Bestuurlijke integriteitscode gemeente Someren 2016

Geldend van 04-03-2016 t/m heden

Intitulé

Bestuurlijke integriteitscode gemeente Someren 2016

De raad van de gemeente Someren;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.;

overwegende dat:

- de Gemeentewet vereist dat de raad voor respectievelijk de leden van de raad, de wethouders en de burgemeester een gedragscode vaststelt;

- het, alhoewel niet wettelijk verplicht, uit een oogpunt van eenduidigheid en integriteit, wenselijk is deze gedragscode ook van toepassing te verklaren op de burger(commissie)leden;

- de bestaande gedragscode is vastgesteld voor de periode 2010-2014, reden waarom een nieuwe gedragscode moet worden vastgesteld;

- sommige bepalingen uit de bestaande gedragscode beknopter en duidelijker verwoord kunnen worden;

- in 2015 een nieuwe landelijke modelgedragscode beschikbaar is gekomen, waarmee in de nieuwe gedragscode rekening kan worden gehouden;

gelet op de artikelen 12, 13, 14, 15, 25, 28, 36b, 41a, 41b, 41c, 44, 46, 47, 55, 58, 66, 65, 67, 68, 69, 86, 169 en 180 Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de ‘Bestuurlijke gedragscode gemeente Someren 2016’ regelende de kaders voor bestuurlijke integriteit.

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Onder bestuurder wordt verstaan:

    de burgemeester, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Onder college wordt verstaan:

    het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. De bepalingen van deze gedragscode gelden voor de burgemeester, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de leden van de gemeenteraad van de gemeente Someren, tenzij anders is aangegeven.

  • 4. Deze gedragscode is van overeenkomstige toepassing op burger(commissie)leden.

  • 5. De code is openbaar en door derden te raadplegen op de gemeentelijke internetsite. Een exemplaar van de code ligt ter inzage in het gemeentehuis.

  • 6. De burgemeester, de leden van het college van burgemeester en wethouders, de leden van de gemeenteraad en de burgercommissieleden ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode en tekenen voor ontvangst.

Artikel 2 Kernbegrippen van integriteit

  • 1. Een bestuurder legt intern verantwoording af aan collega-bestuurders en de gemeenteraad en extern aan organisaties en burgers voor wie een bestuurder zijn functie vervult.

  • 2. Een bestuurder handelt in overeenstemming met de onder sub a tot en met f genoemde kernbegrippen van integriteit:

    • a.

      Dienstbaarheid

      Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

    • b.

      Functionaliteit

      Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

    • c.

      Onafhankelijkheid

      Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

    • d.

      Openheid

      Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

    • e.

      Betrouwbaarheid

      Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie, waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

    • f.

      Zorgvuldigheid

      Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

HOOFDSTUK II BESTUURLIJKE GEDRAGSREGELS

Artikel 3 Voorbeeldfunctie

Een bestuurder communiceert, handelt en gedraagt zich overeenkomstig de geldende wetten en regels, de in artikel 2 genoemde kernbegrippen van integriteit en algemeen maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen. In het bijzonder respecteert een bestuurder de regels zoals deze door de gemeente zelf zijn vastgesteld.

Artikel 4 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 1. Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen dan wel de schijn van bevoordeling.

  • 3. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, maakt dit kenbaar aan het bestuursorgaan waarvan hij deel uitmaakt en onthoudt zich zo nodig van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 4. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder beïnvloedt of kan beïnvloeden.

  • 5. Een bestuurder voorkomt belangenverstrengeling dan wel de schijn van belangenverstrengeling, onder meer door niet in eigen persoon namens een burger of organisatie:

    • a.

      in te spreken in een vergadering van een raadscommissie

    • b.

      een zienswijze in te dienen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger of adviseur;

    • c.

      een verzoek- of bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger of adviseur;

    • d.

      een aanvraag in te dienen of een melding te doen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger of adviseur;

    • e.

      een klachtmelding te doen bij het bestuursorgaan waarvan hij zelf deel uitmaakt of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger of adviseur;

    • f.

      een aanbieding te doen aan de gemeente of hieromtrent op te treden als vertegenwoordiger of adviseur.

  • 6. De burgemeester en de wethouders handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden. De wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de burgemeester.

Artikel 5 Nevenfuncties

  • 1. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 2. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties op een daarvoor bestemd formulier.

