Verordening op het burgerinitiatief 2003

Geldend van 12-11-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening op het burgerinitiatief 2003

De raad van de gemeente Someren;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 september 2003

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende verordening op het burgerinitiatief:

Artikel 1 Begripsomschrijving

Iedere kiesgerechtigde als bedoeld in artikel 3 van deze verordening heeft het recht om een burgerinitiatief in te dienen. Dit burgerinitiatief kan inhouden een concreet uitgewerkt voorstel ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad. Er mag ook volstaan worden met een voorstel om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2 Vereisten voor geldigheid verzoek

  • 1.

    De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    De geldigheid van een verzoek wordt door de griffier getoetst aan de hand van het bepaalde in het volgende lid en de artikelen 3 tot en met 5 van deze verordening.

  • 3.

    Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat;

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3 Initiatiefgerechtigden

  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4 Uitsluiting van burgerinitiatief

Een burgerinitiatief houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

  • e.

    een onderwerp waarover korter dan 1 jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5 Wijze van indienen verzoek en inhoud

  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het daartoe vastgestelde model.

Artikel 6 Behandeling verzoek

  • 1.

    De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2.

    Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatief voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4.

    De voorzitter nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan.

  • 6.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de verzoeker.

Artikel 7 Jaarlijks verslag

De burgemeester brengt bij gelegenheid van het burgerjaarverslag elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening op het burgerinitiatief 2003.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag waarop zij is bekend gemaakt. Wanneer een inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is toegelaten, komt het tijdstip van inwerkingtreding te vervallen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,
de raadsgriffier, de voorzitter,
J.K.J. Boon A.P.M. Veltman

Toelichting bij Verordening op het burgerinitiatief 2003

Toelichting bij artikel 1

Om de drempel voor het indienen van een initiatief laag te houden, wordt aan de initiatiefgerechtigde de keuze gelaten tussen het indienen van een concreet uitgewerkt voorstel of het alleen vermelden van het onderwerp.

Een voorbeeld van een concreet voorstel is het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open te stellen. Het alternatief om alleen het onderwerp te noemen is ruimer en stelt minder eisen. Dit biedt namelijk de mogelijkheid dat een burger een onderwerp aan de gemeenteraad aandraagt zonder dat deze burger hierbij een concreet voorstel dient te voegen. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde wijk in de raad te discussiëren.

Toelichting bij artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als:

  • (a)

    het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden, te weten 25, wordt ondersteund;

  • (b)

    het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd; en

  • (c)

    aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan (in artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is).

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatief ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.

Derhalve is een drempel opgenomen. De omvang van de drempel is zo minimaal mogelijk gehouden en is lager dan de drempel zoals die op basis van de Tijdelijke referendumwet geldt voor het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (= 125).

In tegenstelling tot de Tijdelijke referendumwet is er bovendien niet gekozen voor een percentage, maar voor een getal. Het schept namelijk meer duidelijkheid als niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek dienen te ondersteunen.

Toelichting bij artikel 3

Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Door de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden met personen van 16 en 17 jaar kunnen jongeren ook betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Toelichting bij artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij er niet over gaat. Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn zij daarvoor geschikt acht. Omdat het wenselijk geacht wordt om de mogelijkheden voor een burgerinitiatief zo ruim mogelijk te houden, wordt onder e. een periode van 1 jaar gekozen.

Toelichting bij artikel 5

Het burgerinitiatief dient bij de voorzitter van de raad te worden ingediend. In de praktijk zal het verzoek vervolgens bij de griffier terecht komen. Aan het verzoek wordt een aantal minimumvereisten gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid wenselijk de indiening van een burgerinitiatief plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan onderzocht worden of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Toelichting bij artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd, kan de raad doorzenden naar het college. Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of kan een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatief besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is in deze bepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatief omgaat. Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatief kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.

Toelichting bij artikel 7

Hier is er voor gekozen om de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen, dit bij gelegenheid van het inmiddels verplichte burgerjaarverslag. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatieven), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatieven, de besluiten van de raad op de burgerinitiatieven en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.