Regeling vervallen per 09-06-2017

Minimaverordening Meedoen 2012

Geldend van 05-07-2012 t/m 08-06-2017

Intitulé

Minimaverordening Meedoen 2012

De raad van de gemeente Someren,

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Someren d.d.

gezien het advies van de participatiecommissie werk en inkomen d.d. 5 april 2012

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

alsmede gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, artikel 8, tweede lid, onderdeel d en artikel 35, vijfde lid Wet werk en bijstand, overwegende dat er regels gesteld dienen te worden met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand ter bevordering van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.

besluit

vast te stellen de Minimaverordening Meedoen 2012.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      norminkomen:

    • het inkomen dat op jaarbasis niet meer bedraagt dan 110% van de voor aanvrager geldende bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de WWB op jaarbasis. Bij de vaststelling van zowel het jaarinkomen als de bijstandsnorm op jaarbasis wordt uitgegaan van inkomen en de van toepassing zijnde bijstandsnorm op het moment van de aanvraag.

    • b.

      vermogen:

    • het vermogen, zoals bedoeld in de WWB, met als peildatum het moment van de aanvraag.

Artikel 2 Doelstelling

Deze verordening heeft tot doel de inwoners uit de gemeente Someren met een inkomen dat niet meer bedraagt dan het norminkomen (artikel 1, tweede lid, onderdeel a) de mogelijkheid te bieden om voor activiteiten van sportieve, culturele, maatschappelijke en/of educatieve aard een bijdrage te verstrekken die de participatie aan de samenleving bevordert. Extra financiële ondersteuning wordt geboden aan ouders met schoolgaande kinderen.

Hoofdstuk 2 Inkomensondersteunende voorzieningen

Artikel 3 Deelname welzijnsactiviteiten

  • 1.

    Het college verstrekt een bijdrage in de kosten van deelname aan welzijnsactiviteiten, indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een inwoner van de gemeente Someren, dat wil zeggen staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Someren, en

    • b.

      de aanvrager is 18 jaar of ouder, niet zijnde een student, en

    • c.

      de aanvrager heeft een inkomen op of onder het norminkomen (artikel 1, tweede lid, onderdeel a), en

    • d.

      het vermogen van de aanvrager ligt beneden het toegestane bescheiden vermogen (artikel 34 WWB).

  • 2.

    De bijdrage in de kosten van deelname aan een of meerdere welzijnsactiviteiten wordt vastgesteld en bepaald op het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 125,= per persoon per kalenderjaar.

  • 3.

    Indien er sprake is van een gezin komen zowel beide ouders als de afzonderlijke kinderen tot 18 jaar in aanmerking voor de maximale bijdrage van € 125,=.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid wordt de bijdrage voor deelname aan een peuterspeelzaal per kind per kalenderjaar vastgesteld op maximaal het aan de Toeslagenregeling kinderopvang gerelateerde laagste ouderbijdragentarief voor peuterspeelzaal en Voor- en Vroegschoolse Educatie op jaarbasis.

  • 5.

    De kosten van deelname aan welzijnsactiviteiten die voor een bijdrage in aanmerking komen zijn opgenomen in een bij deze verordening behorende lijst. Deze lijst kan door burgemeester en wethouders worden gewijzigd.

  • 6.

    Bij de aanvraag om een bijdrage voor deelname aan welzijnsactiviteiten dienen op naam gestelde betalingsbewijzen van de gemaakte kosten te worden overgelegd.

Artikel 4 Vergoeding in de scholingskosten voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar

  • 1.

    Het college verstrekt een vergoeding in de scholingskosten indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een inwoner van de gemeente Someren, dat wil zeggen staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Someren; en

    • b.

      de aanvrager is 18 jaar of ouder, niet zijnde een student, en

    • c.

      de aanvrager heeft één of meer inwonende kinderen in het basisonderwijs of voortgezet onderwijs in de leeftijd van 4 tot 18 jaar; en

    • d.

      de aanvrager heeft een inkomen op of onder het norminkomen (artikel 1, tweede lid, onderdeel a); en

    • e.

      de aanvrager heeft vermogen beneden het toegestane bescheiden vermogen (artikel 34 WWB).

  • 2.

    De bijdrage in de scholingskosten voor kinderen wordt vastgesteld op:

    • a.

      € 75,00 per kind in het basisonderwijs, per schooljaar;

    • b.

      € 150,00 per kind in het voortgezet onderwijs (tot uiterlijk 18 jaar), per schooljaar.

  • 3.

    Verificatie van de daadwerkelijk gemaakte schoolkosten is niet aan de orde. Het betreft een vergoeding aan een bepaalde categorie van personen die in bijzondere omstandigheden verkeert waarvan het aannemelijk is dat zij bepaalde kosten heeft waarin de algemene bijstand niet voorziet en die het norminkomen te boven gaat.

Artikel 5 PC-regeling voor mimimahuishoudens met kinderen in groep 8 van het basisonderwijs en/of kinderen in het voortgezet onderwijs

  • 1.

