 17.500,-;

    • d.

      twee referentieprojecten van speelnatuur, als de deskundige niet is opgenomen in de lijst van groene ondersteuners op de site www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl

Artikel 4.8.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.8.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    uitsluitend subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.2 sub a of uitsluitend voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.2 sub b;

  • b.

    sprake is van regulier herstel of onderhoudswerkzaamheden van het betreffende schoolplein;

  • c.

    voor het betreffende schoolplein of schoollocatie al subsidie is verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf.

Toelichting: Als een basisschool meerdere (sub)pleinen op één locatie heeft, kan slechts één aanvraag worden ingediend. Als een basisschool meerdere locaties heeft met elk een eigen plein, kan per locatie een aanvraag worden ingediend. Als meerdere basisscholen van verschillende koepelorganisaties een plein delen, kan per basisschool een aanvraag worden ingediend. Er dient dan wel per basisschool voldaan te worden aan de cofinancieringseis en de begroting dient gesplitst te zijn om inzicht te geven in de kostenposten per basisschool.

Artikel 4.8.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.4 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    mee te werken aan een eventuele evaluatie;

  • b.

    kennis te delen met andere scholen indien daarom gevraagd wordt;

  • c.

    het groene schoolplein na realisatie ten minste vijf jaar in stand te houden;

  • d.

    binnen 12 maanden na subsidieverlening te starten met de realisatie van het betreffende groene schoolplein.

Artikel 4.8.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Bijlage 1 bij paragraaf 4.8: Omschrijving van een groen schoolplein

Een groen schoolplein is een natuurlijke speel- en leeromgeving met veelal de volgende kenmerken:

  • a.

    Een groen schoolplein biedt een rijk speel- en leerlandschap waar zowel ruimte is voor kinderen om vrij te spelen als voor natuur om zich te ontwikkelen.

  • b.

    Minimaal 50% van de bespeelbare oppervlakte van de schoolomgeving heeft een natuurlijk karakter. We maken onderscheid tussen groen oppervlak (gras, struiken en bomen), onthard oppervlak (boomsnippers, zand) en verhard oppervlak (tegels).

  • c.

    Er zijn verschillende vormen van groen te onderscheiden, zoals: speelgroen (spelen in en met groen), educatief groen, eet- en ruikgroen.

  • d.

    Een groen schoolplein is ingericht met (overwegend) natuurlijke duurzame materialen, waarbij hergebruik van materialen voorop staat.

  • e.

    De beplanting op een groen schoolplein is bij voorkeur inheems, passend bij de natuurlijke omstandigheden van die plek en biedt seizoensvariatie. Waar mogelijk biedt de beplanting en inrichting mogelijkheden voor verbeteren van condities voor aandachtsoorten van Overijssel. Overzicht van de aandachtsoorten is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • f.

    De inrichting van het plein draagt bij aan biodiversiteit en aan het voorkomen van wateroverlast en hittestress (groene gevels, groene daken, schaduwbomen).

  • g.

    Er is voor kinderen uitdagende en dynamische natuur te vinden en ze kunnen de natuur van top tot teen ervaren; kinderen van alle leeftijden kunnen grenzen verkennen en aanvaardbare risico’s nemen.

  • h.

    De speelomgeving biedt plek voor rust, natuurbeleving, creatieve vormen van spel en avontuurlijk bewegen. De basis hiervoor ligt in de diversiteit en verscheidenheid van het plein met kenmerken als hoog/laag, nat/droog, schaduw/zon.

  • i.

    Kinderen kunnen zowel met abiotische natuur (zoals zand en water) als met levende natuur spelen. Hierdoor ontstaan er mogelijkheden om in het spel te exploreren, te vernieuwen, te verbeelden en te creëren. De aanwezigheid van los natuurlijk materiaal is hiervoor een voorwaarde (denk aan zand, takken, stenen, etc).

  • j.

    Het gebruik van de buitenruimte is geïntegreerd in het lesprogramma. Naast de mogelijkheden om bijvoorbeeld taal- en rekenlessen te geven op het plein kunnen kinderen ook leren over planten, dieren, weersverschijnselen en natuurlijke materialen.

  • k.

    Bij het ontwerp, de aanleg én het onderhoud zijn kinderen, docententeam, ouders en buren zo veel mogelijk actief betrokken.

Paragraaf 4.9 Kwaliteitsimpuls voor het landschap

Vervallen

Paragraaf 4.10 Opstellen Bidbook Streekeigen Landschapsbeheer Overijssel

Artikel 4.10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    bidbook streekeigen landschapsbeheer: een plan dat door een georganiseerde groep inwoners of ondernemers in het kader van streekeigen landschapsbeheer is opgesteld. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer in de woon- of werkomgeving, hoe de beheerorganisatie wordt vormgegeven en de wensen en eisen van het gebied voor het toekomstige streekeigen landschapsbeheer. In een bidbook is in ieder geval beschreven plangebied, landschappelijke kwaliteit, ambitie, voorgenomen aanpak, aansluiting dan wel afstemming met andere projecten in het gebied (koppelkansen), financiën, administratie, monitoring, risico’s, communicatie en planning.

  • -

    Het gaat bij landschappelijk kwaliteit om de waardering van aanwezige kenmerken, zoals verkavelingen, oude waterlopen, bodemschatten of soortenrijkdom van planten en dieren. Vaak wordt bij die beoordeling de cultuurhistorische, belevings- en ecologische waarde van cultuurlandschappen gehanteerd:

    • -

      cultuurhistorische waarde: historisch-landschappelijke elementen

    • -

      belevingswaarde: de kwaliteit van de leefomgeving, waarbij onder andere de bruikbaarheid en toegankelijkheid van belang zijn voor de beleving ervan

    • -

      ecologische waarde: landschapselementen, zoals houtwallen of waterlopen Landschappelijke kwaliteit kan niet los gezien worden van andere omgevingsthema's zoals cultureel erfgoed en natuur.

  • -

    langjarig: 21 tot 30 jaar;

  • -

    landschapselementen: groene of blauwe elementen die in het landschap aanwezig zijn en bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. Hun oorspronkelijke functie van perceel begrenzing, houtproductie of vee drinkplaats hebben ze deels verloren, maar ze vormen nog steeds een belangrijke habitat voor lokale biodiversiteit en gebieds-gebonden soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën;

    Toelichting: Voorbeelden van landschapselementen zijn onder andere houtwallen, houtsingels, knotwilgen, meidoornhagen, struwelen, kleine bosjes, sloten en poelen.

  • -

    landschapscoördinator: De landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning aan georganiseerde groepen inwoners of ondernemers om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen. De coördinator voert een oriënterend gesprek met de initiatiefnemers en adviseert of het haalbaar is om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen;

  • -

    streekeigen landschapsbeheer: langjarig beheer van landschapselementen in agrarische cultuurlandschappen in Overijssel.

Artikel 4.10.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer.

Artikel 4.10.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.10.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een georganiseerde groep van inwoners of ondernemers in de vorm van een rechtspersoon en de betrokken inwoners of ondernemers zijn woonachtig of fysiek gevestigd in Overijssel;

    Toelichting: Voorbeelden van rechtspersonen zijn coöperaties, stichtingen of verenigingen.

  • b.

    de aanvrager heeft een oriënterend gesprek gehad met de landschapscoördinator en deze adviseert een vervolg;

    Toelichting: de landschapscoördinator is te bereiken via Landschap Overijssel, Poppenallee 39, 7722 KW Dalfsen, 0529-401731, info@landschapoverijssel.nl.

  • c.

    de beheeractiviteiten die in een bidbook streekeigen landschapsbeheer worden uitgewerkt, passen binnen Kwaliteitsambitie 2, zoals verwoord op bladzijde 14 e.v. van de catalogus gebiedskenmerken;

    Toelichting: De catalogus gebiedskenmerken is te vinden op: https://overijssel.tercera-ro.nl/SiteData/9923/Publiek/BV00019/b_NL.IMRO.9923.VerordeningOv01-va01_12208.pdf

  • d.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de algemene de-minimisverordening.

Artikel 4.10.4 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid, zijn subsidiabel.

Toelichting: Onder kosten derden vallen onder meer de kosten van inhuur externe expertise, eventuele afstemming met een landschapsfonds, zaalhuur en drukkosten.

Artikel 4.10.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

  • a.

    € 40.000,- per aanvraag voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer;

  • b.

    € 5.000,- voor de procesondersteuning die ingehuurd wordt om de beheerorganisatie vorm te geven.

    Toelichting: Het opzetten van de beheerorganisatie is onderdeel van een bidbook streekeigen landschapsbeheer. De ondersteuning die nodig is om de financiën en bijbehorende contracten en administratie op een rij te krijgen, valt onder de procesondersteuning.

Artikel 4.10.6 Aanvullende eisen bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Opstellen bidbook streekeigen landschapsbeheer.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.10.2:

    • a.

      een plan van aanpak waarin is opgenomen:

      • i.

        de begrenzing van het betreffende gebied;

      • ii.

        de landschappelijke kwaliteit van het gebied;

      • iii.

        een beeld van de aanwezige landschapselementen op kaart en foto(‘s) van de locatie waar de beheeractiviteiten uitgevoerd gaan worden;

      • iv.

        de betrokkenheid van de inwoners in het gebied;

      • v.

        de gekozen aanpak, en hoe deze tot het gewenste resultaat, het bidbook streekeigen landschapsbeheer, leidt:

      • vi.

        een beschrijving van de organisatiestructuur;

      • vii.

        de in te huren deskundigheid en hoe die bijdraagt aan het gewenste resultaat;

      • viii.

        een beschrijving op welke manier het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid en het creëren van meer eigenaarschap gerealiseerd wordt in het gebied;

      • ix.

        de wijze waarop men invulling gaat geven aan de beheerorganisatie;

        Toelichting: Hieronder worden contractering, administratie, financiën, controles en monitoring verstaan.

      • x.

        de planning.

    • b.

      een offerte voor het inhuren van deskundigheid, gebaseerd op het plan van aanpak;

    • c.

      een ondertekend advies van de landschapscoördinator aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde format.

Artikel 4.10.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.10.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    bij het streekeigen landschapsbeheer waar men zich met een bidbook op richt, sprake is van NNN gebied als bedoeld in artikel 9.1.1;

  • b.

    bij het streekeigen landschapsbeheer waar men zich met een bidbook op richt, sprake is van uitvoering op overheidsgrond;

  • c.

    de te verstrekken subsidie minder dan € 5.000,- bedraagt.

Artikel 4.10.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met artikel 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 4.10.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.11 Stimuleren kleinschalig Streekeigen Landschapsbeheer

Artikel 4.11.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Landschapselement: landschappelijke beplantingen, routes, waterlopen, reliëfs en andere onderdelen van het landschap die bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. De oorspronkelijke functie van bijvoorbeeld perceelbegrenzing, houtproductie of vee drinkplaats heeft het veelal geheel of deels verloren. Het vormt nog steeds een belangrijke habitat voor soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën en is voor de biodiversiteit van grote meerwaarde.

  • -

    Landschapsbeheer: aanleg, beheer en herstel van landschapselementen.

  • -

    Aanleg: nieuw aanleggen van een landschapselement.

  • -

    Beheer: uitvoeren van regelmatig onderhoud van landschapselementen.

  • -

    Herstel: geheel of gedeeltelijk nieuw aanleggen van een landschapselement.

Artikel 4.11.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie vrijwilligers op een passende wijze aanmoedigen om op eigen niveau aan de slag te gaan met landschapsbeheer.

Artikel 4.11.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor landschapsbeheer, inclusief de voorbereiding, administratie en toezicht.

  • 2. Het gaat om de volgende soorten landschapsbeheer:

    • a.

      Landschapsbeheer I: eenmalig aanleg, beheer of herstel.

    • b.

      Landschapsbeheer II: aanleg, beheer en herstel voor een periode van maximaal 5 jaar.

    • c.

      Landschapsbeheer III: aanleg, beheer en herstel voor een periode van 5 tot 15 jaar.

  • 3. Het landschapsbeheer voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Er is sprake van een georganiseerde aanpak voor landschapsbeheer in landschappen in Overijssel waarvan de hoofdfunctie agrarisch is. Dit wordt ook wel Streekeigen Landschapsbeheer genoemd.

    • b.

      Het landschapsbeheer voldoet aan de voorwaarden en uitgangspunten voor beheer van landschapselementen zoals opgenomen in De Dienstenbundel Overijssel. De Dienstenbundel Overijssel is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

    • c.

      Het landschapsbeheer past in de gebiedskenmerken, zoals beschreven in de Catalogus gebiedskenmerken van de provincie Overijssel. De Catalogus gebiedskenmerken van de provincie Overijssel is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

    • d.

      Het landschapsbeheer wordt niet uitgevoerd op overheidsgrond of in een natuurgebied.

    • e.

      Voor het landschapsbeheer is geen gebruikt gemaakt van deze subsidieregeling én er is en wordt ook geen gebruik gemaakt van:

      • 1.

        een andere subsidieregeling van de provincie Overijssel; en

      • 2.

        regelingen van TBO’s of andere eigenaren, waarmee voor hetzelfde landschapsbeheer een bijdrage is verleend.

    • f.

      De landschapscoördinator van Landschap Overijssel is betrokken bij de activiteiten en adviseert positief over de aanvraag. De landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning, adviseert de initiatiefnemers bij landschapsbeheer, legt verbindingen met Streekeigen landschapsbeheer en maakt koppelingen met andere opgaven in Overijssel.

  • 4. Landschapsbeheer I voldoet aanvullend aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het landschapsbeheer wordt uitgevoerd door een groep van vrijwilligers met beperkte inzet, ervaring en mogelijkheden.

    • b.

      Naast landschapsbeheer wordt ook aandacht besteed aan het vormen van een vrijwilligersgroep, en het inspireren en enthousiast maken van de groep.

    • c.

      Het doel van de groep is om een eerste echte stap te maken naar vervolgactiviteiten op het gebied van landschapsbeheer.

    • d.

      De activiteiten duren minimaal een werkdag.

  • 5. Het landschapsbeheer II voldoet aanvullend aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het landschapsbeheer wordt uitgevoerd door een georganiseerde groep van vrijwilligers.

    • b.

      Naast landschapsbeheer worden activiteiten uitgevoerd om de kennis van de vrijwilligers te vergroten en de organisatie te versterken. Het gaat om een of meer van de volgende activiteiten:

      • 1.

        Deelnemen aan werkateliers. Tijdens een Werkatelier worden duidelijke handvatten gegeven waarmee de groep direct aan de slag kan gaan;

      • 2.

        Het uitvoeren van onderzoek naar de kenmerken van het landschap (landschapsanalyse).

      • 3.

        Het opstellen van een beheerplan voor maximaal 5 jaar. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer. Het plan beschrijft de wensen en eisen van, voor en door het gebied voor het landschapsbeheer.

    • c.

      De begrote subsidiabele kosten bedragen minimaal € 6.666,- en maximaal € 33.333,-.

    • d.

      Minimaal 50% van de begrote kosten is voor beheer.

  • 6. Het landschapsbeheer III voldoet aanvullend aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het landschapsbeheer wordt uitgevoerd door een georganiseerde groep van vrijwilligers, die samen aan landschapsbeheer doen binnen een werkgebied.

    • b.

      Naast landschapsbeheer worden activiteiten uitgevoerd om de kennis van de vrijwilligers te vergroten en de organisatie te versterken. Het gaat om een of meer van de volgende activiteiten:

      • 1.

        Deelnemen aan werkateliers. Tijdens een Werkatelier worden duidelijke handvatten gegeven waarmee de groep direct aan de slag kan gaan;

      • 2.

        Het opstellen of verbeteren van een eenvoudig beheerplan voor een periode van 5 tot 15 jaar. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer. Het plan beschrijft de wensen en eisen van, voor en door het gebied voor het landschapsbeheer. Het beheerplan past in het gemeentelijke landschapsontwikkelingsplan (LOP) of de Catalogus gebiedskenmerken van de provincie.

    • c.

      De begrote subsidiabele kosten bedragen minimaal € 50.000,- en maximaal € 200.000,-.

    • d.

      Minimaal 50% van de begrote kosten is voor beheer.

    • e.

      Maximaal 15% van de begrote kosten is voor voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 4.11.4 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    een stichting, vereniging of een coöperatie van een groep van inwoners, particuliere grondeigenaren, pachters of ondernemers;

  • b.

    een samenwerkingsverband van partijen, genoemd onder a.

  • c.

    een groep van natuurlijk personen. Als deze groep geen stichting, vereniging of coöperatie hebben opgericht, dan wordt de subsidie aangevraagd door een gemeente of Terrein Beherende Organisatie die de groep vertegenwoordigt

Artikel 4.11.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Als het gaat om Landschapsbeheer I dan zijn alleen de kosten van derden subsidiabel. Artikel 1.1.5 derde lid en artikel 1.1.6 zijn van toepassing.

  • 2.

    Als het gaat om landschapsbeheer II en III dan gelden als subsidiabele kosten voor beheer, de beheervergoeding die per activiteit of landschapstype is vastgesteld in de Dienstenbundel Overijssel.

  • 3.

    Als het gaat om landschapsbeheer II en III dan gelden als subsidiabele kosten voor aanleg en herstel artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 én aanvullend daarop:

    • a.

      Voor de inzet van uren van derden het vastgesteld maximale uurtarief zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel.

    • b.

      De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op maximaal € 15,- per uur. Vergoedingen voor de inzet van uren van vrijwilligers zijn niet subsidiabel.

Artikel 4.11.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor Landschapsbeheer I is maximaal 100% van de subsidiabele kosten. De subsidie is maximaal € 5.000,- per gebied en per groep.

  • 2. De subsidie voor landschapsbeheer II is 75% van de subsidiabele kosten en bedraagt minimaal € 5.000,- en maximaal € 25.000,- per gebied en per groep.

  • 3. De subsidie voor landschapsbeheer III is maximaal 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt minimaal € 25.000,- en maximaal € 100.000,- per gebied en per groep.

  • 4. Als sprake is van Landschapsbeheer I en II dan is de subsidie voor beheer minimaal 50% van de totale subsidie.

Artikel 4.11.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Stimuleren kleinschalig Streekeigen landschapsbeheer.

  • 3. Als sprake is van een aanvraag voor landschapsbeheer I wordt een offerte of offertes ingeleverd. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.1. Het is niet verplicht om een begroting in te leveren. Dit is een afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid.

  • 4. Als sprake is van een aanvraag voor landschapsbeheer II en III wordt:

    • a.

      een begroting ingeleverd. Het is verplicht om het beschikbare format te gebruiken.

    • b.

      een plan van aanpak ingeleverd. Het is verplicht om het beschikbare format te gebruiken. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.1. in het plan van aanpak is een deugdelijke motivering opgenomen waaruit blijkt dat het beheer voor een periode van minimaal 5 jaar is geregeld, door middel van overeenkomsten die afgesloten worden tussen de beheerders en grondeigenaren.

    • c.

      een kaart ingeleverd waarop duidelijk is aangegeven waar aanleg, beheer en herstel plaats vindt. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.1.

Artikel 4.11.8 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 4.11.9 Vaststelling

  • 1. De subsidie voor Landschapsbeheer I en Landschapsbeheer II wordt gelijk vastgesteld. Artikel 1.5.1 en artikel 1.5.3 zijn van toepassing.

  • 2. De subsidie voor landschapsbeheer III wordt vastgesteld binnen 2 jaar na de datum van subsidieverlening.

  • 3. Het verzoek tot subsidievaststelling voor landschapsbeheer III bevat naast een inhoudelijk verslag ook een overzicht van de overeenkomsten die tussen beheerders en grondeigenaren zijn gesloten. In de overeenkomsten is het landschapsbeheer voor 5 tot en met 15 jaar vastgelegd. Dit is een aanvulling op artikel 1.5.3 lid 3.

Artikel 4.11.10 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de Algemene De-minimisverordening of aan De-minimisverordening Landbouw.

Artikel 4.11.11 Looptijd

Deze subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 december 2023.

Paragraaf 4.12 Ecologisch bermbeheer gemeenten

Algemene toelichting:

Overijssel heeft een grote rijkdom aan wilde plant- en diersoorten. Die hebben een gezonde leefomgeving nodig. Soms is hulp nodig om deze gezonde leefomgeving te maken. Voor sommige Overijsselse planten, dieren en leefgebieden is extra aandacht nodig. Het ecologisch beheren van bermen draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving van tal van dieren, zoals vlinders en bijen. Hierdoor verbetert de biodiversiteit. Met deze subsidieregeling wil de provincie het ecologisch beheren van bermen stimuleren.

Artikel 4.12.1 Begripsbepalingen

  • -

    bebouwde kom: de bebouwde kom zoals vastgesteld door de gemeenteraad op grond van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    berm: een strook grond gelegen naast de openbare weg, wandelpad, kanaalkant, watergang of dijk, bedoeld voor het onderhoud, instandhouding en waterafvoer van de weg en voor de verkeersveiligheid;

  • -

    ecologisch bermbeheer: het beheren van bermen gericht op het in stand houden of verbeteren van de natuurkwaliteit en -kwantiteit van inheemse flora en fauna, met inachtneming van de verkeersveiligheid;

    Toelichting: Als uitgangspunt voor het ecologisch bermbeheer geldt gefaseerd maaien, afvoeren van maaisel, niet klepelen en flexibel aanpassen van moment van uitvoering. Bodemverstoring en bodemverdichting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet toegepast. Actieve bemesting vindt niet plaats en slootmaaisel en bagger wordt afgevoerd. Inzaaien mag alleen in soortenarme bermen en mag niet ten koste gaan van eigen bermflora.

  • -

    inheemse flora en fauna: soorten die van nature in een bepaald gebied binnen de gemeente voorkomen.

    Toelichting: Op de website www.nederlandsesoorten.nl is te raadplegen welke soorten in Nederland inheems zijn. Exoten, kamer-, tuin- en kasplanten zijn bijvoorbeeld geen inheemse planten.

Artikel 4.12.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • 1.

    het opstellen van een ecologisch bermbeheerplan of;

  • 2.

    activiteiten die bijdragen aan de totstandkoming van ecologisch bermbeheer.

Toelichting: De subsidie kan worden gebuikt om tot een ecologisch bermbeheerplan te komen. Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise voor het opstellen van het plan. Indien de gemeente al een ecologisch bermbeheerplan heeft vastgesteld, kan de subsidie gebruikt worden voor de uitvoering van dat plan. Gedacht kan worden aan de inventarisatie van bermen, volgen van cursussen of activiteiten gericht op de uitvoering van een ecologisch bermbeheerplan.

Artikel 4.12.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de subsidie wordt aangevraagd door een Overijsselse gemeente;

  • b.

    de aanvrager heeft de bermen in beheer. Als het beheer wordt gedaan door een externe partij, vindt er binnen twee jaar na subsidieverstrekking een nieuwe aanbesteding plaats;

  • c.

    minimaal 75% van de totale lengte bermen buiten de bebouwde kom in de gemeente is of wordt binnen drie jaar na de subsidieverstrekking ecologisch ingericht en beheerd;

  • d.

    indien de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de uitvoering van een bermbeheerplan, heeft de aanvrager reeds een ecologisch bermbeheerplan vastgesteld op het moment van het indienen van de aanvraag.

Artikel 4.12.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.

Artikel 4.12.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 zijn uitsluitend kosten van derden subsidiabel.

Toelichting: Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise, volgen van cursussen en bestek maken.

Artikel 4.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ecologisch bermbeheer gemeenten.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.2 de volgende stukken:

    • a.

      een besluit van de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de gemeente alle bermen daar waar mogelijk ecologisch gaat beheren;

    • b.

      indien aanwezig een vastgesteld bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer.

Artikel 4.12.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 4.12.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.

  • b.

    de aanvraag alleen betrekking heeft op bermen binnen de bebouwde kom;

    Toelichting: Een aanvraag kan niet alleen betrekking hebben op bermen binnen de bebouwde kom. Een aanvraag mag wel alleen betrekking hebben op bermen buiten de bebouwde kom, of betrekking hebben op een plan voor bermen binnen én buiten de bebouwde kom.

Artikel 4.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. aanvulling op artikel 1.4.5 is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteiten binnen 24 maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd.

  • 2. Indien de subsidie betrekking heeft op het ontwikkelen van een bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer dan worden daarin tenminste de volgende onderdelen beschreven:

    • a.

      Gebiedsbeschrijving, de natuurkwaliteit van de bermen, bermsloten en bermgreppels voordat de eerste werkzaamheden starten en een beschrijving van de huidige bermtypen. Deze moeten op voldoende gedetailleerd niveau beschreven worden (te denken valt aan een beschrijving van 500 strekkende meters berm);

    • b.

      de historie van het beheer;

    • c.

      de verspreiding en voorkomen van beschermde en andere prioritaire soorten zoals de rode lijst soorten en de provinciale aandachtsoorten, met exacte locaties aangeduid;

    • d.

      verspreiding en aanwezigheid van invasieve exoten, met exacte locaties aangeduid;

    • e.

      de lokaal geldende beheerdoelstellingen en de gewenste natuurkwaliteit. Deze moeten op voldoende gedetailleerd niveau beschreven worden (te denken valt aan een beschrijving van 500 strekkende meters berm);

    • f.

      de te gebruiken beheermethode en materieel;

    • g.

      percentage kale grond ten behoeve van insecten;

    • h.

      benodigde kennis om werkzaamheden uit te voeren (opleiding);

    • i.

      tijdstip van uitvoering (maand, week), met marges voor flexibiliteit;

    • j.

      afspraken met de relevante belanghebbenden die van invloed zijn op het beheer en de kwaliteit van de berm;

    • k.

      aanduiding van de fasering;

    • l.

      mate van toegestane insporing;

    • m.

      maximaal toegestane oppervlakte waar sprake mag zijn van bodembeschadiging;

    • n.

      de minimale hoogte van de vegetatie voordat het maaien kan starten, in overleg met de opdrachtgever;

    • o.

      het inzaaien van bermen, de locatie waarop dit eventueel toegepast wordt binnen de contractperiode en de samenstelling van de gebruikte inheemse mengsels;

    • p.

      afspraken over talud- en bermherstel na schade;

    • q.

      onitoring, eventueel met inzet van vrijwilligers;

    • r.

      communicatie: de wijze waarop de samenleving wordt betrokken bij ecologisch bermbeheer om draagvlak te verkrijgen.

    Toelichting: De provincie stelt haar relevante botanische data gratis beschikbaar.

  • 3. Uiterlijk 24 maanden na subsidievaststelling stuurt de aanvrager het vastgestelde bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer op naar de provincie, voor zover de aanvrager voor die activiteit subsidie heeft ontvangen.

  • 4. De resultaten van de monitoring worden door de gemeente in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) gezet of via www.waarneming.nl ingevoerd en gedeeld met de provincie Overijssel.

    Toelichting: De resultaten van de monitoring zijn de soorten die in kader van het bermbeheerplan zijn en worden geïnventariseerd.

Artikel 4.12.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.13 Iedere inwoner een boom # in het Bos

Algemene toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie initiatiefnemers stimuleren om tot aanplant van bomen over te gaan. Hiervoor stelt de provincie eigen grond beschikbaar. Het gaat om ongeveer 44 hectare provincie grond waarvan circa 20 hectare geschikt is voor het inplanten van bomen. Partijen die 1 of meer percelen in eigendom overnemen kunnen voor de aanplant van bomen gebruik maken van deze subsidieparagraaf. Voor het in eigendom overnemen moet de initiatiefnemer een koopovereenkomst met de provincie sluiten.

Met deze subsidieregeling wordt beoogd aanplant van 90.000 bomen te realiseren als bijdrage aan de opgave van 1,1 miljoen bomen.

De provincie maakt via www.iedereeneenboom.nl kenbaar hoe de percelen verdeeld worden. Wanneer een initiatiefnemer een optie heeft verkregen voor één of meerdere percelen, kan er een aanvraag ingediend worden voor de subsidie. Binnen 6 weken na subsidieverlening moet de subsidieaanvrager de koopovereenkomst met de provincie sluiten.

De subsidie bedraagt een vast tarief van € 7.500,- per hectare daadwerkelijk aan te planten grond. De daadwerkelijke aanplant betreft veelal een gedeelte van het aanplantperceel dat wordt gekocht van de provincie.

Artikel 4.13.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    aanplantpercelen: de percelen zoals weergegeven op bijlage 1 bij deze subsidieparagraaf;

    Toelichting: Bijlage 1 is te vinden op www.iedereeneenboom.nl

  • -

    beplantingsplan: een door een deskundige opgestelde lijst met bomen, struiken, heesters en andere aanplant (aantallen en soorten) met bijbehorende beplantingskaart en het te beplanten oppervlakte in hectare;

  • -

    nieuw bos: het bos, de houtsingel of de houtwal of de houtige opstand dat is ontstaan op de aanplantpercelen na realisatie van het beplantingsplan, inclusief de inboet en na uitvoering van het onderhoud;

  • -

    optie: het recht om binnen een afgesproken periode een aanplantperceel te kopen voor een vastgestelde prijs.

Artikel 4.13.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van nieuw bos, onder de voorwaarde dat het aanplantperceel in eigendom wordt overgenomen.

Artikel 4.13.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.13.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    het nieuwe bos wordt gerealiseerd op basis van een beplantingsplan;

  • b.

    het nieuwe bos draagt bij aan de ambities zoals verwoord in het actieplan

    Toelichting: Het actieplan is te vinden op www.iedereeneenboom.nl

  • c.

    de aanvrager heeft een optie op een of meer van de aanplantpercelen verkregen;

  • d.

    uit het beheer- en onderhoudsplan moet duidelijk blijken dat de kosten van onderhoud en beheer gedekt zijn.

Artikel 4.13.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief van € 7.500,- per hectare daadwerkelijk met bomen aan te planten grond.

Toelichting Aanplant van 1 ha is begroot op € 15.000,- inclusief het proces voor planvorming, het opstellen van een beplantingsplan, aanschaf en aanplant van bomen. De subsidie als bedoeld in artikel 4.13.2 bedraagt dan 50%. Kosten van aankoop van de gronden, instandhouding en onderhoud van het nieuwe bos zijn voor eigen rekening en risico van de aanvrager.

Artikel 4.13.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Iedere inwoner een boom # in het Bos.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.13.2:

    • a.

      het betreffende beplantingsplan;

    • b.

      een beheer- en onderhoudsplan voor ten minste 20 jaar. Uit het beheer- en onderhoudsplan moet duidelijk blijken dat de kosten van onderhoud en beheer gedekt zijn.

    Toelichting: Het initiatief kan zelf een beplantingsplan indienen (dat is opgesteld door een deskundige), of kan gebruik maken van een vooraf opgesteld beplantingsplan door het projectteam van Iedereen een boom. Indien het initiatief zelf een beplantingsplan indient, wordt dat plan vergeleken met het vooraf opgestelde beplantingsplan van Iedereen een boom om te beoordelen of het bijdraagt aan de ambities zoals verwoord in het actieplan.

Artikel 4.13.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.13.7 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met artikel 1.4.6 is de subsdieontvanger verplicht:

  • a.

    binnen zes weken na subsidieverlening een koopovereenkomst met de provincie te sluiten;

  • b.

    het nieuwe bos uiterlijk binnen 12 maanden na subsidieverlening te hebben gerealiseerd;

  • c.

    het aanplantperceel inclusief het nieuwe bos voor eigen rekening en risico te beheren en te onderhouden, ingaande vanaf het moment van aanplant;

  • d.

    de wegen die in of langs het nieuwe bos lopen zijn openbaar toegankelijk.

Artikel 4.13.8 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.14 Planmatige vrijwillige kavelruil

Algemene toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan de verbetering van de verkavelingsstructuur in het landelijk gebied. Via planmatige vrijwillige kavelruilprojecten kan gewerkt worden aan betere landbouwstructuur en betere grondgebondenheid – wat belangrijk is om duurzaamheid van de sector te bevorderen. Het helpt ook om de andere functies op de juiste plek te krijgen, denk aan natuur, water en minder transportbewegingen.

Artikel 4.14.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    projectgebied: het door aanvrager op kaart geïdentificeerde gebied waarbinnen eigenaren en gebruikers kunnen deelnemen aan een herverkaveling;

  • -

    landelijk gebied: het grondgebied buiten het bestaande bebouwde gebied van steden en dorpen;

  • -

    planmatige vrijwillige kavelruil: herverkaveling op basis van een ruilplan waaraan inbrengers van grond op vrijwillige basis deelnemen;

  • -

    de mate van integraliteit van het verkavelingsplan: de mate waarin provinciale doelen met de uitvoering van het project worden bereikt;

  • -

    de provinciale doelen: de doelen die zijn beschreven in de Omgevingsvisie van de Provincie Overijssel (september 2020)

    Toelichting: De omgevingsvisie is te vinden op: (https://overijssel.tercera-ro.nl/MapViewer/Default.aspx?id=NLIMRO9923Omgevingsvisie2017-GV06 )

  • -

    kavelaanvaardingswerken: investeringen om kavels na herverkaveling binnen het projectgebied beter bewerkbaar en bereikbaar te maken.

    Toelichting: Voorbeelden van kavelaanvaardingswerkzaamheden zijn: het graven en dempen van sloten, het met elkaar verbinden van percelen)

Artikel 4.14.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    de voorbereiding en uitvoering van planmatige vrijwillige kavelruil ter verbetering van de verkavelingsstructuur in het landelijk gebied;

  • b.

    kavelaanvaardingswerken, met uitzondering van draineerwerkzaamheden of irrigatieapparatuur en irrigatiewerkzaamheden.

Artikel 4.14.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      het projectgebied valt binnen de grenzen van de provincie Overijssel;

    • c.

      de activiteit draagt naast landbouwstructuurversterking ook bij aan minimaal twee van de andere provinciale doelen;

      Toelichting: Voorbeelden van provinciale doelen zijn landschapsversterking en versterking biodiversiteit.

    • d.

      de subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub a voldoet aan artikel 15 van de LVV. De subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub b voldoet aan artikel 14 van de LVV.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub a aan het criterium dat de activiteiten op basis van scoretabel 1 ten minste twee punten scoren op de wegingscriterium, effectiviteit en mate van integraliteit en ten minste één punt scoren voor haalbaarheid en efficiëntie.

Artikel 4.14.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub a bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub b bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum subsidie van € 800,- per geruilde hectare.

Artikel 4.14.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub a geldt dat enkel de volgende kosten overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel zijn:

    • a.

      Kosten voor draagvlakontwikkeling voor het project;

    • b.

      Inhuur kavelruilcoördinatoren en andere experts;

    • c.

      Opstellen en ondersteunen verkavelingsplannen en verkavelingsprocedures;

    • d.

      Kadaster en notariskosten;

    • e.

      Kosten projectmanagement en projectadministratie;

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 sub b geldt dat de kosten die betrekking hebben op het optimaliseren van kavels en de algemene kosten die hiermee in verband staan, overeenkomstig artikel 14 lid 6 sub a en c van de LVV subsidiabel zijn, met uitzondering van kosten voor het saneren van de bodem.

    Toelichting: Kosten die in verband staan met de verbetering van onroerende goederen kunnen zijn kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs en haalbaarheidsstudies.

  • 3. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 4.14.2 sub a subsidiabel vanaf 14 september 2020.

    Toelichting: Op grond van artikel 6 lid 5 sub a van de LVV is het mogelijk om voorbereidingskosten voor kavelruil te subsidiëren vanaf het moment dat de regeling in werking is getreden.

Artikel 4.14.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend: vanaf 4 januari 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 29 januari 2021 vóór 17.00 uur.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Doordat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.

Artikel 4.14.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Planmatige vrijwillige kavelruil.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2 een projectplan voor vrijwillige kavelruil waarin in ieder geval het volgende is opgenomen:

    • a.

      een indicatie van het projectgebied waar het plan betrekking op heeft op basis van een kaart;

    • b.

      de doelstelling en de beoogde resultaten. Er wordt aangegeven hoe de beoogde activiteiten bijdragen aan landbouwstructuurversterking door aan te geven wat het beoogd aantal geruilde hectares is, wat de te verwachten bijdrage aan de vergroting van de (huis)kavels is en de kavelconcentratie;

    • c.

      de beoogde bijdrage aan integrale provinciale doelen, zoals omschreven in de provinciale Omgevingsvisie en begroting 2020;

    • d.

      een beschrijving van de aanpak en activiteiten;

    • e.

      de planning;

    • f.

      een meerjarig begroting met financieringsvoorstel waarbij de subsidiabele kosten per post en per jaarschijf worden aangegeven.

Artikel 4.14.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.14.9 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 4.14.3 gestelde criteria, in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit op basis van scoretabel 1, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Bij een gelijke score wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort respectievelijk op effectiviteit en integraliteit als bedoeld onder 1 en 2 van scoretabel 1.

    Scoretabel 1

    Wegingscriteria

    Punten

    Score

    1. Mate van effectiviteit

    De effectiviteit van herverkaveling

    De effectiviteit van de herverkaveling blijkt uit:

    - een duidelijke motivatie van de gebiedsindicatie waar het plan betrekking op heeft;

    - het aantal deelnemers uit het betreffende gebied dat bij het opstellen van het verkavelingsplan betrokken zal gaan worden. Het gaat hier om een inschatting van het aantal deelnemers dat bij de planvorming betrokken wordt en het aantal deelnemers dat daadwerkelijk gaat ruilen;

    - een duidelijke onderbouwing van de verbetering in verkavelingsstructuur die bereikt kan gaan worden, te meten door het verschil in ‘uitgangskwaliteit’ én te beogen behalen ‘eindkwaliteit’ van het gebied waar het ruilverkavelingsproces plaats zal gaan vinden. Hierbij geldt de verkavelingsbarometer (www.verkavelenvoorgroei.nl) als uitgangspunt. De effectiviteit van herverkaveling blijkt uit de verwachte vergroting van de (huis)kavels, de kavelconcentratie, de vormverbetering van de kavels en het verkorten van de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de kavels.

    De punten toekenning is als volgt:

    0: Zeer geringe bijdrage: Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium

    1: Geringe bijdrage van het project aan het criterium.

    2: Het project draagt matig bij aan het criterium.

    3: Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium.

    4: De bijdrage van het project aan het criterium is goed.

    5: Zeer goede bijdrage van het project aan het criterium.

    Het maximale aantal punten voor de mate van effectiviteit bedraagt 5 punten met een wegingsfactor 2.

    Punten x 2

    2.Mate van integraliteit

    Bijdrage aan integrale doelen

    Het project draagt bij aan meerdere doelen in het landelijk gebied:

    1. Landbouwstructuurversterking

    2. Natuur

    3. Waterhuishouding

    4. Verduurzaming van de landbouw/ extensivering

    5. Milieu

    6. Klimaatopgaven

    7. Leefbaarheid

    8. Vermindering transportbewegingen

    De punten toekenning is als volgt:

    0: Het project draagt bij aan 0 – 2 doelen.

    1: Het project draagt bij aan 3 doelen.

    2: Het project draagt bij aan 4 doelen.

    3: Het project draagt bij aan 5 doelen.

    4: Het project draag bij aan 6 doelen.

    5: Het project draagt bij aan 6-8 doelen

    Het maximale aantal punten voor de mate van integraliteit bedraagt 5 punten met een wegingsfactor 2

    Punten x 2

    3. Mate van haalbaarheid en kwaliteit

    Kans op succes en haalbaarheid

    De haalbaarheid van het projectplan tot opstellen en realisatie van een verkavelingsplan wordt beoordeeld door in samenhang de volgende vier aspecten te bezien:

    - Kwaliteit, zijnde de deskundigheid en ervaring van de projectleider / het bureau dat het projectplan tot opstellen van een verkavelingsplan heeft ingediend;

    - De inhoudelijke kwaliteit van het plan om te komen tot de opstelling van een projectplan verkavelingsplan te bepalen aan de hand van de volgende criteria

    a. Hoe realistisch is het projectplan?;

    b. Worden relevante partijen in voldoende mate bij de ontwikkeling en uitvoering van het verkavelingsplan betrokken?;

    c. Kent het project een realistische planning, opzet en begroting?;

    - De mate waarin er al draagvlak voor het plan bestaat, aan te tonen door bijvoorbeeld de resultaten van een draagvlakonderzoek of enquêteresultaten. Het kan ook aangetoond worden met het al aanwezig zijn van een samenwerkingsintentie van de belangrijkste partijen of door het aantonen van de betrokkenheid van met name de ondernemers en andere eigenaren/gebruikers wiens gronden deel uit maken van het te verkavelen plangebied;

    - De mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt zijn waarbij wordt gekeken naar:

    a. de beschikbaarheid van noodzakelijke eigen middelen van alle betrokken partijen;

    b. het beschikbaar komen van de noodzakelijke vergunningen;

    c. de deelname van de meest relevante partijen aan het volledige traject.

    De punten toekenning is als volgt:

    0: project scoort onvoldoende op alle genoemde aspecten.

    1: project scoort onvoldoende tot matig op één of alle genoemde aspecten.

    2: project scoort ten minste voldoende op alle genoemde aspecten.

    3: project scoort goed op ten minste twee van genoemde aspecten, andere aspecten scoren voldoende.

    4: project scoort goed op alle genoemde aspecten.

    5: project scoort zeer goed op ten minste twee van genoemde aspecten, andere aspecten scoren goed.

    Het maximale aantal punten voor de mate van haalbaarheid bedraagt 5 punten met een wegingsfactor 1

    Punten x 1

    4. Mate van efficiëntie

    Hoogte van de subsidie in relatie tot geruilde hectare

    De mate van efficiëntie wordt beoordeeld door de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) te relateren aan de output van het project. Daarbij wordt gezien of de opgevoerde inzet en kosten passend zijn.

    De kosten worden vergeleken met een normbedrag.

    De puntentoekenning is als volgt:

    0; indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare hoger zijn dan € 3.231,-;

    1; indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare worden berekend op een bedrag tussen € 2.800,20 tot en met € 3.231,-;

    2; indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare worden berekend op een bedrag tussen € 2.369,40 tot en met € 2.800,19;

    3; indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare worden berekend op een bedrag tussen € 1.938,60 tot en met € 2.369,39;

    4; indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare worden berekend op een bedrag tussen € 1.723,20 tot en met € 1.938,59;

    5; indien de subsidiabele kosten per geruilde hectare lager zijn dan € 1.723,20.

    Het maximale aantal punten voor de mate van efficiëntie bedraagt 5 punten met een wegingsfactor 1

    Punten x 1

    Totale score is: score 1+ score 2+ score 3+ score 4

Artikel 4.14.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de gevraagde en de te verlenen subsidie € 35.000,- of minder bedraagt.

Artikel 4.14.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht: de activiteiten binnen drie jaar na subsidieverlening te hebben afgerond.

Artikel 4.14.12 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.15 Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland

Algemene toelichting

Nederland staat voor grote opgaven op het terrein van voedselproductie, klimaat, waterveiligheid, waterbeschikbaarheid, circulaire economie, biodiversiteit en energie, die regionaal een grote weerslag hebben op het leven en de kwaliteit van de directe leefomgeving van bewoners en gebruikers van het landelijk gebied.

Daarom hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de handen ineen geslagen met het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP). Bij de aanpak wordt rekening gehouden met de verschillende regio’s en kenmerken. Daarom zijn de regio’s verdeeld in vijftien kansrijke gebieden met elk eigen opgaven. Deze opgaven zijn vertaald in een IBP-VP-gebiedsplan en projecten.

De provincie Overijssel heeft van het Rijk een Specifieke Uitkering ontvangen voor twee gebieden en de daarbij behorende opgaven. De twee gebieden zijn het Veenweidegebied Noordwest Overijssel (Weerribben Wieden) en Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente.

Deze subsidieregeling is bedoeld voor deze twee aangewezen gebieden die elk een IBP-VP-gebiedsplan inclusief projectenlijst (uitvoeringsprogramma) hebben. De IBP-VP-gebiedsplannen en projectenlijsten zijn in bestuurlijke overleggen vastgesteld en door het ministerie van LNV goedgekeurd. In de ministeriële regeling nr. 44668 die op 19 augustus 2020 in de Staatscourant is gepubliceerd, staat dat aan het IBP-VP-gebiedsplan Weerribben Wieden € 4,39 miljoen inclusief btw is toegekend en aan het IBP-VP-Gebiedsplan Twente € 1,97 miljoen inclusief btw. Het betreft hier een beschikbaar subsidiebudget voor al aangewezen projecten met een vastgesteld maximum bedrag per project.

Artikel 4.15.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (IBP-VP): samenwerkingsafspraken ‘Naar een Vitaal Platteland’ die in juli 2018 getekend zijn door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen (Kamerstukken II 2018/19, 33 576, nr. 137) en de activiteiten op grond van die afspraken;

    Toelichting: deze definitie is overgenomen uit de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 augustus 2020, nr. WJZ/ 20215117, houdende regels voor het verstrekken van eenmalige specifieke uitkeringen in verband met de uitvoering van het interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal Platteland’ (Regeling specifieke uitkering IBP-Vitaal Platteland), Staatscourant nr. 44668 van 20 augustus 2020.

  • -

    IBP-VP gebiedsplan: plan waarin staat aangegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak in een van de gebieden, waar het Interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal platteland’ zich op richt;

  • -

    Project: een project dat is opgenomen in de projectenlijst en dat bijdraagt aan de opgaven van het betreffende gebied;

  • -

    Projectenlijst: de Projectenlijst zoals opgenomen in het IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente dan wel het IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijsel (Weerribben-Wieden).

    Toelichting: Op de Projectenlijst staan alle gezamenlijk door het Rijk, provincie Overijssel, betrokken gemeenten en waterschappen aangewezen projecten die in aanmerking komen voor een subsidie op basis van deze regeling.

Artikel 4.15.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die zijn opgenomen in de Projectenlijst.

Artikel 4.15.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.15.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is de aanvrager van het desbetreffende project zoals dat is opgenomen in de Projectenlijst;

  • b.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 lid 1 van het VWEU, dan voldoet deze aan de AGVV.

Artikel 4.15.4 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 100% van het bedrag dat voor het betreffende project is opgenomen in de Projectenlijst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt voor gemeenten als aanvrager dat het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt verminderd met de vooraf geraamde compensabele BTW.

Toelichting: In de Projectenlijst is voor elk project een vast bedrag bepaald. Het subsidiebedrag bedraagt het bedrag dat is opgenomen in de desbetreffende lijsten in de kolommen “Waarvan beoogd te financieren uit IBP-VP’’ en “Waarvan gefinancierd uit IBP-V en Klimaatenvelop samen’’.

Voor gemeenten speelt het BTW-compensatiefonds. De bij dat fonds compensabele btw is al afgeroomd en de gemeenten dienen dus exclusief die compensabele btw in. Het maximale subsidiebedrag is dan het bedrag dat in de Projetcenlijst staat, minus de vooraf geraamde compensabele btw. Gemeenten kunnen bij de aanvraag wél BTW opvoeren, indien dat boven de vooraf aangegeven hoeveelheid compensabele BTW uitgaat.

Artikel 4.15.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 en 1.1.6 geldt een vastgesteld bedrag zoals opgenomen in de Projectenlijst.

  • 2. Voor zover er geen sprake is van staatssteun, zijn in afwijking van artikel 1.1.6 derde lid de kosten die voortvloeien uit financiële verplichtingen, aangegaan voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen, wel subsidiabel, voor zover deze zijn gemaakt zijn na 1 maart 2019 én voor 31 december 2023 (IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente) dan wel 31 december 2025 (IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest-Overijsel (Weerribben-Wieden)).

Artikel 4.15.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.15.2 een projectplan waarin de activiteiten nader zijn omschreven voorzien van een planning en inzage in de kosten.

Artikel 4.15.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.15.8 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot van maximaal 80% van de verleende subsidie.

Artikel 4.15.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht om, in het geval een project gaat wijzigen ten opzichte van de Projectenlijst, dit vooraf ter advisering voor te leggen aan het Programmateam van het IBP-VP-gebiedsplan Veenweide Noordwest Overijsel (Weerribben-Wieden) dan wel het Ambtelijk Kernteam van het IBP-VP-gebiedsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente.

Artikel 4.15.10 Vaststelling subsidie vanaf € 25.000

In afwijking van de artikelen 1.4.2, 1.5.2 tweede lid en 1.5.3 tweede lid, verantwoordt een gemeente of een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen zich ingevolge artikel 17a, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet via het systeem van single information, single audit, zoals bepaald in de Regeling informatieverstrekking SiSa van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Toelichting: voor andere aanvragers dan een gemeente of een openbaar lichaam gelden artikel 1.4.2 en de artikelen onder paragraaf 1.5 van dit Uitvoeringsbesluit.

Artikel 4.15.11 Looptijd

  • 1. Deze paragraaf is geldig tot 31 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is deze paragraaf voor het IBP-VP gebiedsplan Veedicht gebied Salland-Twente, deelgebied Twente, geldig tot 1 december 2023.

Paragraaf 4.16 Iedereen een boom -Kleinschalige aanplant

Toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie het planten van bomen stimuleren. Deze subsidie is onderdeel van de actie ‘Iedereen een Boom’, wat is ondergebracht bij het programma Natuur voor Elkaar en aansluit bij de uitvoering van de Bossenstrategie.

Artikel 4.16.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aanschaf van bomen of bosplantsoen, inclusief bijbehorende palen en banden ter ondersteuning van de bomen en grondverbeteraar.

Artikel 4.16.2 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.16.1 voldoet aan de volgende criteria:

  • 1.

    De aanvrager is:

    • a.

      eigenaar van het perceel waar de bomen aangeplant zullen worden of kan een verklaring overleggen waaruit blijkt dat de grondeigenaar toestemming geeft om op het betreffende perceel bomen aan te planten;

    • b.

      een publieke of private rechtspersoon, met uitzondering van Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of een gemeente;

    • c.

      een maatschap, een vennootschap of een particulier.

  • 2.

    Er is sprake van maatschappelijke betrokkenheid bij het aanplanten van de bomen, dit blijkt uit ondersteuning door ten minste vijf betrokkenen van de aanvraag. Dit betekent dat het projectidee vanuit de samenleving komt of dat inwoners van Overijssel sterk betrokken worden bij de planontwikkeling en uitvoering. Als het gaat om vergroening van een bedrijventerrein dan worden werknemers en buurtbewoners betrokken bij de planontwikkeling en -uitvoering.

  • 3.

    De aanplant van bomen vindt plaats in de openbare ruimte of op een plek die via opengestelde paden toegankelijk is of vanaf openbare paden beleefbaar is;

  • 4.

