Beleidsregels middelentoets Gemeente Someren 2021

Geldend van 01-10-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels middelentoets Gemeente Someren 2021

Artikel 1 Begripsbepling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Someren;

    • b.

      Norm: de bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag) als bedoeld in de Participatiewet;

    • c.

      Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van personen of instellingen. Kenmerkend voor een gift is dat er geen sprake is van een terugbetalingsverplichting en/of enige vorm van tegenprestatie of verplichtend karakter.

    • d.

      Materiële schade: schade die direct in geld is uit te drukken. Bijvoorbeeld beschadiging van eigendommen, maar bijvoorbeeld ook misgelopen inkomen, medische kosten, reiskosten, huishoudelijke hulp, aanpassing aan woning of auto, enz.

    • e.

      Immateriële schade: schade die niet direct in geld is uit te drukken (ook wel smartengeld genoemd). Bijvoorbeeld psychische-, emotionele- en geestelijke schade door pijn, verdriet of verminderde levensvreugde.

    • f.

      Voertuig: auto, motor, bromfiets (waaronder ook wordt verstaan een fiets met elektrische trapondersteuning met een maximale snelheid tussen de 25 km per uur en de 45 km per uur (Speed Pedelec)), snorfiets, brommobiel en Motorrijtuig Met Beperkte Snelheid (MMBS).

    • g.

      Co-ouderschap: wordt aanwezig geacht bij een 50-50 verdeling van zorg, opvoeding en omgang met het kind. Bijvoorbeeld bij beiden de helft van de week (minimaal 3 etmalen). Of een week bij de ene ouder en een week bij de andere ouder.

    • h.

      Werkgebied Senzer: gemeente Asten, gemeente Deurne, gemeente Geldrop-Mierlo, gemeente Gemert-Bakel, gemeente Helmond, gemeente Laarbeek en gemeente Someren.

Artikel 2 Saldo lopende rekening bij vermogensvaststelling (B019)

  • 1.

    De saldi op alle lopende rekeningen van belanghebbende, eventuele echtgenoot of partner en eventuele minderjarige kinderen op de datum waarop het recht op bijstand aanvangt behoren tot het vermogen. Dit geldt ook voor tegoeden op spaarrekeningen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het vermogen bij aanvang van de uitkering laat het college van het totaalsaldo van alle lopende betaal- en spaarrekeningen éénmaal de van toepassing zijnde norm vrij, waarbij:

    • a.

      Als de saldi negatief zijn, er geen vrijlating plaatsvindt;

    • b.

      Als de saldi lager zijn dan de van toepassing zijnde norm, de saldi op €0,00 worden gesteld.

Artikel 3 Moment vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating (B020)

  • 1.

    Het vermogen wordt vastgesteld per de datum waarop het recht op bijstand aanvangt. Hiervan wordt afgeweken als:

    • a.

      Belanghebbende verwikkeld is in een echtscheidingsprocedure of als er sprake is van een verlating, én;

    • b.

      Belanghebbende slechts (redelijkerwijs) kan beschikken over een vermogen dat minder bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens.

  • 2.

    Belanghebbende krijgt de nadere verplichting opgelegd om binnen een redelijke termijn tot verdeling van de boedel over te gaan, waarna door het college tot een definitieve vermogensvaststelling kan worden overgegaan.

  • 3.

    Zodra belanghebbende kan beschikken over zijn of haar aandeel in de boedel, kan dit een reden zijn om over te gaan tot terugvordering, als belanghebbende hierdoor achteraf gezien voldoende middelen had over de periode van bijstandsverlening.

Artikel 4 Vaststellen vermogen bij overname cliënt uit andere gemeente (B021)

  • 1.

    Bij vestiging vanuit een gemeente buiten het werkgebied van Senzer wordt het vermogen in alle gevallen (opnieuw) vastgesteld.

  • 2.

    De tijdens de bijstandsperiode in de vorige gemeente gespaarde middelen als bedoeld in artikel 34 lid 2 onderdeel c Participatiewet en ontvangen rente als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdeel i Participatiewet worden – mits de eventuele onderbreking van de bijstandsuitkering korter is dan 30 dagen – niet in aanmerking genomen bij de nieuwe vermogensvaststelling.

  • 3.

    Bij vestiging vanuit een gemeente binnen het werkgebied van Senzer wordt het vermogen niet opnieuw vastgesteld. Het college neemt dan de vermogensvaststelling uit de vertrekgemeente over, mits er geen relevante feiten en omstandigheden zijn gewijzigd, zoals:

    • a.

      Een wijziging in de leefvorm;

    • b.

      Een onderbreking van het recht op bijstand van ten minste 30 dagen.

Artikel 5 Vrijlaten giften (B024)

  • 1.

    Giften voor bijzondere kosten & schulden:

    • a.

      Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden.

    • b.

