Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening gemeente Renkum 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening gemeente Renkum 2015

De raad van de gemeente Renkum;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 september 2014 [131551];

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie bedrijvigheid;

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Renkum 2015:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • 2.

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • 3.

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • 4.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • 5.

    product: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende taken.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt, al dan niet op aangeven van het college, de programma-indeling van de begroting vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode, al dan niet op aangeven van het college, de onderverdeling van de programma’s in producten vast.

  • 3. De programma-indeling, de productenindeling en de onderverdeling van beide kunnen al dan niet op aangeven van het college door de raad worden gewijzigd indien daar behoefte aan is. Wijzigingen worden bij de vaststelling van de begroting expliciet vermeld.

  • 4. De raad stelt per programma vast:

    • 1.

      de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken);

    • 2.

      de te realiseren beleidsvoornemens (wat gaan we daarvoor doen);

    • 3.

      de baten en lasten (wat mag het kosten).

  • 5. De raad stelt op voorstel van het college per product relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 6. De raad stelt bij de voorjaarsnota vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per product weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per product weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de beoogde onttrekkingen en dotaties aan reserves en voorzieningen en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks de raad nota’s aan met een voorstel voor het beleid (meerjarenbeleidsplan) en de financiële kaders (voorjaarsnota) van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Behandeling en vaststelling door de raad vindt plaats in de junicyclus.

    In het geval van een verkiezingsjaar biedt het college de raad de nota met een voorstel voor het beleid (meerjarenbeleidsplan) van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming uiterlijk aan voor behandeling en vaststelling in de septembercyclus.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 165.000 opgenomen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per product en de beoogde onttrekkingen en dotaties aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Nieuwe investeringen tot een bedrag van € 1.000.000 worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Voor investeringen groter of gelijk aan € 1.000.000 ontvangt de raad afzonderlijke voorstellen voor autorisatie van het investeringskrediet.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Dit gebeurt in ieder geval bij budgetoverschrijdingen groter dan € 100.000 per product of investeringskrediet. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 3 maanden (Voorjaarsnota) en de eerste 8 maanden (Najaarsnota) van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar producten;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar producten;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van producten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7 Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 1.000.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

    dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk of economisch nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. Dit betekent dat we de netto methode hanteren voor de raming van de afschrijvings- en rentelasten.

  • 2. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 5. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende inkomensvoorzieningen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college legt binnen de begrotingscyclus verantwoording af over de inzet van reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een nieuwe bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. De vorming van een reserve vindt plaats uit de begrote resultaatbestemming (voorkeur) of werkelijke resultaatbestemming. De raad accordeert dit bij de vaststelling van respectievelijk de begroting, de voor jaareinde (gewijzigde) begroting, de jaarstukken, individuele voorstellen en autonoom.

  • 4. De vorming van een voorziening is een last binnen de begroting en vindt plaats voorafgaande aan resultaatbepaling.

  • 5. Reserves en voorzieningen met een negatieve stand zijn onacceptabel en moeten worden aangevuld. Een onderhoudsvoorziening kan gedurende de looptijd een negatieve stand bereiken door onevenredige aanwending ten opzichte van de dotaties. In deze situatie zal de voorziening worden aangevuld tot 0 door een uitname van de vrije algemene reserve. Deze wordt dan weer gevoed door latere (lagere) stortingen in de onderhoudsvoorziening en toevoeging aan de vrije algemene reserve.

  • 6. Jaarlijks controleren we bij het opstellen van de jaarstukken of de hoogte van een voorziening c.q. een reserve nog toereikend is voor het doel waarvoor deze is ingesteld.

    Wanneer het doel van een reserve of voorziening is gerealiseerd of is vervallen, of wanneer de bestemmingsreserve binnen de aangegeven looptijd niet heeft geleid tot besteding, wordt de betreffende reserve of voorziening opgeheven. Een eventueel restant komt ten gunste van de exploitatie. Bij een opgeheven onderhoudsvoorziening wordt een eventueel uit eerdere jaren onttrokken saldo aan de vrije algemene reserve in de resultaatbestemming genoemd.

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen.

  • 4. We rekenen de rentelasten op basis van de boekwaarde van een investering per 1 januari toe aan het product waar de investering betrekking op heeft.