    De eigenaar van het perceel, heeft toestemming gegeven.

  • 5.

    De bomen die aangeschaft worden:

    • a.

      dienen ofwel bosplantsoen te zijn, ofwel bomen met een omtrek van maximaal 12 cm;

    • b.

      zijn één van de boomsoorten in bijlage 1 van deze paragraaf en bestaan uit drie of meer verschillende boomsoorten;

    • c.

      dienen geplant te worden tussen 1 oktober 2021 en 1 maart 2022;

    • d.

      dienen geplant te worden in Overijssel;

    • e.

      worden niet ingezet ten behoeve van de herplantplicht voor reeds gekapte of nog te kappen bomen.

  • 6.

    Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: in artikel 1.1.8 is toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 4.16.3 Hoogte van de subsidie

De kosten zijn maximaal € 100,- per boom of bosplantsoen met banden en toebehoren, zoals bedoeld in artikel 4.16.1, tot een maximum van 50% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van € 2.500,-.

Toelichting: Er is dus sprake van drie opeenvolgende maxima. Een rekenvoorbeeld: voor de aanschaf van 15 bomen met banden en toebehoren à € 80,- per stuk kan dus € 600,- subsidie worden verkregen (15 x € 80,- x 50% = € 600,-). Dat past binnen het minimum van € 500,- zoals genoemd in artikel 4.16.8 en het maximum van € 2.500,- zoals genoemd in dit artikel.

Artikel 4.16.4 Subsidiabele kosten

Uitsluitend aanschafkosten van bomen en bosplantsoen, inclusief bijbehorende palen en banden ter ondersteuning van de bomen en grondverbeteraar zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid.

Artikel 4.16.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 augustus 2021 en moet zijn ontvangen uiterlijk op 3 januari 2022 vóór 17.00 uur.

Artikel 4.16.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Iedereen een boom.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.16.2 de kopieën van alle offertes waarop in ieder geval ook zichtbaar is:

    • a.

      welke boomsoort(en) worden aangeschaft;

    • b.

      wat de stamomtrek van de bomen is of dat het om bosplantsoen gaat.

    • c.

      wat de totale kosten voor het plantmateriaal, eventuele boompalen, boombanden en grondverbeteraar is.

Artikel 4.16.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.16.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager eerder op grond van deze subsidieparagraaf, dan wel op grond van de paragraaf 4.5 dan wel sinds september 2020 op grond van paragraaf 4.8 subsidie heeft ontvangen voor boomaanplant;

  • b.

    de aanvrager Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, een gemeente of een waterschap is;

  • c.

    in afwijking van artikel 1.1.7 tweede lid, de te verstrekken subsidie lager is dan € 500,-.

Artikel 4.16.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de bomen uiterlijk in het kalenderjaar 2022 aan te melden op www.iedereeneenboom.nl, anders kan dit gevolgen hebben voor de subsidie;

  • b.

    de aangeplante bomen en bosplantsoen voor eigen rekening en risico te beheren en te onderhouden.

Artikel 4.16.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Bijlage 1: Bomenlijst bij regeling Kleinschalige Boomaanplant

Streekeigen en inheemse bomen Overijssel

Streekeigen en inheemse bomen zijn soorten die van nature in een gebied voorkomen (standplaats) en soorten die hieraan zijn toegevoegd vanuit cultuurhistorisch perspectief (streekeigen). Onderstaande tabel laat een overzicht zien van streekeigen en inheemse bomen die in aanmerking komen voor de subsidieregeling ‘Iedereen een boom Kleinschalige boomaanplant’. Voor de volledigheid zijn in de lijst zowel inheemse als streekeigen soorten voor Overijssel opgenomen. De te planten soorten moeten de potentie hebben om tot 4 meter te kunnen uitgroeien.

Nederlandse naam

Latijnse naam

Zwarte els

(25 tot 30 m hoog)

Alnus glutinosa

Ruwe berk

(tot 20 m hoog)

Betula pendula

Zachte berk

(tot 15 m hoog)

Betula pubescens

Haagbeuk

(tot 25m hoog)

Carpinus betulus

Hazelaar

(tot 6m hoog)

Corylus avellana

Tweestijlige meidoorn

(tot 4,5 m hoog)

Crataegus laevigata

Eenstijlige meidoorn

(tot 10m hoog)

Crataegus monogyna

Wilde kardinaalmuts

(tot 6m hoog)

Euonymus europaeus

Hulst

(tot 12 meter hoog)

Ilex aquifolium

Wilde appel

(tot 10 – 12m hoog)

Malus sylvestris

Wilde mispel

(tot 6m hoog)

Mespilus germanica

Grove den

(25 tot 35m hoog)

Pinus sylvestris

Zwarte populier

(tot 35m hoog)

Populus nigra

Zoete kers

(tot 20m hoog)

Prunus aevium

Gewone vogelkers

(tot 15m hoog)

Prunus padus

Sleedoorn

(tot 6m hoog)

Prunus spinosa

Wilde peer

(8 tot 20m hoog)

Pyrus pyraster

Zomereik

(15 tot 35m hoog)

Quercus robur

Wintereik

(25 tot 40m hoog)

Quercus petraea

Wegedoorn

(tot 5/6m hoog)

Rhamnus cathartica

Kraakwilg

(tot 25m hoog)

Salix fragilis

Schietwilg

(tot 20m hoog)

Salix alba

Grauwe wilg

(tot 6m hoog)

Salix cinerea

Boswilg

(tot 10m hoog)

Salix caprea

Amandelwilg

(tot 4m hoog)

Salix triandra

Katwilg

(tot 4m hoog)

Salix viminalis

Bittere wilg

(tot 6m hoog)

Salix purpurea

Laurierwilg

(10 – 12m hoog)

Salix pentandra

Zomerlinde

(tot 40m hoog)

Tilia platyphyllos

Hollandse linde

(tot 40m hoog)

Tilia x euopaea /

Tilia x vulgaris

Winterlinde (kleinbladige)

(tot 30m hoog)

Tilia cordata

Trosvlier (bergvlier)

(3 tot 6m hoog)

Sambucus racemosa

Gewone vlier (zwarte vlier)

(tot 7m hoog)

Sambucus nigra

Wilde lijsterbes

(tot 20m hoog)

Sorbus aucuparia

Ruwe iep (bergiep)

(tot 25 – 30m hoog)

Ulmus glabra

Fladderiep (steeliep)

(tot 35m hoog)

Ulmus laevis

Gladde iep (veldiep)

(tot 30m hoog)

Ulmus minor

Gewone esdoorn

(tot 30m hoog)

Acer pseudoplantanus

Noorse esdoorn

(tot 30m hoog)

Acer platanoides

Veldesdoorn (spaanse aak)

(tot 20m hoog)

Acer campestre

Witte els

(tot 15m hoog)

Alnus incana

Beuk

(tot 45m hoog)

Fagus sylvatica

Tamme Kastanje

(tot 35m hoog)

Castanea sativa

Okkernoot (Walnoot)

(tot 30m hoog)

Juglans Regia

Appelboom

(Hoogstam, ± 7m hoog)

Malus domestica

Perenboom

(Hoogstam, ± 7m hoog)

Pyrus domestica

Pruimenboom

(Hoogstam, ± 8m hoog)

Prunus domesticia

Paragraaf 4.17 Aanpak van invasieve exoten 2.0

Algemene toelichting: Invasieve planten- en diersoorten kunnen een bedreiging vormen voor de biodiversiteit van inheemse soorten en leiden tot risico’s op het gebied van humane en veterinaire gezondheid, hoogwaterveiligheid, hydrologie en economie. Met deze subsidieregeling wil de provincie Overijssel de bestrijding of beheersing van aangewezen invasieve exoten stimuleren.

Artikel 4.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    aanvoerende watergangen: watergangen die met Natura 2000-gebieden in verbinding staan.

    Toelichting: Aanvoerende watergangen vormen een risicovolle toegangsroute, vooral voor aquatische invasieve exoten.

  • -

    invasieve exoten: planten of dieren die niet zelfstandig, maar enkel door menselijk handelen Nederland hebben kunnen bereiken en die grote schade toebrengen aan inheemse soorten of risico’s opleveren voor humane of veterinaire gezondheid, hoogwaterveiligheid, hydrologie of economie.

  • -

    bestrijding: hiervan is sprake indien de invasieve exoot nog dermate weinig aanwezig is, dat deze volledig kan worden uitgeroeid. In bijlage 1 van deze regeling is opgenomen voor welke invasieve exoten bestrijding de voorgeschreven methode is.

  • -

    beheersing: hiervan is sprake indien de invasieve exoot reeds breder verspreid is en uitroeiing niet meer mogelijk is. Het alternatief is beheersing: de populatie in de hand houden (beheersen). In bijlage 1 van deze regeling is opgenomen voor welke invasieve exoten beheersing de voorgeschreven methode is.

  • -

    Natura 2000-gebieden: in bijlage 2 opgenomen gebieden in Overijssel.

Artikel 4.17.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de bestrijding of beheersing van invasieve exoten:

  • a.

    die opgenomen zijn in bijlage 1A buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden;

  • b.

    die opgenomen zijn in bijlage 1B binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden, waarvan de aanpak niet binnen het reguliere beheer zoals weergegeven in de beheerplannen van het betreffende Natura 2000-gebied past;

  • c.

    die opgenomen zijn in bijlage 1B en voorkomen in aanvoerende watergangen of direct naastgelegen percelen buiten Natura 2000-gebieden, indien vanuit deze plekken infectiebronnen van invasieve exoten bestaan.

Toelichting: Deze subsidieparagraaf is in beginsel bestemd voor aanpak van invasieve exoten buiten de Natura 2000-gebieden. Voor de Natura 2000-gebieden geldt namelijk een specifieke aanpak en beheer. Echter ook binnen de Natura 2000-gebieden kan er sprake zijn van invasieve exoten die een gevaar vormen voor de humane en veterinaire gezondheid, (hoogwater)veiligheid en de biodiversiteit (aangewezen habitats en/of doelsoorten). In bijlage 1B zijn invasieve exoten opgenomen die binnen Natura 2000-gebieden kunnen voorkomen, en waarvan de aanpak niet in het reguliere beheer van het Natura 2000 gebied is opgenomen. Daarom is een uitzondering gemaakt en kan de aanpak van deze invasieve exoten gesubsidieerd worden op grond van deze subsidieparagraaf.

Artikel 4.17.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.17.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • 1.

    de aanvrager is een gemeente, waterschap, terrein beherende organisatie (TBO) of particuliere grondeigenaar;

  • 2.

    de bestrijding of beheersing heeft betrekking op invasieve exoten zoals vermeld in de bijlagen van deze regeling. Bijlage 1A geldt voor buiten Natura 2000-gebieden, bijlage 1B geldt voor binnen Natura 2000-gebieden;

    Toelichting: enkel de bestrijding of beheersing van invasieve exoten genoemd in bijlage 1A en 1B komen in aanmerking voor subsidie zoals bedoeld in artikel 4.17.2. In bijlage 1A en 1B is per invasieve exoot opgenomen wat de voorgeschreven aanpak (bestrijding of beheersing) is.

  • 3.

    de bestrijding of beheersing van de invasieve exoot vindt plaats binnen de provincie Overijssel;

  • 4.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 4.17.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. Indien sprake is van een subsidie als bedoel in artikel 4.17.2 sub a bedraagt de subsidie maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000,- per aanvraag.

  • 2. Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel. 4.17.2 sub b en c bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

  • 3. [vervallen]

Artikel 4.17.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 en 1.1.6 zijn slechts de volgende kosten subsidiabel:

  • 1.

    Loonkosten van medewerkers voor zover zij van toepassing zijn op de coördinatie van vrijwilligers en coördinatie van extern in te huren bestrijders.

  • 2.

    Reiskosten die gemaakt worden om de inzet van vrijwilligers te faciliteren, met een maximum van € 0,19 per km.

  • 3.

    Kosten die verband houden met het inventariseren van de mate van voorkomen van invasieve exoten binnen het plangebied, zodat een goede kostenraming mogelijk is. Deze inventarisatiekosten mogen maximaal 20% van de totale aanvraagkosten bedragen en moeten gekoppeld zijn aan bestrijding of beheersing van invasieve exoten in het plangebied.

  • 4.

    Kosten voor het opstellen van een uitvoeringsplan voor de aanpak van de invasieve exoot/exoten, met een maximum van € 2.500,- per aanvraag. De kosten voor planvorming zijn ook subsidiabel wanneer zij zijn gemaakt vóór de subsidieaanvraag, maar moeten gekoppeld zijn aan daadwerkelijke uitvoering binnen 6 maanden na subsidieverlening in het plangebied.

  • 5.

    Kosten van derden voor het feitelijk bestrijden of beheersen van de invasieve exoot, met inbegrip van de daarvoor gebruikte middelen en technieken, inzet van derden, vervoer en vernietiging (verbranding of vergisting) als ook de schoonmaak van apparatuur indien dat noodzakelijk is om verdere verspreiding van de invasieve exoot te voorkomen.

Artikel 4.17.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen.

Artikel 4.17.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Aanpak van Invasieve Exoten.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid wordt bij de aanvraag een plan van aanpak aangeleverd waarin in ieder geval is opgenomen: een planning, evenals een topografische overzichtskaart (schaal 1:25.000) en een detailkaart (schaal 1:1.000) waarop te zien is waar de bestrijding of beheersing van welke invasieve exoot plaats zal vinden en op welke wijze wordt ingezet op een duurzaam resultaat.

Artikel 4.17.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.17.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • 1.

    De bestrijding of beheersing van exoten plaatsvindt met biologische of chemische bestrijdingsmiddelen. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan afwijken indien zij van mening zijn dat er geen andere bestrijdings- of beheersmethoden kunnen worden toegepast. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat de inzet van deze middelen binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders valt.

    Toelichting: Uitgangspunt is dat het gebruik van biologische of chemische bestrijdingsmiddelen niet wordt gesubsidieerd, tenzij andere middelen of methoden aantoonbaar ontoereikend zijn. Bij gebrek aan alternatieven mogen biologische en chemische bestrijdingsmiddelen alleen worden toegepast binnen de daarvoor wettelijke kaders, zoals de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 2.

    De bestrijdings- of beheersmethoden aantoonbaar ineffectief zijn of als de ecologische schade die zij veroorzaken te groot is.

  • 3.

    Goedkopere en even verantwoorde en effectieve alternatieve bestrijdings- of beheersmethoden voorhanden zijn.

  • 4.

    Indien sprake is van een aanvrager die in het jaar van aanvraag, al een keer subsidie heeft ontvangen voor de bestrijding van invasieve terrestrische exoten (landplanten) buiten N2000 gebieden, met uitzondering van waterschappen, die twee keer per jaar een aanvraag kunnen indienen.

Artikel 4.17.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 t/m 1.4.4 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht binnen zes maanden na subsidieverlening te starten met de realisatie van de activiteit.

Artikel 4.17.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Bijlage 1A. Soortenlijst subsidieregeling aanpak invasieve exoten Overijssel, buiten Natura 2000-gebieden (artikel 4.17.2 sub a)

Landplanten (terrestrische planten)

Voorgeschreven aanpak

Verplichte aanpak voor:

 

Japanse klimvaren (Lygodium japonicum)

Bestrijding

Amerikaans bezemgras (Andropogon virginicus)

Bestrijding

Fraai lampenpoetsergras (Pennisetum setaceum)

Bestrijding

Japans steltgras (Microstegium vimineum)

Bestrijding

Roze rimpelgras (Ehrharta calycina)

Bestrijding

Hoog pampagras (Cortaderia juba)

Bestrijding

Ballonrank (Cardiospermum grandiflorum)

Bestrijding

Chinese struikklaver (Lespedeza cuneata)

Bestrijding

Gewone gunnera (Gunnera tinctoria)

Bestrijding

Zijdeplant (Asclepias syriaca)

Bestrijding

Schijnambrosia (Parthenium hysterophorus)

Bestrijding

Kudzu (Pueraria montana var. lobata)

Bestrijding

Mesquite (Prosopis juliflora)

Bestrijding

Oosterse hop (Humulus scandens)

Bestrijding

Talgboom (Triadica sebifera)

Bestrijding

Wilgacacia (Acacia saligna)

Bestrijding

Struikaster (Baccharis halimifolia)

Bestrijding

Gestekelde duizendknoop (Persicaria perfoliata)

Bestrijding

Perzische berenklauw (Heracleum persicum)

Bestrijding

Sosnowsky's berenklauw (Heracleum sosnowskyi)

Bestrijding

Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum)

Beheersing

Reuzenbalsemien (Impatiens grandulifera)

Beheersing

Hemelboom (Ailanthus altissima)

Beheersing

 
 

Aanvullende soorten (acuut gevaar volksgezondheid):

 

Alsemabrosia (Ambrosia artimisiifolia)

Bestrijding

Zandambrosia (Ambrosia psilostachya)

Bestrijding

Driedelige ambrosia (Ambrosia trifida)

Bestrijding

Canadese guldenroede (Solidago canadensis)

Bestrijding

Late guldenroede (Solidago gigantea)

Bestrijding

 
 

Aanvullende soorten (acuut gevaar ecologie):

 

Trosbosbes (Vaccinium corymbosum)

Beheersing

Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)

Beheersing

Rimpelroos (Rosa rugosa)

Beheersing

Zwarte appelbes (Aronia x prunifolia)

Beheersing

Pontische rododendron (Rhododendron ponticum)

Beheersing

 
 

Water- en oeverplanten

 

Verplichte aanpak voor:

 

Smalle theeplant (Gymnocoronis spilanthoides)

Bestrijding

Alligatorkruid (Alternanthera philoxerioides)

Bestrijding

Moeraslantaarn (Lysichiton americanus)

Bestrijding

Waterhyacint (Eichhornia crassipes)

Bestrijding

Grote vlotvaren (Salvinia molesta)

Bestrijding

Kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides)

Bestrijding

Waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora)

Beheersing

Grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides)

Beheersing

Waterwaaier (Cabomba caroliniana)

Beheersing

Parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum)

Beheersing

Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllum heterophyllum)

Beheersing

Verspreidbladige waterpest (Lagarosiphon major)

Beheersing

Smalle waterpest (Elodea nuttallii)

Beheersing

 
 

Aanvullende soort (acuut gevaar ecologie):

 

Watercrassula (Crassula helmsii)

Beheersing

Vallisneria (Vallisneria spiralis)

Beheersing

 
 

Zoogdieren

 

Verplichte aanpak voor:

 

Indische mangoeste (Herpestes javanicus)

Bestrijding

Wasbeer (Procyon lotor)

Bestrijding

Rode neusbeer (Nasua nasua)

Bestrijding

Amerikaanse voseekhoorn (Sciurus niger)

Bestrijding

Grijze eekhoorn (Sciurus carolinensis)

Bestrijding

Pallas' eekhoorn (Callosciurus erythraeus)

Bestrijding

Muntjak (Muntiacus reevesi)

Bestrijding

Siberische grondeekhoorn (Tamias sibiricus)

Beheersing

Wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides)

Beheersing

 
 

Aanvullende soorten (acuut gevaar biodiversiteit):

 

Amerikaanse nerts (Neovison vison)

Bestrijding

Amerikaanse rode eekhoorn (Tamiascurius hudsonicus)

Bestrijding

Sikahert (Cervus nippon)

Bestrijding

 
 

Vogels

 

Verplichte aanpak voor:

 

Heilige ibis (Threskiornis aethiopicus)

Bestrijding

Huiskraai (Corvus splendens)

Bestrijding

Rosse stekelstaart (Oxyura jamaicensis)

Bestrijding

Treurmaina (Acridotheres tristis)

Bestrijding

Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)

Beheersing

 
 

Reptielen en amfibieën

 

Verplichte aanpak voor:

 

Lettersierschildpad (Trachemys scripta)

Beheersing

- Geelbuikschildpad (Trachemys scripta scripta)

 

- Geelwangschildpad (Trachemys scripta troostii)

 

- Roodwangschildpad (Trachemys scripta elegans)

 

Amerikaanse stierkikker (Lithobates catesbeianus, synoniem Rana catesbeiana)

Bestrijding

 
 

Aanvullende soort (acuut gevaar biodiversiteit):

 

Italiaanse kamsalamander (Triturus carnifex)

Bestrijding

 
 

Vissen

 

Verplichte aanpak voor:

 

Amoergrondel (Perccottus glenii)

Bestrijding

Blauwband (Pseudorasbora parva)

Beheersing

Zonnebaars (Lepomis gibbosus)

Beheersing

 
 

Aanvullende soorten (acuut gevaar biodiversiteit):

 

Zwartbekgrondel (Neogobius melanostomus)

Beheersing

Pontische stroomgrondel (Neogobius fluviatilis)

Beheersing

Marmergrondel (Proterorhinus semilunaris)

Beheersing

Kesslers grondel (Ponticola kessleri)

Beheersing

 
 

Terrestrische invertebraten

 

Verplichte aanpak voor:

 

Aziatische hoornaar (Vespa velutina)

Beheersing

Nieuw-Zeelandse landplatworm (Arthurdendyus triangulatus)

Bestrijding

Bijlage 1B. Soortenlijst subsidieregeling aanpak invasieve exoten Overijssel, binnen Natura 2000-gebieden (artikel 4.17.2 sub b)

Alle soorten als genoemd in bijlage 1A, inclusief onderstaande soorten:

Rododendron (Rhododendron catawbiense)

Beheersing

Japanse bamboe (Pseudosasa japonica)

Bestrijding

Stijve zonnebloem (Helianthus laetiflorus)

Bestrijding

Sneeuwbes (Symphoricarpos albus)

Bestrijding

Bijlage 2. Natura 2000-gebieden in Overijssel

Habitatrichtlijngebieden

Aamsveen

Achter de Voort, Agelerbroek en Voltherbroek

Bergvennen en Brecklenkampseveld

Boetelerveld

de Borkeld

Buurzerzand-Haaksbergerveen

Dinkeldal

Engbertsdijksvenen

Landgoederen Oldenzaal

Lemselermaten

het Lonnekermeer

Olde maten en Veerslootlanden

Punthuizen-Stroothuizen

Sallandse Heuvelrug

Springendal en Dal van de Mosbeek

IJsseluiterwaarden (onderdeel Rijntakken)

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Vecht en Beneden-Regge

de Weerribben

de Wieden

Wierdense Veld

Witte Veen

Vogelrichtlijngebieden

Ketelmeer

Veluwerandmeren

Vossemeer

Zwarte Meer

Paragraaf 4.18 Uitvoeren Streekeigen Landschapsbeheer

Algemene toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het behoud en beheer van waardevolle en karakteristieke landschapselementen in agrarische cultuurlandschappen in de provincie Overijssel. Streekeigen Landschapsbeheer (SLb) is een collectieve aanpak van een georganiseerde groep inwoners en/of ondernemers in een gebied, uitgewerkt in een bidbook. Een bidbook is een aanbod van, voor en door het gebied om landschapselementen langjarig te onderhouden. Het bidbook is tevens een vereiste om subsidie aan te kunnen vragen op grond van deze regeling.

De georganiseerde groep ontvangt subsidie om het landschapsbeheer uit te voeren zoals uitgewerkt in het bidbook. Daarvoor worden beheerovereenkomsten met eigenaren van landschapselementen gesloten. De activiteiten kunnen door de aanvrager zelf worden uitgevoerd of door de eigenaar van het landschapselement. Indien de activiteiten door de eigenaar zelf worden uitgevoerd, dan is de subsidieontvanger verplicht om een beheerovereenkomst te sluiten onder vermelding van de activiteiten en eventuele vergoedingen die voldoen aan de Aanleg-en herstelactiviteiten en vergoedingen voor de verschillende typen landschapselementen zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel en de bijbehorende normentabel.

Deze regeling en de Dienstenbundel zijn gebaseerd op en getoetst aan de Catalogus Groenblauwe Diensten en voldoen aan voorwaarden voor staatssteun. De algemene voorwaarden en verplichtingen uit de Catalogus zijn ook op deze regeling van toepassing.

Artikel 4.18.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    actieve landbouwer: landbouwer die bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven met zijn bedrijf waarvan landbouwactiviteit de hoofdactiviteit is;

  • -

    agrarisch cultuurlandschap: landschap dat onder invloed van de mens is gevormd, waarvan de hoofdfunctie agrarisch is;

  • -

    agromilieuklimaatverbintenissen: steun aan agrariërs die vrijwillig milieu-, klimaat- en natuurvriendelijke landbouwpraktijken uitoefenen. De landbouwer moet dan een actieve landbouwer zijn in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB);

  • -

    beheerovereenkomst: overeenkomst tussen de subsidieontvanger en eigenaar van een landschapselement waarin de voorwaarden en uitgangspunten van de regeling Uitvoeren streekeigen landschapsbeheer zijn opgenomen. In de beheerovereenkomst staat vast dat de genoemde activiteiten ook daadwerkelijk plaatsvinden. De beheerovereenkomst voor langjarig beheer voorziet in periodes van 7 jaar waarbij uitbetaling plaatsvindt voor de gedane werkzaamheden in diezelfde periode. Na 7 jaar is het mogelijk om de vergoeding opnieuw vast te stellen op basis van het dan geldende prijspeil.

  • -

    bidbook Streekeigen Landschapsbeheer: plan dat door een georganiseerde groep inwoners en/of ondernemers is opgesteld voor streekeigen landschapsbeheer. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer in de woon- of werkomgeving. Het plan beschrijft de wensen en eisen van, voor en door het gebied voor het toekomstige streekeigen landschapsbeheer;

  • -

    BIJ12: uitvoeringsorganisatie voor de twaalf provincies die de provincies ondersteunt bij de uitvoering van gemeenschappelijke taken op het gebied van vitaal platteland en de fysieke leefomgeving;

  • -

    Catalogus Gebiedskenmerken: beschrijving, behorende bij de Omgevingsvisie Overijssel, van de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen in Overijssel;

  • -

    Catalogus Groenblauwe Diensten (CGBD): set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie met het goedkeuringsbesluit SA.44848 goedkeuring heeft verleend;

  • -

    Dienstenbundel Overijssel: de op 18 mei door Gedeputeerde Staten vastgestelde dienstenbundel die als bijlage I bij deze regeling is opgenomen, waarin de op de Catalogus Groenblauwe Diensten gebaseerde landschapspakketten en bijbehorende normtabellen met vergoedingen beschreven staan;

  • -

    Eindbegunstigde: ontvanger van vergoeding voor landschapsbeheer en indien van toepassing voor aanleg en herstel maatregelen.

  • -

    grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in de Landbouwvrijstellingsverordening;

  • -

    kwaliteitsambitie: koersbepaling van de sturing op ruimtelijke kwaliteit, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd;

  • -

    Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

  • -

    landbouwsteunkader: richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204);

  • -

    landschapselement: landschappelijke beplantingen, routes, waterlopen, reliëfs etc, die bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. De oorspronkelijke functie van bijvoorbeeld perceelbegrenzing, houtproductie of vee drinkplaats heeft het veelal geheel of deels verloren. Het vormt nog steeds een belangrijke habitat voor soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën en is voor de biodiversiteit van grote meerwaarde;

  • -

    landschapscoördinator: de landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning, adviseert de initiatiefnemers bij het uitvoeren van hun bidbook, legt verbindingen met andere gebieden die met SLb werken en maakt koppelingen met andere opgaven;

  • -

    landschapspakket: bevat een algemene beschrijvingen definitie van een landschapselement. Tevens bevat het de werkzaamheden, technische voorschriften en vergoeding horende bij het beheer van dit element;

  • -

    Streekeigen Landschapsbeheer (SLb): georganiseerde aanpak voor uitvoering van langjarig beheer van landschapselementen in agrarische cultuurlandschappen in Overijssel;

  • -

    Subsidieontvanger: aanvrager waaraan op basis van deze regeling subsidie wordt verleend.

  • -

    verordening 1305/2013: Verordening (EU) 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • -

    verordening 1306/2013: Verordening (EU) 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • -

    verordening 1307/2013: Verordening (EU) 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Artikel 4.18.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van Streekeigen landschapsbeheer, inhoudende:

  • a.

    beheermaatregelen behorende bij de volgende landschapspakketten zoals beschreven in de Dienstenbundel Overijssel:

    Catalogus Groenblauwe Diensten BIJ12

    Dienstenbundel Overijssel

    Cluster

    Subcluster

    Landschapspakket

    I Natuur op landbouwgronden

    2 Akkerranden

    Bloemrijke rand,

    Faunarand

    5 Graslandranden

    Bloemrijke rand,

    Faunarand

    II Landschap in landbouw en natuurgebieden

    1 Opgaande begroeiing

    Houtwal/singel met eindkap,

    Houtwal/singel zonder eindkap,

    Bomenrij,

    Solitaire boom,

    Struweelhaag,

    Knip en scheerheg,

    Elzensingel,

    Knotbomen,

    Eiken en Essen knotbomen en stoven,

    Laan,

    Voederwal,

    Hoogstamfruitboomgaarden

    2 Overgang nat-droog

    Greppel,

    Rietland / rietzoom

    3 Natte begroeiing

    Kolk / Wiel,

    Kreek,

    Natuurvriendelijke oever,

    Poel,

    Sloot en slootkant

    4 Ruigte en randen

    Zoombeheer

    III Cultuurhistorie

    3 Eendenkooi

    4 Erfbeplanting

    Eendenkooi

    Karakteristieke bomen

    5 Karakteristieke Cultuurhistorische locaties

    Grafheuvels

    6 Onverharde wegen

    Onverharde wegen

    IV Natuur

    6 Open water

    Ven

    8 Struweel

    Geriefhout snelgroeiend,

    Geriefhout langzaam groeiend,

    Landschappelijk bos,

    Griend

    VI Blauwe diensten op landbouwgronden

    1 Waterberging

    Overloopgebied (biodiversiteit)

    2 Toekomstbestendige, duurzame waterlopen

    Waterbodem,

    Bufferzone

    3 Duurzaam peilbeheer

    Stuw

    Toelichting: Bij de landschapspakketten, horende bij de volgende clusters en subclusters, is sprake van steun voor agromilieuklimaatverbintenissen en is het landschapssteunkader van toepassing: cluster I, subcluster 2 en 5; cluster II, subcluster 1, 2, 3 en 4; cluster IV, subcluster 8.

  • b.

    aanleg- en herstelmaatregelen, behorende bij de landschapspakketten zoals beschreven in de Dienstenbundel Overijssel, met uitzondering van herstelmaatregelen ten behoeve van een landschapselement waarvoor in de afgelopen tien jaar enige beheersubsidie is verstrekt.

Artikel 4.18.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      een stichting, vereniging of coöperatie van een georganiseerde groep van

      • 1.

        inwoners;

      • 2.

        particuliere grondeigenaren of pachters;

      • 3.

        agrarisch ondernemers, waaronder begrepen een actieve landbouwonderneming in de primaire productie van landbouwproducten;

      • 4.

        een samenwerkingsverband van partijen, genoemd onder 1 tot met 3.

    • ii.

      indien een aanvrager als bedoeld onder sub a onder i geen rechtspersoonlijkheid bezit wordt subsidie aangevraagd door een gemeente of Terrein Beherende Organisatie die de groep vertegenwoordigt.

  • b.

    de eindbegunstigde is:

    • i.

      particuliere grondeigenaar of pachter;

    • ii.

      agrarisch ondernemer, waaronder begrepen een actieve landbouwonderneming in de primaire productie van landbouwproducten;

    • iii.

      een samenwerkingsverband van partijen, genoemd onder i en ii.

  • c.

    de aanvrager heeft een oriënterend gesprek gehad met de landschapscoördinator en deze adviseert positief over het indienen van een aanvraag;

  • d.

    de beheeractiviteiten die in een bidbook Streekeigen Landschapbeheer uitgewerkt zijn, passen binnen Kwaliteitsambitie 2, zoals verwoord op bladzijde 14 e.v. van de Catalogus Gebiedskenmerken;

  • e.

    aanleg en herstel als bedoeld in artikel 4.18.2 sub b zijn ondersteunend aan het beheer van landschapselementen in het kader van Streekeigen Landschapsbeheer.

Artikel 4.18.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 bedraagt maximaal € 250.000,- per aanvraag, waarbij:

    • a.

      de subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 sub a maximaal 25% bedraagt van het bijbehorende normtarief zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel, het normtarief is inclusief BTW;

    • b.

      de subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 sub b maximaal 25% bedraagt van de subsidiabele kosten.

  • 2. In het geval dat subsidie onder deze regeling met andere subsidie voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt gecumuleerd, worden de krachtens de onderhavige regeling toe te kennen bedragen zodanig beperkt dat het totale subsidiebedrag samen niet hoger is dan de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, het maximale subsidiebedrag uit deze regeling, de maximale steunintensiteiten of het maximale steunbedrag op grond van de toepasselijke Europese voorschriften.

Artikel 4.18.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 geldt voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 sub a een per activiteit of landschapstype vastgesteld normtarief zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 sub b geldt dat overeenkomstig artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 werkelijk gemaakte kosten van aanleg en herstel subsidiabel zijn, waarbij voor de inzet van uren het vastgesteld maximale normtarief zoals opgenomen in de Dienstenbundel Overijssel geldt.

  • 3. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 sub b geldt, in aanvulling op artikel 1.1.5 vierde lid dat uren van vrijwilligers gewaardeerd kunnen worden voor een uurtarief van maximaal € 15,- per uur.

Artikel 4.18.6 Aanvullende eisen bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Uitvoeren Streekeigen Landschapsbeheer Overijssel.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      naam van de aanvrager;

    • b.

      of de subsidieontvanger een grote onderneming betreft;

    • c.

      een beschrijving van het project of de activiteit, met vermelding van de locatie en de start- en einddatum;

    • d.

      het benodigde steunbedrag om het project of de activiteit uit te voeren en de in aanmerking komende kosten.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid, overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens het bidbook Streekeigen Landschapsbeheer als bedoeld in paragraaf 4.10.

Artikel 4.18.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast voor de looptijd van de regeling.

Artikel 4.18.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    sprake is van landschapselementen waarop nog verplichtingen rusten op grond van deze paragraaf of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verstrekt voor agrarisch natuurbeheer, natuurbeheer of landschapsbeheer;

  • b.

    sprake is van beheer, aanleg of herstel dat plaatsvindt op percelen binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland;

  • c.

    sprake is van uitvoering op overheidsgrond;

  • d.

    sprake is van uitvoering op eigendom van een Terrein Beherende Organisatie;

  • e.

    de eindbegunstigde een grote onderneming is;

  • f.

    het kosten betreft die gemaakt zijn voor een activiteit die al is gestart voor het indienen van de aanvraag;

  • g.

    de eindbegunstigde een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet- financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);

  • h.

    er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • i.

    de te verstrekken subsidie minder dan € 25.000,- bedraagt.

Artikel 4.18.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    beheerovereenkomsten voor de beheeractiviteiten af te sluiten binnen vijf jaar na subsidieverlening;

  • b.

    gedurende de subsidieperiode jaarlijks aan de landschapscoördinator te rapporteren over de voortgang van de uitvoering van het bidbook;

  • c.

    de landschapselementen waarvoor beheerovereenkomsten afgesloten zijn, op kaart aan te merken en in een GIS bestand aan te leveren bij de jaarlijkse rapportage aan de landschapscoördinator.

Artikel 4.18.10 Bepalingen actieve landbouwer

Als de eindbegunstigde een actieve landbouwer is gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a.

    Indien de subsidie afhankelijk is van een aantal hectaren, dient de eindbegunstigde de volgende voorschriften, inzake areaalgerelateerde betalingen overeenkomstig artikel 47 van verordening 1305/2013 en op grond van die bepaling aangenomen gedelegeerde handelingen, na te leven:

    • i.

      indien hetzij het onder een verbintenis vallende volledige areaal, of een deel ervan, hetzij het gehele bedrijf aan een andere persoon wordt overgedragen gedurende de looptijd van die verbintenis, kan de verbintenis of het deel ervan dat met de areaaloverdracht overeenstemt, voor de resterende looptijd door die andere persoon worden overgenomen of kan zij vervallen, en wordt geen terugbetaling verlangd voor de periode waarin de verbintenis daadwerkelijk is nagekomen;

    • ii.

      indien een eindbegunstigde een aangegane verbintenis niet verder kan nakomen omdat zijn bedrijf of een deel daarvan wordt herverkaveld of binnen een ruilverkaveling van overheidswege of een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde ruilverkaveling valt, neemt de subsidieontvanger de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de verbintenis aan de nieuwe bedrijfssituatie worden aangepast.

    • iii.

      Indien de aanpassing genoemd onder i en ii onmogelijk is, eindigt de verbintenis en wordt geen terugbetaling verlangd voor de periode waarin de verbintenis daadwerkelijk is nagekomen.

  • b.

    Enkel in gevallen van overmacht en de in artikel 2 van verordening 1306/2013 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden hoeft de eindbegunstigde de ontvangen vergoeding om die reden niet terug te betalen.

  • c.

    De uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld onder b zijn:

    • i.

      de eindbegunstigde is overleden;

    • ii.

      de eindbegunstigde is langdurig arbeidsongeschikt geworden;

    • iii.

      het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp;

    • iv.

      de veehouderijgebouwen op het bedrijf zijn door een ongeluk verloren gegaan;

    • v.

      al het vee of alle landbouwgewassen van de eindbegunstigde of een gedeelte ervan zijn getroffen door respectievelijk een epizoötie of een plantenziekte;

    • vi.

      het volledige bedrijf of een groot deel daarvan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien.

Artikel 4.18.11 Wijzigingen subsidieverlening

  • 1. Gedeputeerde Staten wijzigen de beschikking tot verlening van subsidie indien de volgende wet- en regelgeving wijzigt:

    • a.

      de krachtens titel VI, hoofdstuk I, van verordening 1306/2013 vastgestelde toepasselijke dwingende normen, uitgewerkt in bijlage 3 en 4 bij de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

    • b.

      de krachtens artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder ii en iii, van verordening 1307/2013 vastgestelde toepasselijke criteria en minimumactiviteiten; of

    • c.

      de toepasselijke minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en andere toepasselijke dwingende voorschriften, uitgewerkt in bijlage 3 bij de Beleidsregel verlagen subsidie POP.

  • 2. Indien de subsidieperiode de programmeringsperiode voor plattelandsontwikkeling 2014-2021 overschrijdt, wijzigen Gedeputeerde Staten de beschikking overeenkomstig het voor de volgende programmeringsperiode geldende rechtskader.

  • 3. Gedeputeerde Staten trekken de beschikking ambtshalve in of verlagen de subsidie als de subsidieontvanger de in de voorgaande leden bedoelde aanpassingen niet aanvaardt. De subsidie wordt ambtshalve verlaagd tot het bedrag dat overeenstemt met de periode tot het einde van de looptijd van de beschikking.

Artikel 4.18.12 Vaststelling subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 wordt vastgesteld, nadat de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling als bedoeld in artikel 1.5.2 en artikel 1.5.3 heeft aangetoond dat de beheerovereenkomsten ter uitvoering van de beheeractiviteiten zijn afgesloten.

  • 2. In afwijking van artikel 1.5.3 worden te verstrekken subsidies vanaf € 125.000,- vastgesteld overeenkomstig artikel 1.5.2.

Artikel 4.18.13 Transparantie

Ten aanzien van subsidie die op grond van deze paragraaf wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder a en b, van het landbouwsteunkader, en

  • b.

    de gegevens, bedoeld in deel I, paragraaf 3.7, onderdeel 128, onder c, van het landbouwsteunkader, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • i.

      € 60.000,- voor eindbegunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie, of

    • ii.

      € 500.000,- voor eindbegunstigden in de sectoren van de verwerking van landbouwproducten, de afzet van landbouwproducten, de bosbouwsector of activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Artikel 4.18.14 Staatssteun

Deze regeling is gebaseerd op en getoetst aan de Catalogus Groenblauwe Diensten. Hiermee is de verleende subsidie toegestane staatssteun omdat het past binnen de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020.

Artikel 4.18.15 Looptijd regeling

Deze paragraaf is geldig tot 31 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.19 Procesondersteuning Streekeigen Landschapsbeheer

Algemene toelichting

Het doel van deze subsidieregeling is om georganiseerde groepen inwoners en/of ondernemers te ondersteunen bij de uitvoering van hun bidbook Streekeigen Landschapsbeheer. Het gaat om ondersteunende werkzaamheden die direct te relateren zijn aan de uitvoering van het bidbook Streekeigen Landschapsbeheer. Voor het opstellen en uitvoeren van de bidbook Streekeigen landschapsbeheer en de daaraan gerelateerde beheeractiviteiten, kan gebruik gemaakt worden van respectievelijk paragraaf 4.10 en paragraaf 4.18.

Artikel 4.19.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    agrarisch cultuurlandschap: landschap dat onder invloed van de mens is gevormd, waarvan de hoofdfunctie agrarisch is;

  • -

    bidbook Streekeigen Landschapsbeheer: plan dat door een georganiseerde groep inwoners of ondernemers is opgesteld voor streekeigen landschapsbeheer. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer in de woon- of werkomgeving. Het plan beschrijft de wensen en eisen van, voor en door het gebied voor het toekomstige streekeigen landschapsbeheer;

  • -

    landschapselement: bestaande landschappelijke beplantingen, routes, waterlopen, reliëfs etc., die bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. De oorspronkelijke functie van bijvoorbeeld perceelbegrenzing, houtproductie en veedrinkplaats heeft het veelal geheel of deels verloren, maar het vormt nog steeds een belangrijke habitat voor soorten waaronder vogels, insecten en amfibieën en is voor de biodiversiteit van grote meerwaarde;

  • -

    landschapscoördinator: de landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning en adviseert de initiatiefnemers bij het uitvoeren van hun bidbook en legt verbindingen met andere opgaven en met gebieden die met Streekeigen landschapsbeheer werken;

  • -

    langjarig: 21 tot 28 jaar;

  • -

    Streekeigen landschapsbeheer (SLB): georganiseerde aanpak voor uitvoering van langjarig beheer van landschapselementen in agrarische cultuurlandschappen in Overijssel.

Artikel 4.19.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor ondersteunende activiteiten voor de uitvoering van een bidbook Streekeigen Landschapsbeheer.

Toelichting: Voorbeelden van ondersteunende activiteiten zijn het houden van informatiebijeenkomsten, het voeren van keukentafelgesprekken, contractbeheer, financiële administratie, monitoring, rapportages, opstellen van informatiemateriaal en het organiseren van schouwen in het gebied.

Artikel 4.19.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.19.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

      • i.

        een stichting, vereniging of coöperatie van een georganiseerde groep van:

        • 1.

          inwoners;

        • 2.

          particuliere grondeigenaren of pachters;

        • 3.

          agrarisch ondernemers, waaronder begrepen een actieve landbouwonderneming in de primaire productie van landbouwproducten; of

        • 4.

          een samenwerkingsverband van partijen, genoemd onder 1 tot en met 3; of

      • ii.

        indien een aanvrager als bedoeld onder sub a onder i geen rechtspersoonlijkheid bezit wordt subsidie aangevraagd door een gemeente of Terrein Beherende Organisatie die de groep vertegenwoordigt.

    • b.

      bij de activiteiten wordt de landschapscoördinator betrokken;

    • c.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening of de landbouw de-minimisverordening.

  • 2. Binnen uiterlijk twee weken wordt ook een aanvraag ingediend op grond van paragraaf 4.18.

Artikel 4.19.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten en is maximaal 15% van de subsidiabele kosten voor het uitvoeren van het landschapsbeheer, blijkend uit de aanvraag en subsidieverlening op grond van paragraaf 4.18.

  • 2. De subsidie bedraagt minimaal € 30.000,- en maximaal € 150.000,- per bidbook Streekeigen landschapsbeheer.

Artikel 4.19.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.6 eerste lid zijn de vergoedingen voor de inzet in uren van vrijwilligers wel subsidiabel tegen een maximum tarief van € 15,- per uur.

Artikel 4.19.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Procesondersteuning Streekeigen Landschapsbeheer Overijssel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag van subsidie een bidbook Streekeigen Landschapsbeheer als bedoeld in paragraaf 4.10.

Artikel 4.19.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast voor de looptijd van de regeling.

Artikel 4.19.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de te verstrekken subsidie minder dan € 30.000,- bedraagt.

Artikel 4.19.9 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 31 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Hoofdstuk 5 Mobiliteit

Paragraaf 5.1 Mobiliteit Overijssel

Algemene toelichting

Het Rijk, de provincie en de gemeenten beschikken over eigen financiële middelen om maatregelen te realiseren die bijdragen aan mobiliteitsdoelen. De provincie Overijssel beschikt over eigen middelen voor mobiliteit en ontvangt daarnaast ook de Decentralisatie Uitkering Verkeer & Vervoer. Deze gelden zijn bestemd voor projecten die bijdragen aan de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid in het gebied.

Binnen de gezamenlijke regionale mobiliteitsaanpak Overijssel stelt de provincie koersdocumenten en beleidsimpulsen op. Nadat de koers of impuls is bepaald worden deze lijnen verder uitgewerkt met partners en organisaties die ook willen en kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen in gezamenlijke inhoudelijke meerjarenprogramma’s van provincie en gemeenten. Deze programma’s worden gevuld met mogelijke projecten voor de komende jaren.

Jaarlijks wordt op basis van de koersdocumenten, beleidsimpulsen en de inhoudelijke programma’s een bestedingsplan opgesteld door de provincie en gemeenten waarna Gedeputeerde Staten dit bestedingsplan uiteindelijk vaststelt. In het plan staat op hoofdlijnen aan welke beleidsprioriteiten, thema’s en projecten mobiliteitsgeld bij voorkeur besteed gaat worden in het erop volgende jaar. Ook worden hierin totaalbedragen genoemd die, op basis van de inhoud uit de koersdocumenten en meerjarenprogramma’s beschikbaar kunnen komen en daarmee richting geven voor het vervolgproces. Uitgangspunt is dat de provincie in gezamenlijkheid met de gemeenten tot een bestedingsplan komt.

Het bestedingsplan geeft inhoudelijk richting voor het aanmelden van projecten bij de provincie. De provincie informeert de gemeenten op welke wijze en voor welke datum de projecten aangemeld kunnen worden. In afzonderlijke gesprekken tussen ambtelijke vertegenwoordigers van aanmeldende partijen en de coördinatoren van de provincie worden de projectideeën besproken. Op basis van deze aanmeldingen wordt jaarlijks in onderling overleg het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit (UVP) opgesteld. Hierin zijn de projecten opgenomen die in het daarop volgende jaar voor een financiële bijdrage in aanmerking kunnen komen. De prioritering van aangemelde projecten binnen de themabudgetten uit het bestedingsplan wordt gedaan op basis van criteria die voortvloeien uit de koersdocumenten en programma’s. Tussen de provincie en gemeenten zijn er diverse momenten waarop aanpassingen en prioritering besproken worden om te komen tot het concept UVP dat vervolgens via de reguliere overleggen mobiliteit met regionaal advies wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten ter vaststelling.

Na vaststelling van het Uitvoeringsprogramma en publicatie van het subsidieplafond, kunnen gemeenten hun definitieve subsidieaanvraag indienen bij de provincie. De subsidieaanvraag bevat een projectplan en een begroting (conform het daarvoor beschikbaar gestelde format). Wat kwalificeert als subsidiabele kosten is opgenomen in artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag zoals opgenomen in het Uitvoeringsprogramma.

Artikel 5.1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • uitvoeringsprogramma: het door Gedeputeerde Staten jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma Mobiliteit Overijssel waarin is opgenomen:

    • a.

      een lijst van projecten per beleidsthema;

    • b.

      de subsidieprogramma’s per gemeente;

    • c.

      een doorkijktabel waarin per beleidsthema een lijst van projecten is opgenomen;

      toelichting: Het uitvoeringsprogramma is ter advies voorgelegd aan de regionale overleggen mobiliteit.

  • regionale overleggen mobiliteit: het bestuurlijk vervoerberaad in West Overijssel en het portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit Twente.

Artikel 5.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van projecten, niet zijnde projecten uit de doorkijktabel, en subsidieprogramma’s die opgenomen zijn in het uitvoeringsprogramma.

Artikel 5.1.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b.

    het eigen aandeel als bedoeld in artikel 5.1.4 eerste lid is toegekend aan het betreffende project, blijkend uit een B&W besluit of een raadsbesluit.

Artikel 5.1.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 75% van het eigen aandeel in de subsidiabele kosten met een maximum subsidie ter hoogte van het bedrag als opgenomen in het Uitvoeringprogramma.

    Toelichting: Met eigen aandeel wordt bedoeld: het deel van de subsidiabele kosten wat niet gedekt is door opbrengsten of bijdragen van andere partijen. De aanvrager zal voor een project in het uitvoeringsprogramma ook altijd zelf bijdragen aan de totale subsidiabele kosten. Ter illustratie: Als de totale subsidiabele kosten € 500.000,– bedragen, waarvan € 200.000,– al gedekt is door een Rijksbijdrage, dan is het eigen aandeel van de aanvrager € 300.000,–. De subsidie bedraagt dan maximaal 75% van € 300.000,–.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor de Fietssnelweg F35 in Twente maximaal 80% van het eigen aandeel in de subsidiabele kosten met een maximum subsidie ter hoogte van het bedrag als opgenomen in het Uitvoeringprogramma.

    Toelichting : Met eigen aandeel wordt bedoeld: het deel van de subsidiabele kosten wat niet gedekt is door opbrengsten of bijdragen van andere partijen.

    Het subsidiepercentage voor de Fietssnelweg F35 Twente is 80% omdat - in overleg met de Regio Twente – een deel van het aan hen extra beschikbaar gestelde geld kan worden ingezet om de verhoging van 75% naar 80% te dekken..

Artikel 5.1.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, zijn kosten subsidiabel vanaf het moment dat het project of subsidieprogramma is aangemeld bij de provincie ten behoeve van het Uitvoeringsprogramma.

    Toelichting: In de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 zijn de subsidiabele en niet subsidiabele kosten opgenomen. Voorbereiding en uitvoeringskosten zijn subsidiabel vanaf het moment dat een project is aangemeld bij de provincie om opgenomen te kunnen worden in het Uitvoeringsprogramma of de daarbij behorende doorkijktabel.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.1.6 vierde lid zijn gemeentelijke apparaatskosten wel subsidiabel, mits het gaat om de kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht van infrastructurele projecten.

  • 3.