      Giften worden niet als middelen voor de bijstand aangemerkt voor zover deze worden verstrekt voor noodzakelijke kosten dan wel uit medisch oogpunt wenselijke kosten. Dit voor zover de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd.

    • c.

      Giften van werkgevers ten behoeve van werknemers worden niet in aanmerking genomen als middel voor de bijstand, voor zover en in zoverre deze onbelast zijn.

    • d.

      Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en dergelijke charitatieve instellingen worden niet als middel voor de bijstand beschouwd.

    • e.

      Een gift die wordt verstrekt ter aflossing van een problematische schuld, ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt niet in aanmerking genomen als middel voor de bijstand. Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening het vermogen negatief was en er een terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan de termijn is overschreden.

    • f.

      De giften als bedoeld in lid 1 sub a t/m e tellen niet mee voor de maximale bedragen als bedoeld in lid 3 sub a van dit artikel.

  • 2.

    Giften of geldleningen in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag:

    • a.

      Een gift of geldlening die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag en die niet meer bedraagt dan de voor belanghebbende geldende norm, wordt niet in aanmerking genomen als middel voor de bijstand.

  • 3.

    Andere giften:

    • a.

      Giften worden niet tot de middelen voor de bijstand gerekend, voor zover de ontvangen giften niet meer bedragen dan € 1.200 per kalenderjaar. Als de uitkering gedurende het kalenderjaar is toegekend, geldt het bedrag van € 1.200 voor de periode vanaf datum toekenning tot en met 31 december van het betreffende kalenderjaar.

    • b.

      Voor zover periodieke giften hoger zijn dan het in sub a genoemde bedrag, wordt het meerdere in beginsel als inkomen aangemerkt, maar blijft een specifieke afweging noodzakelijk om te beoordelen of de gift uit een oogpunt van bijstandsverlening toch verantwoord is. Onder ‘periodiek’ wordt verstaan: de ontvangst van twee of meer giften in een kalenderjaar.

    • c.

      Voor zover een eenmalige gift hoger is dan het in sub a genoemde bedrag, wordt het meerdere in beginsel als vermogen aangemerkt, maar blijft een specifieke afweging noodzakelijk om te beoordelen of de gift uit een oogpunt van bijstandsverlening toch verantwoord is. Onder ‘eenmalig’ wordt verstaan: de ontvangst van één gift in een kalenderjaar;

  • 4.

    Giften zoals bedoeld in lid 1 sub c en d en giften van minder dan € 1.200 per kalenderjaar hoeven niet onverwijld uit eigen beweging gemeld te worden.

Artikel 6 (Im)materiële schadevergoeding (B024)

  • 1.

    De schadevergoeding die belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2.

    Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen (misgelopen inkomen), wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3.

    Als de schadevergoeding voor immateriële schade meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3 sub c Participatiewet, wordt 2/3 deel van het meerdere van het bedrag in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 7 Vaststelling middelen bij co-ouderschap (B061)

  • 1.

    De vermogensgrens voor co-ouders is gelijk aan de vermogensgrens voor alleenstaande ouders als bedoeld in artikel 34, lid 3 sub b Participatiewet.

  • 2.

    Als de belanghebbende hier (redelijkerwijs) over kan beschikken worden de middelen van het kind of de kinderen volledig toegerekend aan belanghebbende.

    • a.

      In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt van het saldo van een kinderrekening, waarop beide ouders periodiek een bijdrage storten, de helft als vermogen toegerekend aan belanghebbende.

Artikel 8 Waarde bezittingen in natura bij vermogensvaststelling (B027)

  • 1.

    Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn. Deze zijn dan in beginsel ook uitgesloten van de inlichtingenplicht tenzij er bijvoorbeeld sprake is van handelsactiviteiten.

  • 2.

    Het college vindt één voertuig met een dagwaarde tot € 3.000 algemeen gebruikelijk. Als de dagwaarde meer bedraagt dan € 3.000 wordt het meerdere meegenomen in de vermogensvaststelling.

  • 3.

    Van voertuigen die 12 jaar of ouder zijn wordt verondersteld dat deze een dagwaarde vertegenwoordigen tot € 3.000 behalve als door de exclusiviteit anders blijkt. In afwijking hiervan wordt bij brom- en snorfietsen (scooters) die 6 jaar of ouder zijn verondersteld dat deze een dagwaarde vertegenwoordigen tot € 3.000.

  • 4.

    Indien de belanghebbende de beschikking krijgt over een voertuig door middel van een gift dan geldt artikel 5 - vrijlaten giften (B024) van deze beleidsregels, ook als de dagwaarde minder dan € 3.000 bedraagt.

  • 5.

    Caravans, campers, vouwwagens, aanhangers, vaartuigen, of het gelijktijdig bezit van 2 of meer voertuigen zijn naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk. De volledige dagwaarde wordt meegenomen in de vermogensvaststelling. Dit geldt ook voor overige bezittingen in natura die naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk zijn. Deze zijn dan ook niet uitgesloten van de inlichtingenplicht.