  • 5. Jaarlijks wordt bij de uitgangspunten van de begroting het rentepercentage vastgesteld voor de berekening van rentelasten en rentebaten voor de korte en lange termijn.

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en leges.

  • 2. Het college legt de kaders voor de vaststelling van de hoogte van belastingen, rechten, heffingen en prijzen vast in de paragraaf lokale heffingen in de begroting.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de begroting vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15 Financieringsfunctie

  • 1. De financieringsfunctie van de gemeente dient tot:

    • a.

      het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

    • b.

      het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

    • c.

      het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • d.

      het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido;

    • e.

      het opzetten en onderhouden van een goede en efficiënte financiële infrastructuur;

    • f.

      het realiseren van adequate informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

  • 2. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • c.

      financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

    • d.

      financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 4. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

    Verstrekkingen vinden uitsluitend plaats uit hoofde van de "publieke taak" en aan door de gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van de concerncontroller wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 5. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

  • 6. Het uitgangspunt van het beleid van de gemeente Renkum t.a.v. financieel risico is defensief en risicomijdend.

  • 7. Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid (de euro).

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de onder artikel 14 lid 2 genoemde gegevens op.

Artikel 17 Financieringen

  • 1. In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

    • b.

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

    • c.

      de rentevisie voor de komende vier jaar;

    • d.

      de solvabiliteitsratio;

    • e.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • f.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • g.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • h.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten.

Artikel 18 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

  • 3. De berekende rente over de reserves die we rekenen tot het weerstandsvermogen zetten we niet in als structureel dekkingsmiddel binnen de begroting.

  • 4. De risico-inventarisatie wordt geanonimiseerd voor extern gebruik.

Artikel 19 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Het college draagt zorg voor actuele beheersplannen voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Dit betreft de volgende plannen:

    • 1.

      Groenstructuurplan;

    • 2.

      Bosbeleidsplan;

    • 3.

      Wegenbeheersplan;

    • 4.

      Gemeentelijk rioleringsplan;

    • 5.

      Onderhoudsbeheersplan Gebouwen.

    Ieder plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • 1.

    de uitgangspunten voor kostenverdeling, zijnde:

  • a.

    de omvang en opbouw van de kosten welke in de kostenverdeling zijn meegenomen; de toegepaste verdeelsystematiek;

  • b.

    eventuele wijzigingen ten opzichte van de kostenverdeling in het voorgaande begrotingsjaar.

  • 2.

    de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid op basis van artikel 4 van de “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid gemeente Renkum”.

Artikel 21 Verbonden partijen

  • 1. Het college draagt, middels de begroting en de jaarstukken, zorg voor de voorbereiding van het beleid rondom verbonden partijen. De raad stelt de kaders vast.

  • 2. In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken wordt ingegaan op voor de raad relevante ontwikkelingen ten aanzien van verbonden partijen. In de bestuursrapportages wordt over relevante afwijkingen gerapporteerd.

    Onder relevante ontwikkelingen worden in dit kader verstaan:

    • a.

      beleidsontwikkelingen en beleidsombuigingen met significante financiële relevantie binnen de verbonden partij;

    • b.

      financiële ontwikkelingen en financiële ombuigingen binnen de verbonden partij;

    • c.

      toelichting op de financiële positie voor de komende vier jaar binnen de verbonden partij, zijnde gemeenschappelijke regelingen;

    • d.

      toelichting op de bij de verbonden partij gekwantificeerde risico’s in relatie tot het weerstandsvermogen van de gemeente en het door de gemeente door te voeren en doorgevoerde risicobeperkende maatregelen.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten

  • 2. Het college draagt zorg voor een actuele door de raad vastgestelde nota grondbeleid. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

       de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23 Administratie

  • 1. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    in de uit de onderdelen a t/m c volgende besluiten, is tevens inbegrepen de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Renkum 2006, de nota Activerings- en afschrijvingsbeleid 2008, de nota Reserves en voorzieningen 2008, de nota Lokale heffingen 2005, de nota Verbonden partijen 2008, het Treasurystatuut 2009 en de Nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement 2009 worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27 Herzieningstermijn

Minimaal één keer per vier jaar wordt beoordeeld of de verordening moet worden herzien.

Artikel 28 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Renkum 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad woensdag 29 oktober 2014
de voorzitter,
de griffier,