    Maximaal 15% van de subsidiabele kosten bestaat uit kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 5.1.6 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.1.2 moet de subsidieaanvraag uiterlijk 1 mei van het betreffende kalenderjaar ontvangen zijn, met uitzondering van aanvragen die worden ingediend voor de in het uitvoeringsprogramma genoemde reserve projecten, deze moeten uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar ontvangen zijn.

Artikel 5.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Mobiliteit Overijssel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan conform het voor de betreffende subsidie beschikbaar gestelde format:

    • a.

      Verkeersveiligheid Gedragsbeïnvloeding;

    • b.

      Verkeersveiligheid Centraal ingekocht: Gedragsbeïnvloeding;

    • c.

      Verkeersveiligheid kleine Infra;

    • d.

      Aanmeldingsformulier projecten UVP.

    Toelichting: Het format is beschikbaar op www.overijssel.nl/subsidie . Naast een projectplan moet ook een begroting en dekkingsplan ingediend worden.

Artikel 5.1.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht

  • a.

    met de uitvoering van de activiteiten te starten binnen twaalf maanden na datum van de subsidieverlening;

    Toelichting: Met starten met de activiteit wordt bedoeld dat er een onomkeerbare verplichting is aangegaan.

  • b.

    mee te werken aan een eventuele evaluatie van de provincie.

Artikel 5.1.9 Vaststelling subsidie vanaf € 25.000 tot € 125.000

In afwijking van artikel 1.5.2 derde lid, wordt een subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- vastgesteld op de werkelijk gemaakte kosten.

Toelichting: Voor de vaststelling van de subsidie geldt artikel 1.5.2. Een afwijking van artikel 1.5.2 is nodig, omdat het om projecten gaat waarbij de kosten vooraf moeilijk kunnen worden ingeschat. Het toepassen van een digitale financiële verantwoording als bedoeld in artikel 1.4.2 is dan geëigend.

Artikel 5.1.10

vervallen

Paragraaf 5.2 Nieuwe mobiliteit Overijssel

Artikel 5.2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • HOV-net: buslijnen die deel uitmaken van het Hoogwaardig Openbaar Vervoersysteem (HOV) in Twente zijnde de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden;

  • kernnet: de volgende buslijnen in Overijssel:141 Emmeloord-Kampen, 71 Emmeloord-Zwolle, 29 en 83 Dedemsvaart-Zwolle, 165 Deventer-Raalte, en de volgende treinlijnen: Zwolle-Kampen, Zwolle-Emmen, Zwolle-Enschede, Zwolle-Meppel, Zwolle-Deventer, Zwolle-Kampen Zuid/Dronten, Deventer-Holten;

  • laag frequent: een dienstregeling van het openbaar vervoer waarbij de frequentie op één keer per uur of lager ligt;

  • nieuwe mobiliteit: het realiseren van nieuwe vormen van lokaal personenvervoer daar waar collectieve systemen zoals openbaar vervoer niet of laag frequent rijden en waarbij uit de marktanalyse is gebleken dat de markt geen optimale oplossing tot stand kan brengen;

  • West Overijssel: de gemeenten Dalfsen, Deventer, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Hardenberg, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.

Artikel 5.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van nieuwe mobiliteit in Overijssel.

Artikel 5.2.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.2.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b.

    de aanvraag heeft betrekking op een businesscase waaruit blijkt dat de nieuwe mobiliteit na de subsidieperiode van maximaal twee jaar op hetzelfde niveau kan worden voortgezet;

  • c.

    ten minste twee van de volgende partijen hebben een verantwoordelijkheid in de uitvoering: inwoners, gemeente, bedrijven of een lokale vereniging of stichting;

  • d.

    de deelnemende partijen leveren een substantiële bijdrage in de vorm van inzet van eigen uren, financieel of materiaal;

  • e.

    het vervoer:

    • i

      is gericht op het ontsluiten van kernen of wijken buiten het directe invloedsgebied van het kernnet in West Overijssel of het HOV-net in Twente;

    • ii

      concurreert niet met het kernnet in West Overijssel of het HOV-net in Twente;

    • iii

      betreft niet uitsluitend een alternatief voor doelgroepenvervoer of instellingenvervoer, tenzij er sprake is van verbreding van de doelgroep;

    • iv

      heeft vervoerkundig voldoende toegevoegde waarde.

  • f.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening;

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

  • g.

    [vervallen.]

Artikel 5.2.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.

Artikel 5.2.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Toelichting: Indien sprake is van aanschaf van machines of apparatuur zijn deze kosten eveneens kosten van derden.

Artikel 5.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Nieuwe mobiliteit.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:

    • a.

      een businesscase waarin ten minste is opgenomen een beschrijving van de nieuwe mobiliteit, het verwachte aantal reizigers, de vervoerskundige toegevoegde waarde, de doelgroep, een markt- en concurrentieanalyse, de benodigde investeringen, een analyse van de juridische financiële en organisatorische risico's en de eventuele beheersing en aansprakelijkheid ervan, een kosten-batenanalyse en een verdienmodel;

    • b.

      een offerte ter onderbouwing van de subsidiabele kosten.

Paragraaf 5.3 Kennis en ondersteuning Nieuwe Mobiliteit Overijssel

Algemene toelichting

Gedeputeerde Staten willen initiatiefnemers ondersteunen om een businesscase op te stellen voor het realiseren van Nieuwe Mobiliteit in Overijssel.

Artikel 5.3.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    een businesscase: een uitwerking van een plan voor Nieuwe Mobiliteit waarin ten minste is opgenomen een beschrijving van de Nieuwe Mobiliteit, het verwachte aantal reizigers, de vervoerskundige toegevoegde waarde, de doelgroep, een markt- en concurrentieanalyse, de benodigde investeringen, een analyse van de juridische financiële en organisatorische risico's en de eventuele beheersing en aansprakelijkheid ervan, een kosten-batenanalyse en een verdienmodel;

  • b.

    HOV-net: buslijnen die deel uitmaken van het Hoogwaardig Openbaar Vervoersysteem (HOV) in Twente zijnde de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden;

  • c.

    kernnet: de volgende buslijnen in Overijssel:141 Emmeloord-Kampen, 71 Emmeloord-Zwolle, 29 en 83 Dedemsvaart-Zwolle, 165 Deventer-Raalte, en de volgende treinlijnen: Zwolle-Kampen, Zwolle-Emmen, Zwolle-Enschede, Zwolle-Meppel, Zwolle-Deventer, Zwolle-Kampen Zuid/Dronten, Deventer-Holten;

  • d.

    Nieuwe Mobiliteit: het realiseren van nieuwe vormen van lokaal personenvervoer daar waar collectieve systemen zoals openbaar vervoer niet of laag frequent rijden en uit de marktanalyse blijkt dat de markt geen optimale oplossing tot stand kan brengen.

Artikel 5.3.2. Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor kennis en ondersteuning bij het opstellen van een businesscase ten behoeve van het realiseren van Nieuwe Mobiliteit in Overijssel.

Artikel 5.3.3. Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.3.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager heeft een plan voor Nieuwe Mobiliteit in Overijssel en heeft daar ondersteuning bij nodig;

  • b.

    de ondersteuning wordt gegeven door een deskundige die aantoonbaar ervaring heeft op het gebied van het opstellen van een businesscase of op het gebied van mobiliteit;

    Toelichting: De ervaring van de deskundige kan aangetoond worden door bijvoorbeeld te verwijzen naar referentieprojecten.

  • c.

    de ondersteuning moet bijdragen aan het opstellen van een kwalitatief volwaardige businesscase en richt zich op ten minste een van de volgende onderwerpen:

    • i.

      beschrijving van de Nieuwe Mobiliteit;

    • ii.

      onderzoek naar het verwachte aantal reizigers;

    • iii.

      onderzoek naar de vervoerskundige toegevoegde waarde;

    • iv.

      onderzoek van de doelgroep;

    • v.

      een markt- en concurrentieanalyse;

    • vi.

      onderzoek naar de benodigde investeringen;

    • vii.

      een analyse van de juridische financiële en organisatorische risico's en de eventuele beheersing en aansprakelijkheid ervan;

    • viii.

      een kosten-batenanalyse; of

    • ix.

      een verdienmodel;

  • d.

    het plan heeft betrekking op lokaal personenvervoer dat:

    • x.

      gericht is op het ontsluiten van kernen of wijken buiten het directe invloedsgebied van het kernnet of HOV-net;

    • xi.

      niet concurreert met het kernnet of het HOV-net;

    • xii.

      niet uitsluitend een alternatief voor doelgroepenvervoer of instellingenvervoer betreft, tenzij er sprake is van verbreding van de doelgroep; en

    • xiii.

      vervoerkundig voldoende toegevoegde waarde heeft.

  • e.

    [vervallen.]

Artikel 5.3.4. Subsidiabel kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 5.3.5. Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per aanvraag.

Artikel 5.3.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Kennis en ondersteuning Nieuwe Mobiliteit Overijssel.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid, overlegt de aanvrager een door de opdrachtnemer en subsidieaanvrager ondertekende offerte, op het moment van de aanvraag niet ouder dan zes maanden, waaruit de omschrijving van de kennis en ondersteuning én de periode waarin de ondersteuning gegeven wordt, blijkt.

    Toelichting: Ondertekend betekent dat een offerte is voorzien van een handtekening.

Artikel 5.3.7. Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvraag betrekking heeft op een plan waarvoor al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 5.3.8. Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten uiterlijk twaalf maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd.

Paragraaf 5.4 Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel

Algemene toelichting

Vrijwilligers maken het mogelijk dat er in Overijssel buurtbussen rijden. Dit is erg belangrijk omdat zo kleine kernen bereikbaar blijven. Gedeputeerde Staten waarderen de inzet van vrijwilligers bij buurtbussen en stellen hiervoor subsidie beschikbaar.

Artikel 5.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    buurtbus: vorm van openbaar vervoer, waarmee dunbevolkte gebieden of wijken volgens vaste route en dienstregeling verbonden worden;

  • -

    buurtbuslijn: een lijn met vaste route en dienstregeling die door de concessiehouder is vastgesteld;

  • -

    buurtbusvereniging: een door Gedeputeerde Staten aangewezen vereniging of stichting die een buurtbus exploiteert. De buurtbusvrijwilligers kunnen in zowel een vereniging als stichting georganiseerd zijn. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over vereniging worden beide rechtsvormen bedoeld.

  • -

    lustrum: periode van vijf jaar in het bestaan van de buurtbusvereniging.

Artikel 5.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken voor de activiteiten in van vrijwilligers in het kader van de buurtbus in Overijssel.

Artikel 5.4.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan het criterium dat de aanvrager van de subsidie een in tabel 1 opgenomen buurtbusvereniging is.

Toelichting: Alle op dit moment bestaande/goedgekeurde buurtbusverenigingen in Overijssel zijn opgenomen in tabel 1.

Artikel 5.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    een forfaitair vastgesteld tarief van € 7.500,- per buurtbuslijn per jaar;

  • b.

    € 500,- per buurtbusvereniging indien sprake is van een lustrum;

    Toelichting: Voor deze subsidieparagraaf geldt een forfaitair vastgesteld subsidiebedrag. Dit betekent dat er geen begroting of een dekkingsplan ingediend hoeft te worden.

Artikel 5.4.5 Subsidiabele kosten

Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.4.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.4.7 Indieningstermijn aanvraag voor subsidie

In afwijking van artikel 1.2.2 gelden de volgende indieningstermijnen:

Jaar van goedkeuring buurtbusverenigingen of buurtbuslijnen door de provincie:

Subsidie aanvragen voor:

Indieningstermijn aanvraag:

2018

2019

vanaf 1 januari 2019 – ontvangst uiterlijk 1 juli 2019

2019 en eerder

4 jaar 2020 t/m 2023

vanaf 1 januari 2020 – ontvangst uiterlijk 1 juli 2020

2020

3 jaar (2021 t/m 2023)

vanaf 1 januari 2021 – ontvangst uiterlijk 1 juli 2021

2021

2 jaar (2022 t/m 2023)

vanaf 1 januari 2022 – ontvangst uiterlijk 1 juli 2022

2022

1 jaar (2023)

vanaf 1 januari 2023 – ontvangst uiterlijk 1 juli 2023

Artikel 5.4.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel.

Artikel 5.4.9 Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen.

Artikel 5.4.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Tabel 1 Door Gedeputeerde Staten aangewezen Buurtbusverenigingen Overijssel

BUURTBUSVERENIGING

ROUTE

BUURTBUSLIJN

Twente

 

 

BBV Aaldrinkshoek-Almelo

Station Almelo - Aalderinkshoek

525

BBV Boekelo

Enschede - Boekelo

506

BBV Borne 2018

Bornsche Maten/Stroom Esch/Letterveld

530/531/532

BBV Buurse-Haaksbergen

Haaksbergen - Buurse

595

BBV De Lutte

Oldenzaal - De Lutte

593

BBV Denekamp-Ootmarsum

Ootmarsum - Denekamp

596

BBV Enschede-Zuid

Stadsdeelkantoor Zuid - Winkelcentrum Stroinkslanden

508

BBV Hellendoorn

Den Ham - Nijverdal

594

 

Nijverdal - Raalte

513

Nijverdal-Hellendoorn (2018)

597

Nijverdal - Hellendoorn

597

BBV Hogeland-Enschede

Station Enschede - Hogeland

505

BBV Weerselo

Weerselo - Borne

Rossum - Ootmarsum

592

599

BBV Tubbergen

Tubbergen - Bruinehaar

591

BBV Twentsflex Rijssen-Holten (2018)

Flexibel buurtbusproject in de gemeente Rijssen-Holten met twee buurtbuslijnen: Holten en Rijssen

Geen lijnnummer, flexibel buurtbuslijnen

 

 

 

West-Overijssel

 

 

BBV Heino

Zwolle - Heino

503

BBV Wijhe-Raalte

Wijhe - Raalte

563

BBV Lettele-Okkenbroek

Deventer - Nieuw Heeten

590

BBV Vechtdal

Dalfsen - Nieuwleusen

591

BBV IJhorst

De Wijk - Meppel

592

BBV Beerzerveld e.o

Beerzerveld - Hardenberg

597

BBV Bruchterveld-Ebbenbroek

Bruchterveld - Hardenberg

598

BBV De Krim-Gramsbergen

Hardenberg - De Krim

599

BBV Wilsum-Zalk

Wilsum - Zalk

506

BBV Vilsteren

Dalfsen - Ommen

568

BBV Salland

Olst - Raalte

Heeten - Deventer

Lemelerveld-Luttenberg-Raalte

516

517

518

Stichting Buurtbus Kampen

Kampen Zuid – Onderdijks – Centrum – Kampen Zuid

510

Paragraaf 5.5 Slimme en duurzame mobiliteit Overijssel

Algemene toelichting

Met deze subsidieparagraaf willen Gedeputeerde Staten kansrijke activiteiten op het gebied van spitsmijding en CO2-reductie in de provincie Overijssel ondersteunen.

Artikel 5.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    spitsmijding: zorgen dat een auto op werkdagen uit de spits blijft door met een ander vervoermiddel te reizen, op een ander tijdstip te reizen of niet te reizen;

    Toelichting : De ochtendspits is tussen 7.00 en 9.00 uur. De avondspits is tussen 16.00 en 18.00 uur.

  • -

    CO2-reductie: het verminderen van CO2 door middel van minder reizen, schoner reizen, niet reizen of anders reizen.

Artikel 5.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen die spitsmijding én CO2-reductie tot doel hebben.

Toelichting: Er is een aantoonbare relatie tussen de te subsidiëren investeringen en de bijdrage van die investeringen aan het mijden van de spits en CO2-reductie.

Artikel 5.5.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is geen natuurlijk persoon én is fysiek gevestigd in Overijssel, waarbij aanvragers met een fysieke vestiging in de gemeente Deventer uitgesloten zijn om een aanvraag in te dienen;

    Toelichting : Gemeente Deventer is uitgesloten omdat deze gemeente mogelijkheden heeft binnen de Cleantechregio. Meer informatie is te vinden op https://slimschoonreizen.nl/slim-ondernemen.

  • b.

    de activiteiten richten zich op verkeersdeelnemers;

    Toelichting : Denk hierbij aan werknemers, bezoekers of scholieren van een organisatie die in Overijssel is gevestigd.

  • c.

    effect op spitsmijding is voldoende;

    Toelichting : Hierbij wordt de vuistregel gehanteerd: 1 werkdag spitsmijding levert € 500,- op.

  • d.

    de aanvrager kan na de subsidieperiode overgaan tot structurele maatregelen op het gebied van spitsmijding en CO2-reductie;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting : In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 5.5.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 500,- per werkdag voor structurele spitsmijding, tot in totaal een maximum van 50% van de subsidiabele kosten met als absoluut maximum € 50.000,- per aanvraag, waarbij de subsidie voor voorbereidings- en administratiekosten maximaal 15% van de totale subsidie bedraagt.

Toelichting: De hoogte van de subsidie is gekoppeld aan de verwachte structurele spitsmijdingen. Van de aangemelde investeringen wordt nagegaan wat deze aan structurele spitsmijdingen opleveren. Voor één werkdag structurele nieuwe spitsmijding geldt een subsidiebijdrage van € 500,-. Daarbij maakt het niet uit of het de ochtendspits, avondspits of beide spitsen betreft. Als de medewerker maar structureel minimaal 1 spits per werkdag mijdt.

Bij bijvoorbeeld tien structurele spitsmijdingen leidt dat tot een subsidie van € 5.000,-. Voor de subsidie voor al die structurele spitsmijdingen bij elkaar opgeteld, geldt als eerste maximum 50% van de investeringskosten die voor subsidie in aanmerking komen, en als tweede maximum € 50.000,- totale subsidie per aanvraag. Hierbij is de subsidie voor voorbereidings- en administratiekosten maximaal 15% van de totale subsidie.

Artikel 5.5.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Slimme en Duurzame mobiliteit Overijssel.

    Toelichting : Het is mogelijk dat meerdere bedrijven uit Overijssel een gezamenlijke aanvraag indienen, waarbij één van die bedrijven als penvoerder optreedt.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5.5.2 een projectplan waarin is omschreven:

    • a.

      welke activiteiten uitgevoerd gaan worden;

    • b.

      op hoeveel verkeersdeelnemers de activiteiten gericht zijn;

    • c.

      het te verwachten resultaat en de bijdrage aan spitsmijding in Overijssel;

    • d.

      een plan voor monitoring van de resultaten van de spitsmijding en CO2-reductie;

    • e.

      op welke wijze de aanvrager na de subsidieperiode overgaat tot structurele maatregelen op het gebied van spitsmijding;

    • f.

      een projectbegroting waarin een overzicht wordt gegeven van de totale projectkosten.

Artikel 5.5.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.5.7 Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de te verstrekken subsidie lager is dan € 500,-.

Artikel 5.5.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening te hebben afgerond;

  • b.

    de resultaten vast te leggen in een verslag. In het verslag is minimaal opgenomen:

    • i.

      op welk wijze de spits is gemeden;

    • ii.

      aantallen spitsmijdingen zijn onderbouwd op basis van tellingen of enquêtes;

    • iii.

      omschrijving van de reis naar herkomst-bestemming en aantal keren per week dat iemand reist;

    • iv.

      de hoeveelheid CO2-reductie, waarbij per bespaarde km 180 gram CO2 gehanteerd wordt;

  • c.

    mee te werken aan een evaluatie van de provincie.

Artikel 5.5.9 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 5.6 Elektrische vrachtfiets- en bestelbusactie

Vervallen.

Paragraaf 5.7 Niet actief beveiligde overwegen (NABO)

Algemene toelichting:

Met deze subsidieregeling wil de provincie een bijdrage leveren aan het beëindigen van de 12 openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen in Overijssel, waardoor de verkeersveiligheid en de doorstroming voor het trein- en wegverkeer verbetert.

Artikel 5.7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Niet Actief Beveiligde Overweg (NABO): een overweg die is uitgerust met een Andreaskruis en waarschuwingsborden, maar die niet actief wordt beveiligd met spoorbomen, bellen en lichtsignalen.

  • -

    openbaar toegankelijke NABO: een niet actief beveiligde overweg waar de gemeente recht- en/of belanghebbende is.

Artikel 5.7.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opheffen, beveiligen of het realiseren van een eenvoudige alternatieve voorziening voor een openbaar toegankelijke NABO.

    Toelichting: Met een eenvoudige alternatieve voorziening worden onder andere een wandelbuis, veetunnel of spoortrap bedoeld. Een fietstunnel of een autotunnel is niet aan te merken als een eenvoudige alternatieve voorziening.

  • 2. Indien alternatieve maatregelen nodig of effectiever zijn, kunnen Gedeputeerde Staten instemmen met andere maatregelen dan de maatregelen genoemd in het eerste lid.

Artikel 5.7.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 voldoet aan het criterium dat de aanvrager van de subsidie de gemeente Deventer, Olst-Wijhe, Borne of Hof van Twente is.

Artikel 5.7.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

  • a.

    € 305.000,- voor de gemeente Borne,

  • b.

    € 390.000,- voor de gemeente Deventer;

  • c.

    € 1.550.000,- voor de gemeente Hof van Twente;

  • d.

    € 255.000,- voor de gemeente Ost-Wijhe.

Artikel 5.7.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend planvoorbereiding- en realisatiekosten van ProRail, overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Toelichting: Dit betekent dat kosten voor o.a. beheer, onderhoud en vernieuwing niet subsidiabel zijn. De gemeente moet overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid de kosten van ProRail op factuur kunnen aantonen.

Artikel 5.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Niet actief beveiligde overwegen.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2:

    • a.

      een bewijsstuk waaruit blijkt dat de gemeente dekking heeft voor haar deel van de planvoorbereiding- en/of realisatiekosten;

    • b.

      overeenkomst met of opdrachtverlening aan ProRail;

    • c.

      een plan van aanpak voor de NABO(’s), waaronder een beschrijving van de scope en de te treffen maatregelen, van de organisatie, de planning en de financiën.

Artikel 5.7.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de regeling het subsidieplafond vast.

Artikel 5.7.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van een particuliere NABO waarvan de gemeente geen recht- en/of belanghebbende is.

Artikel 5.7.9 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal 30% van de verleende subsidie.

Artikel 5.7.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 verplicht de subsidieontvanger zich alle NABO’s in de betreffende gemeente uiterlijk in 2023 op te heffen, te beveiligen of andere voorzieningen te treffen.

Toelichting: Indien de gemeente niet (geheel) aan deze verplichting kan voldoen, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie geheel of gedeeltelijk lager vast te stellen.

Artikel 5.7.11 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 5.8 Voucherregeling thuiswerkplannen/hybride-werkenplannen

Algemene toelichting

Sinds de COVID-19 maatregelen vanaf maart 2020 hebben werknemers massaal ervaring opgedaan met thuiswerken. Resultaat was dat er niet of nauwelijks files waren en de CO2 uitstoot van het verkeer sterk afnam. Dat sluit precies aan bij het Duurzaam Mobiliteitsprotocol. De provinciale projectorganisaties Twente Mobiel en Regio Zwolle Mobiel hebben dit protocol verspreid onder Overijsselse werkgevers.

Een deel van het massaal thuiswerken wil de provincie Overijssel ook na de coronacrisis vasthouden. We willen werkgevers waar mogelijkheden voor thuiswerken zijn, stimuleren een thuiswerkplan (ook wel een Plaats- en Tijds-Onafhankelijk Werken (PTOW)-plan of hybride-werkenplan genoemd) te maken om werknemers een deel van hun werktijd structureel te laten thuiswerken en tegelijk te zorgen voor een goede spreiding van mobiliteit.

Artikel 5.8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    thuiswerkplan: een plan waarin beschreven is welke maatregelen een werkgever neemt voor het spreiden van thuiswerkende werknemers over de werkweek, het spreiden van het reizen naar het werk over de dag en het spreiden van het reizen over diverse vervoermiddelen. Bij het opstellen van een thuiswerkplan zal aandacht besteed moeten worden aan de aspecten motivatie en cultuur, faciliteiten thuis en op kantoor, en spelregels en afspraken. In het plan wordt ook beschreven hoe de combinatie van digitaal en fysiek vergaderen wordt georganiseerd en welke richtlijnen hiervoor nodig zijn.

    Toelichting: Op https://www.overijssel.nl/loket/subsidie/mobiliteit/voucherregeling-thuiswerkplannen/ vindt u een Lijst uitwerkpunten hoe dit in het thuiswerkplan/hybride werkenplan concreet kan worden gemaakt.

Artikel 5.8.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het laten opstellen van een thuiswerkplan/hybride-werkenplan dat door de werkgever wordt uitgevoerd.

Artikel 5.8.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een werkgever met ten minste 50 werknemers in het totaal van fysieke vestigingen in Overijssel.

    Toelichting: De werkgever kan dus zowel ten minste 50 werknemers in één fysieke vestiging in Overijssel hebben, als verdeeld over meerdere fysieke vestigingen in Overijssel.

  • b.

    Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de De-minimisverordening.

Artikel 5.8.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt een vast bedrag van:

  • a.

    € 3.000,- voor werkgevers met 50 tot en met 99 werknemers;

  • b.

    € 3.500,- voor werkgevers met 100 tot en met 249 werknemers;

  • c.

    € 4.000,- voor werkgevers met 250 of meer werknemers.

Artikel 5.8.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5, derde lid, welke betrekking hebben op het opstellen van een thuiswerkplan/hybride-werkenplan, zijn subsidiabel.

Artikel 5.8.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Voucherregeling thuiswerkplannen/hybride-werkenplan.

Artikel 5.8.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.8.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6. is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    binnen zes maanden na datum van de subsidieverlening de subsidiabele activiteit te hebben uitgevoerd;

  • b.

    in het thuiswerkplan/hybride-werkenplan alle punten uit de Lijst uitwerkpunten thuiswerkplan/hybride-werkenplan te hebben verwerkt;

    Toelichting: Daarmee is in het thuiswerkplan/hybride-werkenplan aandacht voor het spreiden van werknemers over de week en over de dag. De subsidieontvangende werkgever bepaalt in overleg met de externe adviseur op welke onderdelen de nadruk kan liggen.

  • c.

    mee te werken aan een eventuele evaluatie van de provincie.

Artikel 5.8.9 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al op grond van een soortgelijke regeling uit de Cleantech Regio voor dezelfde activiteit een subsidie heeft ontvangen.

Artikel 5.8.10 Looptijd

Deze regeling is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 5.9 Stimulering elektrische vrachtfiets

Artikel 5.9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    elektrische vrachtfiets: een elektrische fiets voor bedrijfsmatig gebruik met daarop een bak om bedrijfsmatig goederen in te vervoeren of een elektrische fiets met een aanhanger om bedrijfsmatig goederen in te vervoeren, beide met een minimale laadcapaciteit van 150 liter per bak.

Artikel 5.9.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aankoop of lease van een nieuwe elektrische vrachtfiets.

Artikel 5.9.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.9.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager staat minimaal drie maanden ingeschreven in de Kamer van Koophandel en is als onderneming fysiek gevestigd in Overijssel;

    • b.

      de aanvraag heeft betrekking op maximaal twee elektrische vrachtfietsen;

    • c.

      de elektrische vrachtfiets is na 1 april 2021 aangekocht of geleased voor een periode van tenminste 3 jaar;

      Toelichting: dat kan blijken uit de bij de subsidieaanvraag bij te voegen acceptatie van de betreffende offerte, aankoopbewijs of leasecontract.

    • d.

      de elektrische vrachtfiets wordt ingezet ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf voor het vervoer van goederen en niet voor personen;

    • e.

      de elektrische vrachtfiets wordt aantoonbaar minimaal vijf keer per week gebruikt voor het vervoer van goederen in Overijssel;

      Toelichting: Dit kan op verzoek aangetoond worden door bijvoorbeeld een rittenadministratie of een uitdraai van de agenda waarin alle afspraken staan.

    • f.

      de elektrische vrachtfiets is of wordt geleverd door een officiële dealer of fabrikant.

  • 2. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de De-minimisverordening.

Artikel 5.9.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 5.9.2 bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.500,- per elektrische vrachtfiets.

  • 2. Artikel 1.1.7, tweede lid, is niet van toepassing op deze paragraaf.

Artikel 5.9.5 Subsidiabele kosten

Voor de subsidie als bedoeld in artikel 5.9.2 geldt dat alleen de aankoop- of leasekosten overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel zijn.

Artikel 5.9.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Stimulering elektrische vrachtfiets.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5.6.2 een bewijs van acceptatie van de betreffende offerte, aankoopbewijs of leasecontract.

Artikel 5.9.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast voor het tijdvak 1 april 2021 tot en met 30 november 2022.

Artikel 5.9.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager op basis van deze paragraaf al voor twee elektrische vrachtfietsen subsidie heeft ontvangen.

Artikel 5.9.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.4 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de elektrische vrachtfiets minimaal drie jaar na ontvangst van de subsidie in te zetten.

Artikel 5.9.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 5.10 Scan verduurzaming wagenpark

Algemene toelichting: De provincie Overijssel wil bijdragen aan het verduurzamen van het goederenvervoer over de weg. Verduurzaming van goederenvervoer kan onder andere door de inzet van zero emissie vrachtvoertuigen. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van elektrische bestelbussen, maar ook aan schonere kleine vrachtvoertuigen op LNG, CNG of waterstof.

Er zijn inmiddels tal van mogelijkheden voor ondernemers voor schoner wegvervoer, maar het is niet altijd even duidelijk welke oplossing de juiste is, welke stappen moeten worden ondernomen en welke gevolgen dit heeft voor de dagelijkse werkwijze. Met de ZEV-scan kan inzichtelijk worden gemaakt hoe een ondernemer de transitie kan maken naar duurzaam vrachtvervoer over de weg.

Artikel 5.10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    wagenpark vrachtvervoer: het geheel aan vrachtvoertuigen dat een onderneming in haar bezit heeft;

  • -

    ZEV-scan: Zero Emissie Vervoer-scan, die inzicht geeft in de operationele, technische en financiële haalbaarheid van zero emissie vrachtvervoer;

  • -

    zero emissie vervoer: een vervoerswijze, waarbij de aandrijving van het voertuig geen schadelijke uitstoot veroorzaakt.

Artikel 5.10.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een ZEV-scan ten behoeve van de verduurzaming van een wagenpark vrachtvervoer.

Artikel 5.10.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en is als onderneming fysiek gevestigd in Overijssel;

  • b.

    minimaal 25% van de vrachtvoertuigkilometers van het wagenpark van de aanvrager vindt plaats in Overijssel;

  • c.

    de ZEV-scan wordt uitgevoerd door een derde die:

    • i.

      deskundigheid kan aantonen op het gebied van ZEV-scans, vrachtvervoer over de weg en logistieke planning;

    • ii.

      met een referentieproject niet ouder dan 12 maanden aan kan tonen dat hij of zij kennis over verduurzaming van een wagenpark voor vrachtvervoer heeft; én

    • iii.

      onafhankelijk is ten aanzien van aanbieders van duurzame vrachtvoertuigen;

  • d.

    de ZEV-scan heeft betrekking op een wagenpark van de aanvrager bestaande uit bestelwagens, bestelbussen of lichte vrachtvoertuigen met een gewicht tot 10 ton ten behoeve van het vrachtvervoer;

  • e.

    uit de offerte blijkt dat de rapportage van de ZEV-scan ten minste het volgende bevat:

    • i.

      een beschrijving van het huidige wagenpark en de wijze waarop deze wordt ingezet;

    • ii.

      een beschrijving van de meest haalbare alternatieve duurzame vrachtvoertuigen en randvoorwaarden met daarin een toelichting van:

      • 1.

        de economische haalbaarheid met een vergelijking van de Total Cost of Ownership duurzame vrachtvoertuig(en) versus huidige vrachtvoertuigen;

      • 2.

        de operationele haalbaarheid, met een vergelijking tussen de huidige werkwijze en de werkwijze met inzet van duurzame vrachtvoertuig(en), inclusief de logistieke gevolgen zoals planning en beladingsgraad;

      • 3.

        de technische haalbaarheid, met een beschrijving van de technische mogelijkheden;

    • iii.

      een beknopt stappenplan invoering duurzame vervoersmiddelen met daarin een verwachte tijdsplanning;

  • f.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de Algemene de-minimisverordening.

Artikel 5.10.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 500,- en maximum van € 3.000,- per aanvraag.

Artikel 5.10.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de kosten van een door een derde uit te voeren ZEV-scan zijn overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel.

Artikel 5.10.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 juni 2021 9.00 uur.

Artikel 5.10.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Scan verduurzaming wagenpark.

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:

    • a.

      een offerte waaruit blijkt:

      • i.

        dat de in artikel 5.10.3 sub e genoemde onderdelen worden uitgewerkt;

      • ii.

        wat de kosten van de uit te voeren ZEV-scan zijn;

      • iii.

        dat de doorlooptijd van de activiteiten na start tot afronden maximaal zes maanden bedraagt;

    • b.

      de opdrachtbevestiging of getekende offerte voor de uitvoering van de ZEV-scan.

Toelichting: De opdrachtbevestiging of getekende offerte mag ook verstrekt zijn onder voorbehoud van deze subsidieverlening.

Artikel 5.10.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast voor het tijdvak 1 juni 2021 tot en met 30 november 2022.

Artikel 5.10.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 tot en met 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht om de ZEV-scan, binnen zes maanden na start te hebben uitgevoerd.

Artikel 5.10.10 Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1.1.7 tweede lid, weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de te verstrekken subsidie minder is dan € 500,-;

  • b.

    de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van deze paragraaf.

Artikel 5.10.11 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 5.11 Stimuleren slim en duurzaam vrachtvervoer

Algemene toelichting: De provincie Overijssel wil bijdragen aan slimme logistieke oplossingen, die leiden tot minder transportbewegingen met vrachtwagens en bestelbussen over de weg. Er zijn tal van mogelijkheden voor ondernemers zoals route optimalisatie, samenwerkingen en efficiënte planning. Met de subsidie slim en duurzaam vrachtvervoer wil de provincie ondernemers ondersteunen bij ondersteuning, welke gericht zijn op de opstart van nieuwe initiatieven.

Artikel 5.11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    beladingsgraad: de verhouding tussen de laadcapaciteit van een voertuig en de daadwerkelijke hoeveelheid goederen die wordt vervoerd. De beladingsgraad wordt over het algemeen uitgedrukt in kilo's of kubieke meters;

  • -

    duurzaam vrachtvervoer: de reductie van CO2, NOx of fijnstof door de afgelegde logistieke kilometers via de weg, te verminderen;

  • -

    slim vrachtvervoer: oplossingen gericht op het verminderen van logistieke kilometers over de weg of verhoging van de beladingsgraad.

Artikel 5.11.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten die slim en duurzaam vrachtvervoer in Overijssel stimuleren:

  • a.

    ondersteuning bij het uitwerken van ideeën tot een projectplan;

  • b.

    het uitvoeren van een verkennend onderzoek;

  • c.

    technisch, financieel of juridisch advies ten aanzien van een uitgewerkt projectplan;

  • d.

    marktverkenning op het identificeren van partijen die geïnteresseerd zijn om gebruik te gaan maken van de slimme of duurzame logistieke oplossing;

  • e.

    projectondersteuning bij het implementeren van logistieke oplossingen.

Artikel 5.11.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en is als onderneming fysiek gevestigd in Overijssel;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd door een derde die deskundigheid kan aantonen op het gebied van:

    • i.

      vrachtvervoer over de weg;

    • ii.

      met een referentieproject niet ouder dan 12 maanden aan kan tonen dat hij of zij actuele kennis van duurzame en slimme logistieke oplossingen heeft; én

    • iii.

      onafhankelijk is ten aanzien van aanbieders van oplossingen;

  • c.

    de activiteiten zijn gericht op samenwerking tussen verschillende ondernemingen, bundeling van vracht, efficiënte vervoer, digitalisering dan wel alternatieve vervoersvormen;

  • d.

    de activiteiten als bedoeld onder 5.11.2 sub a t/m d zijn gericht op een concrete vraag waar antwoord op moet komen, voordat de aanvrager tot eventuele implementatie over kan gaan;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de Algemene de-minimisverordening.

Artikel 5.11.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per aanvraag.

Artikel 5.11.5 Subsidiabele kosten

Alleen de kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 5.11.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 juni 2021 9.00 uur.

Artikel 5.11.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Slim en duurzaam vrachtvervoer.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager een opdrachtbevestiging.

    Toelichting: De opdrachtbevestiging mag ook verstrekt zijn onder voorbehoud van deze subsidieverlening.

Artikel 5.11.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast voor het tijdvak 1 juni 2021 tot en met 30 november 2022.

Artikel 5.11.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen zes maanden na subsidieverlening te hebben gerealiseerd;

  • b.

    de resultaten te rapporteren en te delen met geïnteresseerden. Deze rapportage omvat ten minste:

    • i.

      beschrijving van de huidige logistieke werkwijze;

    • ii.

      beschrijving van mogelijkheden om minder of duurzamere transportbewegingen over de weg te realiseren;

    • iii.

      beknopt stappenplan in fasering van de logistieke oplossing.

Artikel 5.11.10 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Hoofdstuk 6 Regionale economie

Paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel 2020

[vervallen]

Paragraaf 6.2 MIT-Haalbaarheidsprojecten

Artikel 6.2.1 Betekenis van begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten;

  • -

    haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • -

    industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden. Het doel hiervan is de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validatie van generieke technologie;

  • -

    innovatie: technologisch nieuw product, productieproces of dienst;

  • -

    MIT-haalbaarheidsproject: een project ten behoeve van een innovatie dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek. Minimaal 60% van de kosten van een haalbaarheidsproject bestaat uit een haalbaarheidsstudie;

  • -

    Maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s): 25 missies verdeeld over vier maatschappelijke thema’s, sleuteltechnologieën en het maatschappelijk verdienvermogen van Nederland, met als doel maatschappelijke uitdagingen te koppelen aan het Mkb, zoals gepubliceerd op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst;

Artikel 6.2.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het bevorderen van innovatie en ondernemerschap, door innovatie in de Topsectoren te stimuleren aansluitend op de landelijke KIA’s.

Artikel 6.2.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van een MIT-haalbaarheidsproject passend bij ten minste één van volgende maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA):

    • a.

      Energie & Duurzaamheid;

    • b.

      Gezondheid en Zorg;

    • c.

      Landbouw, Water en Voedsel;

    • d.

      Veiligheid;

    • e.

      Sleuteltechnologieën;

    • f.

      Maatschappelijk verdienvermogen.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De activiteit is innovatief. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie uniek is voor Nederland;

      • 2.

        de innovatie zich onderscheidt ten opzichte van internationale ontwikkelingen of alternatieven;

      • 3.

        de innovatie een technologisch of organisatorisch risico met zich meebrengt om het project als innovatie te rechtvaardigen;

    • b.

      De activiteit heeft economisch perspectief. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de innovatie marktperspectief heeft;

      • 2.

        het beoogde verdienmodel haalbaar is;

      • 3.

        het intellectueel eigendom beschermd kan worden;

      • 4.

        de aanvrager kan aantonen dat hij een marktbenadering kan uitvoeren;

    • c.

      De activiteit is technisch-financieel uitvoerbaar. Dit wordt bepaald op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • 1.

        de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na verlening gerealiseerd kan worden;

      • 2.

        de uitvoerders vakbekwaam zijn om de subsidiabele activiteit uit te voeren;

      • 3.

        de risico's voor de uitvoering en bijbehorende beheersmaatregelen zijn uitgewerkt;

      • 4.

        de subsidiabele activiteit binnen het budget kan worden uitgevoerd;

    • d.

      d. De subsidiabele activiteit scoort ten minste 30 punten. De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

      • 1.

        maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder sub a;

      • 2.

        maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder sub b;

      • 3.

        maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 onder sub c;

  • 3. Op elk criterium, genoemd in artikel 6.2.3 lid 2 sub a, b en c, scoort de activiteit minimaal 10 punten.

  • 4. De activiteit is op het moment van de aanvraag nog niet gestart.

  • 5. Voor de activiteit is geen subsidie aangevraagd bij of ontvangen van een andere overheid.

  • 6. De activiteit wordt uitgevoerd bij een vestiging in de provincie Overijssel. Voor de definitie van vestiging geldt artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 6.2.4 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan een Mkb-onderneming.

Artikel 6.2.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is € 20.000,- per aanvraag.

  • 2. De aanvrager kan binnen het voor de aanvraag geldende subsidieplafond maximaal 1 keer subsidie ontvangen.

Artikel 6.2.6 Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie is een vast bedrag per aanvraag.

  • 2. De artikelen 1.1.5 en 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 6.2.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 12 april 2022 09.00 uur en moet uiterlijk op 13 september 2022 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier MIT Overijssel-haalbaarheidsprojecten.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.2.3 wordt voldaan. Het is verplicht om bij het opstellen van het projectplan gebruik te maken van het format modelprojectplan MIT Overijssel-haalbaarheidsprojecten 2022. Het format projectplan is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Dit is een afwijking van artikel 1.2.1 lid 2.

Artikel 6.2.8 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de openstellingperiode die genoemd is in artikel 6.2.7.

  • 2. Als op de dag waarop meerdere volledige aanvragen zijn ingediend het subsidieplafond wordt bereikt, wordt de volgorde van subsidieverlening bepaald door middel van loting onder de op die dag ontvangen volledige aanvragen. Dit is een afwijking op artikel 1.1.4, eerste lid.

Artikel 6.2.9 Staatssteun

De subsidie voldoet aan de Algemene de-minimisverordening.

Artikel 6.2.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend, de activiteiten te hebben uitgevoerd.

Artikel 6.2.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2023.

Paragraaf 6.3 MIT-R&D-samenwerkingsprojecten

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Arm's length-voorwaarden: tussen met elkaar verbonden partijen wordt gehandeld alsof men handelt met een onafhankelijke derde. Er mag dan van worden uitgegaan dat door de marktwerking automatisch een zakelijke prijs met zakelijke voorwaarden tot stand komt.

  • -

    Experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten.

  • -

    Haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.

  • -

    Industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren; het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validatie van generieke technologie.

  • -

    Innovatie: technologisch nieuw product, productieproces of dienst.

  • -

    MIT-haalbaarheidsproject: een project ten behoeve van een innovatie dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek. Minimaal 60% van de kosten van een haalbaarheidsproject bestaat uit een haalbaarheidsstudie;MIT-R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden Mkb-ondernemingen, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject;

  • -

    Maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s): 25 missies verdeeld over vier maatschappelijke thema’s, sleuteltechnologieën en het maatschappelijk verdienvermogen van Nederland, met als doel maatschappelijke uitdagingen te koppelen aan het Mkb, zoals gepubliceerd op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst;

  • -

    MIT-R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerkingen voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband.

Artikel 6.3.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het bevorderen van innovatie en ondernemerschap bij het midden- en kleinbedrijf over regiogrenzen heen, door innovatie in de Topsectoren te stimuleren aansluitend op de landelijke KIA’s.

Artikel 6.3.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject passend bij ten minste één van volgende maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s (KIA):

    • a.

      Energie & Duurzaamheid;

    • b.

      Gezondheid en Zorg;

    • c.

      Landbouw, Water en Voedsel;

    • d.

      Veiligheid;

    • e.

      Sleuteltechnologieën;

    • f.

      Maatschappelijk verdienvermogen

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      meer dan 50% van de subsidiabele kosten, van het MIT-R&D-samenwerkingsproject komt voor rekening van de aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband deelnemende Mkb-ondernemingen met een vestiging in Overijssel;

    • b.

      per MIT-R&D-samenwerkingsverband mag een deelnemende MKB-onderneming niet meer dan 70% van de subsidiabele kosten van het MIT-R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening nemen;

    • c.

      de activiteit is op het moment van de aanvraag nog niet gestart;

    • d.

      voor de activiteit is geen subsidie aangevraagd of ontvangen bij een andere overheid;

    • e.

      de activiteit wordt uitgevoerd bij een vestiging in de provincie Overijssel. Voor de definitie van vestiging geldt artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.

Artikel 6.3.4 Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een MIT-R&D-samenwerkingsverband, waarvan de penvoerder een Mkb-onderneming is.

  • 2. Alle aan het MIT-R&D samenwerkingsverband deelnemende Mkb-ondernemingen zijn elk ook de subsidieontvanger.

Artikel 6.3.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 35% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is minimaal € 50.000,- en maximaal € 350.000,- per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

  • 3. Als de subsidie voor het MIT-R&D-samenwerkingsproject € 200.000,- of minder is, dan is de subsidie per Mkb-ondernemer minimaal € 25.000,- en maximaal € 100.000,-.

  • 4. Als de subsidie voor het MIT-R&D-samenwerkingsproject meer dan € 200.000,- is, dan is de subsidie per Mkb-ondernemer minimaal € 25.000,- en maximaal € 175.000,-.

  • 5. Het MIT-R&D-samenwerkingsverband kan binnen het voor de aanvraag geldende subsidieplafond maximaal 1 keer subsidie ontvangen.

  • 6. Een individuele Mkb-ondernemer kan wel vaker dan 1 keer subsidie ontvangen, als deze deelneemt aan verschillende MIT-R&D samenwerkingsprojecten.

Artikel 6.3.6 Subsidiabele kosten

  • 1. De kosten die voor de subsidie in aanmerking komen zijn:

    • a.

      personeelskosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden. Artikel 1.1.5 lid 1 is van toepassing;

    • b.

      kosten van derden. Hieronder vallen ook de geleverde diensten waaronder contractonderzoek, kennis en octrooien en kosten van aangeschafte materialen;

    • c.

      de kosten van machines en apparatuur. Deze zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Dit geldt voor zowel machines en apparatuur die in bezit zijn als voor machines en apparatuur die nog worden aangeschaft ten behoeve van de te subsidiëren activiteit. Daaronder vallen ook bijkomende kosten zoals licenties voor software en de onderhoudskosten van een machine of apparatuur;

    • d.

      de kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Dit is een aanvulling op artikel 1.1.5.

  • 2. Voor de kosten van gebouwen geldt dat alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, subsidiabel zijn.

  • 3. Voor de kosten van gronden geldt dat alleen de kosten voor de commerciële overdracht, de verkoopkosten dus, of de daadwerkelijk gemaakte financieringskosten subsidiabel zijn.

  • 4. Voor de kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien geldt dat die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen.

Artikel 6.3.7 Tenderregeling

  • 1. De subsidieregeling is een tenderregeling.

  • 2. Bij een tenderregeling krijgt elke volledige aanvraag punten op basis van de beoordeling van de kwaliteitsvoorwaarden zoals genoemd in artikel 6.3.8 eerste lid. De beoordeelde aanvragen worden vervolgens in volgorde geplaatst op basis van het behaalde puntenaantal.

Artikel 6.3.8 Puntenscore voor de kwaliteit

  • 1. Een aanvraag die voldoet aan de voorwaarden die genoemd zijn in de artikelen 6.3.3 en 6.3.4 krijgt maximaal 100 punten voor de volgende kwaliteitsvoorwaarden:

    • a.

      er wordt meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst verwacht, maximaal 25 punten;

    • b.

      er wordt meer economische waarde gecreëerd voor de deelnemers in het MIT-R&D-samenwerkingsverband, de Topsectoren, of de Overijsselse economie, maximaal 25 punten;

    • c.

      de kwaliteit van de MIT-R&D-samenwerking wordt hoger, ten minste blijkend uit de kwaliteit van het projectplan, de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie, maximaal 25 punten;

    • d.

      de verwachte impact die wordt gerealiseerd op een of meer van de betreffende maatschappelijke Kennis en Innovatieagenda’s, maximaal 25 punten.

  • 2. De aanvraag scoort per kwaliteitsvoorwaarde minimaal 10 punten.

  • 3. De totale score van de aanvraag is minimaal 50 punten.

  • 4. Er wordt geloot als twee of meer aanvragen dezelfde eindscore hebben en er niet voldoende subsidieplafond is voor alle aanvragen. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Artikel 6.3.9 De aanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 1 juni 2022 9:00 uur en moet uiterlijk op 13 september 2022 vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 2. De subsidie wordt aangevraagd door een door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerder. De penvoerder is één van de deelnemende MKB-ondernemingen.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier MIT-R&D-samenwerkingsprojecten Overijssel 2022.

  • 4. De aanvrager levert aanvullend een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Het begrotingsformat is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.

  • 5. De aanvrager levert aanvullend een projectplan in waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in de artikelen 6.3.3 en 6.3.4 wordt voldaan. Het is verplicht om bij het opstellen van het projectplan gebruik te maken van het Overijsselse model projectplan MIT-R&D-samenwerkingsprojecten 2022. Het Overijsselse model projectplan is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie .

  • 6. De subsidieaanvraag moet vóór de sluitingsdatum volledig zijn.

  • 7. Na sluitingsdatum kunnen er geen inhoudelijke en financiële aanvullingen of wijzigingen meer ingediend worden.

Artikel 6.3.10 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de openstellingperiode die genoemd is in artikel 6.3.9. lid 1.

  • 2. Er worden twee deelplafonds vastgesteld:

    • a.

      voor de kleine MIT-R&D-samenwerkingsprojecten. Dit zijn de subsidies van € 200.000,- of minder per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

    • b.

      voor de grote MIT-R&D-samenwerkingsprojecten. Dit zijn de subsidies van meer dan € 200.000,- per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

  • 3. Het subsidieplafond wordt verdeeld op basis van vastgestelde volgorde. Dit is een afwijking van artikel 1.1.4.

  • 4. De verdeling van het subsidieplafond begint bij de aanvraag met de hoogste score en gaat door tot het subsidieplafond bereikt is.

  • 5. Als de te verstrekken subsidie hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, dan wordt de subsidie afgewezen.

  • 6. Het resterende bedrag wordt verstrekt aan de eerstvolgende aanvraag die past binnen het resterende subsidieplafond.

Artikel 6.3.11 Staatssteun

De subsidie voldoet aan hoofdstuk I en artikel 25 van de AGVV.

Artikel 6.3.12 Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen 6 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend, de activiteiten te starten;

  • b.

    binnen 24 maanden na de start de activiteiten te hebben uitgevoerd.

Artikel 6.3.13 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2023.

Paragraaf 6.4 Cofinanciering Europese programma’s

Algemene toelichting

Gedeputeerde Staten kunnen op grond van deze paragraaf een aanvullende subsidie (provinciale middelen) verstrekken voor projecten die op grond van:

  • -

    het Operationeel Programma Interreg A Duitsland-Nederland subsidie verkrijgen;

  • -

    op grond van een thematisch fonds (inclusief Interreg B en Interreg Europe) subsidie verkrijgen.

