Regeling vervallen per 25-01-2023

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rozendaal houdende regels omtrent subsidie Algemene subsidieverordening Rozendaal 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 24-01-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rozendaal houdende regels omtrent subsidie Algemene subsidieverordening Rozendaal 2019

De raad van de gemeente Rozendaal;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 november 2018, nummer MJ 18-34;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de hierna volgende:

Algemene subsidieverordening gemeente Rozendaal 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor burgemeester en wethouders slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie willen verstrekken;

  • -

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar, samenvallend met de zittingsduur van de gemeenteraad tot en met het jaar dat de raad aftreedt, wordt verstrekt;

  • -

    subsidieregeling: de door burgemeester en wethouders op grond van art. 3 vastgestelde regeling.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • 1.

      sport;

    • 2.

      kunst en cultuur;

    • 3.

      maatschappelijke zorg en welzijn, inclusief maatschappelijke ondersteuning;

    • 4.

      toerisme en recreatie;

    • 5.

      onderwijs;

    • 6.

      volksgezondheid;

    • 7.

      openbare orde en veiligheid;

    • 8.

      milieu;

    • 9.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een ander beleidsterrein toe te voegen dan die, welke genoemd zijn in het vorige lid, wanneer binnen dat beleidsterrein sprake is van een Rozendaals belang.

  • 3. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregeling

Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Bevoegdheid college en verantwoording

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 3. In het eerste kwartaal na het betreffende boekjaar, verstrekken burgemeester en wethouders de raad een overzicht van de subsidies vanaf € 5.000,- die in dat jaar zijn verstrekt en van de verenigingen en instanties die een bedrag hoger dan € 5.000,- hebben ontvangen. In dit overzicht wordt eveneens het aantal verleende subsidies tot en met € 5.000,- vermeld.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, ingediend moeten worden voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een aanvraagformulier. Een aanvraag kan ook digitaal worden ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt wordt, indien dit boekjaar afwijkt van het kalenderjaar, uiterlijk twaalf weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3. Aanvragen voor een eenmalige subsidie worden ingediend tussen vier en twintig weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, derde lid, uiterlijk acht weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift.

    • e.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat een of meer van de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 20.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders of direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen zes maanden nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, door of namens het college of ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Bij een vaststelling als bedoeld in het vorige lid, kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen vier weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 4. Bij subsidieregeling kan binnen de categorie “subsidies tot en met € 5.000” een differentiatie worden vastgelegd voor wat betreft de wijze van vaststellen.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 20.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 20.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk zes maanden na afsluiting van het kalenderjaar of boekjaar een aanvraag tot vaststelling in. Deze aanvraag kan ook bestaan uit een verantwoording over de activiteiten in het afgesloten jaar: een Jaarrekening en Jaarrapportage.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 20.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 20.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 26 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 26 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. Deze aanvraag kan ook bestaan uit een verantwoording over de activiteiten in het afgesloten jaar: een Jaarrekening en Jaarrapportage.

  • 3. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen acht weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling c.q. Jaarstukken als bedoeld in art. 14 en 15, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan door burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn worden gesteld. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens de verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan door burgemeester en wethouders een andere termijn worden vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 3. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken, als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of – ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 4. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad, tegelijk met de verantwoording op grond van artikel 4 derde lid van deze verordening.  

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2. Met ingang van 1 januari 2019 wordt de Algemene subsidieverordening 2016 ingetrokken.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2016 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Rozendaal 2019.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 11 december 2018

de griffier

K.M. Schaap

de voorzitter

drs. J.H. Klein Molekamp