    Het college verstrekt eenmalig een computer aan de aanvrager indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een inwoner van de gemeente Someren, dat wil zeggen staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Someren; en

    • b.

      de aanvrager is 18 jaar of ouder, niet zijnde een student, en

    • c.

      de aanvrager heeft één of meerdere inwonende kinderen in groep 8 van het basisonderwijs en/of voortgezet onderwijs; en

    • d.

      de aanvrager heeft minimaal 1 jaar een inkomen op of onder het norminkomen (artikel 1, tweede lid, onderdeel a); en

    • e.

      de aanvrager heeft vermogen beneden het toegestane bescheiden vermogen (artikel 34 WWB); en

    • f.

      de aanvrager heeft niet eerder een vergoeding voor een computer gehad op grond van deze regeling of een andere door de gemeente uitgevoerde regeling.

  • 2.

    De financiële bijdrage voor de aanschaf van een nieuwe computer (inclusief computerbenodigdheden) wordt vastgesteld op maximaal € 600,=.

Hoofdstuk 3 Aanvraag, onderzoek en beslissing

Artikel 6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een regeling wordt schriftelijk aangevraagd bij het college.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt binnen 8 weken na indiening van de aanvraag door het college vastgesteld.

  • 3.

    Een aanvraag voor de regeling zoals genoemd in artikel 3 (welzijnsactiviteiten) heeft betrekking op de gemaakte dan wel te maken kosten in een kalenderjaar. De aanvraag kan tot uiterlijk 1 april van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft worden ingediend.

  • 4.

    Een aanvraag voor een regeling zoals genoemd in artikel 4 (schoolkostenvergoeding) en artikel 5 (PC-regeling) wordt geen kalenderjaar gehanteerd, maar geldt de vergoeding uitsluitend voor het schooljaar (1 augustus tot 1 augustus) waarin de kosten worden gemaakt. De aanvraag moet worden ingediend in het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 5.

    Een aanvraag voor de regeling zoals genoemd in artikel 3 (welzijnsactiviteiten) wordt toegekend voor onbepaalde tijd. De uitvoering van deze toekenning voor onbepaalde tijd wordt, conform artikel 9 van deze verordening, nader uitgewerkt in uitvoeringsregels. In deze uitvoeringsregels wordt in ieder geval invulling gegeven aan de volgende aspecten: termijn voor het declareren van kosten, anticumulatie, mutaties en controle op de periodieke toekenning.

Artikel 7 Toekenning en vaststelling van de hoogte van de bijdragen

  • 1.

    De voorzieningen zoals genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 worden toegekend aan personen die voldoen aan de voorwaarden zoals bedoeld in deze artikelen.

  • 2.

    Als inkomen van aanvrager wordt aangemerkt het werkelijke netto-inkomen zonder enige vrijlating. De middelen zoals genoemd in artikel 31, tweede lid WWB en de langdurigheidstoeslag blijven buiten beschouwing.

  • 3.

    Indien het vermogen van aanvrager meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen zoals dat geldt voor de toepassing van WWB, wordt geen bijdrage verleend. Het vermogen in een eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten indien het totaalbedrag van de verleende bijdragen op jaarbasis niet hoger is dan 1 maal de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm per maand.

Artikel 8 Uitvoerend orgaan

Het college is belast met de uitvoering van deze regeling.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoeringsregels

Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening uitvoeringsregels vaststellen.

Uitvoeringsregels bijdrage welzijnsactiviteiten 2013

Artikel 10 Hardheidsclausule

In gevallen van zeer bijzondere aard, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 11 Terugvordering

De bijdrage die is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen wordt teruggevorderd.

Artikel 12 Onvoorziene situaties

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een beslissing.

Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Minimaverordening Meedoen 2012.

  • 2.

    Deze verordening treedt, met uitzondering van artikel 6, vijfde lid van deze verordening, in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 juli 2012.

  • 3.

    Op hetzelfde moment komt de ‘Minimaverordening Meedoen’ (2008), zoals vastgesteld bij besluit van 17 december 2008, te vervallen.

  • 4.

    Artikel 6, vijfde lid van deze verordening treedt in werking per 1 januari 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,
de raadsgriffier, de voorzitter,
J. Laurens Janse-Oostdijk A.P.M. Veltman

ALGEMENE TOELICHTING

Algemeen

De Minimaverordening Meedoen kent zijn oorsprong in 2008 en behoort tot het pakket van gemeentelijke inkomensondersteunende voorzieningen. Het heeft in 2008 de ‘Verordening bijdrageregeling deelname welzijnsactiviteiten’ vervangen.

Deze verordening heeft tot doel de inwoners uit de gemeente Someren met een minimuminkomen de mogelijkheid te bieden om voor activiteiten van sportieve, culturele, maatschappelijke en/of educatieve aard een bijdrage te verstrekken die de participatie aan de samenleving bevordert.

De gemeente Someren biedt minimahuishoudens met schoolgaande kinderen extra ondersteuning, zodat kansarme kinderen mee kunnen doen in de samenleving.