Het Samenwerkingsprogramma INTERREG A Deutschland-Nederland is een grensoverschrijdend Europees subsidieprogramma dat wordt uitgevoerd door Duitse en Nederlandse INTERREG-partners. De Managementautoriteit van het programma is een van de Interreg partners.

De Europese Commissie kent naast regionale fondsen, waarin provincie Overijssel een (mede)beslisrol heeft over de inzet van Europese middelen, thematische fondsen die subsidie ter beschikking stellen voor thematische projecten.

Artikel 6.4.1 Doel van de regeling

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan projecten die met een Europese subsidie uit een van de genoemde programma’s respectievelijk thematische fondsen een bijdrage leveren aan de realisatie van een of meerdere provinciale doelen.

Artikel 6.4.2 Doelgroep

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door een in een van de Europese programma’s respectievelijk thematisch fondsen genoemde partij.

Artikel 6.4.3 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten en projecten die subsidie ontvangen op basis van:

  • a.

    vervallen;

  • b.

    het Interreg A Deutschland-Nederland; of

  • c.

    regelingen t.b.v. thematische fondsen, inclusief Interreg B en Interreg Europe.

Artikel 6.4.4 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4.3 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de activiteit ontvangt EU-financiering uit minimaal één van de in artikel 6.4.3 programma’s respectievelijk thematische fondsen;

  • b.

    de aanvraag voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de subsidiebepalingen en voorwaarden die gelden voor genoemde programma’s respectievelijk thematische fondsen;

  • c.

    de activiteit draagt bij aan een of meerdere provinciale doelen.

Artikel 6.4.5 Aanvraag, verlening en vaststelling van de subsidie

  • 1. Een aanvraag moeten ingediend worden bij de managementautoriteit of secretariaat van het betreffende programma management. Aanvragen die betrekking hebben op aanvullende cofinanciering voor projecten waarvoor ergens anders een Europese bijdrage wordt aangevraagd moeten worden ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. Bij de indiening en afhandeling van de subsidie worden de geldende afspraken en regels gevolgd van de genoemde programma’s respectievelijk thematische fondsen.

Artikel 6.4.6 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 31 december 2030, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.5 Samenwerkingsprogramma INTERREG A 2014-2020 Duitsland-Nederland

Vervallen

Paragraaf 6.6 Thematische fondsen 2014-2020

Vervallen

Paragraaf 6.7 MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) Oost Nederland 2021 - Overijssel [vervallen]

Paragraaf 6.8 Versterken gemeentelijke informatiepositie vakantieparken

Artikel 6.8.1 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie, gemeenten ondersteunen bij het in beeld brengen van wat er speelt op vakantieparken. Het gaat om vakantieparken waar één of meer van de volgende situaties speelt of spelen:

  • a.

    De kwaliteit van het vakantiepark gaat achteruit.

  • b.

    Er zijn geen toeristische recreatieve mogelijkheden voor de toekomst.

  • c.

    Er zijn signalen van onveiligheid of leefbaarheidsproblemen.

Artikel 6.8.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van één of meer van de volgende onderzoeken:

    • a.

      een vitaliteitsscan;

    • b.

      een omgevingsscan;

    • c.

      een transformatiescan;

    • d.

      een veiligheids- en leefbaarheidsscan.

  • 2. Een vitaliteitsscan geeft inzicht hoe het vakantiepark scoort op kwaliteit en de toeristische recreatieve mogelijkheden voor de toekomst.

  • 3. Een omgevingsscan geeft inzicht in hoeverre een vakantiepark zich los van andere vakantieparken in de omgeving kan ontwikkelen of dat een aanpak voor meerdere parken in de omgeving nodig is.

  • 4. Een transformatiescan geeft inzicht voor welke andere functies een park zonder toeristisch recreatieve mogelijkheden voor de toekomst mogelijk in aanmerking zou kunnen komen, welke beperkende factoren er zijn als gekozen wordt voor een andere functie en wat er op hoofdlijnen nodig is voor een transformatie naar een andere functie.

  • 5. Een veiligheids- en leefbaarheidsscan geeft inzicht in welke mate er sprake is van onveiligheid en of leefbaarheidsproblematiek op het vakantiepark.

  • 6. Het onderzoek voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      In het geval van een vitaliteitsscan, transformatiescan of omgevingsscan is de parkeigenaar of een vereniging van eigenaren betrokken bij de opzet en uitvoering van het onderzoek.

    • b.

      In het geval van een veiligheids- en leefbaarheidsscan is de opzet en uitvoering van het onderzoek besproken met de relevante partijen in het veiligheids- en leefbaarheidsdomein.

    • c.

      Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige die gespecialiseerd is in het doen van onderzoeken op vakantieparken.

    • d.

      De opzet van het onderzoek is besproken met het Expertisecentrum Vitale Vakantieparken Overijssel en het Expertisecentrum Vitale Vakantieparken Overijssel heeft positief geadviseerd over de offerte van de in te huren onafhankelijke deskundige.

Artikel 6.8.3 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan een Overijsselse gemeente.

Artikel 6.8.4 Subsidiabele kosten

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.1.5 derde lid is van toepassing.

Artikel 6.8.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie is maximaal € 10.000,- per vakantiepark.

  • 3. In geval van een omgevingsscan is de subsidie maximaal € 10.000,- voor alle recreatieparken gezamenlijk die betrokken worden bij de omgevingsscan.

Artikel 6.8.6 Eigen bijdrage

Minimaal 25% van de subsidiabele kosten worden betaald met een bijdrage van de gemeente of derden.

Artikel 6.8.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Versterken gemeentelijke informatiepositie vakantieparken.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een offerte in. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.1.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.1 lid 2 sub c is niet van toepassing.

Artikel 6.8.8 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 6.8.9 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De resultaten van het onderzoek worden gedeeld met het Expertisecentrum Vitale Vakantieparken Overijssel.

  • 2. Het onderzoek start binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend.

  • 3. Het onderzoek is binnen 9 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend, afgerond.

Artikel 6.8.10 Looptijd

De subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 december 2023.

Paragraaf 6.9 Ondernemend Noaberschap

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 6.10 Product Markt Partner Combinaties (PMPC’s) Toerisme Overijssel

[Vervallen.]

Paragraaf 6.11 Breedbandinfrastructuur Overijssel

[Vervallen.]

Paragraaf 6.12 Retailvouchers

[Vervallen.]

Paragraaf 6.13 Kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt

[Vervallen.]

Paragraaf 6.14 Versnelling toekomstbestendige werklocaties

Artikel 6.14.1 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het op orde brengen van bestaande werklocaties door te sturen op kwantiteit en kwaliteit van werklocaties.

Artikel 6.14.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor uitvoering van activiteiten die versneld bijdragen aan de toekomstbestendigheid van een werklocatie of een deel daarvan. De activiteiten zijn in een projectplan opgenomen.

  • 2. De activiteiten voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    • a.

      De activiteiten zijn in een projectplan opgenomen welke door de gemeente, het parkmanagement of een groep ondernemers in afstemming met de provincie Overijssel is opgesteld. De betreffende gemeente is in ieder geval betrokken bij het schrijven van het projectplan.

    • b.

      De activiteiten dragen bij aan het toekomstbestendig maken van de werklocatie, waarbij wordt bijgedragen aan de energietransitie, aan natuurinclusiviteit, klimaatadaptatie of circulaire economie. Het opwekken van zonne-energie heeft daarbij extra aandacht.

    • c.

      De activiteiten hebben alleen betrekking op de uitvoering van ruimtelijk-fysieke projecten en de daartoe noodzakelijke benodigde planvorming. Activiteiten ter voorbereiding van het projectplan, gebruikelijke activiteiten of het beheer van de uitgevoerde activiteiten vallen daar niet onder.

    • d.

      Het duurzaam beheer van de uit te voeren activiteiten is voor minimaal 5 jaar geregeld.

    • e.

      De activiteiten starten binnen 1 jaar na de datum waarop de subsidie is verleend.

    • f.

      De activiteiten zijn binnen 3 jaar na de verlening van de subsidie afgerond.

    • g.

      De activiteiten hebben geen betrekking op winkelgebieden als werklocatie.

    • h.

      In het projectplan is beschreven op welke manier een nulmeting wordt gedaan.

    • i.

      In het projectplan is beschreven hoe samen met bedrijven wordt gekeken wat het minimale percentage is wat zij in zullen zetten op het klimaatneutraal productief zijn, de beoogde energiebesparing of opwekken van duurzame energie;

    • j.

      In het projectplan is opgenomen wat de kostenverdeling per activiteit is, wat de maximale provinciale bijdrage is, wie de subsidieaanvrager is en waar het project uitgevoerd wordt.

    • k.

      Voor de activiteiten in het projectplan is niet eerder subsidie gekregen op basis van deze subsidieregeling of op basis van paragraaf 2.15 Klimaatadaptatie van het Uitvoeringsbesluit.

    • l.

      Minimaal 50% van de begrote kosten van de activiteiten wordt betaald met een eigen bijdrage van ondernemingen of de gemeente. De eigen bijdrage van ondernemingen mag in natura zijn.

Artikel 6.14.3 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan de Overijsselse gemeente waar de betreffende werklocatie zich bevindt of aan een andere organisatie die in het projectplan als aanvrager wordt genoemd.

Artikel 6.14.4 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 komen de volgende kosten niet voor de subsidie in aanmerking:

  • a.

    De kosten van maatregelen die binnen 5 jaar zijn terugverdiend.

  • b.

    De kosten die betrekking hebben op wettelijk verplichte maatregelen.

  • c.

    De kosten van zonnepanelen.

Artikel 6.14.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 100% van het bedrag zoals afgesproken in het projectplan voor de betreffende werklocatie.

  • 2. De te verlenen subsidie is minimaal € 100.000,- en maximaal € 500.000,- per aanvraag. De maximale subsidie per deelnemende onderneming is nooit meer dan € 200.000,-.

Artikel 6.14.6 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 3 januari 2022 9.00 uur.

  • 2. De aanvraag moet uiterlijk 30 juni 2022 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 3. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Versnelling toekomstbestendige werklocaties.

  • 4. De aanvrager levert een begroting in. Het is verplicht het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.1 tweede lid is van toepassing.

  • 5. De aanvrager levert een projectplan voor de betreffende werklocatie in. Dit is een aanvulling op artikel 1.2.1.

Artikel 6.14.7 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de aanvraagperiode die genoemd is in artikel 6.14.6 leden 1 en 2.

Artikel 6.14.8 Aanvullende verplichting

De aanvrager is verplicht het beheer van de uitgevoerde activiteiten minimaal vijf jaar door te laten lopen.

Artikel 6.14.9 Staatssteun

Als de aanvrager een onderneming is, voldoet de subsidie aan De Algemene de-minimisverordening.

Artikel 6.14.10 Looptijd

De subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 juli 2023.

Paragraaf 6.15 Ondersteuning Nationaal Groeifondsaanvragen

Artikel 6.15.1 Doel

  • 1. Met deze subsidieregeling wil de provincie een aanvrager helpen om een onderbouwd voorstel bij het Nationaal Groeifonds in te dienen.

    Toelichting: Meer informatie is te vinden op https://www.nationaalgroeifonds.nl/

  • 2. Het doel van de subsidie is om:

    • a.

      een voorstel zo goed mogelijk uit te werken en te onderbouwen, zodat deze voldoet aan de criteria van het Nationaal Groeifonds; én

    • b.

      een formele aanvraag bij het Nationaal Groeifonds in te dienen.

Artikel 6.15.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor de uitwerking en voorbereiding van een voorstel voor het Nationaal Groeifonds, derde ronde.

  • 2. Er wordt een voorstel uitgewerkt met aandacht voor de volgende onderdelen:

    • a.

      Het bevat een onderbouwing van de te verwachten bijdrage aan de Nederlandse economie, zowel de financiële als de maatschappelijke kosten en baten en de juridische uitvoerbaarheid.

    • b.

      De deelnemende organisaties zijn benoemd, het programmamanagement is omschreven en er is aandacht besteed aan de praktische uitvoerbaarheid van het plan.

    • c.

      Het voorstel valt binnen ten minste een van de drie terreinen:

      • 1.

        kennisontwikkeling;

      • 2.

        [vervallen]

      • 3.

        onderzoek, ontwikkeling & innovatie.

    • d.

      Het voorstel heeft een financiële omvang van tenminste € 30 miljoen.

    • e.

      Het voorstel is aanvullend aan private investeringen.

    • f.

      Het voorstel is aanvullend aan bestaande publieke investeringen en valt niet binnen een bestaande regeling van de overheid.

    • g.

      Het voorstel is niet-structureel. Dat wil zeggen dat er eenmalig een investering nodig is om economische groei te mogelijk maken.

    • h.

      Het voorstel voldoet aan de toets van subsidiariteit. Dat wil zeggen dat de rijksoverheid het juiste bestuursniveau is om in een bepaald voorstel te investeren.

    • i.

      Het past binnen de financiële kaders van het Nationaal Groeifonds.

  • 3. De subsidie wordt gevraagd voor de uitwerking van het voorstel op de volgende onderdelen:

    • a.

      De bijdrage aan het duurzaam verdienvermogen op de lange termijn;

    • b.

      De strategische onderbouwing van het voorstel;

    • c.

      De kwaliteit van het plan;

    • d.

      De kwaliteit van de samenwerking en governance.

  • 4. Bij het voorstel zijn Overijsselse bedrijven, kennisinstellingen of medeoverheden als projectpartner betrokken. Dat wil zeggen dat zij meewerken aan de realisatie van een deel van de investeringen waarvoor een bijdrage vanuit het Nationaal Groeifonds wordt gevraagd. Dit kan door voor eigen rekening uren, materiaal, financiën of andere bijdragen die op geld zijn te waarderen, in te brengen als cofinanciering voor de investering.

  • 5. Het voorstel draagt bij aan één of meerdere strategische hoofdopgaven van de provincie, te weten:

    • a.

      Goede mobiliteit;

    • b.

      Voorbereid zijn op hitte, droogte en wateroverlast;

    • c.

      Vitaal landelijk gebied;

    • d.

      Een krachtige Economie;

    • e.

      Energietransitie;

    • f.

      Aantrekkelijk wonen in steden en dorpen;

    • g.

      Samen leven in Overijssel.

  • 6. Het voorstel draagt in belangrijke mate bij aan de versterking van het verdienvermogen, duurzame economische groei en samenwerking de brede welvaart in de provincie Overijssel. Dit blijkt uit het aantal punten dat het voorstel scoort op basis van scoretabel 1. Het voorstel scoort minimaal 8 punten, op basis van scoretabel 1.

Scoretabel 1:

Wegingscriteria

Score

a. Mate van bijdrage aan de strategische hoofdopgaven van de provincie, zoals genoemd in artikel 6.15.2 lid 5.

- 3 punten als bijdrage aan de strategische hoofdopgaven groot is

- 1 punt als bijdrage aan de strategische hoofdopgaven gemiddeld is

- 0 punten als bijdrage aan de strategische hoofdopgaven klein is

b. Mate waarin de kosten van de aanvraag bij het Nationaal Groeifonds worden gedekt door partijen uit Overijssel.

- Meer dan 50%: 2 punten

- Meer dan 25%: 1 punt

- 25% of minder: 0 punten

c. Bedrijven, kennisinstellingen en overheden zijn allen betrokken bij het voorstel (triple helix samenwerking)

ja: 1 punt

nee: 0 punten

d. Het voorstel is onderdeel van een van de Strategische Investerings- & Innovatieagenda’s (SIIA’s) van Oost Nederland

ja: 1 punt

nee: 0 punten

e. Aanvrager motiveert dat het voorstel een belangrijke bijdrage levert aan de Overijsselse economie.

Uitstekend: 2 punten

Goed: 1 punt

voldoende: 0 punten

f. Een deel van de investering waarvoor een bijdrage wordt gevraagd vanuit het Nationaal Groeifonds, vindt plaats in een Overijsselse gemeente(n) of uit een van de drie regio’s: Clean Tech, Zwolle, of Twente.

2 of meer regio’s: 2 punten

1 regio: 1 punt

Totale score

Score a+b+c+d+e+f

Artikel 6.15.3 Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan de penvoerder die namens de samenwerkingspartners van het voorstel de aanvraag in dient. De samenwerkingspartners hebben hun samenwerking alsmede de intentie om een aanvraag te dienen bij het Nationaal Groeifonds vastgelegd in een intentieverklaring die door alle samenwerkingspartners is ondertekend.

  • 2. De aanvrager is geen natuurlijk persoon.

Artikel 6.15.4 Subsidiabele kosten

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. Artikel 1.1.5 derde lid is van toepassing.

Artikel 6.15.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Als de aanvrager een medeoverheid of een onderneming is dan is de subsidie maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Als de aanvrager een stichting, vereniging, kennisinstelling of andere organisatie zonder winstoogmerk is, is de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie is maximaal € 50.000,- per aanvraag.

Artikel 6.15.6 Eigen bijdrage

  • 1. Als de aanvrager een medeoverheid of een onderneming is wordt minimaal 75% van de subsidiabele kosten betaald met een eigen bijdrage in geld van de aanvrager of derden.

  • 2. Als de aanvrager een stichting, vereniging, kennisinstelling of andere organisatie zonder winstoogmerk is, dan wordt minimaal 50% van de subsidiabele kosten betaald met een eigen bijdrage in geld van de aanvrager of derden.

Artikel 6.15.7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Ondersteuning Nationaal Groeifonds aanvragen.

  • 3. De aanvrager levert een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.1 is van toepassing.

  • 4. Per voorstel kan maximaal 1 keer een aanvraag ingediend worden.

Artikel 6.15.8 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 6.15.9 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De aanvrager zorgt ervoor dat het voorstel tijdig wordt ingediend voor de derde ronde van het Nationaal Groeifonds die in 2022 opgesteld wordt.

  • 2. Bij de uitwerking van het voorstel wordt rekening gehouden met de criteria zoals genoemd op www.nationaalgroeifonds.nl.

Artikel 6.15.10 Staatssteun

Als sprake is van staatssteun, dan voldoet de subsidie aan de Algemene De-minimisverordening.

Artikel 6.15.11 Looptijd

De subsidieregeling loopt van 3 januari 2022 tot 1 november 2022.

Paragraaf 6.16 MKB-Voucher digitalisering

Artikel 6.16.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    digitalisering: het proces om informatie of fysieke stukken om te zetten in digitale informatie of stukken. Onder digitalisering wordt ook verstaan het opnemen van digitale technologieën in bedrijfs- en sociale processen, met als doel deze te verbeteren;

  • -

    digitaliseringsplan: een plan voor minimaal 2 jaar, waarin acties en stappen van een onderneming zijn opgenomen op het gebied van digitalisering en digitale veiligheid, met als doel de bedrijfs-en sociale processen van de onderneming te verbeteren.

Artikel 6.12.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een krachtig Mkb door Mkb-ondernemingen, culturele instellingen en organisaties van cultuur- en sportevenementen in Overijssel te ondersteunen om stappen te zetten op het gebied van digitalisering en digitale veiligheid.

Artikel 6.16.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      het opstellen van een digitaliseringsplan;

    • b.

      het uitvoeren van een of meerdere van de volgende digitaliseringsactiviteiten:

      • 1.

        het digitaal koppelen van het aanbod, bedrijfsvoering en verkoop;

      • 2.

        het bouwen of ontwikkelen van een webshop die gekoppeld is aan de overige processen van de onderneming;

      • 3.

        het inrichten van de hardware en software om digitale veiligheid van de onderneming te verbeteren;

      • 4.

        het automatiseren van productieprocessen en het volledig maken van productiesystemen;

      • 5.

        optimaal beheren en gebruiken van data bij de onderneming;

      • 6.

        digitaal archiveren en digitaal op orde brengen van bedrijfsinformatie;

      • 7.

        het ontwikkelen van een nieuwe app voor de aanvragende Mkb-onderneming;

      • 8.

        het toepassen of verbeteren van Enterprise Resource Planning (ERP) of Manufacturing Execution System (MES) computerprogramma;

      • 9.

        digitaliseren van de financiële administratie.

  • 2. Het digitaliseringsplan voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het is opgesteld door een onafhankelijke derde met ervaring;

    • b.

      het is opgesteld na 1 januari 2021;

    • c.

      het is een plan voor minimaal 2 jaar;

    • d.

      het bevat in ieder geval de volgende informatie:

      • 1.

        een inleiding en bedrijfsprofiel;

      • 2.

        de uit te voeren digitaliseringsactiviteiten en beoogde resultaat en eindproduct;

      • 3.

        een planning voor 2 jaar, waarin is opgenomen wanneer welke digitaliseringsactiviteit uitgevoerd wordt;

      • 4.

        welke digitaliseringsactiviteiten uitgevoerd worden om de digitale veiligheid te verbeteren;

      • 5.

        de totale kosten en de financiering van de digitaliseringsactiviteiten.

  • 3. De digitaliseringsactiviteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden genoemd in het digitaliseringsplan van de onderneming;

    • b.

      de activiteiten zijn bestemd voor een Mkb-onderneming die fysiek gevestigd is in Overijssel. Hieronder vallen ook culturele en maatschappelijke instellingen en evenementen organisaties die tegen betaling diensten verlenen.

  • 4. De volgende digitaliseringsactiviteiten zijn geen subsidiabele activiteiten:

    • a.

      het bouwen of ontwikkelen van een website, behalve als het gaat om het bouwen of ontwikkelen van een webshop die gekoppeld is aan de overige processen van de onderneming;

    • b.

      zoekmachine optimalisatie zoals SEO en SEA;

    • c.

      aanschaf van hardware zoals laptops, computers en keyboards.

Artikel 6.16.4 Doelgroep

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan een BV, een NV, een maatschap, een v.o.f., een ZZP-er, eenmanszaak, stichting of een vereniging.

  • 2. De subsidie wordt alleen verstrekt aan Mkb-ondernemingen.

Artikel 6.16.5 Subsidiabele kosten

  • 1. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn de kosten van derden. Artikel 1.1.5 derde lid is van toepassing.

  • 2. De kosten van het digitaliseringsplan dat is opgesteld na 1 januari 2021 zijn wel subsidiabel, ook al is het digitaliseringsplan opgesteld voordat de aanvraag is ingediend. Dit is een afwijking van artikel 1.1.6 lid 3.

  • 3. De totale subsidiabele kosten per aanvraag bedragen minimaal € 5.000,- exclusief Btw en inclusief de kosten voor het opstellen van het digitaliseringplan.

Artikel 6.16.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het opstellen van een digitaliseringsplan is een vast bedrag van € 500,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor de uitvoering van de digitaliseringsactiviteiten is maximaal 40% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De totale subsidie voor het opstellen van het digitaliseringsplan en de uitvoering van digitaliseringsactiviteiten is samen minimaal € 2.000,- en maximaal € 10.000,- per aanvraag.

  • 4. De aanvrager kan maximaal één keer subsidie ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 6.16.7 Eigen bijdrage

Minimaal 60% van de subsidiabele kosten van de uitvoering van de digitaliseringsactiviteiten worden betaald met een bijdrage van de aanvrager of derden.

Artikel 6.16.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan ingediend worden vanaf 9 mei 2022 9.00 uur en moet uiterlijk 13 mei 2022 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier:

    • a.

      MKB voucher digitalisering 2022- retail;

    • b.

      MKB voucher digitalisering 2022- vrijetijdssector;

    • c.

      MKB voucher digitalisering 2022- culturele instellingen en organisaties van cultuur- en sportevenementen;

    • d.

      MKB voucher digitalisering 2022- agro&food

    • e.

      MKB voucher digitalisering 2022- overige sectoren.

  • 3. De aanvrager bepaalt zelf op basis van de SBI-code, welk aanvraagformulier gebruikt wordt. Op www.overijssel.nl/subsidie is een overzicht opgenomen van de sectorindeling op basis van de SBI-codes die de provincie hanteert.

  • 4. Als de activiteiten van de aanvrager onder meerdere sectoren vallen, dan bepaalt de aanvrager zelf van welk aanvraagformulier hij gebruik maakt.

  • 5. De aanvraag wordt ingediend voor het uitvoeren van de digitaliseringsactiviteiten eventueel in combinatie met een aanvraag voor het opgestelde digitaliseringsplan. Een aanvraag voor alleen het opgestelde digitaliseringsplan is niet mogelijk.

  • 6. De aanvrager kan maximaal een keer subsidie aanvragen op basis van deze subsidieregeling;

  • 7. De aanvrager levert aanvullend de volgende stukken in:

    • a.

      het opgestelde digitaliseringsplan;

    • b.

      een onderbouwing van de kosten van de digitaliseringsactiviteiten met offerte(s) of prijsopgaven door derden. De prijsopgave mag ook een verwijzing naar een prijs op een website zijn;

    • c.

      een factuur voor het opgestelde digitaliseringsplan als daarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 8. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.1 lid 2 sub c is niet van toepassing.

Artikel 6.16.9 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

  • 2. Er geldt een deelplafond voor:

    • a.

      de sector retail;

    • b.

      de sector vrijetijdssector;

    • c.

      de sector culturele instellingen en organisaties van cultuur-en sportevenementen;

    • d.

      de sector agro&food;

    • e.

      de overige sectoren.

  • 3. Welk deelplafond voor de aanvraag geldt, is afhankelijk van het gebruikte aanvraagformulier. Als de aanvrager een ander aanvraagformulier had willen of moeten gebruiken, dan wordt er een nieuw aanvraagformulier ingediend. Aanpassen van het al ingediende aanvraagformulier is niet mogelijk.

  • 4. Het subsidieplafond wordt verdeeld in volgorde van ontvangst op datum waarop de subsidieaanvraag compleet is.

  • 5. Op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, wordt er geloot tussen de aanvragen die op die dag volledig zijn. Dit is een afwijking van artikel 1.1.4 lid 1. De loting wordt uitgevoerd door een notaris.

Artikel 6.16.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht:

  • a.

    de activiteiten te starten binnen 3 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend;

  • b.

    de activiteiten binnen 24 maanden na de datum waarop de subsidie is verleend uit te voeren;

  • c.

    mee te werken aan de evaluatie van deze subsidieregeling.

Artikel 6.16.11 Staatssteun

De subsidie voldoet aan de Algemene De-minimisverordening, De-minimisverordening Landbouw en De-minimisverordening Visserij.

Artikel 6.16.12 looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2022.

Paragraaf 6.17 Beeldbepalende evenementen 2020 t/m 2023

Algemene toelichting

In het kader van het Evenementenbeleid 2020-2023 kunnen Gedeputeerde Staten beeldbepalende cultuur- en sportevenementen een financiële bijdrage verlenen. Deze evenementen hebben betekenis voor de sociale samenhang, de economie en de aantrekkelijkheid van de provincie. Voor de periode 2020-2023 kunnen organisaties van cultuur- en sportevenementen in Overijssel op grond van deze subsidieparagraaf subsidie aanvragen.

Artikel 6.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • evenement: een georganiseerde, tijdelijke gebeurtenis, bijgewoond door een verzameling mensen, die zich daarvoor in een inrichting of op een terrein bevindt of beweegt.

  • gevestigd cultuur- en sportevenement in Overijssel: een jaarlijks evenement dat minimaal twee aaneengesloten jaren al is georganiseerd of een periodiek evenement waarbij minimaal twee edities al zijn georganiseerd;

  • periodiek evenement: een evenement dat in een vast ritme van een aantal jaren georganiseerd wordt, variërend van twee tot vijf jaar.

  • investeringsvoorstel Evenementenbeleid 2020-2023: op 30 oktober 2019 door Provinciale Staten vastgesteld statenvoorstel met nr. 2019/1100951.

Artikel 6.17.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van een gevestigd cultuur- of sportevenement voor de periode 2020 tot en met 2023.

Toelichting: In 2019 wordt een aanvraag ingediend voor de periode 2020 t/m 2023.

Artikel 6.17.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.17.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon en de organisator van het evenement;

  • b.

    het evenement vindt plaats in Overijssel;

  • c.

    het evenement draagt bij aan de ambities zoals genoemd op pagina 2 van het Investeringsvoorstel Evenementenbeleid 2020-2023;

  • d.

    het evenement heeft een (inter)nationale dan wel provinciale uitstraling, af te leiden uit:

    • i.

      de herkomst van bezoekers/deelnemers van/aan het evenement;

    • ii.

      de betekenis van het evenement voor de tak van sport of voor de cultuuruiting;

    • iii.

      de wijze waarop het evenement Overijssel op de kaart zet;

  • e.

    het evenement heeft een groot bereik, af te leiden uit:

    • i.

      een groot mediabereik;

    • ii.

      de laagdrempelige toegankelijkheid voor een breed publiek en de koppeling met het DNA van Overijssel/regionale identiteit, als sprake is van een cultuurevenement;

    • iii.

      het stimuleren van sporten en bewegen, gericht op groei van de breedtesport binnen de tak van sport als sprake is van een sportevenement;

    • iv.

      het aantal bezoekers en deelnemers van/aan het evenement;

    • v.

      het aantal vrijwilligers en de verbondenheid met verenigingen, maatschappelijke organisaties en, het lokale/regionale bedrijfsleven;

    • vi.

      de toegankelijkheid van het evenement voor een inclusieve samenleving;

      Toelichting: het gaat hier om de toegankelijkheid van evenementen voor mensen met een (sociale) beperking, mensen met een lage economische status en mensen met een niet westerse achtergrond.

  • f.

    het evenement is van kwalitatief hoog niveau, af te leiden uit:

    • i.

      het concept en de programmering van het evenement;

    • ii.

      de kansen voor professionele groei van talent cultureel c.q. sportief;

    • iii.

      de professionele en stabiele organisatie van het evenement;

    • iv.

      de eventuele vernieuwing van het evenement of onderdelen ervan;

  • g.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 53 van de AGVV of de Algemene de-minimisverordening.

Artikel 6.17.4 Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de verdeling als bedoeld in artikel 6.17.8 en bedraagt nooit meer dan 50% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 66.666,- per jaar of per editie als sprake is van een periodiek evenement, voor de periode 2020 tot en met 2023.

Toelichting: De hoogte en het percentage van de subsidie zijn afhankelijk van de hoeveelheid aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 6.17.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 november 2019 vóór 17.00 uur.

Artikel 6.17.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Beeldbepalende Evenementen 2020 t/m 2023.

  • 2. De begroting en dekkingsplan als bedoeld in artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager, op een later door Gedeputeerde Staten te bepalen moment. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager op dat moment ook een berekening van de te verwachten exploitatiewinst op basis van een prognose van de winst en verliesrekening, over de periode 2020 tot en met 2023 van de te subsidiëren activiteiten.

    Toelichting: Op basis van de ingediende volledige aanvragen voeren Gedeputeerde Staten eerst een inhoudelijke toets uit en leggen deze aanvragen ter beoordeling voor aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel. De aanvragers van de aanvragen die voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 6.17.3 en die niet in strijd zijn met de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6.17.10, overleggen op verzoek van Gedeputeerde Staten een begroting en dekkingsplan als bedoeld in artikel 1.2.1 tweede lid en voegen tevens een berekening van de te verwachten exploitatiewinst over de periode 2020 tot en met 2023 bij. Gedeputeerde Staten zullen de in lid 2 genoemde informatie pas opvragen als de begroting 2020, en de daar bijbehorende verdeling over de jaarschijven, vastgesteld is door Provinciale Staten. Naar verwachting vindt dit plaats rond 11 december (2de monitor 2019).

Artikel 6.17.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Toelichting: de publicatie van het subsidieplafond gelijktijdig met deze subsidieparagraaf gepubliceerd op overheid.nl. Het subsidieplafond wordt vastgesteld voor de periode 2020 t/m 2023 onder voorbehoud van goedkeuring van de begrotingen 2020 t/m 2023 en de nadere uitwerking het Investeringsvoorstel evenementenbeleid in de begroting (2de monitor).

Indien Provinciale Staten niet instemmen met het voornoemde, zullen Gedeputeerde Staten het voorbehoud moeten inroepen. Dit kan tot gevolg hebben dat ingediende aanvragen die wel door de Adviescommissie Evenementen Overijssel als beeldbepalend zijn gekwalificeerd, alsnog afgewezen moeten worden.

Artikel 6.17.8 Volgorde van behandeling

In afwijking van artikel 1.1.4 eerste lid, verdelen Gedeputeerde Staten het subsidieplafond onder de subsidieaanvragen op basis van het aantal aanvragen die binnen de periode als bedoeld in artikel 6.17.5 zijn ingediend en voor de subsidie in aanmerking komen.

Artikel 6.17.9 Adviescommissie Evenementenbeleid Overijssel

Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.17.2 ter advies voor aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel, die advies geeft of voldaan wordt aan artikel 6.17.3 sub c tot en met f. De adviescommissie geeft tevens advies of sprake is van een evenwichtige spreiding over de regio’s en een balans tussen het aantal cultuur- en sportevenementen.

Artikel 6.17.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van:

  • a.

    het feit dat de totale begrote kosten € 100.000,- of minder bedragen per jaar of per edititie als sprake is van een periodiek evenement;

  • b.

    een aanvraag voor een evenement dat betrekking heeft op: een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk-dorpsfeest, fair en rommelmarkt, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, feestweek, autorodeo, trekkertrek, paasvuren, tentoonstelling, tijdelijke kunstijsbaan, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, tuinevenement, tuinexpositie, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten.

Artikel 6.17.11 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal 25% van de verleende subsidie.

Artikel 6.17.12 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    mee te werken aan een eventuele evaluatie van de provincie;

  • b.

    bij de uitvoering van de evenementen rekening te houden met de Wet natuurbescherming en beschermde aandachtsoorten.

Toelichting: meer informatie hierover is te vinden op: https://www.overijssel.nl/publish/pages/163396/brochure_evenementen_en_soortenbescherming.pdf Handreiking vergunningverlening en ontheffing verlening Wet natuurbescherming (zie hoofstuk 11 voor het onderdeel evenementen, hier staat aanvullende relevante informatie die niet in de brochure staat). https://www.overijssel.nl/publish/pages/163396/handreiking_soortenbescherming_definitief_juli_2019_web.pdf

Artikel 6.17.13 Tussenrapportage

  • 1. Overeenkomstig artikel 1.4.3 overlegt de subsidieontvanger jaarlijks voor 1 februari een tussenrapportage.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid overlegt de subsidieontvanger tevens een overzicht van de exploitatiewinst van de laatst plaatsgevonden editie van het evenement.

Artikel 6.17.14 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien de verleende subsidie minder dan € 125.000,- bedraagt overlegt de subsidieontvanger in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid bij de aanvraag tot vaststelling tevens een bestuursverklaring waaruit de werkelijk gemaakte exploitatiewinst van de subsidiabele activiteiten blijkt over de periode 2020 tot en 2023.

  • 2. Indien de verleende subsidie € 125.000,- of meer bedraagt overlegt de subsidieontvanger in aanvulling op artikel 1.5.3 de cumulatieve winst en verliesrekening over de gesubsidieerde activiteiten voor de periode 2020 tot en met 2023.

Artikel 6.17.15 Vaststelling subsidie

Indien uit de bestuursverklaring als bedoeld in artikel 1.5.2 tweede lid sub c of een bestuursverklaring als bedoeld in artikel 6.17.14 blijkt dat er sprake is van een exploitatiewinst, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast. In dat geval wordt minimaal 20% van de exploitatiewinst van de gesubsidieerde activiteit over de periode 2020 t/m 2023 in mindering gebracht op de subsidie.

Toelichting: de subsidieontvanger mag een redelijk deel van de exploitatiewinst behouden. Bij deze regeling geldt dat maximaal 80% (redelijke winst) van de exploitatiewinst behouden mag worden. Hiermee kan het evenement eventuele tegenvallers opvangen. Dit betekent dat minimaal 20% van de winst in mindering wordt gebracht op de subsidie.

Voorbeeld: stel dat de verleende subsidie € 95.000,- bedraagt voor de periode 2020 t/m 2023.

De werkelijke exploitatiewinst over deze periode bedraagt € 20.000,- dan wordt 20% van de exploitatiewinst (€ 4.000,-) in mindering gebracht op de subsidie. De subsidie wordt dan vastgesteld op € 91.000,- (€ 95.000- € 4.000 = € 91.000,-).

Dit kan betekenen dat de subsidieontvanger de subsidie geheel moet terugbetalen als blijkt dat 20% van de werkelijke exploitatiewinst gelijk is aan de verleende subsidie.

Artikel 6.17.16 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 31 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Toelichting: In artikel 6.17.3 sub g is opgenomen dat indien sprake is van staatssteun de subsidie moet voldoet aan artikel 53 van de AGVV. De op dit moment geldende AGVV is geldig tot 31 december 2020. Begin 2020 worden de subsidies op basis van deze subsidieparagraaf meerjarig verleend voor de periode 2020 t/m 2023. De verleende subsidies op basis van deze subsidieparagraaf vallen daarmee onder de overgangsbepaling en de aanpassingsperiode als bedoeld in artikel 58 lid 4 van de AGVV.

Paragraaf 6.18 Bijzondere kleinere evenementen 2022

Algemene toelichting

In het kader van het Evenementenbeleid 2020-2023 wensen Gedeputeerde Staten bijzondere kleinere evenementen te ondersteunen vanwege hun betekenis voor de sociale samenhang, economie en de aantrekkelijkheid van onze provincie.

Artikel 6.18.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van bijzondere kleinere evenementen in Overijssel.

Artikel 6.18.2 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.18.1 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon en de organisator van het evenement;

  • b.

    het evenement is een bestaand jaarlijks of periodiek terugkerend cultuur- of sportevenement. Bestaand betekent in elk geval al eenmaal georganiseerd in Overijssel.

  • c.

    als sprake is van een bestaand jaarlijks cultuur- of sportevenement dan vindt dit plaats in 2022, een periodiek terugkerend cultuur- of sportevenement vindt plaats in 2022 of 2023;

  • d.

    de activiteiten scoren ten minste 7 punten op basis van scoretabel 1.

Artikel 6.18.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,–.

Artikel 6.18.4 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.6 eerste lid zijn de vergoedingen voor de inzet in uren van vrijwilligers subsidiabel met een maximum uurtarief van € 15,–.

  • 2. [Vervallen].

Artikel 6.18.5 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 18 oktober 2021 en moet zijn ontvangen uiterlijk 12 november 2021 voor 17.00 uur.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem vloeit derhalve voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Artikel 6.18.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidie

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Bijzondere kleinere evenementen 2022.

Toelichting: In het aanvraagformulier wordt ook aandacht besteed aan de vraag welke maatregelen worden getroffen om de kans op uitvoering van het evenement in coronatijd zo groot mogelijk te laten zijn.

Artikel 6.18.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 6.18.8 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 6.18.2 gestelde criteria, in een prioriteitsvolgorde.

  • 2. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 3. De prioriteit wordt vastgesteld op basis van scoretabel 1.

    Scoretabel 1

    Onderdeel

    Cijfer

    het evenement heeft een onderscheidend karakter

    Ja: 3 punten

    Nee: 0 punten

    het evenement is lokaal maatschappelijk gedragen

    Ja: 1 punt

    Nee: 0 punten

    het evenement heeft regionale uitstraling

    Ja: 1 punt

    Nee: 0 punten

    het evenement voldoet aan de kwaliteitseis

    Ja: 1 punt

    Nee: 0 punten

    het evenement legt een koppeling met DNA van Overijssel/regionale identiteit

    Ja: 4 punten

    Nee: 0 punten

    Totale score

    Toelichting: In deze regeling wordt onder kwaliteitseis verstaan: De organisatie van het evenement heeft een heldere visie op de inhoud van de activiteiten. Ze motiveert de keuze van de activiteiten, geeft aan wat ze ermee wil bereiken en hoe ze zorgt voor een goede kwaliteit van de activiteiten. Ten aanzien van DNA/regionale identiteit: De aanvrager beschrijft op welk DNA onderdeel van Overijssel het evenement aansluit en toont aan waarom dat zo is. DNA/regionale identiteit is niet alleen een decor, maar is aantoonbaar benut en verwerkt in het evenement.

  • 4. Indien sprake is van een gelijke score stellen Gedeputeerde Staten de onderlinge rangschikking van de aanvragen vast door middel van loting door een notaris.

Artikel 6.18.9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie voor aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel 2020-2023 die advies geeft over:

  • a.

    het onderscheidend karakter van het evenement;

  • b.

    of het evenement lokaal maatschappelijk gedragen is;

  • c.

    of het evenement regionale uitstraling heeft;

  • d.

    of het evenement voldoet aan de kwaliteitseis;

  • e.

    of het evenement een koppeling legt met DNA van Overijssel/regionale identiteit.

Artikel 6.18.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    een aanvraag voor een evenement dat betrekking heeft op: een kermis, circus, beurs, congres, zowel lokale carnaval of lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk- dorpsfeest, fair en rommelmarkt, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, feestweek, autorodeo, trekkertrek, paasvuren, tentoonstelling, tijdelijke kunstijsbaan, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, tuinevenement, tuinexpositie, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten;

  • b.

    de totale begrote kosten van het evenement minder dan € 20.000,– bedragen.;

    Toelichting: Het gaat om de totale begrote kosten van het gehele evenement, inclusief de kosten die zijn begroot voor bijvoorbeeld de voorbereiding of uitvoering van het evenement.

  • c.

    de activiteiten van de aanvrager op grond van paragraaf 6.17 zijn aangemerkt als een Beeldbepalend evenement voor de periode 2020-2023;

  • d.

    voor het evenement al in 2020 of 2021 een subsidie is verleend op grond van deze paragraaf voor de uitvoering van de editie in 2022 of 2023.

Artikel 6.18.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.19 Stimulering innovaties gericht op verduurzaming agro&food sector

Ingetrokken

Paragraaf 6.20 Versterken MKB en ondernemerschap Overijssel [Ingetrokken]

Paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers - De Startversneller

Algemene toelichting

Startende ondernemers brengen dynamiek, vernieuwing en nieuwe werkgelegenheid in onze regionale economie. De provincie wil de startende ondernemers in Overijssel optimaal faciliteren om overlevingskansen van starters te vergroten, groei te versterken en ondernemerschap meer en meer aan te jagen. Gedeputeerde Staten willen startende ondernemers op basis van deze subsidieparagraaf ondersteunen bij het verbeteren van ondernemersvaardigheden die nodig zijn voor succesvol ondernemerschap, zoals zijn financiën, acquisitie of managementvaardigheden. Coaching en intervisie van (startende) ondernemers dragen bij aan het versterken van die essentiële ondernemersvaardigheden.

Tot voorjaar 2018 stelde de provincie het programma Ik Start Smart van de Kamer van Koophandel (KvK) beschikbaar aan startende en pas gestarte ondernemers. Omdat de KvK stopt met dit programma heeft de provincie gekozen voor de Startversneller van Oost NL. Deelnemers aan de Startversneller kunnen een voucher aanvragen voor coaching.

Artikel 6.21.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    coach: een professioneel deskundige die de startende ondernemer via coachingsgesprekken helpt bij het versterken van de ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden. De coach of het bedrijf dat hij/zij vertegenwoordigt, staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • -

    ondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt en voor de inkomstenbelasting als ondernemer wordt gezien;

    Toelichting: Op de website van de Belastingdienst is omschreven wanneer sprake is van een ondernemer:

    https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/winst/inkomstenbelasting/wanneer_bent_u_ondernemer_voor_de_inkomstenbelasting/wanneer_bent_u_ondernemer_voor_de_inkomstenbelasting .

  • -

    ondernemersvaardigheden: vaardigheden en kwaliteiten waarover een ondernemer beschikt om zelfstandig en onafhankelijk een eigen bedrijf te kunnen starten en voort te zetten;

  • -

    startende ondernemer: ondernemer die gaat starten of is gestart met een eigen bedrijf, een groeiambitie heeft of aan de slag gaat met digitalisering en/of duurzaamheid, wiens onderneming een vestigingsplaats heeft in Overijssel en die op het moment van de aanvraag voor de coaching maximaal vijf jaar geregistreerd staat in het register van de Kamer van Koophandel.

Artikel 6.21.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor coaching ten behoeve van de verbetering van ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden.

Toelichting: Bij coaching kan gedacht worden aan bijvoorbeeld ondersteuning bij communicatie of contact met klanten, ondersteuning bij het opstellen van een ondernemingsplan of ondersteuning bij het ontwikkelen van een nieuw product of dienst.

Artikel 6.21.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.21.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een startende ondernemer;

    • b.

      de startende ondernemer betaalt zelf minimaal 20% van de totale kosten van de coaching.

  • 2. De aanvraag voldoet in aanvulling op het eerste lid aan de criteria dat de coach:

    • a.

      minimaal vijf jaar aantoonbare ervaring heeft met coachen en over de benodigde competenties beschikt;

      Toelichting: De ervaring en competentie kunnen aangetoond worden door bijvoorbeeld te verwijzen naar relevante opleidingen en reeds gegeven coaching trajecten.

    • b.

      coaching als hoofdactiviteit heeft;

    • c.

      op het moment van de aanvraag een substantieel deel van het inkomen uit coaching of vergelijkbare activiteiten ter ondersteuning van ondernemers haalt;

    • d.

      ervaring heeft met het coachen van ondernemers;

    • e.

      een website heeft met minimaal een beschrijving van zijn dienstverlening;

    • f.

      minimaal drie referenties beschikbaar heeft uit de afgelopen twee jaar;

    • g.

      geen persoonlijke of zakelijke relatie heeft met de aanvragende startende ondernemer;

    • h.

      een marktconform tarief hanteert.

Artikel 6.21.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 500,- en een maximum van € 1.000,- per aanvraag en per ondernemer.

Als sprake is van een startende ondernemer, met meerdere eigenaren, dan bedraagt de subsidie per persoon niet meer dan € 1.000,-.

Toelichting: Overeenkomstig artikel 6.21.9 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de subsidie minder dan € 500,- bedraagt.

Artikel 6.21.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de kosten van de coach zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid.

Toelichting: De kosten voldoen aan de voorwaarden van artikel 1.1.5 derde lid. Hierin staat bijvoorbeeld dat het subsidiabele uurtarief van een coach niet meer bedraagt dan € 130,- exclusief btw.

Artikel 6.21.6 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, via de webpagina van Oost.nl.

Toelichting: Het aanvraagformulier is te vinden op https://oostnl.microsoftcrmportals.com/ .

Voorafgaand aan een aanvraag kan de aanvrager eerst een quickscan doorlopen op basis waarvan gekeken wordt of de aanvrager in aanmerking kan komen voor de subsidie.

Artikel 6.21.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.21.2 gebruik van het aanvraagformulier Voucherregeling startende ondernemers - De Startversneller.

  • 2. De aanvrager overlegt, in afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid, een offerte waaruit blijkt:

    • a.

      waarvoor de coaching wordt ingezet,

    • b.

      wanneer de coaching wordt gegeven; en

    • c.

      wat de totale kosten zijn, onder vermelding van het gehanteerde uurtarief.

Artikel 6.21.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.21.9 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

    • a.

      de aanvraag betrekking heeft op de inkoop van adviesdiensten;

      Toelichting: Hiermee wordt onder andere bedoeld inkoop van financieel of juridisch advies.

    • b.

      de aanvrager eerder een subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf;

      Toelichting: dat geldt dus ook voor de periode voor wijzigingen van deze paragraaf.

    • c.

      de aanvrager voor 1 oktober 2018 als deelnemer van het IkStartSmart programma van de Kamer van Koophandel of het programma TwenteMove2Social al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieparagraaf.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.7 tweede lid, weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de te verstrekken subsidie minder is dan € 500,-.

Artikel 6.21.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de coaching activiteit binnen 12 maanden na datum van de subsidievaststelling te hebben uitgevoerd.

Artikel 6.21.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 2 oktober 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.22 Kiezen, leren en werken in de techniek

Ingetrokken

Paragraaf 6.23 Innovatievouchers

[vervallen]

Paragraaf 6.24 Duurzame ondersteuning startende ondernemers

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 6.25 Vernieuwende arbeidsmobiliteitsconcepten

Ingetrokken

Paragraaf 6.26 Jonge bedrijfsopvolgers

Algemene toelichting

Familiebedrijven zijn voor de economische structuur van Overijssel zeer belangrijk. Door hun focus op continuïteit wordt de basis gelegd voor maatschappelijk ondernemen. Familiebedrijven zijn vaak sterk regionaal geworteld en hebben een belangrijke bijdrage in het regionale leefklimaat. Er zijn vele verklaringen voor het succes van het familiebedrijf maar de betrokkenheid van aandeelhouders bij het bedrijf is een belangrijke verklaring voor het succes.

Gedeputeerde Staten willen bedrijfsopvolging graag stimuleren en ondersteunen. Het gaat om  jonge ondernemers jonger dan 41 jaar die minder dan twee jaar geleden het familiebedrijf hebben overgenomen van een familielid. Met de subsidie kunnen jonge bedrijfsopvolgers investeren in het familiebedrijf waardoor het bedrijf duurzamer wordt en/of meer digitaliseert. Zo kunnen zij beter inspelen op marktontwikkelingen en wensen van de samenleving.

Artikel 6.26.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    bedrijfsopvolging: de dagelijkse bedrijfsvoering is overgenomen van een familielid in de eerste, tweede of derde graad;

    Toelichting: Eerstegraads familieleden zijn de partner, ouders, schoonouders, kinderen, schoonzoons, schoondochters. Tweedegraads familieleden zijn broers, zussen, kleinkinderen, opa's, oma's, schoonzussen, zwagers, stiefzussen, stiefbroers. Derdegraads familieleden zijn ooms, tantes, neven, nichten, overgrootouders, achterkleinkinderen.

  • -

    familiebedrijf: een bedrijf is een familiebedrijf als:

    • 1.

      er is sprake van een bedrijf waarin meerdere leden uit één familie actief kunnen zijn,

    • 2.

      het tenminste de tweede generatie betreft of dat het bedrijf binnenkort wordt overgedragen naar een volgende generatie.

  • -

    landbouwbedrijf: onderneming actief in de landbouwsector, met name de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten of de afzet van landbouwproducten.

Artikel 6.26.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende investeringen van een familiebedrijf:

  • a.

    vernieuwing of verbetering van het productieproces door digitalisering of gericht op verduurzaming;

  • b.

    een marktimplementatie van een nieuw product of nieuwe dienst door digitalisering of gericht op verduurzaming.