  • 6.

    Bij aanvang van de uitkering wordt de vrijlating, zoals bedoeld in het tweede lid, toegepast op het duurste voertuig als er sprake is van gelijktijdig bezit van 2 of meer voertuigen.

  • 7.

    De dagwaarde bepaling van een auto vindt plaats via de ANWB-koerslijst, tenzij deze lijst niet ziet op de in geding zijnde periode, of er voldoende gegevens voorhanden zijn waaruit volgt dat de waarde van de auto afwijkt van de waarde die de ANWB-koerslijst aangeeft. Op basis van kenteken, actuele kilometerstand, uitvoering en extra opties vormt de inkoop- of inruilprijs (aankoop door het autobedrijf) de dagwaarde waarmee het college rekening houdt. Staat een auto niet opgenomen in de ANWB-koerslijst dan dient op een andere objectieve wijze, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur, een dagwaarde bepaling plaats te vinden op basis van merk, type, actuele kilometerstand, uitvoering en extra opties.

  • 8.

    De dagwaardebepaling van een brom- en snorfiets vindt plaats via de afschrijvingslijst van BOVAG, tenzij er voldoende gegevens voorhanden zijn waaruit volgt dat de waarde afwijkt van de waarde die de afschrijvingslijst van BOVAG aangeeft.

  • 9.

    De dagwaardebepaling van andere voertuigen, of een caravan, camper, aanhanger en vaartuig vindt op een objectieve wijze plaats op basis van merk, serie, bouwjaar en uitvoering, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur, waarbij de huidige staat van de bezitting in acht wordt genomen.

  • 10.

    Dagwaardebepalingen van overige bezittingen in natura die naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk zijn dienen op een objectieve wijze, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur plaats te vinden waarbij de huidige staat van de bezitting in acht wordt genomen.

  • 11

    Dagwaardebepalingen worden in principe kosteloos gerealiseerd. Als dit niet mogelijk is, zijn in beginsel de kosten voor de belanghebbende indien hij niet op andere objectieve wijze de dagwaarde van zijn bezitting in natura kan aantonen.

Artikel 9 Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling (B028)

  • 1.

    De waarde van een uitvaartverzekering in natura wordt niet gerekend tot het vermogen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt. De waarde van een kapitaalverzekering die is bestemd voor begrafenis- of crematiekosten wordt evenmin in aanmerking genomen als vermogen, mits wordt voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

    • a.

      Belanghebbende, diens partner, en/of (ten laste komende) kinderen is de persoon op wiens leven de verzekering is afgesloten (de verzekerde);

    • b.

      Het vrij te komen kapitaal is bestemd voor de voldoening van de kosten van uitvaart van de belanghebbende, diens partner, en/of (ten laste komende) kinderen, hetgeen dient te blijken uit de polisvoorwaarden;

    • c.

      Het betreft geen combinatie van een uitvaartpolis en een verzekering welke uitkeert bij in leven zijn op een bepaalde datum;

    • d.

      Het vermogen wordt niet vroegtijdig te gelde gemaakt (afkoop);

    • e.

      Het betreffende vermogen is niet ontstaan als gevolg van een eenmalige storting welke heeft plaatsgevonden op een moment waarop redelijkerwijs te verwachten viel dat er een beroep op bijstand zou worden gedaan en aldus dient te worden gekwalificeerd als het betonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Hieronder wordt niet verstaan de maandelijkse reguliere premiebetaling.

  • 2.

    Wanneer het vermogen vroegtijdig te gelde wordt gemaakt (afkoop), wordt het ontvangen afkoopbedrag wel tot het vermogen gerekend.

Artikel 10 Wanneer wordt toepassing gegeven aan de inkomstenvrijlating (B147)

  • 1.

    Het college stelt ambtshalve of op aanvraag van belanghebbende vast of toepassing moet worden gegeven aan de inkomstenvrijlating als bedoeld in de artikel 31 tweede lid onder n en r van de Participatiewet of artikel 8 lid 2 en 5 IOAW en artikel 8 lid 3 en 9 IOAZ.

  • 2.

    Het college stelt dat de vrijlating altijd bijdraagt aan de arbeidsinschakeling, behalve als er sprake is van verzwegen inkomsten door schending van de inlichtingenplicht.

  • 3.

    De ingangsdatum van de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder n Participatiewet wordt afgestemd met belanghebbende.

  • 4.

    De inkomstenvrijlating kan slechts één keer toegepast worden binnen een aangesloten uitkeringsperiode.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onredelijk en onbillijk zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 12 Intrekking

De Beleidsregels middelentoets gemeente Someren 2018 worden ingetrokken per 1 oktober 2021.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 1 oktober 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als de “Beleidsregels middelentoets gemeente Someren 2021”.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Someren,

Namens deze,

D. Blok

Burgemeester

J. Koppers- Van der Krabben

de secretaris