In deze verordening zijn drie voorzieningen vastgelegd die gericht zijn op ‘meedoen in de samenleving’:

  • 1.

    een bijdrage voor deelname aan welzijnsactiviteiten (sport, cultuur, educatie of andere maatschappelijke activiteiten);

  • 2.

    een vergoeding in de scholingskosten voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar;

  • 3.

    een eenmalige PC-regeling voor ouders met kinderen in groep 8 van het basisonderwijs en/of kinderen in het voortgezet onderwijs.

De genoemde voorzieningen onder ‘twee’ en ‘drie’ (schoolkostenregeling en PC-regeling) dienen per schooljaar (opnieuw) worden aangevraagd. De PC-regeling is eenmalig en de schoolkostenregeling is lastig toe te kennen voor onbepaalde tijd of over meerdere jaren. Bij de genoemde voorziening onder ‘een’ (welzijnsactiviteiten), waarbij uitgegaan wordt van een kalenderjaar, is dat wel mogelijk. In deze verordening wordt dat middels artikel 6, vijfde lid geregeld. De toekenning voor onbepaalde tijd treedt overigens pas per 1 januari 2013 inwerking. Dit om ongelijkheid te voorkomen ten opzichte van personen die reeds voor de inwerkingtreding van deze verordening (halverwege 2012) een aanvraag voor de regeling welzijnsactiviteiten hebben ingediend. Verder is het wel belangrijk om de toekenning voor onbepaalde tijd goed te regelen en te bewaken. De uitvoering hiervan zal dan ook nader uitgewerkt worden in uitvoeringsregels van het college.

Peuterspeelzaal

Via de bijdrage deelname aan welzijnsactiviteiten is een vergoeding mogelijk voor de peuterspeelzaal. Voor het bedrag wordt in deze verordening aangesloten bij het aan de Toeslagenregeling kinderopvang gerelateerde laagste ouderbijdragentarief voor peuterspeelzaal en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). De Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) berekent per 1 januari 2012 € 0,59 per uur. Uitgaande van 2,5 uur per dagdeel, 4 dagdelen per week en 40 weken per jaar betekent dit dat de ouderbijdrage op jaarbasis € 236,- bedraagt. De totale bijdrage voor peuterspeelzaal of VVE bedraagt voor het jaar 2012 € 503,-. Het restant van de bijdrage (€ 503,- minus € 236,- =), € 267,-, wordt vergoed vanuit het budget voor peuterspeelzaal/VVE. Dit deel hoeft dan ook niet vergoed te worden vanuit de bijdrage voor deelname aan welzijnsactiviteiten.

Door in deze verordening voor het bedrag te verwijzen naar de aan de Toeslagenregeling kinderopvang gerelateerde laagste ouderbijdragentarief voor peuterspeelzaal en VVE, wordt voorkomen dat de verordening jaarlijks aangepast moet worden omdat dit bedrag jaarlijks verandert.

De Wet Aanscherping WWB

Op 1 januari 2012 is inwerking getreden de “Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB) en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ) gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden” (kortweg: Wet Aanscherping WWB).

Deze wetswijziging werkt ook door in de Minimaverordening Meedoen. De verordening moet hierdoor worden aangepast.

Inkomensgrens voor categoriale regelingen

Eén van de speerpunten van de wetswijziging wordt gevormd door het normeren van de inkomensgrens voor het gemeentelijk minimabeleid op 110% van de bijstandsnorm.

Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

In de motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe is een verordeningsplicht in de WWB opgenomen voor maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. Met artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB wordt de gemeenteraad verplicht regels op te nemen in een verordening met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid WWB).

De gemeenteraad is gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie. Op welke wijze het beleid verder vorm wordt gegeven is aan de gemeenten zelf. Uiteraard dienen daarbij de kaders van de WWB niet te buiten gegaan worden. Dat betekent ondermeer dat er een inkomensnormering geldt van maximaal 110% en dat geen inkomensondersteuning plaats vindt aan personen die uitgesloten zijn van het recht op bijstand.

De effecten van de verordeningsplicht op de participatie schoolgaande kinderen worden door het Rijk na twee jaar geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van schoolgaande kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

Met de Minimaverordening Meedoen, die zijn oorsprong kent in 2008, wordt reeds voldaan aan de verordeningsplicht. Het is niet nodig om deze regeling ‘om te bouwen’ of de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen op te nemen in een aparte verordening. Voldoende is om hiernaar te verwijzen en in hoofdlijnen aan te geven wat de inhoud van die regeling/dat beleid is. In de aanhef van het besluit van deze verordening is het volgende opgenomen: “alsmede gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, artikel 8, tweede lid, onderdeel d en artikel 35, vijfde lid Wet werk en bijstand, overwegende dat er regels gesteld dienen te worden met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand ter bevordering van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen”.

In artikel 2 wordt het doel van deze verordening uiteen gezet. Hiermee wordt tevens een invulling gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Deze verordening behoeft geen artikelsgewijze toelichting. De artikelen spreken voor zich.