Artikel 6.26.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.26.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een familiebedrijf;

  • b.

    het familiebedrijf is een MKB-onderneming;

    Toelichting: De definitie van een MKB-onderneming is opgenomen in artikel 1.1.1.

  • c.

    het familiebedrijf is volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd in Overijssel;

  • d.

    er is sprake van bedrijfsopvolging door een familielid in de eerste, tweede of derde graad die bij het indienen van de aanvraag:

    • i.

      jonger dan 41 is;

    • ii.

      mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering van het familiebedrijf;

    • iii.

      uiterlijk twee jaar voor de datum van indiening van de aanvraag tenminste 25% zeggenschap, verbonden aan het eigendom van het familiebedrijf, in handen heeft gekregen;

      Toelichting: De registratie moet overeenkomen met wat er in de schriftelijke overeenkomst of de statuten staat.

    • iv.

      ten minste 25% eigenaar van het familiebedrijf is;

  • e.

    de investering draagt bij aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf;

  • f.

    de subsidie voldoet aan de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij;

  • g.

    [vervallen.]

Artikel 6.26.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele investeringskosten met een maximum van € 20.000,- per aanvrager.

Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij kan dit gevolgen hebbenop de hoogte van de subsidie.

Artikel 6.26.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 6.26.6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn kosten voor vervanging van machines en apparatuur voor machines en apparatuur met een gelijksoortige functie niet subsidiabel.

Artikel 6.26.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Jonge bedrijfsopvolgers;

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.26.2:

    • a.

      een projectplan waarin ten minste is opgenomen:

      • i.

        een beschrijving van de investering;

      • ii.

        een investeringsbegroting;

      • iii.

        op welke wijze de investering wordt gefinancierd;

      • iv.

        op welke wijze de investering bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf;

    • b.

      een schriftelijke overeenkomst of statuten waaruit de zeggenschap van de bedrijfsopvolger en de ingangsdatum van deze zeggenschap blijkt.

Artikel 6.26.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.26.9 Adviescommissie

Vervallen

Artikel 6.26.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 10.000,-;

  • b.

    het familiebedrijf een landbouwbedrijf betreft;

  • c.

    de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieparagraaf.

Artikel 6.26.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      binnen 12 maanden na subsidieverlening te zijn gestart met activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.26.2;

    • b.

      deel te nemen aan een evaluatie van de provincie;

    • c.

      deel te nemen aan een Leren-van-elkaar-kring in het kader van het project Family Next.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid is de bedrijfsopvolger verplicht:

    • a.

      de onderneming minimaal vijf jaar voort te zetten of, indien het om aandelen in een BV of NV gaat, minimaal vijf jaar eigenaar van de aandelen te blijven, en

    • b.

      de onderneming minimaal vijf jaar te blijven drijven.

Paragraaf 6.27 ZP-netwerkbijeenkomsten

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 6.28 Ondersteuning financiering Mkb-ondernemingen

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 6.29 1000 Kansen voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt

Vervallen.

Paragraaf 6.30 Stimuleren Innovatiegericht inkopen

Ingetrokken

Paragraaf 6.31 Snel groeiende bedrijven

Vervallen

Paragraaf 6.32 Sociale innovatie

Vervallen

Paragraaf 6.33 Ketensamenwerking Circulaire Kunststoffen

Vervallen

Paragraaf 6.34 Arbeidsmarkt Overijssel 2021

Algemene toelichting

Deze regeling is een uitwerking van het Statenvoorstel Samen naar een inclusieve, wendbare en toekomstgerichte arbeidsmarkt 2020-2023 (hierna Statenvoorstel).

De prioritaire thema’s inclusiviteit, tegengaan krapte en mismatch en leren en werken met nieuwe technologieën vormen de basis voor deze regeling. Binnen deze thema’s kan subsidie verstrekt worden voor de volgende projecten, die als actie genoemd zijn in het Statenvoorstel:

1. Cross-overs arbeidsmarkt met provinciale kernopgaven

Hierbij gaat het om arbeidsmarktprojecten die tevens bijdragen aan de uitvoering van andere provinciale kernopgaven. Leerwerktrajecten zijn uitgesloten. Hiervoor zijn de drie regionale scholingsfondsen beschikbaar. Enkele voorbeelden uit het Statenvoorstel zijn:

  • -

    een banenplan in combinatie met restauratie/onderhoud van cultureel erfgoed;

  • -

    aansluiting op het onderdeel werving en behoud van het personeel van het uitvoeringsprogramma vrijetijdseconomie 2020-2023, zoals o.a. het ontwikkelen van een kennispaspoort met ondernemers voor opleidingen en trainingen;

  • -

    het organiseren van loopbaanoriëntatie en begeleiding voor agrariërs die een overstap naar andere verdienmodellen en werkzaamheden overwegen.

2. Publiek-private samenwerkingsverbanden

Publiek- private samenwerkingsverbanden (hierna: PPS) van publieke en private partijen, zoals bedrijfsleven, overheden en onderwijs dragen bij aan een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Binnen de PPS wordt gewerkt aan een relevant arbeidsmarktvraagstuk en wordt duidelijk op welke wijze de samenwerking in de PPS een bijdrage levert aan de oplossing van dit vraagstuk. De PPS heeft een duurzaam karakter voor de toekomst. De provincie wil met deze subsidieregeling het samenwerken aan arbeidsmarktvraagstukken met vernieuwende manieren van opleiden en werken stimuleren.

De initiatieven dienen ook een bijdrage te leveren aan het realiseren van de provinciale kernopgaven, zie hiervoor het Statenvoorstel ‘Samen naar een inclusieve, wendbare en toekomstgerichte arbeidsmarkt 2020-2023’. Kennis van nieuwe technologieën en digitale vaardigheden zien wij hierbij als een noodzakelijke basis voor het opleiden voor de toekomstige arbeidsmarkt.

3. Talent behouden en aantrekken

De provincie wil met haar partners blijven investeren om talent te behouden en aan te trekken voor de regio. In de afgelopen periode heeft de provincie geïnvesteerd in concrete projecten. Met deze subsidieparagraaf wordt hierop voortgebouwd door in te zetten op de randvoorwaarden, zoals een aantrekkelijk woon-, werk-, en leefklimaat, employer branding door werkgevers en het organiseren van samenwerkingen en platforms waar vraag en aanbod samenkomen. Projecten op het gebied van huisvesting zijn uitgesloten.

4. Eén grensoverschrijdende arbeidsmarkt

De provincie wil bijdragen aan één goed werkende grensoverschrijdende arbeidsmarkt waar de grens niet als belemmering wordt ervaren. Projecten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen zijn o.a.:

  • -

    projecten die gericht zijn op een arbeidsmarkt waar grensoverschrijdende arbeidsmarktdata beschikbaar komt;

  • -

    projecten waarbij studenten en werkzoekenden hulp krijgen bij het vinden van stage en werkplekken;

  • -

    projecten op het gebied van een doorlopende leerlijn voor buurtaal en cultuur in het onderwijs;

  • -

    Wat betreft de diploma erkenning zetten wij in op het beter informeren van werkgevers over de waarde van diploma's over de grens.

Artikel 6.34.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    DNA van de regio: de kenmerken en eigenschappen zoals die blijken uit de arbeidsmarktagenda van de betreffende regio;

  • -

    scholingsfondsen: een fonds dat in het kader van een leven lang ontwikkelen is opgezet door iedere regio apart, te weten:

    • -

      Twents Fonds voor Vakmanschap

    • -

      Upgrade Jezelf regio Zwolle

    • -

      Scholingsfonds Cleantech Regio

  • -

    employer branding: inspanning van werkgevers om een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie te verkrijgen en behouden als werkgever in de mindset van medewerkers met als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers. Het gaat om employerbranding door werkgevers zelf en niet voor werkgevers;

  • -

    inclusiviteit: iedereen die kan en wil werken in Overijssel kan mee doen op de arbeidsmarkt;

  • -

    publiek-private samenwerking (PPS): een samenwerking van minimaal vier bedrijven en één of meerdere overheidsinstanties. Er is sprake van een langdurige samenwerking, vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. De samenwerking is er op gericht om een gezamenlijk overeengekomen doelstelling te bereiken gericht op een relevant arbeidsmarktvraagstuk. Alle deelnemende partijen brengen middelen in;

  • -

    samenwerkingsovereenkomst: een overeenkomst tussen alle betrokken partijen in de PPS, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de samenwerking eruit ziet, welke afspraken er zijn gemaakt over de verdeling van risico’s en opbrengsten, wie wat en hoeveel inbrengt, wat ieders rol is en de relatie tot de gezamenlijke doelstelling;

    Toelichting: Bij de inbreng van middelen kan gedacht worden aan onder andere tijd, geld of materialen.

  • -

    tegengaan krapte en mismatch op de arbeidsmarkt: het zorgen voor een betere aansluiting van vraag en aanbod op de Overijsselse arbeidsmarkt;

  • -

    provinciale kernopgaven: krachtige economie; goede bereikbaarheid; hitte, droogte en wateroverlast; energietransitie; aantrekkelijk wonen en ruimte; vitaal landelijk gebied; samenleven in Overijssel;

  • -

    regio: de volgende arbeidsmarktregio’s:

    • -

      Regio Deventer: Deventer Economisch Perspectief of Cleantech Regio

    • -

      Regio Twente: Twenteboard;

    • -

      Regio Zwolle: Economic Board Regio Zwolle

    • -

      indien sprake is van grensoverschrijdende arbeidsmarktprojecten: de Euregio;

  • -

    statenvoorstel: het op 22 januari 2020 door Provinciale Staten vastgestelde Statenvoorstel “Samen naar een inclusieve, wendbare en toekomstgerichte Overijsselse arbeidsmarkt 2020 t/m 2023” (Statenvoorstel nr. 2019/1101592)’.

Artikel 6.34.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    projecten die bijdragen aan het realiseren van voldoende deskundige vakmensen voor de uitvoering van onze provinciale kernopgaven, niet zijnde leerwerktrajecten, aangezien daarvoor gebruik gemaakt kan worden van de scholingsfondsen;

  • b.

    projecten die bijdragen aan een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs;

  • c.

    projecten die bijdragen aan talent behouden en aantrekken en die zich specifiek richten op:

    • i.

      een aantrekkelijk woon- werk en leefklimaat, uitgezonderd huisvesting;

    • ii.

      employer branding door werkgevers;

    • iii.

      het organiseren van samenwerkingen en platforms waar vraag en aanbod samenkomen. Het betreft de technische ontwikkeling van een platform voor personeels- en arbeidsmobiliteit met als doel vraag naar personeel en aanbod van personeel bij elkaar te brengen. Activiteiten gericht op profilering en zichtbaarheid, marketing, wervingscampagne, communicatie, branding, of projectmanagement komen niet in aanmerking voor de subsidie.

  • d.

    projecten gericht op een goed werkende grensoverschrijdende arbeidsmarkt, waar de grens niet als belemmering wordt ervaren.

Artikel 6.34.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

      • i.

        bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub a, c en d een rechtspersoon met een vestiging in Overijssel; én

      • ii.

        bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub b, een PPS waarvan de penvoerder één van de partijen is in de PPS;

      • iii.

        bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub c onder ii, een werkgever;

    • b.

      projecten worden uitgevoerd in Overijssel of hebben betrekking op Overijsselse inwoners;

    • c.

      het project draagt bij aan ten minste een van de volgende thema’s zoals verwoord in het Statenvoorstel:

      • i.

        inclusiviteit;

      • ii.

        tegengaan krapte en mismatch op de arbeidsmarkt;

      • iii.

        het leren en werken met nieuwe technologieën;

    • d.

      het project draagt bij aan de realisatie van de provinciale kernopgave ‘krachtige economie’ en daarnaast ook aan ten minste één andere provinciale kernopgave;

    • e.

      het project heeft een duidelijk en onderbouwd onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van lopende of bestaande initiatieven in de regio;

    • f.

      het project past bij het DNA van de regio;

      Toelichting: Er moet duidelijk worden gemaakt op welke wijze de regio is verbonden.

    • g.

      het project is juridisch, financieel en organisatorisch haalbaar;

    • h.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub b aan de volgende criteria:

    • a.

      er is sprake van een PPS;

    • b.

      de samenwerking is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst;

    • c.

      er is sprake van vernieuwende manieren van opleiden en werken;

    • d.

      het project richt zich op MBO- en HBO- niveau en het MKB;

    • e.

      vanuit het werkveld en partners wordt helder waarom het genoemde arbeidsmarktvraagstuk essentieel is en op welke wijze de PPS een bijdrage levert in de oplossing;

    • f.

      de aanvraag toont aan wat het verwachte kwalitatieve en kwantitatieve effect is op de regionale arbeidsmarkt en hoe de regio is verbonden;

    • g.

      er wordt samengewerkt aan arbeidsmarktvraagstukken met vernieuwende manieren van opleiden en werken;

    • h.

      de private partijen uit de PPS dragen gezamenlijk ten minste 40% van de begrote kosten bij, in geld of natura.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid, is bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub c onder ii, sprake van een samenwerking van minimaal vier mkb-bedrijven.

  • 4. In aanvulling op het eerste lid, voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub c onder iii aan de volgende criteria:

    • a.

      het betreft de technische ontwikkeling van een platform voor personeels- en arbeidsmobiliteit met als doel vraag naar personeel en aanbod van personeel bij elkaar te brengen;

    • b.

      er is sprake van een maatschappelijk verdienmodel, zonder winstoogmerk, een niet commercieel, open platform, waar iedereen kan toetreden, deelname is gratis;

    • c.

      de samenwerking en het platform is duurzaam in de zin van toekomstbestendig en is minimaal operationeel tot en met december 2023.

  • 5. In aanvulling op het eerste lid, voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub d aan de volgende criteria:

    • a.

      het initiatief heeft regionale impact en is beschikbaar voor andere regio's;

    • b.

      er is sprake van samenwerking tussen zowel Duitse als Nederlandse partners.

Artikel 6.34.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

  • a.

    € 50.000,- per aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub a, c en d;

  • b.

    € 100.000,- per aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub b.

Artikel 6.34.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Arbeidsmarkt Overijssel 2021.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 een projectplan waarin in ieder geval is omschreven:

    • a.

      welk vraagstuk centraal staat en welke relatie er is met de provinciale kernopgaven;

    • b.

      het onderscheidend vermogen ten opzichte van lopende of bestaande initiatieven in de regio;

    • c.

      op welke wijze de regio is verbonden en hoe het project past bij het DNA van de regio;

    • d.

      hoe het bestuur van het project eruit ziet: juridisch, financieel en organisatorisch en onder vermelding van de risico’s.

    • e.

      een plan van aanpak waarin inzicht wordt gegeven in de uitvoering.

    Toelichting: De hier genoemde onderdelen van een projectplan kunnen in overleg met de betreffende regio opgesteld worden. De aanvrager kan via de provincie in contact worden gebracht met de betreffende regio waar die afstemming plaatsvindt.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub b een samenwerkingsovereenkomst van de PPS

Artikel 6.34.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.34.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van deze subsidieparagraaf;

  • b.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 6.34.2 sub d subsidie is aangevraagd of verstrekt op grond van de Europese subsidieregeling INTERREG.

Artikel 6.34.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.4, 1.4.6 en 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten uiterlijk 31 december 2023 te hebben uitgevoerd;

  • b.

    mee te werken aan kennisdeling en monitoring van de provincie.

  • c.

    om door middel van een businessmodel aan te tonen dat de PPS invulling heeft gegeven aan de toekomstbestendigheid van de samenwerking.

Artikel 6.34.9 Looptijd

Deze regeling is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.35 Wetenschap en Techniek Primair onderwijs

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van wetenschap en techniek (inclusief digitale vaardigheden) in het basisonderwijs.

De subsidie is bedoeld voor de implementatie van het W&T Kompas Het W&T Kompas geeft scholen inzicht in hoeverre wetenschap en techniek is ingebed in hun school. Ook helpt het W&T Kompas om ontwikkeldoelen te formuleren die aansluiten bij de visie van de school.

Artikel 6.35.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    primair onderwijs (PO): het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het onderwijs op speciale scholen;

  • -

    Wetenschap en Techniek Kompas (W&T Kompas): tool die wordt gebruikt om scholen inzicht te geven in hoeverre wetenschap en techniek al is ingebed in hun school. Met het W&T Kompas doorloopt het school een proces dat wordt begeleid door W&T experts;

  • -

    W&T expert: iemand die de implementatie van het W&T kompas kan begeleiden bij een PO school en daarvoor een opleidingstraject heeft gevolgd bij Saxion, Windesheim of de Rolf groep.

    Toelichting: De meest actuele contactgegevens zijn te vinden op WTkompas.nl.

Artikel 6.35.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor begeleiding door een W&T expert bij implementatie van het W&T Kompas.

Artikel 6.35.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.35.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      een scholengemeenschap;

    • ii.

      een samenwerkingsverbanden of een stichting van scholen;

    • iii.

      een individuele school voor primair onderwijs;

  • b.

    de school voor primair onderwijs heeft een fysieke vestiging in Overijssel.

Artikel 6.35.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief van € 500,- per school.

  • 2. De ondergrens als bedoeld in artikel 1.1.7 tweede lid is niet van toepassing.

Artikel 6.35.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten van de begeleiding door een W&T expert zijn subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn kosten subsidiabel vanaf 22 januari 2020.

Artikel 6.35.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Wetenschap en Techniek Primair onderwijs.

Artikel 6.35.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.35.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 12 maanden na onvangst van de subsidie te hebben uitgevoerd;

  • b.

    mee te werken aan evaluatie en monitoring door de provincie.

Artikel 6.35.9 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.1.7, eerste en derde tot en met zesde lid, wordt de subsidie geweigerd als de betreffende school al gebruik heeft gemaakt van deze subsidieparagraaf.

Artikel 6.35.10 Looptijd

Deze regeling is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.36 Financieringsvouchers Mkb-ondernemingen, Coronacrisis 2020

Vervallen.

Paragraaf 6.37 Digitaliseringsvoucher MKB, culturele en maatschappelijke ondernemingen

[Vervallen]

Paragraaf 6.38 Family Next Overijssel

Algemene toelichting: In het programma Family Next werkt de provincie samen met het Landelijk Expertisecentrum Familiebedrijven, Kennispoort Regio Zwolle, MKB Deventer en Ondernemend Twente om Overijsselse familiebedrijven verder te helpen. De ondersteuning richt zich op drie thema’s: digitalisering, duurzaamheid en bedrijfsopvolging.

Deelnemers krijgen een intake en worden gekoppeld aan een ervaren ondernemer (coach). Zij ondersteunen familiebedrijven bij het uitwerken van een transitieplan op een of meerdere van de thema’s duurzaamheid, digitalisering en bedrijfsopvolging. Het Landelijk Expertisecentrum Familiebedrijven begeleidt de coaches.

Op basis van deze subsidieregeling kunnen familiebedrijven die deelnemen aan het programma, subsidie ontvangen voor de realisatie hun transititieplan. Aanmelden voor het Family Next programma kan (zolang er plekken beschikbaar zijn) via https://www.overijssel.nl/onderwerpen/economie/versterk/family-next/.

Artikel 6.38.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    coach: een ondernemer die in het kader van het project Family Next is gekoppeld aan een familiebedrijf en werkt aan vergroting van ondernemersvaardigheden waardoor het familiebedrijf beter in staat is een transitie door te voeren en de arbeidsproductiviteit te vergroten;

  • -

    familiebedrijf: een bedrijf is een familiebedrijf als:

    • -

      er is sprake van een bedrijf waarin meerdere leden uit één familie actief kunnen zijn,

    • -

      het tenminste de tweede generatie betreft of dat het bedrijf binnenkort wordt overgedragen naar een volgende generatie.

  • -

    family Next programma: een samenwerkingsprogramma van de provincie Overijssel met het Landelijk Expertisecentrum Familiebedrijven, Kennispoort Regio Zwolle, MKB Deventer en Ondernemend Twente om Overijsselse familiebedrijven verder te helpen. Deze ondersteuning richt zich op drie thema’s: digitalisering, duurzaamheid en bedrijfsopvolging;

  • -

    transitieplan: een plan van een familiebedrijf dat samen met een ervaren coach is opgesteld en waarin is opgenomen welke activiteiten dan wel investeringen een bedrijf de komende periode moet uitvoeren op het gebied van digitalisering, duurzaamheid en bedrijfsopvolging.

Artikel 6.38.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van het transitieplan.

Artikel 6.38.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een familiebedrijf dat gevestigd is in Overijssel en ten minste vijf medewerkers in dienst heeft;

  • b.

    de aanvrager is deelnemer van het Family Next programma;

  • c.

    de activiteiten dragen bij aan de groei of toekomstbestendigheid van het familiebedrijf;

  • d.

    de activiteiten liggen in lijn met de uitkomsten van het coachingstraject en wordt ondersteund met een positief advies van het kernteam Family Next;

  • e.

    de subsidie voldoet aan de algemene de-minimisverordening.

Artikel 6.38.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2000,- per familiebedrijf.

Toelichting: Overeenkomstig artikel 1.1.7 derde lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de subsidie minder dan € 1.000,- bedraagt.

Artikel 6.38.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

  • 2. De kosten van de activiteiten die maximaal 6 maanden voor de ontvangst van de aanvraag al gemaakt zijn, zijn wel subsidiabel. Dit is een afwijking van artikel 1.1.6 lid 3.

Artikel 6.38.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Family Next Overijssel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.38.2 een offerte voor de realisering van het transitieplan.

Artikel 6.38.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.38.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk 30 november 2023 vóór 17.00 uur.

Artikel 6.38.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van deze paragraaf.

Artikel 6.38.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen 6 maanden na datum van de subsidievaststelling te zijn gestart;

  • b.

    deel te nemen aan een evaluatieonderzoek door of namens de provincie;

  • c.

    deel te nemen aan een Leren-van-Elkaar-Kring in het kader van Family Next.

Artikel 6.38.11 Looptijd

Deze regeling is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.39 Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&Food sector

Algemene toelichting

Het doel van deze subsidieregeling is om initiatieven te ondersteunen die kringlooplandbouw in praktijk brengen bij een grote groep bedrijven of hiervoor een verdienmodel realiseren én de kennis en ervaringen hierover delen met de sector. Samenwerkingsverbanden met ondernemingen uit de Agro&Food, al dan niet in combinatie met keten- en/of regionale partijen, kunnen een aanvraag indienen. Om de bijdrage aan de beoogde transitie te bepalen, wordt de meetlat (met 9 criteria) zoals deze door LNV is beschreven in het Realisatieplan Visie LNV ‘Op weg met nieuw perspectief’, gehanteerd.

Artikel 6.39.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Agro&Food sector: de Agro&food sector betreft de voedselketen. De kern van Agro&Food bestaat uit de primaire agrarische productie van levensmiddelen en de verwerking hiervan in de voedingsmiddelenindustrie. Daarnaast worden groot- en detailhandel en een categorie ‘overig’, met daarin onderzoek en vervaardiging van hulpmiddelen zoals machines en meststoffen, tot de keten van Agro&food gerekend. De afbakening van de topsector Agro&food is gebaseerd op SBI 2008 en is uitgewerkt in de monitor topsectoren van het CBS.

  • -

    ecosysteemdiensten: de diensten die de natuur de mens biedt gerelateerd aan de landbouw;

    Toelichting: Ecosysteemdiensten die gerelateerd zijn aan de landbouw zijn onder andere bestuiving, bodemvruchtbaarheid, koolstofvastlegging in de bodem, aantrekkelijk landschap voor recreatie, natuurlijke plaagonderdrukking en waterregulatie.

  • -

    investeringsvoorstel: Investeringsvoorstel Agro&Food: kringlopen sluiten 2020-2023’, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 22 april 2020 met kenmerk PS/2020/1100726;

  • -

    kringlooplandbouw: landbouw waarbij zo min mogelijk afval vrij komt, de uitstoot van schadelijke stoffen zo klein mogelijk is en grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen worden benut;

  • -

    samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit niet in een groep verbonden deelnemers, waarvan ten minste 1 ondernemer uit de Agro&Food sector. Een vennootschap bestaande uit samenwerkende bedrijven wordt niet gezien als een samenwerkingsverband.

Artikel 6.39.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    demonstraties, praktijkleertrajecten en kennisdeling gericht op de realisatie van kringlooplandbouw;

  • b.

    de ontwikkeling van een beloningssysteem dat meerdere agrarische ondernemingen stimuleert om ecosysteemdiensten op het agrarisch bedrijf te verbeteren of uit te breiden, met inbegrip het vormen van een netwerk ten behoeve van de hiervoor genoemde activiteiten.

Artikel 6.39.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.39.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      een penvoerder die namens een samenwerkingsverband de aanvraag voor subsidie in dient;

    • ii.

      degene die de demonstraties, praktijkleertrajecten of kennisdeling levert aan ondernemingen, als sprake is van de subsidie als bedoeld in artikel 6.39.2 sub a, mits deze daarvoor aantoonbaar voldoende is gekwalificeerd en kan aantonen dat er een concrete vraag is vanuit de primaire agrarische sector;

      Toelichting: Of sprake is van voldoende kwalificatie kan o.a. blijken uit referentieprojecten.

  • b.

    de activiteiten dragen bij aan:

    • i.

      de transitie naar vormen van kringlooplandbouw en een verduurzaming van de voedselketen, mét een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering; en

    • ii.

      aan de doelstelling en ambities zoals verwoord in het investeringsvoorstel;

  • c.

    de activiteiten dragen bij aan de volgende doelen uit de meetlat kringlooplandbouw van LNV:

    • i.

      het sluiten van kringlopen, het terugdringen van emissies en het verminderen van verspilling van biomassa in het gehele voedselsysteem; én aan

    • ii.

      het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarisch ondernemer in de keten;

  • d.

    de activiteiten dragen bij aan ten minste twee van de volgende doelen uit de meetlat kringlooplandbouw van LNV, wat tevens inhoudt dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de overige hieronder genoemde doelen:

    • i.

      ze leveren een bijdrage aan de klimaatopgave voor landbouw en landgebruik;

    • ii.

      ze bevorderen de aantrekkelijkheid en vitaliteit van het platteland en dragen bij aan een bloeiende regionale economie;

    • iii.

      ze leveren winst op voor ecosystemen (water, bodem, lucht), biodiversiteit en de natuurwaarde van het boerenlandschap;

    • iv.

      ze bevorderen het dierenwelzijn;

    • v.

      ze leveren een bijdrage aan de erkenning van waarde van voedsel en het versterken van de relatie tussen boer en burger;

    • vi.

      ze versterken de positie van Nederland als ontwikkelaar en exporteur van integrale oplossingen voor klimaatslimme en ecologisch duurzame voedselsystemen; of

    • vii.

      ze dragen wat betreft visserij bij aan een duurzaam bestandsbeheer zonder schade aan de natuurlijke omgeving;

    • viii.

      uit de aanvraag blijkt dat de beoogde effecten ook na afloop van de subsidieperiode in stand kunnen worden gehouden;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, eerste lid van het VWEU, én er is sprake van:

    • i.

      investeringen op een landbouwbedrijf, dan voldoet de subsidie aan artikel 14 van de LVV;

    • ii.

      aviesdiensten dan voldoet de subsidie aan artikel 21 lid 3 sub a van de LVV of artikel 22 van de LVV;

    • iii.

      andere activiteiten dan de activiteiten zoals genoemd onder i of ii, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening, de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij;

Artikel 6.39.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,- per aanvraag, waarbij de subsidie voor:

  • a.

    productieve investeringen op een landbouwbedrijf maximaal 40% van de investeringskosten per landbouwondernemer bedraagt;

  • b.

    adviesdiensten maximaal € 1.500,- per landbouwondernemer bedraagt.

Toelichting: Als de subsidieontvanger al subsidie heeft ontvangen voor dezelfde activiteit dan kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidieverlening.

Artikel 6.39.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&Food sector.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.39.2:

    • a.

      een projectplan waaruit in ieder geval blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.39.3 sub a tot en met d wordt voldaan;

    • b.

      een samenwerkingverklaring, als sprake is van een aanvraag van een samenwerkingsverband.

Toelichting: Er zijn geen inhoudelijke eisen gesteld aan een samenwerkingsverklaring. Voorbeelden van een samenwerkingsverklaring is te vinden op www.overijssel.subsidie .

Artikel 6.39.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.39.7 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.39.2 van € 10.000,– of meer ter advies voorleggen aan de Adviescommissie Agro&Food, die advies geeft of de aanvraag voldoet aan de gestelde criteria onder 6.39.3 sub a (ii) en sub b t/m d en artikel 6.39.8 sub c.

Artikel 6.39.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 5.000,–;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    het beoogde effect van de activiteiten, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, onvoldoende is in relatie tot de gevraagde subsidie.

Artikel 6.39.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen drie jaar na subsidieverlening en uiterlijk 31 december 2025 te hebben uitgevoerd;

  • b.

    de resultaten van of kennis over de activiteiten te delen met de sector in een vorm naar keuze;

  • c.

    deel te nemen aan een evaluatie onderzoek van de provincie.

Artikel 6.39.10 Looptijd

Deze regeling loopt tot 31 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.40 Jongeren in het MKB

Vervallen

Paragraaf 6.41 MKB-voucher

Vervallen

Paragraaf 6.42 Ondersteuning Startershubs

Vervallen

Hoofdstuk 7 Culturele infrastructuur en monumentenzorg

Paragraaf 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024

Algemene toelichting

In het Cultuurbeleid 2021-2024 is opgenomen dat de provincie culturele instellingen die een meerjarige subsidie ontvangen van het Rijk of een Rijkscultuurfonds, i.c. het Fonds voor Cultuurparticipatie of het Mondriaanfonds, kan co-financieren.

Daarnaast is in het Cultuurbeleid opgenomen dat de provincie instellingen die een netwerk vertegenwoordigen op gebied van theater, pop en film en organisaties op gebied van erfgoed- cultuureducatie en bibliotheekbeleid ondersteunt.

De organisaties die tot voornoemde doelgroep behoren en zijn opgenomen in de de tabel bij deze paragraaf kunnen op basis van deze regeling een aanvraag voor subsidie indienen.

Artikel 7.1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Subsidieregeling Culturele basisinfrastructuur: Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 oktober 2019, nr.17644318;

  • b.

    Rijkscultuurfonds: het Mondriaanfonds, of het Fonds voor Cultuurparticipatie

  • c.

    Erfgoedwet: Wet van 9 december 2015, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed.

Artikel 7.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een meerjarige subsidie verstrekken voor:

  • a.

    activiteiten zoals opgenomen in het meerjarige activiteitenplan van de aanvrager;

  • b.

    activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van de provincie zoals verwoord in het Statenvoorstel Cultuurbeleid 2021-2024.

    Toelichting: De aanvrager geeft in de aanvraag voor subsidie een omschrijving van de activiteiten die uitgevoerd worden om bij te dragen aan de doelstellingen van de provincie. De provincie kan daarbij adviseren en verplichtingen opleggen ter verwezenlijking van het doel.

Artikel 7.1.3 Voorbehoud

Meerjarige subsidie wordt verstrekt onder voorbehoud van goedkeuring van de provinciale begroting 2021, 2022, 2023 en 2024.

Artikel 7.1.4 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.1.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een van de volgende culturele instelling of organisatie:

    • i.

      instellingen die op basis van de Erfgoedwet of de Subsidieregeling Culturele Basisinfrastructuur subsidie ontvangen in de periode 2021-2024;

    • ii.

      instellingen die meerjarige subsidie ontvangen van een Rijkscultuurfonds in de periode 2021-2024;

    • iii.

      overige instellingen en organisaties die zijn opgenomen in tabel 1.

      Toelichting: Voor instellingen die zijn opgenomen in tabel 1 is in de provinciale begroting een bedrag gereserveerd voor de betreffende subsidieperiode.

  • b.

    de activiteiten dragen bij aan de realisatie van de doelstellingen zoals verwoord in het statenvoorstel Cultuurbeleid 2021-2024;

    Toelichting: Het statenvoorstel is te vinden op www.overijssel.notubiz.nl .

  • c.

    de aanvrager draagt, daar waar mogelijk, bij aan de drie uitgangspunten van het Cultuurbeleid Overijssel 2021-2024: cultuur toegankelijk voor iedereen, samenwerking en verbindingen met andere sectoren en opgaven;

  • d.

    de aanvraag van Phion voldoet aanvullend aan de voorwaarden zoals opgenomen in statenvoorstel PS/2018/693;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan artikel 53 van de AGVV.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 7.1.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van het bedrag zoals voor die aanvrager is opgenomen in tabel 1.

    Toelichting: De subsidie is een maximum bedrag en wordt niet geïndexeerd.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen minder subsidie verlenen dan het maximum bedrag zoals genoemd in tabel 1, als het activiteitenplan van de aanvrager, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen zoals verwoord in het Statenvoorstel Cultuurbeleid 2021-2024.

  • 3. In geval een aanvrager een instelling uit Gelderland betreft, is de subsidie nooit meer dan de subsidie die verstrekt is door de provincie Gelderland.

Artikel 7.1.6 Subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.5 zijn kosten voor het gebruik van materiaal, kosten voor communicatie, kosten voor het gebruik van gas, water en energie, kosten van onderhoud, kosten van huur en algemene administratiekosten van de instelling, die toe te rekenen zijn aan het doel van de subsidie, subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 gelden voor de instellingen als bedoeld in artikel 7.1.4 sub a onder i en ii de subsidiabele kosten zoals opgenomen in de betreffende Subsidieregeling Culturele basisinfrastructuur dan wel de regeling Talent en Festivals van het Fonds voor Cultuurparticipatie en de regeling Bijdrage Programma’s Kunstpodia van het Mondriaanfonds.

Artikel 7.1.7 Subsidieperiode

  • 1. Een meerjarige subsidie voor de periode 2021 tot en met 2024 wordt verstrekt aan instellingen zoals bedoeld onder artikel 7.1.4 sub a onder i en ii.

  • 2. Een meerjarige subsidie voor de periode 2021 tot en met 2022 respectievelijk 2023 tot en met 2024 wordt verstrekt aan een instelling als bedoeld in artikel 7.1.4 sub a onder iii.

Artikel 7.1.8 Indieningstermijn aanvraag voor subsidie

In afwijking van artikel 1.2.2 kan een aanvraag voor subsidie voor de subsidieperiode 2023 tot en met 2024 ingediend worden vanaf 1 oktober 2022.

Artikel 7.1.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Kader Culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      Een begroting voor de betreffende subsidieperiode, waaruit de verwachte omzet, kosten en nettowinst blijken;

      Toelichting: Uit de (meerjaren)begroting blijkt ook welke kosten worden gemaakt voor de te subsidiëren activiteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de subsidiabele kosten genoemd in artikel 7.1.6, eerste lid.

    • c.

      Indien de aanvrager een instelling is die een meerjarige bijdrage ontvangt, op grond van de Erfgoedwet, de Subsidieregeling Culturele Basisinfrastructuur of vanuit een van de hierboven genoemde Rijkscultuurfondsen:

      • i.

        de bijlagen bij de aanvraag zoals ingediend bij het Rijk of het betreffende Rijkscultuurfonds;

      • ii.

        het besluit van het Rijk of de Rijkscultuurfondsen tot verlening van de subsidie;

      • iii.

        het besluit van de provincie Gelderland indien de aanvrager Phion betreft.

Artikel 7.1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast voor 2021 tot en met 2024, onder voorbehoud van vaststelling van de provinciale begroting voor 2021, 2022, 2023 en 2024.

Artikel 7.1.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.4.1 t/m 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht om mee te werken aan de door de provincie of in opdracht van de provincie uit te voeren monitoring of onderzoek.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van de doelstellingen zoals verwoord in het Statenvoorstel Cultuurbeleid 2021-2024.

Toelichting: Als een aanvrager niet kan voldoen aan die verplichtingen dan kan dit van invloed zijn op de hoogte van de te verlenen subsidie of de subsidievaststelling.

Artikel 7.1.12 Tussenrapportage

In aanvulling op artikel 1.4.3 overlegt de subsidieontvanger bij de tussenrapportage tevens de cumulatieve winst en verliesrekening over het voorgaande jaar.

Artikel 7.1.13 Aanvullende bepalingen voor instellingen die subsidie ontvangen op basis van de regelingen zoals genoemd in artikel 7.1.1

Indien sprake is van een subsidie aan instellingen als bedoeld in 7.1.4 sub a onder i en ii, dan kunnen sluiten Gedeputeerde Staten bij verlening, vaststelling, eventuele wijziging of intrekking van de subsidie, aansluiten bij het besluit van het Rijk of de Rijkscultuurfondsen.

Artikel 7.1.14 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van:

  • a.

    maximaal 25% van de verleende subsidie indien sprake is van een subsidieverlening voor vier jaar;

  • b.

    maximaal 50% van de verleende subsidie indien sprake is van een subsidieverlening voor twee jaar.

Artikel 7.1.15 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling tevens:

  • a.

    het vaststellingsbesluit van het Rijk, indien sprake is van een subsidieverlening op basis van de Erfgoedwet of een subsidieverlening op basis van de Subsidieregeling Culturele Basisinfrastructuur;

  • b.

    het vaststellingsbesluit van het Rijkscultuurfonds indien sprake is van een subsidieverlening aan een instelling door een Rijkscultuurfonds.

  • c.

    de cumulatieve winst en verliesrekening over de subsidieperiode waaruit de nettowinst blijkt, indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert als bedoeld in artikel 7.1.4 sub e.

Artikel 7.1.16 Vaststelling subsidie

Indien uit de cumulatieve winst en verliesrekening als bedoeld in artikel 7.1.15 sub c blijkt dat er sprake is van een bovenredelijke exploitatiewinst, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast.

Toelichting: In de praktijk wordt de bovenredelijke exploitatiewinst in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

Artikel 7.1.17 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot 31 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Bijlage1 bij paragraaf 7.1:

Tabel 1

Meerjarenraming

Omschrijving

Maximum subsidie

Begroting 2021

2022

2023

2024

Genootschap Het Oversticht

1.247.768,00

631.708,00

616.060,00

Rijksmuseum Twenthe

300.000,00

75.000,00

75.000,00

75.000,00

75.000,00

Stichting Monumentenwacht Overijssel

650.622,00

325.311,00

325.311,00

RIBO

103.206,00

51.603,00

51.603,00

Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed NL

100.000,00

50.000,00

50.000,00

Inzet Nedersaksische taal en cultuur HCO

802.182,00

401.091,00

401.091,00

Nederlandse Reisopera

800.000,00

200.000,00

200.000,00

200.000,00

200.000,00

Filmkenniscentrum

103.000,00

51.500,00

51.500,00

Kunstenlab

100.000,00

50.000,00

50.000,00

TETEM

600.000,00

150.000,00

150.000,00

150.000,00

150.000,00

De Fundatie

5.168.000,00

1.292.000,00

1.292.000,00

1.292.000,00

1.292.000,00

Jeugdtheater Sonnevanck

1.270.464,00

317.616,00

317.616,00

317.616,00

317.616,00

Introdans

422.800,00

105.700,00

105.700,00

105.700,00

105.700,00

Oostpool

422.800,00

105.700,00

105.700,00

105.700,00

105.700,00

Kunstvereniging Diepenheim

200.000,00

100.000,00

100.000,00

Phion

3.800.000,00

950.000,00

950.000,00

950.000,00

950.000,00

OKTO

486.300,00

243.150,00

243.150,00

Cultuureducatie met kwaliteit Rijnbrink

3.330.000,00

870.000,00

870.000,00

795.000,00

795.000,00

De Nieuwe Oost

1.800.000,00

450.000,00

450.000,00

450.000,00

450.000,00

Theaterschip Deventer

200.000,00

50.000,00

50.000,00

50.000,00

50.000,00

Britten

200.000,00

50.000,00

50.000,00

50.000,00

50.000,00

netwerkorganisatie Pop (via de drie poppodia)

422.800,00

211.400,00

211.400,00

Kunstbende

46.400,00

11.600,00

11.600,00

11.600,00

11.600,00

Prinses Christina Concours

38.000,00

9.500,00

9.500,00

9.500,00

9.500,00

Provinciale Bibliotheek Amateur Muziek

92.436,00

46.218,00

46.218,00

Overijsselse Bibliotheekdienst

5.407.564,00

2.703.782,00

2.703.782,00

Totaal meerjarenplafond

28.084.342,00

9.502.879,00

9.487.231,00

4.562.116,00

4.562.116,00

Toelichting: De bedragen genoemd in tabel zijn onder voorbehoud van vaststelling van de betreffende provinciale begrotingen door Provinciale Staten.

Paragraaf 7.2 Restauratie Rijksmonumenten

Algemene toelichting

Met ingang van 2012 heeft het Rijk middelen voor de restauratie van rijksmonumenten overgedragen aan de provincies. Deze regeling is daar een uitwerking van. Deze regeling is staatssteunproof. De Nationale Monumentenregeling kan gebruikt worden voor steun aan monumenten. Steunmaatregelen op basis van deze regeling hoeven niet aangemeld te worden bij de Europese Commissie.

Artikel 7.2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • Brim: vervallen;

  • energiebesparende maatregelen: [vervallen];

  • energieonderzoek: [vervallen];

  • groen monument: een van rijkswege beschermd monument of zelfstandig onderdeel, zijnde een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting;

    toelichting: Bijvoorbeeld een park- of tuinaanleg.

  • herbestemming: [vervallen];

  • herbouwwaarde: [vervallen];

  • inspectierapport: rapport dat de technische of fysieke staat van een rijksmonument of zelfstandig onderdeel beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie;

  • POM: een professionele organisatie voor monumentenbehoud zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

  • restauratieplan: overzicht van de uit te voeren werkzaamheden. Het restauratieplan bevat tenminste:

    • -

      een tekening van de bestaande situatie en een plantekening van het beoogde resultaat;

    • -

      een werkomschrijving waaruit blijkt welke maatregelen worden getroffen;

  • rijksmonument: een van rijkswege beschermd monument of zelfstandig onderdeel, opgenomen in het landelijke Monumentenregister, niet zijnde een woonhuis met een woonhuisfunctie;

    toelichting: Voor een orgel dat onderdeel is van een rijksmonument kan als zelfstandig onderdeel een aanvraag worden ingediend.

  • Rijksmonumentenregister: lijst van alle onroerende zaken in Nederland die een rijksmonument zijn omdat ze van nationale betekenis zijn, te raadplegen via www.monumentenregister.nl

  • Sim: de Subsidieregeling instandhouding monumenten, die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

  • woonhuis: [vervallen].

Artikel 7.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de restauratie van een rijksmonument.

Artikel 7.2.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is de eigenaar van het rijksmonument;

    • b.

      het rijksmonument bevindt zich binnen de Overijsselse provinciegrenzen;

    • c.

      de subsidiabele kosten bedragen ten minste € 100.000,- en maximaal € 1.000.000,-;

    • d.

      [vervallen];

    • e.

      [vervallen];

    • f.

      de restauratie wordt uitgevoerd door een aantoonbaar deskundig restauratiebedrijf dat werkt volgens de in de beroepsgroep geldende kwaliteitsnormen en richtlijnen;

    • g.

      op de restauratieplaats wordt ten minste één leerlingplaats voor een leerling in de restauratiebouw, tuin- en parkaanleg of archeologie gerealiseerd;

      toelichting: Om ook in de toekomst vakkundig en kwalitatief hoogstaand restauratiewerk mogelijk te maken is het noodzakelijk dat restauratieleerlingen worden opgeleid voor dit specialistische vak. Zonder de benodigde praktijkervaring is het succesvol afronden van een leertraject niet mogelijk. De provincie hecht er daarom aan dat op projecten die subsidie ontvangen voor restauratie voor ten minste één leerling in de restauratiebouw een leerlingplaats wordt gerealiseerd. Indien de aard van de werkzaamheden de inzet van leerlingen uitsluit overlegt de aanvrager hierover een verklaring van het restauratiebedrijf.

    • h.

      [vervallen].

    • i.

      de subsidie voor de restauratie van een rijksmonument voldoet aan artikel 53 van de AGVV.

      Toelichting: Deze subsidie wordt verleend op basis van het Monumentenkader, welke door het ministerie van OCW is kennisgegeven is bij de Europese Commissie (SA.40475).

Artikel 7.2.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten.

Artikel 7.2.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 is voor de berekening van de subsidiabele kosten artikel 4 van de Sim en de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 van de Sim van toepassing.

Artikel 7.2.6 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 5 juli en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 september voor 17:00 uur van het betreffende kalenderjaar.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, Kamer van Koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

Artikel 7.2.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Restauratie Rijksmonumenten.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      Een inspectierapport, niet ouder dan twee jaar;

    • b.

      een restauratieplan;

    • c.

      een actuele begroting, die gespecificeerd is in hoeveelheden, manuren, materialen, stelposten en onderaannemers. De aanvrager maakt daarbij gebruik van het begrotingsformat van het Rijk;

      Toelichting: dit begrotingsformat is te vinden op de website van Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/subsidie-instandhouding-rijksmonumenten/aanvraag-instandhoudingssubsidie-voorbereiden ).

    • d.

      [Vervallen];

    • e.

      [Vervallen];

    • f.

      [Vervallen];

    • g.

      voor zover het een zelfstandig onderdeel van een beschermd archeologisch monument betreft, een overzichtskaart waarop de betrokken kadastrale percelen zijn aangegeven;

    • h.

      voor zover het een groen monument betreft, een overzichtskaart van de groenaanleg met de plaats van de werkzaamheden en voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft, de kadastrale percelen;

    • i.

      [Vervallen];

    • j.

      [Vervallen];

    • k.

      een vergunning van de gemeente voor de uit te voeren werkzaamheden, dan wel een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn. Indien deze stukken bij het indienen van de aanvraag nog niet zijn verkregen, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde tot het verkrijgen van de betreffende vergunning dan wel verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn;

    • l.

      [Vervallen].

Artikel 7.2.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.2.9 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen voor de restauratie van een rijksmonument die voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 7.2.3, in een prioriteitsvolgorde. De prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 1.

  • 2. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dat toelaat.

    Scoretabel 1 ONDERDEEL

    PUNTEN

    Het rijksmonument is eigendom van een POM. Per POM kunnen maximaal twee aanvragen aanspraak maken op een punt. Indien de POM meer aanvragen indient, dient zij zelf een onderlinge prioritering aan te geven.

    3

    De gevraagde subsidie ligt tussen de 50% en 70% van de subsidiabele kosten.

    1

    De gevraagde subsidie ligt tussen de 30% en 49% van de subsidiabele kosten.

    2

    De gevraagde subsidie ligt tussen de 1% en 29% van de subsidiabele kosten.

    3

    De aanvrager is aangewezen als Algemeen Nut Beogende Instelling.

    4

    De aanvraag heeft betrekking op een monument in de categorie Religieuze gebouwen van het Monumentenregister

    2

    De aanvraag heeft betrekking op een monument in de categorie Boerderijen, molens en bedrijven van het Monumentenregister

    1

    Totaalscore is de optelsom van toegekende punten.

  • 3. Bij een gelijke score wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op de hoogte van het eigen aandeel, waarbij het hoogste eigen aandeel voorrang krijgt.

Artikel 7.2.10 Adviescommissie

[Vervallen].

Artikel 7.2.11 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

    • a.

      [Vervallen];

    • b.

      het een aanvraag betreft voor een monument dat in het Monumentenregister is aangemerkt als woonhuis en een woonfunctie heeft.

  • 2.

    Het eerste lid, onder sub b is niet van toepassing op een aanvraag van een:

    • a.

      gemeente, waterschap of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of

    • b.

      POM.

Artikel 7.2.12 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht om voorafgaand de start van de activiteit, een startgesprek te hebben met een adviseur van het Oversticht of de Rijksdienst.

Paragraaf 7.3 Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel’ 2.0

Artikel 7.3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    archeologie: Overijsselse materiële overblijfselen van de menselijke geschiedenis die zich onder de grond bevinden, met inbegrip van grafheuvels, hunebedden, mottes en vergelijkbare overblijfselen van menselijk handelen in het verleden;

  • -

    cultureel erfgoed: Overijsselse gebouwen, bouwwerken en cultuurlandschappen die vanuit het verleden zijn overgebleven, die het waard zijn om behouden te blijven en die bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied;

  • -

    editie: een jaarlijks terugkerend evenement met overwegend dezelfde basisactiviteiten, al of niet georganiseerd in de vorm van een platform;

  • -

    gebundelde aanpak: ten minste twee eigenaren met ieder ten minste één cultuurhistorisch object/bouwwerk nemen deel aan de activiteit. Voor terreinbeherende organisaties wordt hierop een uitzondering gemaakt als deze eigenaar zijn van een ensemble gebouwen, bouwwerken of cultuurhistorische elementen die bepalend zijn voor de karakteristieke identiteit van het gebied;

  • -

    immaterieel erfgoed: ‘levend erfgoed’, sociale gewoonten, voorstellingen, rituelen, tradities, uitdrukkingen, bijzondere kennis, verhalen of vaardigheden die Overijsselse gemeenschappen en groepen erkennen als een vorm van cultureel erfgoed;

  • -

    restauratiewerkzaamheden: noodzakelijke renovatiewerkzaamheden aan gevels, daken of cultuurhistorische elementen;

  • -

    sociale kwaliteit: projecten die zich naast het erfgoedaspect inzetten voor een inclusieve en vitale samenleving, waarin iedereen mee doet en meetelt en oog heeft voor wat mensen verbindt. Gezondheid, sport en beweging, inclusiviteit en taalvaardigheid/laaggeletterheid hebben een duidelijke plek in deze projecten.

Artikel 7.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    activiteiten ter verbetering van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de archeologie, inclusief aardkundige waarden;

  • b.

    de uitvoering van restauratie- en herstelwerkzaamheden, inclusief voorbereidende werkzaamheden, aan cultureel erfgoed binnen een gebundelde aanpak;

  • c.

    activiteiten op het gebied van immaterieel erfgoed die bijdragen aan het levend houden van immaterieel erfgoed en streektaal.

Artikel 7.3.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.3.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      ten minste 35% van de subsidiabele kosten zijn aantoonbaar gedekt door de aanvrager of door een andere financier dan de provincie Overijssel;

      Toelichting: Dat betekent dat de aanvrager bij de aanvraag moet aantonen dat hij tenminste 35% van de subsidiabele kosten uit eigen, vrij besteedbare middelen kan financieren, al of niet in combinatie met schriftelijke toezeggingen van andere financiers.