  • 3. Deze gegevens worden openbaar gemaakt door terinzagelegging van een opgave in het gemeentehuis en vermelding op de gemeentelijke internetsite.

  • 4. Het college sluit de burgemeester of een wethouder gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente. De kosten, die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 5. De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester, onderscheidenlijk wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Een lid van het college dat een nevenfunctie wil vervullen, anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

  • 7. Op grond van het bepaalde in de artikelen 41b en 67 van de Gemeentewet meldt een wethouder c.q. de burgemeester zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad.

  • 8. Een (burger)raadslid meldt de aanvaarding van een nevenfunctie aan de griffier.

  • 9. Het college draagt de burgemeester of een wethouder niet eerder dan een jaar na diens aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij, als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 6 Informatie

  • 1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  • 4. Een bestuurder gaat in het bijzonder zorgvuldig om met informatie, verkregen uit informele contacten met ambtenaren.

Artikel 7 Aannemen van geschenken en invitaties

  • 1. Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 2. Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 3. Behoudens in de gevallen zoals bedoeld in lid 2 worden geschenken en giften niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college c.q. bij de raadsgriffier waarna een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

  • 4. Een bestuurder gaat zorgvuldig om met invitaties van en betaald en georganiseerd door commerciële en belangenorganisaties. Hij vermijdt situaties die zijn oordeelsvorming als bestuurder mogelijk kunnen beïnvloeden.

  • 5. Een raadslid of burgerraadslid meldt de acceptatie van een invitatie binnen een week na deelname aan de griffier.

Artikel 8 Bestuurlijke uitgaven

  • 1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • o

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend; en

    • o

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 9 Declaraties

  • 1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier en volgens de daarvoor geldende afspraken.

  • 4. In geval van twijfel over een declaratie wordt deze ter besluitvorming aan het betreffende bestuursorgaan voorgelegd.

Artikel 10 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan, tenzij dit uitdrukkelijk schriftelijk is overeengekomen.

Artikel 11 Reizen buitenland

  • 1. Een lid van het college dat het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 2. Degene die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4. Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 5. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 6. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 7. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 8. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

HOOFDSTUK III TOEPASSING BESTUURLIJKE GEDRAGSREGELS

Artikel 12 Eigen verantwoordelijkheid

  • 1. Op iedere bestuurder rust de verantwoordelijkheid er zelf op toe te zien dat hij handelt en zich gedraagt overeenkomstig het gestelde in deze gedragscode.

  • 2. Bestuurders die deze gedragscode ondertekenen, verklaren daarmee van de gedragscode kennis te hebben genomen en deze naar eer en geweten te zullen hanteren.

Artikel 13 Elkaar aanspreken

  • 1. Een bestuurder wordt geacht een andere bestuurder aan te spreken wanneer hij vermoedt dat gedragingen en/of handelingen niet stroken met de inhoud van deze gedragscode.

  • 2. De burgemeester ziet toe op de toepassing van de gedragscode. Wanneer het in lid 1 vermelde niet tot een bevredigend resultaat leidt, informeert een bestuurder de burgemeester.

  • 3. Een bestuurder kan een gedraging en/of handeling van een collega-bestuurder waarvan gegrond vermoeden bestaat dat deze niet strookt met de inhoud van deze gedragscode ter bespreking voordragen in de vergadering van het bestuursorgaan waartoe hij behoort.

  • 4. In geval een bestuurder een gegrond vermoeden heeft dat gedragingen en/of handelingen van de burgemeester niet stroken met de inhoud van deze gedragscode, meldt hij dit aan het bestuursorgaan waartoe hij behoort. Wanneer daartoe aanleiding bestaat kan een bestuurder besluiten de gedraging en/of handeling te melden bij de Commissaris van de Koning.

Artikel 14 Uitleg gedragscode

In gevallen waarin de code niet voorziet, of waarbij de toepassing niet eenduidig is, voorziet de gemeenteraad hierin.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALING

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: “Bestuurlijke integriteitscode gemeente Someren 2016”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3.

    Op hetzelfde moment komt de “Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Someren 2010-2014”, zoals vastgesteld bij besluit van 26 mei 2010, te vervallen.

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,

de raadsgriffier,

J.Laurens Janse-Oostdijk

de voorzitter,

A.P.M. Veltman