    • c.

      de restauratie- en herstelwerkzaamheden als bedoeld in artikel 7.3.2 sub b dienen een substantiële bijdrage te leveren aan behoud, herstel van het cultureel erfgoed of ontwikkeling van de karakteristieke identiteit van het gebied;

    • d.

      de activiteit wordt aantoonbaar uitgevoerd of begeleid door een deskundige op het terrein van archeologie, cultureel erfgoed of immaterieel erfgoed.

  • 2. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan artikel 53 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 7.3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. Indien de aanvraag betrekking heeft op één van de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.3.2 onder sub a, b, of c dan bedraagt de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten met maximum van € 10.000,– per aanvraag.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op twee van de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.3.2 onder sub a, b, of c dan bedraagt de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten met maximum van € 25.000,– per aanvraag.

  • 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op drie van de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.3.2 onder sub a, b, of c dan bedraagt de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten met maximum van € 100.000,– per aanvraag.

  • 4. In aanvulling op het eerste, tweede en derde lid bedraagt het subsidiepercentage maximaal 60% van de subsidiabele kosten indien:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten aansluiten bij andere provinciale opgaven zoals leefbaar platteland of toekomst bestendig religieus erfgoed, of

    • b.

      de activiteiten bijdraagt aan het verduurzamen van erfgoed, de ontwikkeling van toeristisch-recreatieve producten, de verbetering van de sociale kwaliteit, of

    • c.

      de activiteiten Europese samenwerking als hoofddoelstelling heeft.

  • 5. De subsidie wordt met € 1.500,- verhoogd indien in de aanvraag deskundigheidsbevordering van de aanvragende organisatie is opgenomen voor één of meer van de volgende doelen:

    • a.

      communicatie/marketing;

    • b.

      bestuurlijke vernieuwing;

    • c.

      financiën/sponsoring/crowdfunding;

    • d.

      vrijwilligersbeleid.

  • 6. Het vijfde lid geldt niet voor medeoverheden.

Artikel 7.3.5 Indieningstermijn aanvraag

In aanvulling op artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 10 januari van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 7.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Erfgoed ‘Het Verhaal van Overijssel’ 2.0.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      een projectplan en een communicatie- en marketingplan waarin is uitgewerkt:

      • i.

        of sprake is van het verbinden van de thema’s archeologie, cultureel erfgoed of immaterieel erfgoed;

      • ii.

        wat de doelgroep is of de doelgroepen zijn van het project en hoe de gekozen doelgroep wordt bereikt en welke communicatie- en marketinginstrumenten daarvoor worden ingezet;

      • iii.

        door welke organisatie of organisaties, met welke deskundigheid en ervaring de activiteit wordt begeleid of uitgevoerd.

    • b.

      een schriftelijk verklaring waaruit blijkt dat 35% van de subsidiabele kosten is gedekt indien de dekking mede verstrekt wordt door andere partijen dan de aanvrager zelf.

Artikel 7.3.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.3.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    het een aanvraag betreft voor enkel het uitbrengen van een boek;

  • b.

    de gevraagde en te verlenen subsidie lager is dan € 5.000,–;

  • c.

    de aanvrager in het kalenderjaar van de aanvraag al subsidie heeft gekregen of aangevraagd op basis van deze paragraaf of paragraaf 7.7.

    Toelichting: Het is dus voor een aanvrager van belang bewust te kiezen voor welke paragraaf hij een subsidieaanvraag indient.

  • d.

    de aanvraag betrekking heeft op een editie waarvoor, gerekend vanaf 1 januari 2022, op basis van deze paragraaf in het voorgaande kalenderjaar een subsidie is ontvangen.

Artikel 7.3.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht om binnen 18 maanden na de datum van de subsidieverlening de activiteit te hebben uitgevoerd.

Artikel 7.3.10 Looptijd

Deze regeling is geldig tot 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.4 Leren, ontmoeten en netwerken

Algemene toelichting: De provincie streeft naar een toekomstbestendige culturele sector die veerkrachtig, innovatief en ondernemend is. Met deze regeling wil de provincie een impuls geven aan opleidingen en kennisdeling in de culturele sector in Overijssel.

Artikel 7.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ondernemerschap: de vaardigheid om productiefactoren zoals kapitaal, kennis en arbeid zo goed mogelijk te combineren voor het te leveren product. De ondernemerschapsthema’s zijn: nieuwe verdienmodellen, sponsoring, fondswerving, fair pay, opdrachtgeverschap, crowdfunding, marketing en pr, samenwerken en cross-overtrajecten (bijvoorbeeld samenwerking met sociaal domein), impactmeting, arbeidsrelaties, toepassing van de drie codes: Fair Practice Code, de Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie;

  • b.

    governance: het waarborgen van de onderlinge samenhang van de wijze van sturen, beheersen en toezicht houden van een organisatie, gericht op een efficiënte en effectieve realisatie van doelstellingen, alsmede het daarover op een open wijze communiceren en verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden;

  • c.

    impact: het effect van de activiteiten waarbij de culturele waarde, de netwerkwaarde en de waarde voor publiek of inwoners, bijvoorbeeld via het sociaal domein, worden gewogen;

  • d.

    culturele organisatie: een privaatrechtelijke rechtspersoon waarvan de activiteiten zich richten op de volgende in het provinciaal cultuurbeleid 2021-2024 opgenomen sectoren dan wel disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst, mediakunst.

Artikel 7.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van kennisdeling binnen de culturele sector in Overijssel.

Artikel 7.4.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een culturele organisatie die op het moment van de aanvraag minimaal zes maanden ingeschreven staat, bij de Kamer van Koophandel registratie;

    • b.

      de subsidiabele activiteit zoals bedoeld in artikel 7.4.2 omvat:

      • i.

        een activiteit ten behoeve van deskundigheidsbevordering van personeel van culturele organisaties; en

      • ii.

        een activiteit op het gebied van netwerken en ontmoetingen.

    • c.

      de activiteiten vinden fysiek plaats in Nederland;

    • d.

      aan de activiteiten nemen minimaal 20 mensen deel;

    • e.

      voor in ieder geval één van de activiteiten zoals bedoeld in lid b, staat deelname open voor andere deelnemers dan die van de eigen organisatie;

    • f.

      voor de deskundigheidsbevordering als bedoeld in lid b sub i geldt dat:

      • i.

        de deskundigheidsbevordering gericht is op een van de volgende thema’s: ondernemerschap, impact, gastvrijheid ten aanzien van vrijwilligers, governance, samenwerken, zzp’ers en;

      • ii.

        deskundigheidsbevordering plaatsvindt door middel van deelname aan workshops, vakinhoudelijke congressen, vakinhoudelijke masterclasses, cursussen en opleidingen en;

      • iii.

        ten minste drie personen aan dezelfde activiteit deelnemen en;

      • iv.

        de deskundigheidsbevordering wordt uitgevoerd door een partij die minimaal drie jaar aantoonbare ervaring heeft in het vakgebied waarop de deskundigheidsbevordering ziet of in het overdragen van kennis in dat vakgebied en over de benodigde competenties beschikt voor de deskundigheidsbevordering. De ervaring en competenties kunnen worden aangetoond door te verwijzen naar relevante en reeds gegeven scholingen.

    • g.

      bij netwerken en ontmoetingen gaat het om het leggen en onderhouden van contacten en het uitwisselen van kennis met andere personen of organisaties door middel van het organiseren van excursies en werkbezoeken.

  • 2. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel de algemene de-minimisverordening.

Artikel 7.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 85% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per aanvrager.

Artikel 7.4.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 7.4.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 25 oktober 2021 09.00 uur en ontvangen moet zijn uiterlijk 3 december 2021 voor 17.00 uur.

Artikel 7.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Leren, ontmoeten en netwerken.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in 7.4.2 een offerte van de partijen die de subsidiabele activiteit uitvoeren.

Artikel 7.4.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast

Artikel 7.4.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager een onderwijsorganisatie is, een kaderinstelling is zoals bedoeld in paragraaf 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024 of al een subsidie heeft ontvangen op grond van paragraaf 7.17;

  • b.

    de aanvrager in de indieningstermijn als bedoeld in artikel 7.4.6 al een subsidie heeft aangevraagd en ontvangen op grond van deze subsidieregeling;

    Toelichting: Dit houdt in dat de aanvrager per indieningstermijn als bedoeld in artikel 7.4.6 één keer een aanvraag voor subsidie op basis van deze subsidieparagraaf in mag dienen en ontvangen.

  • c.

    de activiteit aangeboden wordt via het erfgoedplatform door HCO en KIEN.

    Toelichting: Het digitale kennisplatform Erfgoed Overijssel is een initiatief van het HCO en KIEN en mede mogelijk gemaakt door de provincie Overijssel. Op het Kennisplatform Erfgoed is een kennisbank te vinden met verschillende cursussen die te volgen zijn.

  • d.

    sprake is van reguliere bedrijfsactiviteiten, blijkend uit de website van de culturele organisatie.

Artikel 7.4.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.6 en 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht om de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 7.4.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot en met 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.5 Tegemoetkoming culturele instellingen en cultuurevenementen Overijssel

[vervallen]

Paragraaf 7.6 Startversneller ondernemers in de culturele sector

Artikel 7.6.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    coach: een professioneel deskundige die de startende ondernemer via coachingsgesprekken helpt bij het versterken van de ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden. De coach of het bedrijf dat hij/zij vertegenwoordigt, staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • -

    ondernemersvaardigheden: vaardigheden en kwaliteiten waarover een ondernemer beschikt om zelfstandig en onafhankelijk een eigen bedrijf te kunnen starten en voort te zetten;

  • -

    startende ondernemer: ondernemer die gaat starten of is gestart in de culturele sector, wiens onderneming een vestigingsplaats heeft in Overijssel en die op het moment van de aanvraag voor de coaching maximaal vijf jaar geregistreerd staat in het register van de Kamer van Koophandel.

  • -

    culturele sector: de volgende in het provinciaal cultuurbeleid 2021-2024 opgenomen sectoren dan wel disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst en mediakunst.

Artikel 7.6.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden van startende ondernemers om weerbaar en toekomstbestendig te kunnen ondernemen als ondernemer in de culturele sector. Dit door startende ondernemers in de culturele sector te laten begeleiden in hun ondernemersvaardigheden.

Artikel 7.6.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor coaching ten behoeve van de verbetering van ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden van startende ondernemers in de Overijsselse culturele sector.

  • 2. De coaching voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het wordt uitgevoerd in Overijssel;

    • b.

      het gaat niet om de inkoop van adviesdiensten;

    • c.

      voor de coaching is niet eerder subsidie ontvangen via deze paragraaf of paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers.

  • 3. De coach voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      heeft minimaal vijf jaar aantoonbare ervaring met coachen en beschikt over de benodigde vaardigheden;

    • b.

      heeft coaching als hoofdactiteit;

    • c.

      haalt op het moment van de aanvraag een substantieel deel van het inkomen uit coaching of vergelijkbare activiteiten ter ondersteuning van ondernemers;

    • d.

      heeft ervaring met het coachen van ondernemers;

    • e.

      heeft een website met minimaal een beschrijving van zijn dienstverlening;

    • f.

      beschikt over minimaal drie referenties uit de afgelopen twee jaar;

    • g.

      heeft geen persoonlijke of zakelijke relatie met de aanvragende startende ondernemer;

    • h.

      hanteert een marktconform tarief.

Artikel 7.6.4 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan startende ondernemers in de culturele sector.

Artikel 7.6.5 Subsidiabele kosten

Alleen de kosten van de coach komen voor de subsidie in aanmerking. Artikel 1.1.5 derde lid is van toepassing.

Artikel 7.6.6 Hoogte van de subisidie

  • 1. De subsidie is 80% van de kosten van de coach.

  • 2. De subsidie is minimaal € 500,- en maximaal € 1.000,- per aanvraag en per ondernemer.

  • 3. Als sprake is van een startende ondernemer van een onderneming met meerdere eigenaren, dan bedraagt de subsidie per deelnemende startende eigenaar niet meer dan € 1.000,-.

Artikel 7.6.7 Eigen bijdrage

De startende ondernemer betaalt minimaal 20% van de kosten waarvoor subsidie kan worden gekregen.

Artikel 7.6.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten via de webpagina van Oost.nl.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Startversneller ondernemers in de culturele sector.

  • 3. De aanvrager levert aanvullend een offerte in. Uit de offerte blijkt:

    • a.

      waarvoor de coaching wordt ingezet,

    • b.

      wanneer de coaching wordt gegeven, en

    • c.

      wat de totale kosten zijn. Daarbij wordt ook het geldende uurtarief van de coach vermeld.

  • 4. De aanvrager hoeft geen begroting in te leveren. Artikel 1.2.1 lid 2 sub c is niet van toepassing.

Artikel 7.6.9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de regeling.

Artikel 7.6.10 Aanvullende verplichtingen

De aanvrager is verplicht binnen 12 maanden na de datum waarop de subsidie is vastgesteld de activiteiten uit te voeren.

Artikel 7.6.11 Looptijd

De subsidieregeling vervalt 1 maart 2023.

Paragraaf 7.7 Cultuurparticipatie

Artikel 7.7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • amateurkunst: het actief beoefenen van kunst uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te willen voorzien;

  • artistiek inhoudelijke kwaliteit: de artistiek inhoudelijke kwaliteit blijkt uit het vakmanschap, de zeggingskracht en de oorspronkelijkheid van de activiteiten;

  • bedrijfsmiddel: zaak of object die in de onderneming wordt gebruikt en die niet is aangekocht om te verkopen, en waarover moet worden afgeschreven;

  • culturele ontwikkeling deelnemers: het vergroten van de interesse in cultuur en de mate waarin actief wordt deelgenomen aan culturele activiteiten van en door deelnemers;

  • cultuurparticipatie: actief deelnemen aan kunst en cultuur op de volgende deelgebieden: beeldende kunst, volkscultuur, podiumkunsten, erfgoed, muziek en literatuur;

  • deelnemers: personen die actief deelnemen aan een culturele activiteit;

  • editie: een jaarlijks terugkerend evenement met overwegend dezelfde basisactiviteiten, al of niet georganiseerd in de vorm van een platform;

  • innovatieve activiteiten: activiteiten op het gebied van amateurkunst of cultuurparticipatie die nieuw zijn voor de aanvrager met als doel de inhoudelijke of organisatorische innovatie of innovatie op het gebied van talentontwikkeling te stimuleren;

    toelichting: Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager een nieuw doel heeft, een nieuwe doelgroep aanboort of een nieuwe artistiek inhoudelijke keuze maakt, ten opzichte van eerdere projecten of zijn reguliere werkzaamheden.

  • marketingplan: in een marketingplan staat beschreven hoe de aanvrager de doelgroep(en) gaat benaderen en waarom dit op die manier gebeurt;

  • receptieve activiteit: activiteit waarbij de doelgroep passief kijkt of luistert naar kunst- of cultuuruitingen;

    toelichting: Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een tentoonstelling in een museum, een concert, film, toneel- of dansvoorstelling.

  • talentontwikkeling: ontwikkelen en uitvoeren van een methodiek om talenten te begeleiden in hun culturele en artistieke ontwikkeling.

Artikel 7.7.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die aantoonbaar bijdragen aan de toename en ontwikkeling van cultuurparticipatie of amateurkunst en de culturele ontwikkeling van de deelnemers, in combinatie met ten minste twee van de volgende activiteiten:

  • a.

    activiteiten die artistiek inhoudelijke innovatie beogen op het gebied van cultuurparticipatie, door samenwerkingen tussen verschillende amateurkunstdisciplines of samenwerkingen tussen de amateurkunstsector en professionele sector;

  • b.

    innovatieve activiteiten ter verbetering van de deskundigheid van een culturele organisatie op het gebied van ledenwerving, vrijwilligersbeleid, publieksbereik, fondsenwerving, marketing en communicatie;

    toelichting: Het gaat hierbij om het borgen en verbreden van kennis en de know how van een organisatie op de genoemde gebieden.

  • c.

    innovatieve activiteiten op het gebied van talentontwikkeling.

Artikel 7.7.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.7.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b.

    de activiteit vindt plaats binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

  • c.

    er is aantoonbaar ten minste 35% van de totale projectkosten gedekt door de aanvrager of een andere partij dan de provincie Overijssel;

  • d.

    de gevraagde en de te verstrekken subsidie bedraagt ten minste € 5.000,–;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 7.7.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten  met een maximum van € 20.000,–-.

    Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt met € 1.500,- verhoogd indien is gekozen voor activiteiten onder 7.7.2 b voor één of meer van de volgende doelen:

    • a.

      communicatie/marketing;

    • b.

      bestuurlijke vernieuwing;

    • c.

      financiën/sponsoring/crowdfunding;

    • d.

      vrijwilligersbeleid.

  • 3. Het tweede lid geldt niet voor medeoverheden.

Artikel 7.7.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Cultuurparticipatie.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1. tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag:

    • a.

      een projectplan waarin is omschreven:

      • i.

        het doel van de activiteit;

      • ii.

        de artistiek inhoudelijke kwaliteit van de activiteit;

      • iii.

        de wijze waarop de activiteiten als bedoeld in 7.7.2 sub a, b of c worden bereikt;

      • iv.

        het aantal deelnemers;

    • b.

      een gespecificeerde begroting, de geraamde kosten met dekkingsplan, geraamde opbrengsten inclusief een eventuele bijdrage van de deelnemers;

    • c.

      een marketingplan betreffende de publieksgroep of -groepen die de aanvrager met het project wil bereiken en de marketinginstrumenten die worden ingezet.

    • d.

      stukken waaruit blijkt dat de dekking als bedoeld in artikel 7.7.3 definitief is geregeld, indien de dekking verstrekt wordt door andere partijen dan de aanvrager zelf.

Artikel 7.7.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.7.7 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie voor:

    • a.

      boekuitgaven, films of dvd's, aanschaf van audiovisuele middelen, muziekinstrumenten, kleding/uniformen, tentoonstellingen, congressen of beurzen;

    • b.

      activiteiten met een receptieve doelstelling;

    • c.

      activiteiten gericht op het ontwikkelen van cultuureducatief aanbod in het primair onderwijs;

    • d.

      activiteiten op het gebied van de media met een journalistieke en informatieve invulling;

    • e.

      activiteiten die gericht zijn op het realiseren van een beeld of geluidregistratie van bijvoorbeeld concerten en voorstellingen;

    • f.

      activiteiten die primair gericht zijn op of plaatsvinden binnen het kunstvakonderwijs met inbegrip van de mbo-kunstopleidingen en de particuliere opleidingen;

    • g.

      activiteiten die primair gericht zijn op het realiseren van reguliere scholingsactiviteiten voor professionals;

    • h.

      activiteiten die behoren tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager;

  • 2. De subsidie wordt eveneens geweigerd indien de aanvrager eerder een subsidie op basis van deze paragraaf heeft gekregen.

Artikel 7.7.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht om binnen 18 maanden na datum van de subsidieverlening de activiteit te hebben uitgevoerd.

Artikel 7.7.9 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.8 Cultuureducatie ‘Cultuur aan de basis 2.0’

Artikel 7.8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    combinatiefunctionaris: een cultuur(onderwijs)- of bovenschoolse cultuur(onderwijs)coördinator, die in opdracht van gemeenten en/of scholen werkt om scholen voor primair onderwijs te helpen in het faciliteren van cultuuronderwijs;

    Toelichting: De combinatiefunctionaris/bovenschoolse coördinator wordt onder andere ingezet om contacten tussen scholen en culturele organisaties aan te gaan en/of te intensiveren, de deskundigheid van scholen op het gebied van cultuuronderwijs te verbeteren, vernieuwend aanbod te onderzoeken en basisscholen hierin ondersteuning te bieden.

  • -

    cultuureducatie: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs. De Kerndoelen zijn vastgesteld in het Besluit vernieuwde kerndoelen Wet Primair Onderwijs;

  • -

    doorgaande leerlijn: de uitwerking per leerjaar van wat een kind aan het eind van het primair onderwijs moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnenschools- en buitenschools leren;

  • -

    eigen bijdrage: de bijdrage van de gemeente dan wel het primair onderwijs aan de subsidiabele activiteiten, die niet uitgedrukt zijn gekapitaliseerde uren van leerkrachten/ambtelijke uren of anderszins of vastliggen in prestatieafspraken met gesubsidieerde instellingen. Met de bijdragen van scholen en gemeenten kunnen scholen ieder jaar zelf een keuze maken op welke wijze deze middelen worden ingezet voor cultuuronderwijs;

  • -

    intentieverklaring: een schriftelijke verklaring waarin een schoolbestuur of schoolleiding vastlegt dat ze deelneemt aan het gezamenlijke cultuureducatieplan;

Artikel 7.8.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    een aanbod van cultuureducatieve activiteiten voor het primair onderwijs;

    Toelichting: Het gaat hierbij om activiteiten die vallen onder de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie. Dat kan gaan om activiteiten die zijn opgenomen in het jaarprogramma van scholen of deelname van scholen aan een Cultuureducatie met Kwaliteit project.

  • b.

    activiteiten gericht op de verdieping en implementatie van doorgaande leerlijnen cultuureducatie;

  • c.

    activiteiten die bijdragen aan de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten inclusief vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie;

    Toelichting: Het gaat hierbij zowel om pedagogisch-didactische vaardigheden als ook om vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines en kennis van het cultureel erfgoed.

  • d.

    activiteiten gericht op het versterken van de meerjarige samenwerking van de school met de lokale culturele omgeving ten behoeve van de kunstzinnige en culturele ontwikkeling van leerlingen.

    Toelichting: Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een meerjarige samenwerking tussen een culturele organisatie met een onderwijsinstelling.

Artikel 7.8.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.8.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b.

    de aanvraag heeft betrekking op de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024;

  • c.

    de aanvrager heeft aantoonbaar gemaakt dat de gemeentelijke eigen bijdrage voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegroting voor de jaren 2021 t/m 2024 is opgenomen;

    Toelichting: De aanvrager overlegt een collegevoorstel waarin burgemeester en wethouders of de gemeenteraad dit voornemen bevestigt. Gemeenten kunnen alleen voor de subsidie in aanmerking komen als de eigen bijdrage per leerling gelijk is aan of hoger is dan referentiejaar 2020. De minimale eigen bijdragen zijn opgenomen in tabel 1. Gemeenten die ‘bezuinigen’ op hun cultuureducatiebegroting kunnen geen gebruik maken van deze regeling.

  • d.

    De aanvrager heeft aantoonbaar gemaakt dat er een combinatiefunctionaris cultuur(onderwijs) of bovenschoolse cultuur(onderwijs)coördinator in de gemeente is aangesteld voor tenminste 16 uur per week vanaf 31 december 2024;

    Toelichting: De aanvrager overlegt een voorstel of besluit waarin burgemeester en wethouders of de gemeenteraad dit voornemen bevestigt. Daarbij kan een hulpmiddel zijn de ‘Impuls brede scholen, sport en cultuur’, waarin als rekenmodel combinatiefunctionaris wordt uitgegaan van een normbedrag van € 50.000 per fte. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de CAO’s voor het Primair Onderwijs, het Voortgezet Onderwijs, Gemeenten en Sport. Daarbij is de inzet van functies op hbo- en mbo-niveau gemiddeld.

Artikel 7.8.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt een vast bedrag per leerling per jaar en is afhankelijk van de keuze voor de staffels, zoals opgenomen in tabel 1 bij deze paragraaf:

  • a.

    voor staffel ‘instap’ geldt dat ten minste 75% de betrokken scholen ten minste € 7,50 per leerling beschikbaar stellen; voor de gemeente geldt geen financiële voorwaarde;

  • b.

    voor staffel ‘basis’ geldt dat ten minste 75% de betrokken scholen ten minste € 7,50 per leerling beschikbaar stellen, de gemeente stelt tenminste een bedrag van € 2,50 beschikbaar;

    Toelichting: In tabel 1 is opgenomen voor welke staffel(s) de gemeente in aanmerking komt. De gemeente maakt een keuze voor één staffel. Deze staffel heeft betrekking op gemeenten waarvoor de eigen bijdrage per leerling in 2020 nul of minder is dan € 2,50 en een collegevoorstel overleggen waarin burgemeester en wethouders het voornemen bevestigt dat vanaf 2021 of 2022 tenminste een gemeentelijke bijdrage per leerling van € 2,50 beschikbaar wordt gesteld.

  • c.

    voor staffel ‘plus’ geldt dat ten minste 75% van de betrokken scholen ten minste € 7,50 per leerling beschikbaar stellen, de gemeente stelt tenminste een bedrag tussen € 2,50 en € 7,50 beschikbaar;

    Toelichting: In tabel 1 is opgenomen voor welke staffel(s) de gemeente in aanmerking komt. De gemeente maakt een keuze voor één staffel. Gemeenten kunnen voor een staffel in aanmerking komen als de gemeentelijke bijdrage per leerling gelijk is aan of hoger is dan referentiejaar 2020 en de bijdrage tenminste € 2,50 bedraagt.

  • d.

    voor staffel ‘premium’ geldt dat ten minste 75% van de betrokken scholen ten minste € 15,- per leerling beschikbaar stellen, de gemeente stelt tenminste een bedrag vanaf € 7,50 beschikbaar;

    Toelichting: In tabel 1 is opgenomen voor welke staffel(s) de gemeente in aanmerking komt. De gemeente maakt een keuze voor één staffel. Gemeenten kunnen voor deze staffel in aanmerking komen als de gemeentelijke bijdrage per leerling gelijk is aan of hoger is dan referentiejaar 2020 en de bijdrage tenminste € 7,50 bedraagt.

Tabel 1 bij paragraaf 7.8

gemeente

aantal leerlingen DUO gegevens 2019

instap

€ 2,-

basis

€ 4,-

plus

€ 6,-

premium

€ 7,50

Almelo

6743

x

x

€ 40.458,-

€ 50.572,50

Borne

2072

x

x

€ 12.432,-

€ 15.540,-

Dalfsen

2474

x

x

x

€ 18.555,-

Deventer

8903

x

x

€ 53.418,-

€ 66.772,50

Dinkelland

1965

x

x

€ 11.790,-

€ 14.737,50

Enschede

13743

x

€ 54.972,-

€ 82.458,-

€ 103.072,50

Haaksbergen

1837

x

x

€ 11.022,-

€ 13.777,50

Hardenberg

5748

x

x

€ 34.488,-

€ 43.110,-

Hellendoorn

3171

x

€ 12.684,-

€ 19.026,-

€ 23.782,50

Hengelo

7366

x

x

€ 44.196,-

€ 55.245,-

Hof van Twente

2643

x

x

€ 10.572,-

€ 19.822,50

Kampen

5647

x

€ 22.588,-

€ 33.882,-

€ 42.352,50

Losser

1705

x

x

€ 10.230,-

€ 12.787,50

Oldenzaal

2911

x

x

€ 17.466,-

€ 21.832,50

Olst-Wijhe

1232

€ 2.464,-

€ 4.928,-

x

x

Ommen

1889

x

x

€ 11.334,-

€ 14.167,50

Raalte

2621

x

x

€ 15.726,-

€ 19.657,50

Rijssen-Holten

4051

€ 8.102,-

€ 16.204,-

x

x

Staphorst

1993

€ 3.986,-

€ 7.972,-

x

x

Steenwijkerland

3641

x

x

€ 21.846,-

€ 27.307,50

Tubbergen

1833

x

x

€ 10.998,-

€ 13.747,50

Twenterand

3252

x

x

€ 19.512,-

€ 24.390,-

Wierden

2232

x

x

€ 13.392,-

€ 16.740,-

Zwartewaterland

2427

€ 4.854,-

€ 9.708,-

x

x

Zwolle

13899

x

x

€ 83.394,-

€ 104.242,50

Artikel 7.8.5 Subsidiabele kosten

Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 7.8.6 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 kan een aanvraag worden ingediend vanaf 4 januari 2021 en moet deze ontvangen zijn uiterlijk op 23 april 2021.

Artikel 7.8.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Cultuur aan de Basis 2.0’.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1. tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag:

    • a.

      een vierjarig activiteitenplan, voor de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024 met daarin het aantal, de aard en de frequentie van de activiteiten die worden uitgevoerd op gebied van cultuureducatie, de samenwerkingsafspraken met het onderwijs en culturele instellingen;

    • b.

      een intentieverklaring van het schoolbestuur of schoolleiding voor de financiele en inhoudelijke bijdrage;

      Toelichting: In de intentieverklaring geeft het schoolbestuur/schoolleiding aan dat zij een financiële bijdrage levert van ten minste € 7,50 per leerling per schooljaar (niet zijnde gekapitaliseerde uren van leerkrachten) en voornemens is een inspanning te verrichten op bijvoorbeeld samenwerking in ontwikkeling doorlopende leerlijn, ontwikkeling van visie op cultuureducatie, activiteiten die bijdragen aan de deskundigheid van leerkrachten, vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatieactiviteiten die de relatie tussen school en de lokale culturele omgeving versterken.

    • c.

      een overzicht van scholen die zich financieel en inhoudelijk committeren aan het gemeentelijk cultuureducatieplan;

    • d.

      een voorstel of besluit waaruit blijkt dat de gemeentelijke eigen bijdrage voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegrotingen voor de jaren 2021 t/m 2024 is opgenomen.

Artikel 7.8.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een meerjarensubsidieplafond vast voor de jaren 2021 t/m 2024, onder voorbehoud van vaststelling door Provinciale Staten van de begroting 2022, 2023 en 2024.

Toelichting: Een voorbehoud is nodig omdat de provincie in 2021 een meerjarensubsidie verleent en daarbij gelden beschikt dat via de meerjarenbegroting in de nog door Provinciale Staten vast te stellen begrotingen van 2022, 2023 en 2024 komt te staan.

Artikel 7.8.9 Voorschot

In afwijking van artikel 1.3.2 verlenen Gedeputeerde Staten, jaarlijks een voorschot van maximaal 25% van de verleende subsidie.

Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen niet meer aan susidievoorschot uit betalen dan wat beschikbaar is op de betreffende provinciale jaarbegroting. Rekening houdend met het voorbehoud zoals opgenomen onder artikel 7.8.8, bedraagt het maximale voorschot 25%.

Artikel 7.8.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.9 Cultuurmakelaars

Artikel 7.9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • cultuurmakelaar: een onafhankelijk adviseur, werkzaam voor de cultuursector die in opdracht van gemeenten werkt;

    toelichting: De cultuurmakelaar wordt onder andere ingezet om contacten tussen de culturele organisaties te intensiveren, de deskundigheid van culturele organisaties te verbeteren, vernieuwend aanbod te onderzoeken en hierin ondersteuning te bieden.

  • cultuurdisciplines: hieronder worden de volgende disciplines verstaan: muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, podiumkunsten, film, nieuwe media en literaire cultuur;

  • intentieverklaring: schriftelijke verklaring waarin een gemeente haar financiële bijdrage vastlegt;

  • samenwerkingsverband: de samenwerking tussen gemeenten, waarbij sprake is van financiële betrokkenheid bij de activiteit van alle betrokken partijen.

Artikel 7.9.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een cultuurmakelaar.

Artikel 7.9.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.9.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager maakt deel uit van een samenwerkingsverband van ten minste twee Overijsselse gemeenten, waarbij één van de gemeenten de aanvrager is;

    • b.

      het werkterrein van de cultuurmakelaar bevindt zich binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

    • c.

      de activiteiten van de cultuurmakelaar hebben betrekking op ten minste drie cultuurdisciplines binnen het werkterrein van de cultuurmakelaar;

      toelichting: Hiermee wordt beoogd dat de cultuurmakelaar als onafhankelijke intermediair op een breed cultureel terrein wordt ingezet met meerdere cultuurdisciplines.

    • d.

      er is aantoonbaar ten minste 50% van de totale subsidiabele kosten gedekt;

      toelichting : Hierbij wordt een intentieverklaring van de partners die co-financieren geleverd.

    • e.

      de cultuurmakelaar wordt ingezet voor ten minste vier uur per gemeente per week voor een periode van twee aaneensluitende jaren tot uiterlijk 1 juli 2023;

    • f.

      de inzet van de cultuurmakelaar bedraagt maximaal 24 uur per week per aanvraag;

    • g.

      de gevraagde en te verlenen subsidie per aanvraag bedraagt ten minste € 25.000,–.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie voor een activiteit die zich afspeelt in de gemeenten Deventer, Enschede, Hengelo of Zwolle aan het criterium dat de cultuurmakelaar in ten minste één andere Overijsselse gemeente dan de gemeenten Deventer, Enschede, Hengelo of Zwolle voor ten minste vier uur per week wordt ingezet.

Artikel 7.9.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 55.000,– per aanvraag.

Artikel 7.9.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel met een uurtarief van maximaal € 75,–.

Artikel 7.9.6 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf:

  • a.

    4 januari 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 31 maart 2021 om 19.00 uur voor activiteiten die plaatsvinden in 2021 en 2022;

  • b.

    17 oktober 2022 tot 16 december 2022 voor activiteiten die plaatsvinden in 2023 en 2024.

Artikel 7.9.7 Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Cultuurmakelaars.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag:

    • a.

      een projectplan waarin is opgenomen een functieprofiel van de gewenste cultuurmakelaar, het aantal benodigde uren, de duur van de projectperiode, en een voorstel voor de regeling van het formeel werkgeverschap van de cultuurmakelaar;

    • b.

      een activiteitenplan met daarin het aantal, de aard en de frequentie van de activiteiten die  worden uitgevoerd door de cultuurmakelaar, en de eventuele samenwerkingsafspraken tussen de vragende partijen over de taken en de inhoudelijke aansturing van de cultuurmakelaar;

    • c.

      het ‘format Intentieverklaring Samenwerking Cultuurmakelaars’ waarin de samenwerkende partners verklaren financieel aan het project bij te dragen.

Artikel 7.9.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.9.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de financiering als bedoeld onder artikel 7.9.3 eerste lid onder sub d, een door de gemeente ontvangen provinciale subsidie is;

  • b.

    de aanvragende gemeente of één of meerdere van de samenwerkende gemeenten in het jaar waarin de subsidie is verleend al subsidie heeft ontvangen op basis van deze subsidieparagraaf.

Artikel 7.9.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.10 Week van de Amateurkunst

[vervallen]

Paragraaf 7.11 Nieuwe makers Overijssel

[vervallen]

Paragraaf 7.12 Herbestemming Cultureel erfgoed

[vervallen]

Paragraaf 7.13 Voucherregeling lokale convenanten cultuuronderwijs

Algemene toelichting:

Met het Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs Overijssel 2019-2026 (BKCO) maken provincie, gemeenten en schoolbesturen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor goed cultuuronderwijs in het primair onderwijs. Met het BKCO willen partijen komen tot meer structurele afspraken en inbedding van cultuuronderwijs in provinciaal en lokaal beleid. Om lokale convenanten op het gebied van cultuuronderwijs te faciliteren en stimuleren, stelt de provincie een bijdrage beschikbaar voor het proces gericht op de totstandkoming van een lokaal convenant cultuuronderwijs.

Artikel 7.13.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs Overijssel 2019-2026: document met daarin ambities op het gebied van cultuuronderwijs, dat ondertekend is of ondertekend wordt door provincie, gemeenten en scholen in het primair onderwijs (hierna: BKCO);

  • -

    Lokaal convenant cultuuronderwijs: een lokaal convenant ondertekend door diverse partijen waarin blijk wordt gegeven van meerjarige inhoudelijke en financiële afspraken, een structurele samenwerkingsstructuur, afstemming en agendering met als doel de borging van cultuuronderwijs in het primair onderwijs;

  • -

    Intentieverklaring: verklaring ondertekend door partijen die zich uitspreken om als partners in een lokaal convenant cultuuronderwijs samen te werken;

    Toelichting: voorbeelden van partijen zijn schoolbesturen, culturele instellingen en bedrijven.

  • -

    Procesbegeleider: externe professional die de gemeente en overige samenwerkingspartners begeleidt om tot een lokaal convenant cultuuronderwijs te komen.

  • -

    Schoolbestuur: een bestuur voor tenminste twee scholen in het primair onderwijs.

Artikel 7.13.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het proces gericht op de totstandkoming van een lokaal convenant cultuuronderwijs.

Artikel 7.13.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.13.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente die het BKCO heeft ondertekend.

  • b.

    er is sprake van een versterking van de huidige lokale infrastructuur en de werkwijze ten aanzien van het huidige cultuuronderwijs;

  • c.

    er is noodzaak en urgentie voor de totstandkoming van een lokaal convenant cultuuronderwijs;

  • d.

    de intentieverklaring als bedoeld in artikel 7.13.1, is door tenminste één schoolbestuur ondertekend.

Artikel 7.13.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,- per aanvraag.

Artikel 7.13.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 zijn uitsluitend kosten derden voor de inhuur van een procesbegeleider subsidiabel en kosten voor de organisatie van een start- of kick-offbijeenkomst.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 vierde lid zijn gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel.

    Toelichting: Dit betekent dat gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel zijn en dus ook niet indien de aanvrager kan aantonen dat deze kosten specifiek worden gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteiten en anders niet zouden zijn gemaakt.

Artikel 7.13.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Voucherregeling lokale convenanten cultuuronderwijs.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag:

    • a.

      een projectplan waarin het volgende is omschreven:

      • i.

        een beschrijving van de huidige infrastructuur en werkwijze ten aanzien van cultuuronderwijs en een opsomming van de (culturele) partners;

      • ii.

        een onderbouwing van de noodzaak en urgentie voor het komen tot een lokaal convenant cultuuronderwijs;

      • iii.

        een globale schets waar de aanvrager specifiek op in wil zetten in het convenant;

      • iv.

        een beschrijving van het tijdspad voor het totstandkomingsproces.

    • b.

      een intentieverklaring als bedoeld in artikel 7.13.1.

      Toelichting: het format voor de intentieverklaring is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie .

Artikel 7.13.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 7.13.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.

Artikel 7.13.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op artikel 1.4.5 is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteiten binnen 12 maanden na subsidievaststelling te hebben uitgevoerd.

  • 2. De aanvrager deelt het lokaal convenant cultuuronderwijs binnen 3 maanden na totstandkoming daarvan met de provincie.

Artikel 7.13.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.14 Bibliotheek van de Toekomst

Artikel 7.14.1 Betekenis van de begrippen

In dit artikel worden veel voorkomende begrippen uitgelegd.

  • -

    Bibliotheekvernieuwing: het ondersteunen van het proces van ideevorming, het ondersteunen van experimenten en het bevorderen van de invoering van vernieuwingen bij lokale bibliotheken.

Artikel 7.14.2 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan toekomstbestendige bibliotheken in Overijssel.

Artikel 7.14.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan zowel inhoudelijke als organisatorische bibliotheekvernieuwing op het gebied van:

    • a.

      deskundigheidsbevordering van personeel,

    • b.

      vernieuwende programmering met andere partners,

    • c.

      bedrijfsprocessen,

    • d.

      experimenteren,

    • e.

      ontwikkeling en samenvoeging van vernieuwende diensten of producten, of

    • f.

      initiatieven en samenwerkingsverbanden gericht op samenwerking en het versterken van vernieuwingskracht.

  • 2. De activiteiten voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden ontwikkeld en uitgevoerd in Overijssel.

    • b.

      de activiteiten dragen bij aan of zijn gericht op minimaal een van de drie maatschappelijke opgaven zoals genoemd in de Netwerkagenda Openbare bibliotheekvoorzieningen 2020-2023 van de Vereniging Openbare Bibliotheken:

      • 1.

        een geletterde samenleving;

      • 2.

        een leven lang leren;

      • 3.

        een participatie- en informatiesamenleving;

    • of aan

      • 4.

        de uitvoering van de Verkenning toekomstbestendig organisatiemodel voor Overijsselse bibliotheken. De activiteiten hebben aantoonbaar een aanvullende waarde op het functioneren van het netwerk van samenwerkende bibliotheken die daarin actief zijn.

    • c.

      de activiteiten hebben geen betrekking op:

      • 1.

        bouwkundige- of installatiewerkzaamheden of andere materiële aanpassingen aan gebouw of inventaris;

      • 2.

        de ontwikkeling van cultuureducatiematerialen;

      • 3.

        de gebruikelijke, doorlopende bedrijfsvoering en exploitatie van een bibliotheek.

    • d.

      In het projectplan wordt inzichtelijk uitgewerkt hoe de effecten van de activiteiten worden gemonitord en worden de daarbij passende indicatoren opgenomen.

    • e.

      Als in de uitvoering van de activiteiten sprake is van samenwerking tussen bibliotheekstichtingen, dan is in het projectplan ook een door de samenwerkende bibliotheekstichtingen getekende samenwerkingsverklaring opgenomen.

    • f.

      Voor de activiteiten is niet eerder subsidie verstrekt op basis van van deze subsidieregeling.

Artikel 7.14.4 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan de volgende bibliotheekstichtingen:

  • a.

    Coöperatieve Vereniging De Kappen U.A.

  • b.

    de Bibliotheek Almelo

  • c.

    de Bibliotheek Dalfsen-Nieuwleusen

  • d.

    de Bibliotheek Deventer

  • e.

    de Bibliotheek Dinkelland

  • f.

    de Bibliotheek Enschede

  • g.

    de Bibliotheek Hardenberg

  • h.

    de Bibliotheek Hengelo

  • i.

    de Bibliotheek Hof van Twente

  • j.

    de Bibliotheek Kampen

  • k.

    de Bibliotheek Kop van Overijssel

  • l.

    de Bibliotheek Oldenzaal

  • m.

    de Bibliotheek Rijssen-Holten

  • n.

    de Bibliotheek Salland

  • o.

    de Bibliotheek Staphorst

  • p.

    de Bibliotheek Tubbergen

  • q.

    de Bibliotheek Twenterand

  • r.

    de Bibliotheek Wierden

  • s.

    de Bibliotheek ZINiN

  • t.

    de Bibliotheek Zwartewaterland

  • u.

    Kulturhus de Bijenkorf Borne - Bibliotheek

  • v.

    Stadkamer

  • w.

    Stichting Fundament - Bibliotheek

Artikel 7.14.5 Subsidiabele kosten

Alleen kosten van derden zijn subsidiabel. De bijdrage in natura van de bibliotheekstichting is van deze voorwaarde uitgezonderd.

Artikel 7.14.6 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De te verstrekken subsidie is minimaal € 25.000,- en maximaal € 95.000,- per bibliotheekstichting. De bibliotheekstichting kan bij elkaar opgeteld tot dat maximale bedrag een of meer aanvragen indienen.

Artikel 7.14.7 Eigen bijdrage

Naast 50% provinciale subsidie wordt de andere helft van de totale projectkosten gefinancierd door:

  • a.

    een aanvullende incidentele bijdrage in geld van minimaal 25% van de totale subsidiabele projectkosten van de gemeente van vestiging, en

  • b.

    een eigen bijdrage van minimaal 25% van de totale subsidiabele projectkosten door de bibliotheekstichting. Deze eigen bijdrage mag in natura zijn en van anderen dan de betreffende gemeente.

Artikel 7.14.8 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan vanaf 13 januari 2021 worden ingediend. De aanvraag moet uiterlijk 30 juni 2024 vóór 17.00 uur ontvangen zijn.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier 7.14 Bibliotheek van de Toekomst.

  • 3. De aanvrager levert een begroting in. Het is verplicht om het beschikbaar gestelde begrotingsformat te gebruiken. Artikel 1.2.1 is van toepassing.

  • 4. De aanvrager levert in aanvulling op het projectplan en de begroting een bevestiging van de gemeente van vestiging in waaruit blijkt dat zij minimaal 25% van de kosten bijdraagt.

  • 5. De aanvrager levert daarnaast een bevestiging van de gemeente van vestiging in waaruit blijkt dat die gemeente in de jaren 2022, 2023 en 2024 geen bezuinigingen op de bibliotheekvoorziening gaat opleggen.

Artikel 7.14.9 Subsidieplafond

Het subsidiebudget geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 7.14.10 Aanvullende verplichting

De subsidieontvanger voert de gesubsidieerde activiteiten voor 31 december 2025 uit.

Artikel 7.14.11 Looptijd

De subsidieregeling loopt van 13 januari 2022 tot 1 december 2024.

Paragraaf 7.15 Tegemoetkoming culturele instellingen en festivals Overijssel

Deze paragraaf is vervallen per 01/01/2021

Paragraaf 7.16 Overijssel toont talent

Toelichting: Met deze paragraaf wil de provincie bijdragen aan de lokale culturele infrastructuur in Overijssel, het stimuleren van activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie, van en door amateurs en door professionals, stimuleren van deskundigheidsbevordering en het verbinden van initiatieven van amateurinstellingen en professionele culturele instellingen.

Eén keer in de twee jaar wordt samen met de betreffende gemeenten gekeken naar de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten, de uitwerking van de paragraaf in de praktijk en de effecten van de verstrekte subsidies.

Artikel 7.16.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    amateurkunstenaar: degene die kunst of cultuur actief beoefent uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te voorzien;

  • -

    Overijssel toont talent: een bundel activiteiten binnen een Overijsselse gemeente dat in één week plaatsvindt waarin amateurkunstenaars en culturele verenigingen zich presenteren aan een publiek.

    Toelichting: Dergelijke activiteiten in zo’n week waren eerder ook bekend als bijvoorbeeld Week van de Amateurkunst of Ik TOON.

  • -

    talentontwikkeling: ontwikkelen en uitvoeren van een methodiek om talenten te begeleiden in hun culturele en artistieke ontwikkeling;

Artikel 7.16.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van Overijssel toont talent.

Artikel 7.16.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.16.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b.

    Overijssel toont talent vindt plaats binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

  • c.

    Overijssel toont talent vindt plaats gedurende een week, waarbinnen op minimaal 5 dagen culturele activiteiten zijn geprogrammeerd;

  • d.

    professionele kunstenaars of andere professionals zijn inhoudelijk betrokken om:

    • 1.

      de kennis en expertise van een amateurkunstenaar of culturele organisatie te vergroten of te verbeteren;

    • 2.

      talentontwikkeling te bevorderen.

Artikel 7.16.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per gemeente.

Artikel 7.16.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 7.16.6 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie ingediend kan worden vanaf 4 januari en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 december van het kalenderjaar waarin de te subsidiëren activiteiten plaats vinden.

Artikel 7.16.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Overijssel toont talent.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan waarin is opgenomen:

    • a.

      een activiteitenplan met daarin het aantal en de aard van de activiteiten die worden uitgevoerd tijdens Overijssel toont talent;

    • b.

      met welke partijen wordt samengewerkt om Overijssel toont talent te organiseren en een omschrijving van die samenwerking;

    • c.

      hoe professionele kunstenaars of andere professionals worden betrokken om:

      • i.

        de kennis en expertise van een amateurkunstenaars of culturele organisatie te vergroten of te verbeteren;

      • ii.

        talentontwikkeling te bevorderen.

Artikel 7.16.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.16.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten te hebben uitgevoerd voor 31 december van het jaar waarin Overijssel toont talent plaatsvindt.

Artikel 7.16.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.17 Versterking maakklimaat kunst en cultuur Overijssel

Algemene toelichting

Het doel van de regeling is het duurzaam versterken van het professionele maakklimaat voor kunst en cultuur in Overijssel waarmee de regionale infrastructuur wordt versterkt. Met de regeling stimuleert de provincie de ontwikkeling van activiteitenprogramma’s in toekomstbestendige netwerken en georganiseerde verbanden van (culturele) organisaties en makers in het middensegment. De provincie biedt daarbij de mogelijkheid om flexibel in te spelen op actuele ontwikkelingen en aan te sluiten bij het profiel van de stedelijke cultuurregio’s.

Artikel 7.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    artistieke kwaliteit: de kwaliteit van de artistieke ambities, uitgangspunten en de uitwerking daarvan, op basis van vakmanschap, zeggingskracht en originaliteit.

    Toelichting: Artistieke kwaliteit blijkt uit het vakmanschap van de deelnemers, en de originaliteit en de te verwachten zeggingskracht van de activiteiten. Daarvoor is het noodzakelijk dat in de aanvraag duidelijk wordt gemaakt vanuit welke inhoudelijke visie de artistieke activiteiten gestalte krijgen. De combinatie van ambachtelijke vaardigheden en visie vormen het vakmanschap van de kunstenaar. Zeggingskracht ontstaat uit het vakmanschap plus wat wel de ‘noodzaak' of ‘urgentie' van een artistieke activiteit genoemd wordt. Bij originaliteit gaat het om de mate waarin de activiteiten zich in artistieke en conceptuele zin onderscheiden van het overige aanbod in de culturele sector.

  • -

    maatschappelijke impact: het effect van de activiteiten waarbij de culturele waarde, de netwerkwaarde en de waarde voor publiek/inwoners (bijvoorbeeld via het sociaal domein) worden gewogen.

    Toelichting: bij culturele waarde gaat het om het vergroten van de ontwikkeling van makers, het aantrekken, behouden en benutten van de professionele kunstmakers en artiesten in Overijssel, om nieuw professioneel cultureel aanbod, om de bijdrage aan de uitwisseling tussen makers, culturele instellingen en het onderwijs, de bijdrage aan het gebruik van de bestaande podia en overige presentatieplekken en het vergroten van de interactie met en bereik van publiek (fysiek en digitaal).

    Bij netwerkwaarde gaat het om de bijdrage aan vitale netwerken tussen makers, organisaties, scholen, publiek in Overijssel, de bijdrage aan de ontwikkeling van de culturele sector in de stedelijke regio en de provincie Overijssel, de bijdrage aan de culturele sector en de professionele culturele netwerken in Nederland en eventueel de bijdrage aan de culturele sector en culturele netwerken buiten Nederland.

  • -

    middensegment: een diverse verzameling van professionele makers, culturele organisaties, productieplekken, podia en presentatieplekken in het weefsel tussen de lokale kunstinitiatieven, broedplaatsen en opleidingen en de ‘top’ instellingen.

    Toelichting: in dat middensegment speelt zich met name af het – vaak samen - maken van nieuw aanbod, het begeleiden van makers, de ontwikkeling van talent in de professionele kunsten, experimenteren en presenteren, om zo de basis met de top te verbinden.

  • -

    professioneel maakklimaat: een samenhangende dynamiek waarin:

    • het talent van (potentiële) professionele kunstmakers en artiesten verder wordt ontwikkeld;

    • nieuw cultureel aanbod tot stand komt;

    • dat aanbod gepresenteerd wordt aan publiek;

    • podia en presentatieplekken (binnen en buiten) worden benut;

    • nieuwe (digitale) vormen van interactie met - en presentatie aan het publiek ontstaan;

    • relaties met het kunstvakonderwijs en creatief MBO ontstaan en actief worden benut;

  • -

    samenwerking: die handelingen die een inhoudelijke, praktische, financiële of kwalitatieve meerwaarde bewerkstelligen voor culturele organisaties of individuele kunst- en cultuurmakers. Een gezamenlijk doel op basis van wederkerigheid is de inzet van de samenwerking.

  • -

    stedelijke cultuurregio: regio Zwolle, regio Twente en regio Stedendriehoek.

  • -

    talent: een kunstmaker die een intrinsieke motivatie en (artistiek) vermogen heeft om zijn of haar vaardigheden door te ontwikkelen naar of binnen een professioneel niveau.

  • -

    talentontwikkeling: activiteiten gericht op de identificatie, selectie, begeleiding en artistieke en zakelijke ontwikkeling van talent.

  • -

    zakelijke kwaliteit: de mate waarin en de wijze waarop de aanvrager in staat is om het activiteitenplan op professionele wijze te realiseren.

    Toelichting: de volgende aspecten spelen bij de zakelijke kwaliteit een rol:

    • de kwaliteit van bedrijfsvoering

    • een realistische raming van kosten en inkomsten

    • een sluitende begroting

    • een evenwichtige financieringsmix

    • de verhouding tussen het gevraagde bedrag, de activiteiten en het verwachte resultaat

    • de marketing- en communicatiestrategie

    • de Code Cultural Governance

    • de Fair Practice Code

    • een visie op de toekomstbestendigheid van het activiteitenprogramma

Artikel 7.17.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor meerjarige activiteitenprogramma’s ter versterking van het professioneel maakklimaat voor kunst en cultuur in Overijssel.

Toelichting: Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend al dan niet op voordracht van de stedelijke cultuurregio.

Artikel 7.17.3 Criteria

  • 1. Een aanvrager voor subsidie als bedoeld in artikel 7.17.2 is een rechtspersoon die volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel in Overijssel is gevestigd.

  • 2. Een aanvrager is volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel een professionele organisatie die beroepsmatig activiteiten verricht op het gebied van het culturele maakklimaat in Overijssel.

  • 3. Het meerjarig activiteitenprogramma van de aanvrager:

    • a.

      omvat de periode 1 september 2021 tot en met 31 december 2024.

    • b.

      is gericht op nieuw professioneel cultureel aanbod en/of talentontwikkeling van professionele makers;

    • c.

      is gericht op de verdere ontwikkeling van verschillende disciplines in de culturele sector in Overijssel, te weten muziek, theater (inclusief dans), beeldende- en mediakunst of multidisciplinaire kunst;

    • d.

      is gericht op het versterken van netwerken en dynamiek in het maakklimaat van het middensegment;

    • e.

      geeft blijk van een artistieke en zakelijke betekenis voor ten minste de regio;

      Toelichting: dit kan blijken uit bijvoorbeeld een schriftelijk en/of financieel commitment van de betrokken gemeente(n), samenwerkingspartners, bedrijven, publiek.

    • f.

      geeft ten aanzien van lid 3, a tot en met e, inzicht in een:

      • i.

        stapsgewijze artistieke en zakelijke ontwikkeling en borging van activiteiten en organisatie(s);

      • ii.

        stapsgewijze ontwikkeling naar ten minste of verdere provinciale of nationale uitstraling. In het geval het een aanvraag betreft op voordracht van de stedelijke cultuurregio dan wordt inzicht gegeven in een stapsgewijze ontwikkeling naar een nationale uitstraling;

      • iii.

        stapsgewijze verbreding van de financieringsmix;

    • g.

      geeft een beschrijving van de marketingstrategie op de activiteiten die in het meerjarig activiteitenprogramma zijn opgenomen;

    • h.

      geeft inzicht in de manier waarop wordt omgegaan met de culturele codes. Voor wat betreft de code Cultural Governance hoe deze wordt toegepast. Voor de codes Fair Practice en Diversiteit & Inclusie geldt: pas toe of leg uit.

    • i.

      geeft een beschrijving van de beoogde maatschappelijke impact van het activiteitenprogramma op:

      • i.

        het maakklimaat (maken van nieuw cultureel aanbod en/of talentontwikkeling);

      • ii.

        dynamische netwerken, samenwerking en georganiseerde verbanden;

      • iii.

        de betekenis voor de stedelijke regio, de provincie en eventueel (inter-) nationaal;

      • iv.

        het publiek/de inwoners

      • v.

        en de manier waarop deze impact wordt gemeten.

  • 3a. In aanvulling op de leden 1,2 en 3 geldt voor een aanvraag ingediend op voordracht van de stedelijke cultuurregio dat het activiteitenprogramma invulling geeft aan het profiel van de stedelijke regio.

  • 4. De behaalde totale score op basis van scoretabel 1 bedraagt ten minste 55 punten. Aanvragen die zijn gedaan op voordracht van de stedelijke cultuurregio worden niet gescoord.

  • 5. Indien de aanvrager meerjarig subsidie ontvangt op grond van een andere paragraaf in het Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2017 geldt dat er sprake moet zijn van op die paragraaf aanvullende activiteiten.

  • 6. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 53 van de AGVV.

Artikel 7.17.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal 60% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 125.000,- per jaar voor een meerjarig activiteitenprogramma.

  • 2. De subsidie bedraagt, indien het een aanvraag betreft op voordracht van de stedelijke regio, maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,- per aanvraag per jaar.

  • 3. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn kosten pas subsidiabel vanaf 1 september 2021.

Artikel 7.17.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 25 mei 2021 9.00 uur en ontvangen moet zijn uiterlijk op 18 juni 2021 vóór 17.00 uur. Indien het een aanvraag op voordracht van de stedelijke cultuurregio betreft dan geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 12 juli 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 september voor 17.00 uur.

  • 2. Aanvragen die op 18 juni 2021 17.00 uur niet volledig zijn, worden niet in behandeling genomen.

Toelichting: Omdat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van administratieve kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.

Artikel 7.17.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Versterking maakklimaat kunst en cultuur Overijssel en het begrotingsformat Versterking maakklimaat kunst en cultuur Overijssel.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 7.17.2 een meerjarig activiteitenplan.

Toelichting: zie artikel 7.17.3, derde lid, voor de eisen waaraan een meerjarig activiteitenprogramma moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 7.17.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een meerjarig subsidieplafond vast voor de periode 25 mei 2021 tot en met 31 december 2024.

Artikel 7.17.8 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die niet op voordracht van de stedelijke cultuurregio’s zijn ingediend en die voldoen aan de in artikel 7.17.3 gestelde criteria, met uitzondering van lid 3a, in een volgorde op basis van behaalde score. De score wordt bepaald op basis van de in Scoretabel 1 genoemde wegingscriteria.

    Toelichting: Dit houdt in dat op aanvragen op voordracht van stedelijke cultuurregio’s artikel 1.1.4 onverminderd van toepassing is.

  • 2. Bij een gelijke totaalscore wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op onderdeel 1, daarna zonodig op onderdeel 2 en als dan nog sprake is van een gelijke score, op onderdeel 3. Indien in dat geval nog steeds sprake is van een gelijke score, vindt loting tussen die betreffende aanvragen plaats.

Scoretabel 1

Criteria

te behalen punten

1. Artistiek inhoudelijke kwaliteit, blijkend uit:

a. vakmanschap

b. zeggingskracht en

c. originaliteit

10 punten

10 punten

10 punten

2. Zakelijke kwaliteit, blijkend uit:

a. financiële haalbaarheid

b. ondernemerschap

15 punten

15 punten

3 . Maatschappelijke impact:

a. impact op het maakklimaat

b. impact op dynamische netwerken, samenwerking en georganiseerde verbanden;

c. betekenis voor de stedelijke regio, de provincie en (inter)nationaal

d. impact op het publieksbereik en/of de inwoners

10 punten

10 punten

10 punten

10 punten

Totale score

100 punten

Artikel 7.17.9 Adviescommissie

  • 1. Gedeputeerde Staten leggen een volledige aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.17.2 ter advies voor aan de Adviescommissie Cultuur die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Indien nodig kan deze termijn door Gedeputeerde Staten met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

  • 2. Het advies heeft betrekking op de criteria zoals genoemd in artikel 7.17.3, lid 3 en scoretabel 1.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt voor aanvragen die zijn ingediend op voordracht van de stedelijke cultuurregio’s dat de adviescommissie betrekking heeft op een begeleidingsadvies na honorering van de aanvragen.

Artikel 7.17.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager een BIS-instelling betreft of een instelling betreft die zich primair bezig houdt met activiteiten op gebied van cultuureducatie, cultuurparticipatie, erfgoed, bibliotheken, festivals of evenementen.

    Toelichting: Gedeputeerde Staten willen met deze regeling het professionele maakklimaat in het middensegment van de culturele sector versterken en vinden het daarom belangrijk dat aanvragers uit dit middensegment afkomstig zijn. De onder a. genoemde partijen kunnen wel in het activiteitenprogramma participeren.

  • b.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 50.000,- per jaar.

Artikel 7.17.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.2, 1.4.3, 1.4.6 en 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    goede voorbeelden binnen de cultuursector te delen;

  • b.

    te communiceren over de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten via de eigen mediakanalen.

Artikel 7.17.12 Tussenrapportage

Overeenkomstig artikel 1.4.3 overlegt de subsidieontvanger jaarlijks vóór 1 juni een tussenrapportage. De tussenrapportages worden voor een begeleidingsadvies voorgelegd aan de adviescommissie Cultuur, die binnen zes weken advies geeft.

Artikel 7.17.13 Vaststelling subsidie

In afwijking van artikel 1.5.2. dient de subsidieontvanger een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij Gedeputeerde Staten binnen een zes maanden na beëindiging van de periode waarvoor de subsidie is verstrekt. Hierbij overlegt de subsidieontvanger tevens een inhoudelijke eindrapportage, waarin wordt aangegeven of en op welke wijze de activiteiten of de samenwerking na afloop van de projectperiode worden voortgezet.

Artikel 7.17.14 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot en met 31 december 2024, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 7.18 Experimenten powered by Cultuur

Algemene toelichting

Met deze regeling wil de provincie bijdragen aan een toekomstbestendige culturele sector die veerkrachtig, innovatief en ondernemend is.

De provincie wil de cultuursector stimuleren om het culturele aanbod in Overijssel te vernieuwen. Deze regeling richt zich op het ontwikkelen én in de praktijk toepassen, testen of uitproberen van een nieuw product, een dienst, een methode of aanpak (experiment) eventueel in samenwerking met andere sectoren. Er zijn drie mogelijkheden:

  • -

    een experiment binnen de culturele sector;

  • -

    een experiment binnen een cross-over met sociale kwaliteit; of

  • -

    een experiment binnen een cross-over met een andere sector.

De subsidieregeling is een tenderregeling. Dit betekent dat de provincie het beschikbare subsidiebudget verdeelt op basis van een behaalde score en voor zover het subsidieplafond het toelaat.

Artikel 7.18.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    artistieke kwaliteit: de kwaliteit van de artistieke ambities, uitgangspunten en de uitwerking daarvan, op basis van vakmanschap, zeggingskracht en originaliteit;

    Toelichting: Artistieke kwaliteit blijkt uit het vakmanschap van de maker(s), de originaliteit en de zeggingskracht van de activiteit(en). Daarvoor is het noodzakelijk dat in de aanvraag duidelijk wordt gemaakt vanuit welke inhoudelijke visie het experiment gestalte krijgt. De combinatie van ambachtelijke vaardigheden en visie vormen het vakmanschap van de maker(s). Zeggingskracht ontstaat uit het vakmanschap plus wat wel de ‘noodzaak' of ‘urgentie' van een artistieke activiteit genoemd wordt. Bij originaliteit gaat het om de mate waarin de activiteiten zich in artistieke en conceptuele zin onderscheiden van het overige aanbod in de culturele sector.

  • -

    cross-over: een nieuwe combinatie, tussen vanouds gescheiden sectoren. Een cross-over speelt zich af tussen de culturele sector en een of meer andere sectoren;

  • -

    culturele sector: de volgende in het provinciaal cultuurbeleid 2021-2024 opgenomen sectoren dan wel disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst, mediakunst;

  • -

    experiment: het ontwikkelen en in de praktijk toepassen, testen of uitproberen van een nieuw product, een dienst, een methode of aanpak om het aanbod en bereik in de culturele sector, al dan niet in verbinding met andere sectoren dan wel domeinen, te versterken;

  • -

    publieksbereik: het bereiken van nieuwe doelgroepen, het bereik van een groter publiek of de interactie met het publiek;

  • -

    professioneel cultureel aanbod: een samenhangende dynamiek waarin nieuw cultureel aanbod of toepassingen tot stand komt, dat gepresenteerd wordt aan publiek;

  • -

    professionele culturele organisatie of maker: een organisatie of individu die beroepsmatig culturele activiteiten ontwikkelt, uitvoert en presenteert;

  • -

    zakelijke kwaliteit: de mate waarin en de wijze waarop de aanvrager met het experiment in staat is om culturele activiteiten op meer professionele wijze te realiseren.

    Toelichting: hierbij gaat het bijvoorbeeld om het verhogen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering of om verbetering van de marketing- en communicatiestrategie.

Artikel 7.18.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het uitvoeren een experiment, ter versterking van het professionele culturele aanbod in Overijssel. Er is sprake van een experiment:

  • a.

    binnen de culturele sector; of

  • b.

    binnen een cross-over met sociale kwaliteit. Bij een cross-over met sociale kwaliteit is er:

    • i.

      een combinatie met de sectoren zorg, sport of welzijn; én daarbinnen

    • ii.

      een combinatie met de thema’s inclusie of het voorkomen of verminderen van eenzaamheid; of

  • c.

    binnen een cross-over met tenminste één van de volgende sectoren of maatschappelijke vraagstukken: vrijetijdseconomie, economie, mobiliteit, leefbaar platteland, energietransitie, natuur, milieu, landschap en landbouw.

    Toelichting: Deze combinaties en samenwerkingen leiden tot vernieuwing van een aanpak, methode of product of proces. Cross-overs tussen verschillende sectoren hebben daarom de potentie om ook grotere en meer complexe vraagstukken (mede) op te lossen. Bij een cross-over zorgen creativiteit, verbeelding, vormgeving en historie voor een andere, nieuwe kijk op een oplossing van een vraagstuk.

    Het is niet mogelijk een experiment onder meerdere categorieën aan te vragen.

Artikel 7.18.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 7.18.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

      • i.

        een professionele culturele organisatie of een professionele, individuele maker, uit de cultuursector, die op het moment van de aanvraag minimaal zes maanden, statutair of fysiek gevestigd is in Overijssel, blijkend uit de Kamer van Koophandel registratie; én

      • ii.

        een privaatrechtelijke rechtspersoon; of

      • iii.

        voor de activiteit zoals genoemd in artikel 7.18.2 onderdeel a een organisatie of een professionele, culturele individuele maker zonder rechtspersoonlijkheid;

      • iv.

        voor de activiteit zoals genoemd in artikel 7.18.2 onderdeel b.: een maatschappelijke organisatie zoals een school, zorgorganisatie of organisatie die sport of welzijnsinitiatieven ontplooit. Het gaat hierbij om een stichting of een vereniging. De aanvraag wordt gedaan in combinatie met een professionele, culturele organisatie of een professionele, culturele individuele maker zonder rechtspersoonlijkheid. Dit blijkt uit een samenwerkingsovereenkomst;

    • b.

      er is sprake van een experiment, waarbij:

      • i.

        voor de aanvrager dan wel de culturele sector een nieuw product, dienst, methode of aanpak wordt ontwikkeld én in de praktijk wordt toegepast, getest of uitgeprobeerd;

      • ii.

        het experiment een antwoord of conclusie oplevert op een vraagstuk of probleem;

      • ii.

        de uitkomst of conclusie van het experiment op voorhand onzeker is;

      • iv.

        zowel de beoogde uitkomst van het experiment als het vraagstuk of probleem relevant is voor een bredere groep dan de aanvrager zelf;

    • c.

      het experiment wordt uitgevoerd in Overijssel;

    • d.

      de begroting is dekkend, waarbij:

      • i.

        minimaal 20% van de dekking een financiële bijdrage van de aanvrager of een andere partij dan de provincie is; én

      • ii.

        als sprake is van is van een experiment als bedoeld in artikel 7.18.2 sub c, minimaal 10% van de dekking een financiële bijdrage van een partij of partijen uit een andere sector is;

    •  

      Toelichting: een financiële bijdrage is een bijdrage in geld. Inzet van eigen uren of andere vormen van inbreng in natura worden niet gezien als een financiële bijdrage.

    • e.

      indien sprake is van een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2 sub a, heeft de aanvrager aantoonbaar ervaring met vernieuwing binnen de culturele sector;

    • f.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 53 van de AGVV.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid wordt een aanvraag getoetst aan de wegingscriteria zoals genoemd in scoretabel 1, 2 dan wel 3. De minimale score is:

    • a.

      45 punten voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub a, waarvan ten minste 10 punten voor artistieke kwaliteit;

    • b.

      45 punten voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub b, waarvan ten minste 5 punten voor artistieke kwaliteit;

    • c.

      35 punten voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub c, waarvan ten minste 10 punten voor artistieke kwaliteit.

Artikel 7.18.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub a, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met maximum van € 15.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2. onder sub b, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.000,- per aanvraag.

  • 3. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub c, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.

Toelichting: uit artikel 7.18.3 lid 1 sub d onder ii blijkt dat minimaal 10% aantoonbaar gedekt moet zijn uit een andere sector dan de culturele sector.

Artikel 7.18.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 8 maart 2022 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 4 april 2022 voor 17.00 uur.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Omdat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.

Artikel 7.18.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Experimenten powered by Cultuur.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2:

    • a.

      een voorstel over het experiment van maximaal 5 pagina’s. Het voorstel bevat in ieder geval, paragraafgewijs:

      • i.

        een omschrijving van het nieuwe product, dienst, methode of aanpak en de toepassing in de praktijk;

      • ii.

        het vraagstuk of probleem dat wordt onderzocht;

      • iii.

        de maatschappelijke relevantie van het experiment;

      • iv.

        hoe het experiment bijdraagt aan het vergroten van het culturele aanbod of aantoont hoe het experiment de betrokkenheid van sectoren en doelgroepen vergroot en daarmee de maatschappelijke impact beschrijft;

      • v.

        eventuele samenwerkingspartners: de rolverdeling verantwoordelijkheid en financiële bijdrage van de samenwerkingspartners;

      • vi.

        een beknopt plan van aanpak;

      • vii.

        [vervallen]

      • viii.

        als sprake is van een cross-over met sociale kwaliteit: de bijdrage aan de thema’s inclusie of voorkomen en bestrijding van eenzaamheid en maatschappelijke impact;

      • ix.

        als sprake is van een aanvraag voor een cross-over met andere sectoren: de economische, maatschappelijke of ecologische impact.

    • b.

      om de artistieke en zakelijk kwaliteit te kunnen toetsen: cv van de aanvrager en de eventuele betrokken makers;

    • c.

      indien sprake is van een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2 sub a, twee referenties van een derde partij, die blijk geven van de vernieuwingskracht van de aanvrager in de culturele sector;

    • d.

      als sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 7.18.2 lid b en c, overlegt de aanvrager een door de samenwerkingspartners getekende samenwerkingsverklaring waarin de inhoud van de samenwerking en de rol van de samenwerkingspartners wordt beschreven;

    • e.

      in geval van een experiment als bedoeld in artikel 7.18.2 sub c, moet uit de samenwerkingsverklaring of een ander bewijsstuk blijken dat minimaal 10% financieel wordt bijgedragen door partners uit de andere sectoren;

    • f.

      een begroting en dekkingsplan conform het format van de provincie.

      Toelichting: het format voor de begroting is te vinden www.overijssel.nl/subsidie .

Artikel 7.18.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.18.8 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 7.18.3 lid 1 sub a t/m e gestelde criteria, in een volgorde op basis van behaalde score. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van behaalde score, voor zover het subsidieplafond dit toelaat. De score wordt afhankelijk van de subsidiabele activiteit, bepaald op basis van de in scoretabel 1, 2 of 3 genoemde wegingscriteria.

  • 2. Bij een gelijke totaalscore wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op artistieke kwaliteit. Indien in dat geval nog steeds sprake is van een gelijke score, wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op zakelijke kwaliteit. Indien in dat geval nog steeds sprake is van een gelijke score, vindt loting tussen die betreffende aanvragen plaats.

Scoretabel 1, bij artikel 7.18.2 sub a

Criteria

Te behalen punten

  • a.

    Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • b.

    Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • c.

    Mate waarin het experiment bijdraagt aan de vernieuwing van het cultureel aanbod

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • d.

    Mate waarin het experiment praktijkgericht is

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • e.

    Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e

Maximaal 75 punten

Scoretabel 1, bij artikel 7.18.2 sub b

Criteria

Te behalen punten

  • a.

    Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • b.

    Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • c.

    Mate waarin wordt bijgedragen aan de bevordering van inclusie en voorkoming en bestrijding van eenzaamheid.

    Onder inclusieve samenleving wordt verstaan: een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • d.

    Mate van maatschappelijke impact

    Onder maatschappelijke impact wordt verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • e.

    Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e

Maximaal 75 punten

Scoretabel 1, bij artikel 7.18.2 sub c

Drie verplichte criteria

Te behalen punten

  • a.

    Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • b.

    Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • c.

    Mate van maatschappelijke impact

    Onder maatschappelijke impact wordt verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

Een van de twee volgende criteria (keuze aanvrager voor welke van de twee)

 
  • d.

    Mate van economische impact

    Onder economische impact wordt verstaan: de mate waarin de aanvrager met het experiment in staat is om de economische betekenis van het experiment in beeld te brengen.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 15 punten

  • e.

    Mate van ecologische impact

    Onder ecologische impact wordt verstaan: de mate waarin de aanvrager met het experiment in staat is om de verwachte ecologische betekenis van het experiment in beeld te brengen.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten (zie ook de minimale vereiste bij criteria)

Zeer goed: 15 punten

Maximale te behalen score a+b+c + of d of e

Maximaal 60 punten

Scoretabel 2, bij artikel 7.18.2 sub b

Criteria

Te behalen punten

a. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

b. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

c. Mate waarin wordt bijgedragen aan de bevordering van inclusie en voorkoming en bestrijding van eenzaamheid

Onder inclusieve samenleving wordt verstaan: een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

d. Mate van maatschappelijke impact

Onder maatschappelijke impact wordt verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 25 punten

e. Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e

Maximaal 125 punten

Scoretabel 3, bij artikel 7.18.2 sub c

Criteria

Te behalen punten

a. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 20 punten

b. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 20 punten

c. Mate van economische impact

Onder economische impact wordt verstaan: de mate waarin de aanvrager met het experiment in staat is om de economische betekenis van het experiment in beeld te brengen.

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het inzicht in de directe en indirecte bijdrage aan de economie en maatschappij. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om omzet, bestedingen of toegevoegde waarde in de regio.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 20 punten

d. Mate van maatschappelijke impact

Onder maatschappelijke impact wordt verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 20 punten

e. Mate van ecologische impact

Onder ecologische impact wordt verstaan: de mate waarin de aanvrager met het experiment in staat is om de verwachte ecologische betekenis van het experiment in beeld te brengen.

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de waarde die met het experiment gecreëerd wordt door efficiënt met natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen om te gaan.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 3 punten

Goed: 8 punten ( zie ook de minimale vereiste bij criteria)

Zeer goed: 10 punten

f. Impact op duurzaamheid

onder impact op duurzaamheid wordt verstaan: de mate waarin het experiment een positieve bijdrage heeft of kan hebben op de aarde als bron van grondstoffen.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 3 punten

Goed: 8 punten ( zie ook de minimale vereiste bij criteria)

Zeer goed: 10 punten

g. Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e+f+g

Maximaal 125 punten

Artikel 7.18.9 Adviescommissie

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2 ter advies voorleggen aan de Adviescommissie cultuur die binnen zes weken advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt.

  • 2. Het advies heeft betrekking op de wegingscriteria zoals vermeld in de scoretabel 1, 2 of 3.

  • 3. [vervallen]

Artikel 7.18.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de gevraagde en te verstrekken subsidie minder dan € 10.000,- bedraagt;

  • b.

    de aanvrager in de indieningstermijn als bedoeld in artikel 7.18.5 al een aanvraag voor subsidie op grond van deze paragraaf heeft ingediend;

  • c.

    [vervallen]

  • d.

    de aanvraag wordt ingediend voor meerdere in artikel 7.18.2 genoemde activiteiten;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op amateurkunst of cultuureducatie, literaire uitingen, muziekdragers;

  • f.

    de aanvrager al een subsidie heeft ontvangen op grond van paragraaf 7.17 of een BIS- instelling is;

  • g.

    er een subsidie aangevraagd wordt voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 7.18.2 sub a en de aanvrager een kaderinstelling is zoals bedoeld in paragraaf 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024;

  • h.

    sprake is van reguliere (bedrijfs)activiteiten;

  • i.

    het experiment betrekking heeft op een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk-dorpsfeest, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, paasvuren, tentoonstelling, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten, literaire uitingen en muziekdragers; webshops, digitale koppeling van bedrijfsprocessen, datamanagement, een boekingssysteem, ontwikkeling van apps, activiteiten gericht op het verbeteren van online vindbaarheid (SEO), streamingdiensten, websiteoptimalisatie, social media campagnes, reclame en advertentiekosten, realiseren inschrijfmodules voor (online) lessen en activiteiten.

Artikel 7.18.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.6 en 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt binnen 12 maanden na subsidieverlening uit te voeren;

  • b.

    het eindresultaat van het project publiekelijk toegankelijk te maken.

Artikel 7.18.12 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot en met 31 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Hoofdstuk 8 Kwaliteit openbaar bestuur

Paragraaf 8.1 Dodenherdenking en bevrijdingsfestival

Algemene toelichting

De provincie Overijssel ziet het als haar taak om de Overijsselse burgers bewust te maken van hun  verkregen democratische verworvenheden. Daarom vindt de provincie het belangrijk om de nadruk te leggen op de link tussen de dodenherdenking en het bevrijdingfestival.

Artikel 8.1.1 begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • bevrijdingsfestival Overijssel: de festiviteit die jaarlijks in de provinciehoofdstad Zwolle wordt georganiseerd als onderdeel van de nationale bevrijdingsfeesten;

  • dodenherdenking: de herdenking in Zwolle, Enschede en Markelo van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog, zowel in Europa als in Zuidoost Azië.

Artikel 8.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    de jaarlijkse Dodenherdenking op kerstavond op de Canadese Begraafplaats in Holten;

  • b.

    de jaarlijkse herdenkingsplechtigheid in Enschede voor de gevallenen in Zuidoost Azië;

  • c.

    de jaarlijkse 4 meiherdenking in Markelo;

  • d.

    activiteiten tijdens het jaarlijkse Bevrijdingsfestival in de provinciehoofdstad Zwolle om de Overijsselse burgers vanuit het thema democratie en grondrechten bewust te maken van het feit dat vrijheid geen vanzelfsprekendheid is.

Artikel 8.1.3 Criteria

De aanvrager:

  • a.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 8.1.2 sub a is Stichting Welcome Again Veterans Holten;

  • b.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 8.1.2 sub b is Stichting Herdenking Gevallenen in Zuid-Oost Azië 1941–1949;

  • c.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 8.1.2 sub c is Stichting Overijssels Verzetsmonument 1940–1945;

  • d.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 8.1.2 sub d is Stichting Bevrijdingsfestival Overijssel.

Artikel 8.1.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 sub a bedraagt € 1.000,– per jaar.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 sub b bedraagt € 1.500,– per jaar.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 sub c bedraagt € 750,– per jaar.

  • 4.

    De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 sub d bedraagt € 57.500,– per jaar.

Artikel 8.1.5 Subsidiabele kosten

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief per jaar per activiteit. Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 8.1.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Dodenherdenking en Bevrijdingsfestival.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid hoeft de aanvrager voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 sub a, b en c geen projectplan, begroting en dekkingskosten van de activiteiten over te leggen.

Artikel 8.1.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Paragraaf 8.2 Kwaliteit openbaar bestuur

Algemene toelichting

De veranderende samenleving vraagt om een interactieve en participerende overheid die dichtbij en bereikbaar is en ruimte geeft aan initiatieven van inwoners en bedrijfsleven. De uitdaging is flexibel in te spelen op ontwikkelingen in de samenleving en tegelijkertijd de duurzaamheid van het beleid te waarborgen en de taken effectief en efficiënt uit te voeren.

Gedeputeerde Staten willen dat het vertrouwen van de samenleving in het openbaar bestuur toeneemt of gelijk blijft. Op grond van deze subsidieparagraaf kunnen overheden of semi-overheden subsidie aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur.

Artikel 8.2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • openbaar bestuur: het geheel van structuren en processen waarbinnen voor de maatschappij bindende beslissingen worden genomen.

    toelichting: Beslissingen zijn bindend als degenen op wie zij zich richten zich niet aan de werking ervan kunnen onttrekken. Het openbaar bestuur bevat bestuurlijke gezagsdragers en het ambtelijk apparaat. Het maakt deel uit van het maatschappelijk systeem: het geheel van opvattingen, gedragingen en posities in de maatschappij.

  • semi-overheid: organisaties die wettelijke taken uitvoeren of een publiek belang dienen en een publieke financiering ontvangen.

    toelichting: Semi-overheidsorganisaties bevinden zich onder andere in de volgende sectoren: energie, openbaar vervoer, onderwijs, woningcorporaties, gezondheidszorg en welzijn, media. De overheid oefent invloed uit op semi-overheidsorganisaties doordat zij bijvoorbeeld voorwaarden stelt voor het verkrijgen van overheidsgeld.

Artikel 8.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur in Overijssel.

Artikel 8.2.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.2.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente, Overijssels waterschap, een semi-overheid of een stichting of vereniging met een vestiging in Overijssel;

  • b.

    de activiteiten zich richten op:

    • i.

      de veranderende verhoudingen tussen samenleving en overheid;

    • ii.

      waardering van democratie en politiek; of

    • iii.

      vernieuwing of flexibiliteit van beleid;

  • c.

    de activiteiten dragen bij aan de toename van het vertrouwen van de samenleving in het openbaar bestuur;

  • d.

    [vervallen.]

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 8.2.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,– per aanvraag.

Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.

Artikel 8.2.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Kwaliteit openbaar bestuur.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid sub c, is het indienen van een begroting niet verplicht.

Artikel 8.2.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.2.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van reguliere taken van de aanvrager.

Paragraaf 8.3 Experimenten bestuursstijl

Algemene toelichting

Een belangrijke ambitie voor de provincie in het coalitieakkoord 2015-2019 "Overijssel werkt' is een modern bestuur te zijn dat goed aangesloten is op de samenleving, ruimte geeft aan initiatieven van inwoners en bedrijfsleven en experimenten met nieuwe vormen van samenwerking stimuleert.

Op grond van deze subsidieparagraaf kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor een experiment bestuursstijl, waarbij het zoeken naar een bestuursstijl of samenwerkingsvorm centraal staat. Daarnaast heeft de provincie procesondersteuners beschikbaar, die de initiatiefnemer hierbij kan faciliteren.

Artikel 8.3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder experimenten bestuursstijl: het zoeken naar een passende bestuursstijl of samenwerkingsvorm, waarbij centraal staat het ontwerpen van geschikte alternatieve werkvormen, het uitlijnen van nieuwe processen, het hanteren van verschillende rollen afhankelijk van aard, omvang van en fase binnen de maatschappelijke opgaven of het zoeken naar de juiste positie en rol voor zowel democratisch gelegitimeerde organen als samenleving.

Artikel 8.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een experiment bestuursstijl.

Artikel 8.3.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.3.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    het experiment heeft direct betrekking op een maatschappelijke opgave in Overijssel;

  • b.

    het doel van het experiment is te leren door het ervaren van een passende bestuursstijl of samenwerkingsvorm én het delen van het geleerde ten behoeve van volgende opgaven;

  • c.

    het experiment heeft toegevoegde waarde ten opzichte van de reeds uitgevoerde experimenten;

  • d.

    [vervallen.]

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 8.3.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,– per aanvraag.

Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.

Artikel 8.3.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 8.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Experimenten Bestuursstijl.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een document waarin de wederzijdse ambities van de aanvrager en programma Experimenten zijn vastgelegd.

Artikel 8.3.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.3.8 Vaststelling subsidie

In afwijking van artikel 1.5.1 en artikel 1.5.2 wordt de subsidie eerst verleend en na de subsidieperiode ambtshalve vastgesteld.

Artikel 8.3.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    kennis beschikbaar te stellen door te participeren of mee te werken aan een waarderend onderzoek van de provincie;

  • b.

    leerervaringen actief te verspreiden;

  • c.

    het experiment binnen 24 maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd.

Paragraaf 8.4 Impuls aan sociale acceptatie en veiligheid (regenboogprovincie) 2020 t/m 2023

Algemene toelichting

Doel van deze subsidieparagraaf is om activiteiten te ondersteunen die bijdragen aan sociale veiligheid van LHBTI+ en de vergroting van de individuele ruimte van deze doelgroep om zichzelf te kunnen zijn.

Artikel 8.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    LHBTI-emancipatie: bijdragen aan het inclusiever maken van de samenleving voor LHBTI+;

  • b.

    LHBTI+: lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders, interseksuelen en andere genderidentiteiten.

Artikel 8.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan sociale veiligheid van LHBTI+ en de vergroting van de individuele ruimte om zichzelf te kunnen zijn.

Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan voorlichting op scholen.

Artikel 8.4.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een rechtspersoon met een vestiging in Overijssel;

  • b.

    de activiteiten dragen bij aan de versterking van LHBTI-emancipatie;

  • c.

    de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel of zijn met name bedoeld voor de inwoners van Overijssel;

  • d.

    de activiteiten hebben raakvlak met voorlichting, veiligheid, geloof, sport of richten zich op een gemeente waar meer dan 20% van de beroepsbevolking in de landbouw werkzaam is;

  • e.

    [vervallen].

Artikel 8.4.4 Hoogte van de susbidie

De subsidie als bedoeld in artikel 8.4.2 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 8.4.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Impuls aan sociale acceptatie en veiligheid (regenboogprovincie) 2020 t/m 2023.

Artikel 8.4.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.4.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    sprake is van een aanvraag voor uitsluitend het organiseren van een coming out day, een optocht, boottocht, een pride of een andere evenement;

  • b.

    de activiteiten niet bedoeld zijn voor het collectief doel, maar voor slechts enkele individuen;

  • c.

    de aanvrager in het betreffende kalenderjaar al subsidie heeft ontvangen op basis van deze paragraaf.

Artikel 8.4.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten te hebben uitgevoerd voor 31 december 2023;

  • b.

    mee te werken aan een eventuele evaluatie door de provincie.

Artikel 8.4.9 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 8.5 Burgerschap op scholen

Artikel 8.5.1 Doel

Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een eigentijdse invulling van participatie door scholen voor primair en voortgezet onderwijs in aansluiting op het programma Jongeren en burgerschap in Overijssel.

Artikel 8.5.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan kennis over democratie en versterken van burgerschap van jongeren.

  • 2. De activiteiten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de activiteiten worden uitgevoerd in Overijssel;

    • b.
      • 1.

        kennisoverdracht aan jongeren van het functioneren van politiek en openbaar bestuur

      • 2.

        opkomstbevordering bij verkiezingen onder jongeren;

      • 3.

        jongeren bewust maken van het belang van een inclusieve samenleving. Dat is een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn;

    • c.

      de activiteiten zijn aanvullend op de gewone lesprogramma’s;

    • d.

      de activiteiten zijn aanvullend op de gewone lesprogramma’s;

Artikel 8.5.3 Doelgroep

De subsidie wordt verstrekt aan basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs.

Artikel 8.5.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie is een vast bedrag van € 1.000,- per aanvraag.

Artikel 8.5.5 Aanvraag

  • 1. De aanvraag kan het hele jaar ingediend worden.

  • 2. De aanvrager maakt gebruik van het digitale aanvraagformulier Burgerschap op scholen.

  • 3. Het is niet nodig om een begroting in te leveren. Artikel 1.2.1, tweede lid, onderdeel c is niet van toepassing.

Artikel 8.5.6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond geldt voor de looptijd van de subsidieregeling.

Artikel 8.5.7 Looptijd

De subsidieregeling vervalt op 1 december 2023.

Hoofdstuk 9 Gebiedsontwikkeling

Paragraaf 9.1 Uitvoering Ontwikkelopgave Natura 2000

Algemene toelichting

Deze subsidieparagraaf betreft de uitvoering van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de realisatie van de maatregelen ten behoeve van de Natura 2000-gebieden. De partners, zoals genoemd in artikel 9.1.3 maken gezamenlijk met de provincie afspraken over de uitvoering van gebiedsprocessen die hierbinnen uitgevoerd gaan worden. Tevens is en wordt afgesproken wie welk gebiedsproces trekt.

De subsidieverlening vindt plaats in het kader van de uitvoering van de Ontwikkelopgave Natura 2000. PS hebben de kaders hiervoor op 3 juli 2013 en 23 april 2014 vastgesteld (PS/2013/412, ‘Samen verder aan de slag met de EHS’, en PS/2014/62, ‘Uitvoeringsreserve EHS’). De fases in de gebiedsprocessen en -projecten die door partners worden uitgevoerd, vinden binnen deze Ontwikkelopgave en de door PS aangegeven kaders plaats.

Artikel 9.1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • bestuurlijk overleg: het overleg dat alle partijen van Samen werkt beter op bestuurlijk niveau op regelmatige basis voeren;

  • beheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.3 lid 1 van de Wet Natuurbescherming voor een Natura 2000-gebied in Overijssel;

  • NNN Maatregelen: de maatregelen die voortvloeien uit de afronding van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS), zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013 (PS/2013/413) in het kader van de Ontwikkelopgave N2000, en gewijzigd door Provinciale Staten op 8 oktober 2014 (PS/2014/702);

  • gebiedsplan: plan dat is opgesteld door een SWB-partij om overheidsdoelen en -opgaven binnen de gestelde kaders van de PS-besluiten van 3 juli 2013 (kenmerk PS/2013/412) en 23 april 2014 (PS/2014/62) te realiseren;

  • gebiedsofferte: een door de relevante partijen in een gebied (ondernemers, bewoners, maatschappelijke organisaties) gedaan voorstel om overheidsdoelen en -opgaven binnen de gestelde kaders van de PS-besluiten van 3 juli 2013 (kenmerk PS/2013/412) en 23 april 2014 (PS/2014/62) te realiseren;

  • gebruik en beheerfase na afronding van de realisatie waarbij de resultaten worden gebruikt en waar nodig overgedragen naar exploitanten of beheerders, publieke of private partijen. Onder beheer valt ook het aanvullend beheer zoals opgenomen in de beheerplannen;

  • gebiedsproces: proces in een gebied met relatief complexe of grote opgaven, veelal met veel actoren en veel grotere belangenconflicten dat moet leiden tot een gedragen realisering van maatregelen;

  • interne maatregelen: de inrichtings- en beheermaatregelen in de natuurterreinen binnen de Natura 2000-gebieden die bijdragen aan de duurzame instandhouding van deze gebieden en voortvloeien uit het beheerplan van het betreffende gebied.

  • Natura 2000-maatregelen: De inrichtings- en beheermaatregelen zoals deze volgen uit de beheerplannen van de Natura 2000 gebieden;

  • instandhoudingsdoelstelling: de doelstellingen, als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van de Wet Natuurbescherming, voor een Natura2000-gebied;

  • ontwikkelopgave: alle inrichtings- en beheermaatregelen die de provincie Overijssel in de beheerplannen laat vastleggen voor wat betreft de Natura 2000-gebieden en het NNN;

  • Samen werkt beter: het op 29 mei 2013 gesloten bestuurlijk akkoord voor een economisch en ecologisch vitale toekomst;

  • uitvoeringsagenda: door de partners van het bestuurlijk akkoord Samen werkt beter, opgestelde agenda, waarin als bijlage de gebiedsprocessen en -projecten zijn opgenomen en de wijze van uitvoering is vastgelegd.

Artikel 9.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    de verkenning van een gebiedsproces, met als resultaat een programma van eisen (fase 1);

  • b.

    het opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van fase 2, de planuitwerking, fase 3, de realisatie of fase 4, het beheer;

  • c.

    het opstellen van een gebiedsplan of gebiedsofferte op basis van het programma van eisen (fase 2);

  • d.

    het realiseren van een gebiedsplan of –offerte danwel het realiseren van interne maatregelen (fase 3), waarbij voor particuliere grondeigenaren, als bedoeld in artikel 9.1.3 lid 1 sub a (ii) geldt dat een subsidieaanvraag niet eerder mogelijk is dan nadat zijn of haar percelen zijn opengesteld op de Ambitiekaart die onderdeel is van het Natuurbeheerplan Overijssel;

    Toelichting: De Ambitiekaart is te vinden op http://gisopenbaar.overijssel.nl/viewer/app/atlasvanoverijssel_basis/v1 (kaartlaag: Landelijk Gebied / Natuurbeheerplan / Ambitiekaart).

  • e.

    het gebruik en beheer (fase 4).

Artikel 9.1.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

      • i.

        een partner van Samen werkt Beter, zijnde Landschap Overijssel, LTO Noord, Natuurmonumenten, Natuur en Milieu Overijssel, Natuurlijk Platteland Oost, Overijssels Particulier Grondbezit, RECRON, Staatsbosbeheer, VNG Overijssel; een Overijsselse gemeente; VNO-NCW; of de Waterschappen Drents-Overijsselse Delta, Vechtstromen en Rijn & IJssel; dan wel

      • ii.

        een natuurlijk persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die eigenaar is van gronden die relevant zijn voor de Ontwikkelopgave en waarvan de gronden vallen binnen de begrenzing van de Omgevingsvisie, waarbij de subsidiabele kosten zich beperken tot activiteiten in het kader van fase 2, 3 en 4;

    • b.

      De activiteit past binnen de kaders en doelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie, wateropgave (KRW), het investeringsbesluit sociaal flankerend beleid, de afspraken met het Rijk, Natura 2000 en het akkoord ‘Samen werkt beter’

  • 2. In aanvulling op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 sub a voldoen aan het criterium dat de voorzitter van het Bestuurlijk overleg een positief advies heeft gegeven over de aanvraag.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid moet de aanvraag voor de subsidie, als bedoeld in artikel 9.1.2 sub b tot en met e voldoen aan het criterium dat de programmaleider van de Ontwikkelopgave Natura 2000 een positief advies heeft gegeven over de aanvraag.

Artikel 9.1.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 9.1.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn de volgende kosten wel subsidiabel:

    • a.

      leges;

    • b.

      kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of een andere subsidiebemiddelaar afkomstig uit de publieke of particuliere sector.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn de kosten die voortvloeien uit financiële verplichtingen, aangegaan voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen, wel subsidiabel, voor zover deze zijn gemaakt na 1 januari 2015.

Artikel 9.1.6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten van bodemsanering die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wet bodembescherming;

  • b.

    kosten voor de opruiming van explosieven die door een gemeente worden vergoed;

  • c.

    kosten voor de bouw van opstallen zonder directe relatie met de Natura 2000-maatregelen;

  • d.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • e.

    kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

  • f.

    kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

  • g.

    kosten die voortkomen uit achterstallig onderhoud;

  • h.

    kosten waarvoor een reguliere subsidie is verstrekt;

  • i.

    kosten die de subsidieontvanger op andere wijze vergoed kan krijgen;

  • j.

    kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van Natura 2000-maatregelen.

Artikel 9.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. [vervallen.]

  • 2. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 sub b tot en met e gebruik van het aanvraagformulier Uitvoering Ontwikkelopgave Natura 2000.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid over legt de aanvrager:

    • a.

      bij de aanvraag een plan van aanpak waarin de te subsidiëren activiteiten zijn beschreven;

    • b.

      indien de aanvraag betrekking heeft op subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 sub c, overlegt de aanvrager tevens het Programma van eisen dat het programmabureau Ontwikkelopgave Natura 2000 heeft opgesteld of heeft laten opstellen;

    • c.

      een door de programmaleider van de Ontwikkelopgave Natura 2000 ondertekend goedkeuringsformulier waaruit blijkt dat er positief advies is gegeven.

      Toelichting: Dit geldt ook bij een wijziging van de subsidie.

Artikel 9.1.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.1.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de maatregelen reeds voor 1 januari 2015 zijn uitgevoerd;

  • b.

    voor de activiteit al subsidie is verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf of door een ander bestuursorgaan, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan 100% van de subsidiabele kosten van de Natura2000-maatregel.

Artikel 9.1.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      een boekhoudkundige scheiding tussen niet-economische activiteiten, zijnde de uitvoering van de in de verleningsbeschikking opgenomen NNN -dan wel Natura 2000-maatregelen, en economische c.q. andere activiteiten aan te houden;

    • b.

      de uitvoering van de NNN- dan wel Natura 2000-maatregelen te realiseren conform de beheerplannen dan wel de door Gedeputeerde Staten daartoe vastgestelde plannen waarin deze maatregelen worden beschreven. Voor zover voor de uitvoering nader onderzoek nodig is naar de vorm en maatvoering van de Natura2000-maatregelen, behoeft het uiteindelijke plan van uitvoering de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Eventuele voordelen die de subsidieontvanger verkrijgt in het kader van de uitvoering van NNN- dan wel Natura 2000-maatregelen mogen niet ten gunste strekken van de economische activiteiten van de subsidieontvanger.

Artikel 9.1.11 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling

In aanvulling op de artikelen 1.5.2 en 1.5.3 bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van de subsidieontvanger of er al dan niet sprake is geweest van voordelen op grond van economische activiteiten, die een gevolg zijn van de uitvoering van door deze regeling gesubsidieerde maatregelen. Deze voordelen worden in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie

Paragraaf 9.2 Ruimte voor de Vecht

Ingetrokken

Paragraaf 9.3 Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente 4.0

Vervallen per 20 december 2019

Paragraaf 9.4 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave Natura 2000

Algemene toelichting

In de Omgevingsvisie van Overijssel is, ten behoeve van het Natuurnetwerk Nederland (hierna NNN genoemd), onder meer het uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura2000 opgenomen. Binnen de begrenzing van dit uitwerkingsgebied dienen maatregelen te worden genomen die de realisering van het NNN en de instandhouding van de Natura2000-gebieden bewerkstelligen.

Doel van deze maatregelen is het toekomstbestendig maken van de Natura 2000 gebieden. De neerslag van stikstof (stikstofdepositie) is één van de belangrijkste belemmeringen om de Europese natuurdoelen te halen. De huidige neerslag in een groot aantal Natura 2000-gebieden is veel hoger dan leefgebieden van planten en dieren kunnen verdragen. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet het probleem van teveel stikstof in Nederland, door bijvoorbeeld uitlaatgassen en mest, oplossen. PAS-maatregelen moeten ervoor zorgen dat er een goede balans wordt gevonden tussen behoud en herstel van natuurlijke kwaliteiten en de economische ontwikkeling in Overijssel. Op die manier ontstaat weer ontwikkelingsruimte voor de economie (onder andere de landbouw) in Overijssel.

De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van effectgerichte maatregelen in en rond de Natura 2000-gebieden.De gronden binnen het uitwerkingsgebied dienen tijdig beschikbaar te komen zodat de maatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd binnen de gestelde termijnen. In geval van aankoop van een agrarisch bedrijf geldt als regel dat alleen de gronden binnen de begrenzing van de ontwikkelopgave verworven kunnen worden op basis van volledige schadeloosstelling. Gronden daarbuiten kunnen slechts tegen marktwaarde worden aangekocht. Soms heeft een agrarisch bedrijf een sleutelpositie in de realisering van de ontwikkelopgave, doch is aankoop tegen volledige schadeloosstelling conform onteigeningssystematiek niet mogelijk. Met onderhavige subsidieregeling bestaat de mogelijkheid voor een afgebakende groep van eigenaren om bovenop de marktwaarde een aanvullende vergoeding te  krijgen. Aangesloten is bij de mogelijkheden tot staatssteun die de Vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EU) Nr. 702/2014 biedt. Op grond van artikel 16 van deze verordening bestaat de mogelijkheid steun te verlenen voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen. Daar waar sprake is van terminologie waarvoor al een definitie is opgenomen in de verordening wordt voor de betreffende definitie verwezen naar artikel 2 van de verordening.

Bevoorschotting

De bevoorschotting geschiedt conform artikel 1.3.2. Bewust is gekozen om de voorschotverlening in de regeling niet op voorhand te verankeren aan harde momenten. De uitvoering van een verplaatsing (en daarmee gepaard gaande kosten) zal per situatie immers verschillend zijn. De conform artikel 9.4.7 overgelegde investeringsbegroting en plan van uitvoering van werkzaamheden met daaraan gekoppelde tijdsplanning zullen als input dienen voor de door Gedeputeerde Staten te bepalen voorschottermijnen. Aanvrager zal verzocht worden om bepaalde bewijsstukken te overleggen dat voldaan zal worden aan de in artikel 9.4.10 genoemde verplichtingen alvorens tot uitbetaling van voorschotten wordt overgegaan. Welke bewijsstukken dit zijn, zal uit de beschikking subsidieverlening en voorschotverlening blijken.

Artikel 9.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • ontwikkelopgave Natura 2000: het treffen van maatregelen die de realisering van het NNN en de instandhouding van de Natura 2000 gebieden bewerkstelligen;

  • uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in nabijgelegen Natura 2000- gebieden te beschermen, die als zodanige gebiedscategorie zijn aangegeven op de bij Omgevingsverordening 2009 behorende kaarten van een deelgebied van het NNN;

  • verplaatsing: het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen eventueel gepaard gaande met modernisering van deze voorzieningen dan wel verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 9.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw ter bevordering van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000.

Toelichting: Dit artikel benoemt  enerzijds de activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, te weten verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw en specificeert anderzijds het algemeen belang dat de steunverlening rechtvaardigt: de OntwikkelopgaveNatura 2000 zoals hierboven uiteengezet in de algemene toelichting.  Aankoop van vervangende  gronden is niet subsidiabel.

Artikel 9.4.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die, ten tijde van het sluiten van de onder sub d vermelde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, het eigendom, regulier pachtrecht of erfpachtrecht heeft van grond behorend bij een landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt verplaatst;

      toelichting: Onder pachtrecht wordt geen geliberaliseerde pacht of teeltpacht verstaan.

    • b.

      het landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt verplaatst, heeft een omvang van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit;

      toelichting: Met de vereiste minimum omvang wordt tot uitdrukking gebracht dat de regeling slechts van toepassing is op levensvatbare bedrijven.

    • c.

      cultuurgrond behorend tot het landbouwbedrijf is deels gelegen binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000,  niet zijnde Nadere Uitwerking Rivierengebied;

      toelichting: Door als criterium te stellen dat de gronden deels gelegen dienen te zijn binnen de begrenzing van het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt het doel gewaarborgd waarvoor de regeling bedoeld is: voortgang in de uitvoering van de Ontwikkelopgave Natura 2000. Hieruit vloeit ook de eis voort dat het cultuurgrond, oftewel grond in gebruik voor akkerbouw en/of veeteelt, dient te betreffen.

    • d.

      er is een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing met de provincie Overijssel gesloten;

      toelichting: In het kader van de grondverwerving voert de provincie een analyse van de sleutelposities binnen de  deelgebieden uit. Interesse van agrarische bedrijven in de regeling zal worden gepeild waarbij de nadruk zal liggen op de resultaten van de sleutelpositie analyse. Nut, noodzaak en financiële haalbaarheid van de aankoop door de provincie zal dienen te blijken uit een provinciaal opgestelde business case alvorens onderhandelingen over een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing gevoerd zullen kunnen worden. Over de cultuurgrond binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 dient overeenstemming tot zelfrealisatie ofwel tot levering aan de provincie te bestaan. Indien de agrariër slechts een regulier pacht- of erfpachtrecht heeft tot de grond zal tussen provincie Overijssel, eigenaar en aanvrager overeenstemming dienen te bestaan betreffende de zelfrealisatie en/of levering van de grond almede een regeling betreffende de beëindiging van het gebruikrecht. Dit kan blijken uit een driepartijenovereenkomst dan wel meerdere separate verklaringen.

      De overeenstemming tot levering van de tot het bedrijf behorende gronden en opstallen zal meestal zijn beslag krijgen door koop of ruil.  Andere voorbeelden van overeenstemming tot levering  zijn een Wilg-kavelruilovereenkomst of een overeenkomst inzake inbreng en toedeling van gronden vooruitlopend op een plan van toedeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet inrichting landelijk gebied. In de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing zal, indien gewenst, een ontbindingsgrond voor het deel gelegen buiten het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 worden opgenomen voor het geval de subsidie niet verstrekt wordt.

    • e.

      demontage is alleen subsidiabel indien uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht van het binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 gelegen landbouwbedrijfsgebouw;

    • f.

      de subsidie voldoet aan artikel 16 van de LVV.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het criterium genoemd in het eerste lid onder sub c mits het landbouwbedrijf dat wordt verplaatst een essentiële bijdrage levert aan de Ontwikkelopgave Natura 2000 in die zin dat het een sleutelpositie inneemt in het kader van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000.

Artikel 9.4.4. Hoogte van de subsidie

Toelichting: Gezien de maximale bedragen in lid 1 sub c (€ 400.000,–) en lid 2 (€ 100.000,–), zal het bedrag aan subsidie voor verhuizing, opbouw en advieskosten per landbouwbedrijf totaal maximaal € 500.000,– bedragen. In het geval dat tevens demontage op de oude locatie door de provincie wenselijk wordt geacht en dit blijkt uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, zal het totaal subsidiebedrag maximaal € 600.000,– kunnen bedragen. Bij de laatste mogelijkheid dient de navolgende kanttekening geplaatst te worden: overeenkomstig art. 9.4.3 lid 1 sub f zal het totale subsidiebedrag binnen de steunmogelijkheden die de Vrijstellingsverordening Landbouw biedt dienen te blijven. Hierin is bepaald dat wanneer een verplaatsing naast demonteren, verhuizen en weer opbouw leidt tot een modernisering van voorzieningen of een verhoging van productiecapaciteit,  de kosten van modernisering van de voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit slechts voor 40% subsidiabel zijn en de maximale steun in dat geval  € 500.000,– per onderneming per investeringsproject mag bedragen. Er is geen sprake van ‘gepaard gaan met modernisering’ indien het loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen betreft waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd.

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      voor demonteren: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte  kosten van demonteren van de bestaande voorzieningen op de oude locatie, doch nooit meer dan € 25,– per m2 te slopen bedrijfsgebouw tot een maximum van totaal € 100.000;

      toelichting: Onder kosten van demonteren worden nadrukkelijk alleen de kosten voor het demonteren van bestaande voorzieningen op de oude locatie verstaan. Deze kosten zijn conform artikel 9.4.3 eerste lid sub e alleen subsidiabel als uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht.

    • b.

      voor verhuizing: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten van verhuizing van bestaande voorzieningen; toelichting: Onder kosten van verhuizing wordt onder andere verstaan:

      • feitelijke verhuizingkosten, zoals kosten voor verhuizen van bedrijfsmiddelen en dieren naar de hervestiginglocatie;

      • notaris- en kadasterkosten;

      • eventuele overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging is verschuldigd;

    • c.

      voor opbouw: maximaal 40% doch nooit meer dan € 400.000 van het navolgende berekende verschil. Het betreft het verschil tussen enerzijds de waarde en eventuele investeringskosten van installaties en bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond en inclusief de sloop van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, en anderzijds de waarde van installaties en bedrijfsgebouwen,  exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond  op de te verlaten locatie. Beide waarden worden vastgesteld door middel van een in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie. Sloopkosten van de niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie zullen tegen maximaal € 25 per m2 te slopen bedrijfsgebouw opgevoerd kunnen worden.

      toelichting: Een koopovereenkomst van bestaand onroerend goed geeft regelmatig niet de waarde in het economisch verkeer van de bedrijfsgebouwen weer. Voor een juiste onderbouwing van het subsidiebedrag zal, voor zowel de te verlaten locatie als de hervestigingslocatie, de provincie opdracht geven tot het uitvoeren van een taxatie. Bij taxatie van de installaties geldt dat geen rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. 

    • d.

      Voor advieskosten die zien op verplaatsing: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum uurvergoeding van  € 90,–;

      toelichting: Onder advieskosten die zien op verplaatsing wordt onder andere verstaan:

      • voorbereidingskosten, zoals kosten van haalbaarheidsstudies;

      • advieskosten in verband met demonteren, verhuizen en opbouwen.

    • Verplaatsing kent de navolgende deelactiviteiten: demontage, verhuizing en opbouw. Voor deze deelactiviteiten kan -indien voldaan wordt aan de criteria- subsidie worden aangevraagd. Voor zover een aanvrager zich laat adviseren door een derde over deze deelactiviteiten, zijn deze advieskosten subsidiabel overeenkomstig de grondslag in dit artikel.

Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor de subsidiabele activiteit dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.

  • 2. De subsidie voor verhuizen en voor advieskosten die zien op verplaatsing, zoals bedoeld in het eerste lid onder sub b en d bedraagt tezamen maximaal € 100.000 per landbouwbedrijf.

  • 3. De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk kan nooit meer bedragen dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling op grond van de onteigeningswet indien het fictieve uitgangspunt gehanteerd zou worden dat het landbouwbedrijf in reconstructie zou worden gebracht.

    toelichting: Deze regeling voorziet in de gevallen dat verwerving van het landbouwbedrijf tegen volledige schadeloosstelling conform de uitgangspunten van de onteigeningswet niet aan de orde is, omdat niet aan de (wettelijke) vereisten daarvoor wordt voldaan. Het totaalbedrag van de aankoopsom van de gronden en de bedrijfsverplaatsingsubsidie kan nimmer meer bedragen dan het volledige schadeloosstellingbedrag waarop aanvrager recht zou hebben gehad als zijn gronden wel in een onteigeningsprocedure betrokken hadden kunnen worden; dit was immers dan het maximaal wettelijke toegestane bedrag geweest.

Artikel 9.4.5. Subsidiabele kosten

  • 1.

    Indien sprake is van interne loonkosten van de aanvrager, dan bedraagt deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub b, € 35,– per uur.

    Toelichting: In artikel 1.1.5. is de kapstok opgenomen waaraan de subsidiabele kosten worden opgehangen. Voor de  demontagekosten, verhuiskosten en opbouwkosten, respectievelijk bedoeld onder artikel 9.4.4. eerste lid onder sub a, b, en c,  geldt dat deze overeenkomstig 1.1.5. subsidiabel zijn. Voor een uitleg van het  gemaakte onderscheid naar ‘interne loonkosten’, ‘kosten voor gebruik van apparatuur’, ‘kosten voor gebruik van materiaal’ en ‘kosten van derden’ wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.1.5. Interne loonkosten zijn subsidiabel tegen € 35,- per uur conform artikel 1.1.5. lid 1 sub b.

  • 2.

    Voor de advieskosten, als bedoeld onder 9.4.4. eerste lid sub d geldt dat uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel zijn.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.1.5. is overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging eventueel verschuldigd is, subsidiabel.

  • 4.

    In afwijking van artikel 1.1.6 sub a wordt voor de grondslag genoemd onder artikel 9.4.4 eerste lid sub c  de kostenpost onvoorzien wel als subsidiabele kosten in de zin van artikel 1.1.5 aangemerkt tot een maximum van 15% van de totale investeringskosten.

    Toelichting: In de praktijk is het gangbaar bij aanvang in een bouwinvesteringsraming een ‘post onvoorzien’ ter grootte van 15% op te nemen. Om recht te doen aan deze praktijk kan bij de aanvraag deze post tot een maximum van 15% van de totale investeringskosten worden opgevoerd.

Artikel 9.4.6. Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor het saneren van de bodem;

  • b.

    fiscale claims, met uitzondering van de hiervoor onder 9.4.5 derde lid genoemde overdrachtsbelasting;

  • c.

    kosten die gefinancierd zijn op grond van een Rood voor Rood-regeling.

    toelichting: In Overijssel zijn meerdere Rood-voor Rood-regelingen van kracht. Een dergelijke regeling beoogt een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Een aanvrager dient een minimaal voorgeschreven aantal m2 landschapontsierende bedrijfsbebouwing te slopen en te investeren in landschapsverbetering. Ter compensatie wordt hiervoor een bouwkavel toegekend. De financiering van de sloopkosten en investering in de ruimtelijke kwaliteit wordt uit de waarde van deze bouwkavel gefinancierd. De provincie Overijssel kende in het verleden ook een eigen Rood voor Rood regeling. Naast toekenning van een bouwkavel voor sloop en investeringskosten in ruimtelijke kwaliteit was het mogelijk een bouwkavel toegekend te krijgen indien een landbouwbedrijf werd verplaatst. Ofschoon deze regeling inmiddels niet meer van kracht is, dient uitgesloten te zijn dat een aanvrager voor de diverse subsidieonderdelen reeds gebruik heeft gemaakt van nog vigerende gemeentelijke regelingen die eveneens een overlap vertonen met onderhavige regeling.

Artikel 9.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave Natura 2000.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie tevens de volgende informatie:

    toelichting: De onder sub b, c en d overgelegde stukken zijn noodzakelijk voor het kunnen bepalen van de voorschottermijnen alsmede de hoogtes daarvan. Zie hiervoor ook de algemene toelichting. Voor een toelichting bij sub e wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 9.4.6 sub c.

    • a.

      een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de ligging en oppervlakte van het te verplaatsen bedrijf en de bijbehorende gronden, alsmede de plaats van hervestiging indien deze ten tijde van de aanvraag reeds bekend is, zijn aangegeven;

    • b.

      een investeringsbegroting van de nieuwe bedrijfslocatie opgesteld door een onafhankelijk deskundige, waaruit tevens de financiële haalbaarheid van de investering blijkt;

    • c.

      een plan van uitvoering van de werkzaamheden met een daaraan gekoppelde tijdsplanning;

    • d.

      ten tijde van de aanvraag reeds beschikbare kopieën van verleende vergunningen die benodigd zijn ten behoeve van het volwaardig en feitelijk en juridisch obstakelvrij uitoefenen van het te hervestigen landbouwbedrijf;

    • e.

      indien eerder gebruik is gemaakt van een Rood voor Rood regeling: stukken waaruit blijkt dat de Rood voor Rood aanvraag niet betrekking had op dezelfde kosten als waarvoor nu subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9.4.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.4.9 Weigeringgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 wordt de subsidie geweigerd indien aanvrager een onderneming betreft die in één van navolgende financiële moeilijkheden verkeert:

Toelichting: Ter voorkoming van het verstrekken van ongeoorloofde staatssteun dient aanvrager te verklaren dat de onderneming niet in één van de in dit artikel genoemde financiële moeilijkheden verkeert.

  • a.

    in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toepassing van deze bepaling worden met ‘vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’ met name de in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld en omvat het ‘aandelenkapitaal’ ook het eventuele agio;

  • b.

    in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de gecumuleerde verliezen is verdwenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden met ‘een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming’ met name de in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld;

  • c.

    wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;

  • d.

    wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit.

Artikel 9.4.10. Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    binnen vierentwintig maanden na het sluiten van de in artikel 9.4.3 sub d genoemde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, een landbouwbedrijf op een andere plaats te vestigen. Indien door aantoonbare overmacht de hervestiging van een volwaardig bedrijf op een andere plaats binnen de gestelde termijn niet mogelijk is kan de termijn voor hervestiging verlengd worden met maximaal vierentwintig maanden. De hervestiging zal na verlenging nooit later zijn dan zestien maanden na het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de hervestiging van het landbouwbedrijf. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan:

    • i.

      De situatie waarbij aantoonbaar meerdere serieuze onderhandelingen over een hervestiginglocatie niet succesvol zijn geweest; ofwel;

    • ii.

      Voor de hervestiginglocatie een vergunningtraject doorlopen moet worden: de situatie waarbij het traject voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen door onvoorziene en niet verwijtbare omstandigheden langere tijd in beslag neemt dan voorzien bij het afsluiten van de overeenkomst.

  • b.

    de hervestiging van het landbouwbedrijf op een volwaardige wijze te laten plaatsvinden op een locatie die als duurzaam voor landbouwdoeleinden wordt aangemerkt;

    toelichting: Van volwaardige hervestiging is sprake indien het verplaatste bedrijf een omvang heeft van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit. De locatie wordt als duurzaam voor landbouwdoeleinden aangemerkt indien hervestiging plaats kan vinden zonder juridische en feitelijke obstakels. Achtergrond van deze verplichtingen is dat het onwenselijk wordt geacht dat er een verplaatsingssubsidie wordt toegekend om realisatie van de Ontwikkelopgave N2000 mogelijk te maken en de opvolgende locatie vervolgens onvoldoende geschikt blijkt om de bedrijvigheid voort te zetten, dan wel op voorhand de levensvatbaarheid van het bedrijf twijfelachtig is omdat het bedrijfsmatig gebruik niet kan worden gecontinueerd.

  • c.

    per ommegaande de provincie Overijssel een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 te doen toekomen waarop de plaats van hervestiging is aangegeven voor zover deze informatie niet reeds ten tijde van de aanvraag kon worden overgelegd.

Paragraaf 9.5 Gebiedsgerichte aanpak Stikstof

Algemene toelichting:

De Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof (GGA) is een samenwerkingsproces waarbij overheden, maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijven samen op zoek gaan naar oplossingen voor de stikstofproblematiek die passen bij de kenmerken van de gebieden.

De Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof draagt bij aan:

  • -

    Een robuustere natuur, waarvoor een significante daling van de stikstofdepositie en (extra) natuurherstel nodig is. Hiermee wordt de biodiversiteit verhoogd en de kwetsbaarheid van de natuur verminderd.

  • -

    Perspectief voor maatschappelijke en economische ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken.

  • -

    Een toekomstbestendig Overijssel door waar mogelijk en nodig slimme combinaties met andere opgaven te maken.

De provincie is samen met het Rijk verantwoordelijk voor de bekostiging van het samenwerkingsproces voor de GGA.

Op basis van deze subsidieregeling kan subsidie verleend worden aan gebiedspartners voor bekostiging van inzet in de gebiedsteams om tot een Gebiedsanalyse en Gebiedsagenda te komen.

Artikel 9.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof (GGA): een samenwerkingsproces waarbij de gebiedspartners samen op zoek gaan naar oplossingen die passen bij de kenmerken van de gebieden;

  • -

    gebiedsagenda: een plan voor de middellange termijn met daarin opgenomen de gebiedsgerichte uitwerking en een effectanalyse van reeds beschikbare maatregelen en middelen en een voorstel voor mogelijke aanvullende maatregelen inclusief de daartoe benodigde middelen;

  • -

    gebiedsanalyse: een overzicht van de opgaven in het gebied met in ieder geval een nadere duiding van de stikstofproblematiek en de gewenste ontwikkelingen tot 2030;

  • -

    gebiedspartners: terreinbeherende organisaties, vertegenwoordigende organisaties van ondernemers, natuur- en milieuorganisaties en overheden, die als partner betrokken zijn, omdat ze een belang hebben bij het realiseren van de doelen van de GGA;

  • -

    gebiedsteams: de werkorganisatie van de GGA, bestaande uit de gebiedsregisseurs en de gebiedsondersteuner, zijnde de ‘basisbemensing’ die de provincie levert, aangevuld met enkele medewerkers, afkomstig van andere gebiedspartners, die in het gebiedsteam werkzaam zijn in het algemeen belang en niet fungeren als belangenbehartiger van hun organisatie. Het gebiedsteam verzamelt onder andere de benodigde informatie en analyseert deze, bereidt de gebiedstafels voor, stelt de Gebiedsanalyse en de Gebiedsagenda op, verzorgt de communicatie en organiseert participatie;

  • -

    gebiedstafel: het overleg van overheden en (vertegenwoordigende) organisaties met een belang bij het gebied als geheel als het gaat om oplossingen voor de stikstofproblematiek;

  • -

    gebied: het deelgebied dat in het kader van de gebiedsgerichte aanpak is gedefinieerd.

Artikel 9.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de inzet van gebiedspartners in het gebiedsteam ten behoeve van de GGA.

Artikel 9.5.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      Natuurmonumenten

    • ii.

      Staatsbosbeheer

    • iii.

      Natuur en Milieu Overijssel

    • iv.

      Landschap Overijssel

    • v.

      Overijssels Particulier Grondbezit

    • vi.

      LTO Noord – Overijssel,

    • vii.

      Waterschap Vechtstromen

    • viii.

      Waterschap Drents Overijsselse Delta

    • ix.

      Waterschap Rijn en IJssel

    • x.

      VNO-NCW Midden

    • xi.

      Collectieven agrarisch natuurbeheer Overijssel, zijnde Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Midden Overijssel, Coöperatieve Agrarische Natuur of Collectief Noordwest Overijssel U.A

    • xii.

      [vervallen]

    • xiii.

      Bouwend Nederland

    • xiv.

      Transport en Logistiek Nederland

    • xv.

      MKB Midden of

    • xvi.

      een Overijsselse gemeente

  • b.

    de aanvraag heeft betrekking op de inzet ten behoeve van een gebiedsteam van één van de volgende GGA-gebieden:

    • i.

      Noordwest-Overijssel;

    • ii.

      Vechtdal;

    • iii.

      Salland;

    • iv.

      West-Twente;

    • v.

      Noordoost-Twente;

    • vi.

      Zuidoost-Twente.

  • c.

    de in de aanvraag opgenomen inzet van uren is afgestemd met de overige gebiedspartners die in art 9.5.3 sub a als aanvrager zijn gedefinieerd, waarbij de betrokken gebiedspartners overeenstemming hebben bereikt over de inzet van het per gebied beschikbaar gestelde bedrag van € 135.000,- exclusief BTW voor de periode van 15 september 2021 t/m 30 juni 2022.

Artikel 9.5.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 135.000,- exclusief BTW per gebied voor de subsidieperiode van 15 september 2021 t/m 30 juni 2022.

  • 2. De subsidie voor Waterschap Vechtstromen voor de periode 1 januari 2021 tot 15 september 2021 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 60.000,-.

Artikel 9.5.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend personele kosten overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid en derde lid zijn subsidiabel met dien verstande dat het gehanteerde uurtarief van de aanvrager zelf geen winstopslag bevat.

    Toelichting: Dit betekent dat voor de berekening van het uurtarief van eigen personeel de loonkosten plus opslag methode, IKT of een vast tarief van € 35,- per uur gehanteerd kan worden. Zoals uit artikel 1.1.6 blijkt zijn loonkosten van medeoverheden subsidiabel onder bepaalde voorwaarden. Indien sprake is van loonkosten van derden, dan zijn deze kosten subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid, waarbij als uurtarief een markttarief gehanteerd wordt met een maximum van € 130,-.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn:

    • a.

      de kosten van Waterschap Vechtstromen subsidiabel vanaf 1 januari 2021;

    • b.

      de kosten van alle andere aanvragers subsidiabel vanaf 15 september 2021.

    Toelichting: Deze uitzondering is van toepassing omdat Waterschap Vechtstromen voor de inzet in de gebiedsteams in de periode 1 januari 2021 tot 15 september 2021 nog geen financiële compensatie heeft ontvangen.

Artikel 9.5.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Gebiedsgerichte aanpak Stikstof.

Artikel 9.5.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de regeling een subsidieplafond vast.

Artikel 9.5.8 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot van maximaal 75% van de verleende subsidie.

Artikel 9.5.9 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot en met 30 juni 2022 tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Hoofdstuk 10 Sociale kwaliteit

Paragraaf 10.1 Kennisinfrastructuur sociale kwaliteit

[Vervallen per 1.10.2018]

Paragraaf 10.2 Zelfstandig leven en gezond bewegen

Algemene toelichting

De provincie Overijssel wil met deze subsidieregeling uitvoering geven aan de ambities zoals benoemd in de beleidsnota en Uitvoeringsnota Sociale Kwaliteit 2020-2022. Deze ambities zijn:

  • -

    inwoners van Overijssel zijn een leven lang gezond en vitaal, kunnen zichzelf zijn en meedoen in een inclusieve samenleving;

  • -

    inwoners van Overijssel hebben een sterk zelforganiserend vermogen dankzij duurzame voorzieningen en waardevolle verbindingen.

Artikel 10.2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    project sociale kwaliteit: een project waarbij een dienst of een product tot stand wordt gebracht, dat bijdraagt aan het uitvoeringsplan Sociale kwaliteit 2020-2022;

  • -

    verkenning: onderzoek naar de haalbaarheid van een project in de opstartfase, de doorontwikkeling van een bestaand project of het uitvoeren van een pilot, dat bijdraagt aan het uitvoeringsplan Sociale kwaliteit 2020-2022;

  • -

    zelforganiserend vermogen: het betrekken van inwoners bij het ontwikkelen en uitvoeren van een project of het in staat stellen van inwoners om zelf initiatieven in gang te zetten en de verbinding met de samenleving en andere betrokken partijen te maken;

  • -

    bovenlokaal: activiteiten worden in minimaal twee Overijsselse gemeenten uitgevoerd;

  • -

    inclusieve samenleving: het mogelijk maken van gelijke kansen voor iedereen zodat iedereen zijn volle potentie uit het leven kan halen;

  • -

    projectplan: een schriftelijk document waarin is opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten, de context en de planning;

    • b.

      op welke vraag uit de samenleving het project inspeelt;

    • c.

      hoe het project bijdraagt aan het Uitvoeringsplan Sociale kwaliteit 2020-2022;

    • d.

      hoe het project duurzaam kan worden geborgd of hoe er een vervolg aan het project kan worden gegeven;

    • e.

      hoe het project aansluit op gemeentelijk beleid;

    • f.

      op welke wijze over het project wordt gecommuniceerd richting betrokkenen.

Artikel 10.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    De uitvoering van een verkenning;

    Toelichting: Voorbeelden zijn het ontwikkelen van een visie die bijdraagt aan een toekomstbestendig voorzieningenniveau, een haalbaarheidsonderzoek voor een multifunctioneel dorpshuis realiseren van vastgoed en zorgvastgoed, het maken van een businesscase voor een sociale onderneming, coöperatie of zorgcoöperatie of het ontwikkelen van een duurzaam organisatiemodel voor een (beweeg)activiteit.

  • b.

    de ontwikkeling en/of uitvoering van een project sociale kwaliteit.

    Toelichting: Hierbij gaat het om bovenlokaal uitgevoerde projecten die bijdragen aan het zelfstandig leven voor specifieke doelgroepen of waar nieuwe diensten of voorzieningen in de markt worden gezet.

Artikel 10.2.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      de rechtspersoon is volgens het register van de Kamer van Koophandel gevestigd in de provincie Overijssel;

    • c.

      de activiteit draagt bij aan een of meer van de beleidsambities op de drie speerpunten uit de beleidsnota en Uitvoeringsnota Sociale Kwaliteit 2020-2022:

      • i.

        Gezondheid, vitaliteit & bewegen;

      • ii.

        Voorzieningen & diensten;

      • iii.

        Maatschappelijke initiatieven & vrijwilligers.

    • d.

      de activiteit draagt bij aan een inclusieve samenleving;

    • e.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening;

      Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt voor een aanvraag voor subsidies als bedoeld in artikel 10.2.2 sub a dat:

    • a.

      er een concrete vraag is vanuit de Overijsselse samenleving;

    • b.

      de resultaten met derden deelbaar zijn;

    • c.

      indien de subsidiabele activiteiten betrekking hebben op lokaal maatschappelijk vastgoed, zorgvastgoed of het maken van een dorpsvisie of -plan, betrokkenheid van de betreffende gemeente vereist is;

      Toelichting: het proces van lokale visievorming of een haalbaarheidsonderzoek naar het optimaliseren van het gebruik van maatschappelijk vastgoed, vastgoed of zorgvastgoed in een gemeenschap kan onderdeel zijn van de opstartfase. In dat geval is het een voorwaarde dat de gemeente betrokken is.

    • d.

      na afronding van de verkenning, in geval van onderzoek naar de haalbaarheid of doorontwikkeling, het project startklaar is of, in geval van een pilot, beproefd is. Het resultaat van de verkenning maakt inzichtelijk of en hoe het initiatief de sociale kwaliteit versterkt. Helder is hoe een gemeenschap of doelgroep betrokken is, welke activiteiten of organisatievorm tot goede resultaten leiden en hoe een duurzaam exploitatiemodel voor het project is vormgegeven. Ook is verkend of en hoe de gemeente betrokken kan zijn bij het initiatief.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid geldt voor een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub b dat:

    • a.

      er sprake is van een samenwerking met minimaal één andere Overijsselse partij en van afstemming met de gemeente en andere betrokken organisaties;

    • b.

      er een concrete vraag is vanuit de Overijsselse samenleving en dat het duidelijk is welke concrete afnemers van de dienst of het product er zijn;

    • c.

      het project een bovenlokale werking heeft.

    • d.

      de resultaten deelbaar zijn.

Artikel 10.2.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub a bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub b bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000,- per aanvraag.

Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.

Artikel 10.2.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 eerste lid zijn interne loonkosten subsidiabel tegen een uurtarief van maximaal € 90,- inclusief opslag.

  • 2. Voor een aanvraag voor subsidie als bedoel in artikel 10.2.2 sub b geldt dat:

    • a.

      in afwijking van artikel 1.1.6 eerste lid de vergoedingen voor de inzet in uren van vrijwilligers subsidiabel zijn tegen een maximum tarief van € 15,– per uur;

    • b.

      kosten van derden in de vorm van in kind ureninzet aan het project subsidiabel zijn voor maximaal 25% van de kosten.

Artikel 10.2.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.2.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Zelfstandig leven en gezond bewegen 2021.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie een projectplan.

Artikel 10.2.8 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    aan de aanvrager in het afgelopen jaar of het lopende boekjaar al subsidie is verstrekt op basis van paragraaf 10.2;

  • b.

    de te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub b lager is dan € 25.000,-;

  • c.

    aan de aanvrager voor subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub a al subsidie is verstrekt op basis van paragraaf 2.14 Leefbaar Platteland.

Artikel 10.2.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1, 1.4.5 en artikel 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de opgedane kennis en ervaring te delen op het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde digitale platform samenvoorelkaar.nl.

Artikel 10.2.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 10.3 Samen voor elkaar - Een leven lang bewegen

Algemene toelichting:

Gedeputeerde Staten hechten veel waarde aan maatschappelijke initiatieven in Overijssel, omdat deze de sociale verbanden versterken, maatschappelijke deelname vergroten en de eigen burgerkracht bevorderen.Gedeputeerde Staten ondersteunen maatschappelijke initiatieven die een collectief belang dienen, die niet gericht zijn op persoonlijke belangen en die geen winstoogmerk hebben. Voorbeelden van maatschappelijke initiatieven zijn nieuwe ontmoetingsplekken, het gezamenlijk inrichten en onderhouden van openbare ruimte of het organiseren van lokale voorzieningen of diensten. In 2018 willen Gedeputeerde Staten meer aandacht voor Een Leven Lang Bewegen. Hiervoor wordt een subsidiemogelijkheid voor maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan gezondere inwoners en meer bewegen voor inwoners gecreëerd.

Artikel 10.3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    zelforganiserend vermogen: vervallen;

  • -

    maatschappelijk initiatief: een initiatief dat de sociale samenhang en betrokkenheid bij een gemeenschap versterkt en een collectief belang dient.

Artikel 10.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een maatschappelijk initiatief dat bijdraagt aan meer sporten en bewegen in Overijssel.

Artikel 10.3.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.3.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is geen natuurlijk persoon én is volgens het register van de Kamer van Koophandel gevestigd in Overijssel;

    Toelichting: Een maatschappelijk initiatief van een natuurlijk persoon kan alleen voor de subsidie in aanmerking komen als de aanvrager een rechtspersoon zoals een stichting of een vereniging is.

  • b.

    de activiteit vindt plaats in de provincie Overijssel en het resultaat komt ten goede aan de inwoners van Overijssel;

  • c.

    er is aantoonbaar behoefte of vraag vanuit de inwoners;

    Toelichting : In het aanvraagformulier wordt ingegaan op hoe het initiatief inspeelt op een bestaande behoefte in de gemeenschap en voor wie het initiatief bedoeld is;

  • d.

    er is draagvlak voor het initiatief;

  • e.

    activiteit is vernieuwend voor de aanvrager;

    Toelichting: Het initiatief kenmerkt zich door een vernieuwende aanpak of vernieuwend element en onderscheidt zich daardoor van bestaand aanbod.

  • f.

    de activiteit is een zelfstandig uit te voeren activiteit. Indien de activiteit onderdeel is van een groter project, dan mag het niet gaan om een activiteit welke onlosmakelijk verbonden is aan de overige activiteiten;

  • g.

    de resultaten zijn tastbaar of zichtbaar;

    Toelichting: Voorbeelden zijn fysieke aanpassingen, een rapportage of een filmpje.

  • h.

    de activiteit is een maatschappelijk initiatief dat betrekking heeft op:

    • i.

      gezond bewegen; én

      Toelichting : Gezond bewegen betekent een beweegvriendelijk Overijssel, waarbij inwoners worden aangespoord om te bewegen en dat het bewegen bijdraagt aan de gezondheid.

    • ii.

      noaberschap;

      Toelichting : Noaberschap is te zien aan de inzet van vrijwilligers, lokale initiatieven voor de eigen leefomgeving of nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van leefbaarheid waarbij het zelforganiserend vermogen van inwoners van Overijssel een impuls krijgt.

      Bij zelforganiserend vermogen gaat het er om dat initiatiefnemers zich als groep organiseren om voor een gedeeld idee een plan te bedenken en uit te voeren. De initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de organisatie, het in gang zetten van het initiatief en de verbinding met de samenleving en andere betrokken partijen.

Artikel 10.3.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 3.000,- per aanvraag.

Toelichting: De te verstrekken subsidie mag op grond van artikel 1.1.7 tweede lid niet lager zijn dan € 1.000,-

Artikel 10.3.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 en 1.1.6 eerste, tweede en vierde lid zijn alle kosten die doelmatig en rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit subsidiabel.

Toelichting: Inspanningen en uitgaven voor de te subsidiëren activiteiten dragen bij aan de realisatie van het beoogde doel en de hiervoor ingezette middelen en kosten staan daarmee in verhouding. Artikel 1.1.6 derde lid is wel van toepassing. Dit betekent dat kosten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd, niet subsidiabel zijn.

Indien sprake is van een aanvraag die betrekking heeft op een bestaand maatschappelijk initiatief , zijn alleen kosten voor vernieuwende elementen die bijdragen aan zelforganiserend vermogen subsidiabel.

Artikel 10.3.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend:

  • a.

    vanaf 5 oktober 2018 en ontvangen moet zijn uiterlijk 9 november 2018 vóór 17.00 uur;

  • b.

    [vervallen].

Artikel 10.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier: Samen voor elkaar.

Artikel 10.3.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.3.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien;

  • a.

    de subsidiabele activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd behoort tot de reguliere activiteiten van een organisatie gevestigd in Overijssel;

  • b.

    voor de subsidiabele activiteit al subsidie is verleend op grond van deze paragraaf;

  • c.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op een individu;

  • d.

    [Vervallen]

  • e.

    het initiatief een persoonlijk belang dient of winstoogmerk heeft.

Artikel 10.3.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteit als bedoeld in artikel 10.3.2 uiterlijk drie maanden na de datum van verlening van de subsidie te starten en binnen twaalf maanden te hebben afgerond;

  • b.

    leerervaringen binnen twaalf maanden na de datum van verlening van de subsidie te delen op een platform dat beschikbaar is gesteld via www.overijssel.nl/thema's/sociale-kwaliteit/.

    Toelichting: om bij te dragen aan kennisdeling in de Provincie deelt de aanvrager de eigen leerervaringen van het proces rondom het maatschappelijke initiatief.

Paragraaf 10.4 Buiten bewegen

Algemene toelichting

In het Overijssels Sport- en Beweegakkoord is één van de geformuleerde ambities dat Overijssel in 2025 beschikt over een dekkend netwerk van aantrekkelijke, veilige openbare ruimtes die uitnodigen tot meer bewegen en een gezonde leefstijl. Met deze regeling faciliteren we het aanbieden van sport- en beweegactiviteiten in de bestaande openbare ruimte, waardoor deze openbare ruimte beter wordt benut. Hieronder vallen geen fysieke aanpassingen in de openbare ruimte. Deze regeling richt zich op het beter benutten van de openbare ruimte.

Artikel 10.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    activiteiten: inspanningen die geleverd worden in de openbare ruimte om het gebruik van deze ruimte te stimuleren en beter te benutten voor sport en bewegen. Fysieke aanpassingen zijn geen activiteiten;

  • -

    Lokaal Sportakkoord: in een lokaal sportakkoord hebben lokale partijen afspraken gemaakt over hoe zij met elkaar hun eigen ambities op het gebied van sport en bewegen willen bereiken;

  • -

    openbare ruimte: een voor iedereen vrij toegankelijke buitenruimte waarvan de inrichting en het beheer van de ruimte onder verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie valt;

  • -

    sociaal, praktisch en financieel toegankelijk: dit houdt in dat iedereen zich welkom en veilig moet voelen tijdens het sporten, de activiteiten plaatsvinden op een plek die bereikbaar en fysiek toegankelijk is en dat financiën geen vormen mogen vormen voor mensen die willen meedoen aan de sport- of beweegactiviteiten;

  • -

    sociaal, praktisch en financieel toegankelijk: dit houdt in dat iedereen zich welkom en veilig moet voelen tijdens het sporten, de activiteiten plaatsvinden op een plek die bereikbaar en fysiek toegankelijk is en dat financiën geen vormen mogen vormen voor mensen die willen meedoen aan de sport- of beweegactiviteiten.

Toelichting: Plaatsen die onder de openbare ruimte vallen zijn onder andere speelpleinen, fiets- en wandelpaden, parken of opengestelde natuur.

Artikel 10.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor nieuwe activiteiten die bijdragen aan meer sporten en bewegen in de openbare ruimte in Overijssel.

Artikel 10.4.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente of gemeentelijke uitvoeringsinstantie van het lokale sportbeleid;

  • b.

    de activiteiten zijn nieuw ontwikkeld of zijn niet eerder uitgevoerd in de betreffende openbare ruimte;

  • c.

    er is sprake van een activiteitenprogramma dat wordt ontwikkeld of uitgevoerd door partners van het Lokale Sportakkoord met als doel gebruikers te stimuleren of nieuwe gebruikers aan te trekken;

  • d.

    indien de aanvrager een gemeentelijke uitvoeringsinstantie van het lokale sportbeleid is, staat de betreffende gemeente achter het voorstel en heeft dit schriftelijk bevestigd;

  • e.

    de activiteiten passen binnen het Lokale Sportakkoord en dragen bij aan de uitvoering daarvan;

  • f.

    de activiteiten zijn sociaal, financieel en praktisch toegankelijk;

  • g.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening voldoen.

Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 10.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 10.4.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.4.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 kan worden ingediend vanaf 1 september 2021 vanaf 9.00 uur en ontvangen moet zijn uiterlijk 1 december 2021 voor 17.00 uur.

Artikel 10.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Buiten Bewegen.

  • 2. Indien de aanvrager geen gemeente is, overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie zoals bedoeld in artikel 10.4.2, in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, een schriftelijke verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de betreffende gemeente instemt met de activiteiten in de openbare ruimte.

  • 3. De aanvrager overlegt bij de aanvraag om subsidie zoals bedoeld in artikel 10.4.2, het Lokale Sportakkoord waarbij wordt toegelicht aan welke ambities of doelstellingen van het Lokale Sportakkoord de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd bijdragen en op welke wijze.

Artikel 10.4.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien er voor activiteiten in de betreffende gemeente al subsidie is verstrekt op grond van deze subsidieparagraaf in datzelfde begrotingsjaar.

Artikel 10.4.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikelen 1.4.1, 1.4.3, 1.4.5 en 1.4.6, 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten uiterlijk 1 september 2022 te hebben gerealiseerd;

  • b.

    de opgedane kennis en ervaring te delen op het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde digitale platform samenvoorelkaar.nl.

Artikel 10.4.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 31 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 10.5 Vitale en gezonde samenleving 2020

[vervallen]

Paragraaf 10.6 Sociale hypoheek Overijssel 3.0

Algemene toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie MFA’s ondersteunen bij het opvangen van de gevolgen van ontwikkelingen als bevolkingskrimp en de coronacrisis en ze daarnaast uitdagen tot verdere investering in de rol van MFA in de directe omgeving.

Artikel 10.6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    instandhouding van een Mfa: de activiteiten die nodig zijn om een Mfa draaiende te houden;

  • -

    multifunctionele accommodatie (Mfa): een samenwerkingsverband waarbij verschillende maatschappelijke organisaties die vanuit een centrale locatie hun voorzieningen, producten en diensten aanbieden.

    Toelichting: In veel gevallen zijn de organisaties gehuisvest in één gebouw. Soms betreft het een locatie met verschillende gebouwen. In dit geval wordt ook wel gesproken van een multifunctionele zone of multifunctioneel centrum;

  • -

    maatschappelijke tegenprestatie: extra of aanvullende sociale inspanning van een MFA ten behoeve van het algemeen belang van de maatschappij. Dit zijn andere activiteiten dan waar subsidie voor wordt aangevraagd;

  • -

    [vervallen].

Artikel 10.6.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de instandhouding van een Mfa.

Artikel 10.6.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.6.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is de eigenaar of exploitant van een Mfa met een vestiging in Overijssel;

  • b.

    de instandhouding dient ten minste gericht te zijn op investeringen die een Mfa toekomstbestendig maken of het verbeteren van de programmering;

  • c.

    Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 10.6.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,- per aanvraag.

  • 2. [vervallen.]

  • 3. De subsidie bedraagt nooit meer dan de waarde van de maatschappelijk tegenprestatie als bedoeld in artikel 10.6.10 sub a.

Toelichting: De te verstrekken subsidie moet op basis van artikel 1.1.7 tenminste € 1.000,- bedragen.

Artikel 10.6.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid en de vrijwilligerskosten als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan vaste lasten, out of pocket kosten van de aangepaste programmering of de investering om een Mfa toekomstbestendig te maken. Een investering kan een fysieke investering zijn, zoals het anders inrichten van de locatie, maar ook een investering in digitalisering. Kosten die gemaakt worden om vrijwilligers te faciliteren zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid. Uren voor vrijwilligerswerk zijn niet subsidiabel.

Artikel 10.6.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Sociale Hypotheek Overijssel 3.0.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 10.6.2 de volgende stukken:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten die uitgevoerd gaan worden om de maatschappelijke tegenprestatie, als bedoeld in artikel 10.6.2 sub a, te realiseren, conform beschikbaar gestelde format;

      Toelichting: voor aanvragers die op grond van paragraaf 10.6 in 2020 al subsidie hebben ontvangen, geldt gelet op artikel 1.1.7, derde lid, dat het in de aanvraag moet gaan om aanvullende maatschappelijke tegenprestatie.

    • b.

      een toelichting op hoe de investeringen bijdragen aan een toekomstbestendige Mfa of het verbeteren van de programmering.

Artikel 10.6.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 maart 2021 9.00 uur.

Artikel 10.6.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.6.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de opgegeven maatschappelijke tegenprestatie, reguliere activiteiten van de MFA zijn;

  • b.

    de aanvrager in hetzelfde jaar al een subsidie op grond van deze paragraaf toegekend heeft gekregen.

Artikel 10.6.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    maatschappelijke tegenprestatie te realiseren ter waarde van minimaal het vastgestelde subsidiebedrag. Voor het waarderen van de in kind bijdrage van de aanvrager of inzet van vrijwilligers wordt een uurtarief van maximaal € 15,- gehanteerd;

  • b.

    de maatschappelijke tegenprestatie uiterlijk binnen 12 maanden na datum subsidievaststelling te hebben gerealiseerd;

  • c.

    de maatschappelijke tegenprestatie, als bedoeld onder sub a, te delen met de betrokken samenleving, via de website Samen voor Elkaar, via eigen kanalen en daarbij de Provincie Overijssel te taggen door middel van de hashtags #socialehypotheek en #socialekwaliteit.

    Toelichting: Het delen van de maatschappelijke tegenprestatie kan, naast de verplichte tags, bijvoorbeeld ook plaatsvinden door middel van het delen van een filmpje over de activiteiten.

Artikel 10.6.11 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 10.7 Vitale en gezonde samenleving 2.0

Algemene toelichting:

De provincie Overijssel hecht veel waarde aan maatschappelijke-, culturele- of sportinitiatieven (hierna te noemen: initiatieven) in Overijssel, omdat deze de sociale verbanden versterken, maatschappelijke deelname vergroten en de eigen burgerkracht bevorderen. De provincie Overijssel ondersteunt initiatieven die een collectief belang dienen, die niet gericht zijn op persoonlijke belangen en die geen winstoogmerk hebben. De provincie Overijssel wil meer aandacht voor initiatieven die betrekking hebben op de gevolgen van coronacrisis en bijdragen aan een vitale en gezonde samenleving. Voorbeelden van initiatieven zijn het ontwikkelen van ontmoetingsplekken die aansluiten op in de 1,5 meter samenleving, het gezamenlijk inrichten van openbare ruimte of het organiseren van lokale maatschappelijke, culturele of sport activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan locatietheater, bereiken van nieuwe doelgroepen voor lokale sportverenigingen of projecten die eenzaamheid voorkomen.

Ook kan een initiatief een haalbaarheidsonderzoek zijn of het inkopen van een advies over een nieuwe dienst, product of over het ontwikkelen van een nieuw of ander verdienmodel.

Als het gaat om onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde producten, diensten en processen en het ontwikkelen en toepassen van nieuwe verdienmodellen en digitale vaardigheden en dienstverlening, kunnen maatschappelijk organisaties zoals scholen, coöperaties, zorg- en cultuurorganisaties, voor zover ze ondernemer zijn, ook gebruik maken van paragraaf 6.41 MKB-voucher. Stapeling van subsidie voor dezelfde activiteiten is op basis van artikel 1.1.7 derde lid niet mogelijk.

Artikel 10.7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    initiatief: een maatschappelijk-, cultureel of sportinitiatief dat de sociale samenhang en betrokkenheid bij een gemeenschap versterkt en een collectief belang dient;

  • b.

    vitale en gezonde samenleving: het algemene gevoel van welbevinden en/of kwaliteit van leven.

Artikel 10.7.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    een initiatief dat bijdraagt aan een vitale en gezonde samenleving en dat betrekking heeft op de gevolgen van coronacrisis;

  • b.

    advies en ondersteuning voor een nieuw of verbeterd verdienmodel voor een initiatief dat de duurzaamheid van het initiatief ten goede komt.

Artikel 10.7.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.7.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een stichting, vereniging, corporatie of kerkgenootschap, welke volgens het register van de Kamer van Koophandel gevestigd is in Overijssel;

    Toelichting: Organisaties of instellingen die maatschappelijk, cultureel of sport initiatieven ontplooien kunnen voor de subsidie in aanmerking komen. Het gaat hierbij vaak om stichtingen en verenigingen. Dat betekent dat bijvoorbeeld particulieren, zzp-ers, eigen ondernemingen, maatschappen, besloten en naamloze vennootschappen en medeoverheden niet voor subsidie op basis van deze paragraaf in aanmerking komen.

  • b.

    de activiteit vindt plaats in de provincie Overijssel en het resultaat komt ten goede aan de inwoners van Overijssel;

  • c.

    er is aantoonbaar een behoefte of vraag vanuit de inwoners;

    Toelichting: In het aanvraagformulier wordt ingegaan op hoe het initiatief inspeelt op een bestaande behoefte in de gemeenschap en voor wie het initiatief bedoeld is.

  • d.

    er is draagvlak voor het initiatief;

    Toelichting: De uitvoering van het initiatief is hiermee geborgd; er doen voldoende mensen mee aan de uitvoering.

  • e.

    de activiteit is een zelfstandig uit te voeren activiteit. Indien de activiteit onderdeel is van een groter project, dan mag het niet gaan om een activiteit welke onlosmakelijk verbonden is aan de overige activiteiten;

  • f.

    de resultaten zijn tastbaar of zichtbaar;

    Toelichting: Voorbeelden zijn fysieke aanpassingen, een rapportage of een filmpje.

  • g.

    er is sprake van noaberschap.

    Toelichting: Noaberschap is te zien aan de inzet van vrijwilligers, lokale initiatieven voor de eigen leefomgeving of het ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van leefbaarheid (inclusief sport en cultuur).

Artikel 10.7.4 Hoogte van de subsidie

  • a.

    De subsidie bedraagt minimaal € 500,- en maximaal € 2.500,- per aanvraag.

  • b.

    De ondergrens als bedoeld in artikel 1.1.7 tweede lid is niet van toepassing.

Artikel 10.7.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid en kosten vrijwilligers zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Toelichting: Dit betekent dat bijvoorbeeld de eigen uren van de aanvrager niet subsidiabel zijn.

Artikel 10.7.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.7.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Vitale en gezonde samenleving 2.0.

Artikel 10.7.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien;

  • a.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd behoort tot de reguliere activiteiten van een organisatie gevestigd in Overijssel;

  • b.

    de subsidieontvanger al subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf;

  • c.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd betrekking heeft op een individu;

  • d.

    het initiatief een persoonlijk belang dient;

  • e.

    het een compensatie van geleden omzetverlies of vergelijkbare financiële exploitatietekorten betreft.

    Toelichting: Voor omzetverlies vanwege coronamaatregelen of andere daarmee vergelijkbare financiële nadelen kan in sommige gevallen paragraaf 10.6 Sociale hypotheek 2.0 een mogelijkheid zijn om voor een subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 10.7.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteit als bedoeld in artikel 10.7.2 uiterlijk drie maanden na de datum van verlening van de subsidie te starten en binnen twaalf maanden te hebben afgerond;

  • b.

    leerervaringen binnen twaalf maanden na de datum van subsidieverlening te delen met de betrokken samenleving, via het eigen account op www.samenvoorelkaar.nl of via eigen social media kanalen en daarbij de Provincie Overijssel te taggen door middel van de hashtags #vitaalgezondoverijssel en #samenvoorelkaar.

Toelichting: Om bij te dragen aan kennisdeling deelt de aanvrager de eigen leerervaringen van het proces rondom het maatschappelijke initiatief.

Artikel 10.7.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Overgangsrecht

  • 1. Subsidies die zijn aangevraagd, maar nog niet zijn verleend vóór 1 januari 2017 of voor een eventuele wijziging van het Uitvoeringsbesluit 2017 nadien, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel zoals die gelden op de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. [vervallen]

  • 3. Subsidies die zijn verleend vóór 1 januari 2017 maar nog niet zijn vastgesteld, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit dat op het moment van verlenen van toepassing was.

Toelichting: De algemene hoofdregel van overgangsrecht is ‘onmiddellijke werking’. De geldende regels geven immers actuele keuzes weer op grond van bestuurlijke afwegingen. In het eerste lid is die hoofdregel neergelegd.

Subsidiëring van personele kosten op basis van het Integraal Kostprijstarief (IKT) is vanaf 1 januari 2017 niet meer mogelijk; een uitzondering is gemaakt voor die organisaties die in 2016 subsidie hebben ontvangen gebaseerd op dat IKT.

In verband met het rechtszekerheid- en het vertrouwensbeginsel is voor de situatie dat de subsidie vóór het moment van inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit is verleend, maar nog niet is vastgesteld, gekozen voor ‘uitgestelde werking’. Dit betekent dat in de genoemde situatie wijzigingen in de subsidieverlening plaatsvinden op grond van de regels zoals die golden ten tijde van de subsidieverlening.

Artikel 11.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017’.

Ondertekening

Bijlage 1 bij Paragraaf 3.6 Lokale energie-initiatieven

Inhoudsopgave business case lokale energie-initiatieven

Een businesscase toont de haalbaarheid van een project aan en gaat in op:

  • -

    een beschrijving van de doelstellingen van het energieproject (inclusief energieopbrengst in Joules);

  • -

    een uitgewerkte meerjarige begroting en dekkingsplan (excelbestand);

  • -

    de locatie;

  • -

    de belangstelling voor deelname aan het project;

  • -

    overeenstemming met grond- en/of dakeigenaren;

  • -

    lokaal draagvlak;

  • -

    de samenwerkingspartners;

  • -

    een beschrijving van de afstemming met de gemeente;

  • -

    kwaliteit van de installaties;

  • -

    de benodigde investeringen;

  • -

    de benodigde vergunningen;

  • -

    een analyse van de risico's.