Beleidsregel Wet Bibob voor horeca- en prostitutiebranche gemeente Someren 2019

Geldend van 15-02-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob voor horeca- en prostitutiebranche gemeente Someren 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren;

gelet op: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

b e s l u i t :

vast te stellen de Beleidsregel Wet Bibob voor horeca- en prostitutiebranche gemeente Someren 2019

1. Inleiding

Gemeenten krijgen steeds meer te maken met ondermijnende criminaliteit. Ondermijnende criminaliteit bestaat uit alle vormen van criminaliteit die een bedreiging zijn voor de integriteit van het bestuur. Kenmerkend voor ondermijning is de verwevenheid tussen de boven- en onderwereld. Criminelen maken gebruik van legale structuren – zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten – om criminele activiteiten uit te voeren. Dit heeft tot gevolg dat de integriteit van de overheid wordt aangetast.

2. Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft de overheid een instrument in handen om zich tegen het risico van aantasting van de integriteit te beschermen. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt, kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken. Om de mate van gevaar te bepalen, voert het bevoegde bestuursorgaan een eigen onderzoek uit. Ook kan het bestuursorgaan een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob. Zo wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob zijn van toepassing op diverse gemeentelijke vergunningen en ontheffingen, regelingen en transacties, waaronder:

  • Drank- en Horecavergunningen;

  • Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen;

  • Omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten;

  • Omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten;

  • Subsidies;

  • Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • Vastgoedtransacties.

Bestuursorganen zijn zelf verantwoordelijk voor toepassing van de Wet Bibob. Daarom worden er voor de verschillende toepassingscategorieën van de wet beleidsregels vastgesteld. In elke beleidsregel staat aangegeven binnen welke branches de wet wordt toegepast. Een helder Bibob-beleid voorkomt willekeur, biedt duidelijkheid voor de burger en is inzichtelijk voor alle betrokkenen. Bovendien kunnen beleidsregels preventief werken.

Deze beleidsregel ziet op toepassing van de Wet Bibob de volgende vergunningen:

  • Drank- en Horecavergunning voor de uitvoering van het horecabedrijf;

  • Drank- en Horecavergunning voor de uitvoering van het slijterijbedrijf;

  • Exploitatievergunning openbare inrichting;

  • Vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven.

3. Juridisch kader

Op grond van de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2:28 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening kan er een Bibob-toets plaatsvinden bij de in deze beleidsregel genoemde vergunningen.

Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op de hiervoor genoemde vergunningen betekent dat de gemeente, zowel bij de verlening van de vergunning als bij het toezicht op de naleving ervan, in de genoemde gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen); of

  • b.

    Strafbare feiten te plegen.

Indien ernstig gevaar wordt vastgesteld, heeft het college op grond van artikel 3 van de Wet Bibob de bevoegdheid om een vergunning te weigeren of in te trekken.

4. Beleidsuitgangspunten

Het doel van de Wet Bibob is het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van het faciliteren van criminele activiteiten. Uitgaande van dat doel zijn hieronder beleidsuitgangspunten geformuleerd van gevallen waarin de aanvraag voor een vergunning of een verleende vergunning aan een Bibob-toets wordt onderworpen.

A. Bibob-toets bij aanvraag voor een vergunning

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een:

  • Drank- en Horecavergunning voor de uitvoering van het horecabedrijf;

  • Drank- en Horecavergunning voor de uitvoering van het slijterijbedrijf;

  • Exploitatievergunning openbare inrichting;

  • Vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven.

B. Bibob-toets bij een reeds verleende vergunning

De Bibob-toets kan eveneens worden toegepast ten aanzien van reeds verleende vergunningen. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een mindere of ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

C. Tipfunctie officier van justitie

Artikel 26 van de Wet Bibob geeft de officier van justitie de mogelijkheid om de burgemeester te informeren over de wenselijkheid een Bibob-advies aan te vragen (de zogenaamde ‘tipfunctie’). Dit gebeurt indien uit gegevens die bij de officier van justitie bekend zijn, redelijkerwijs kan worden afgeleid dat de aanvrager van een vergunning in relatie staat tot strafbare feiten. In het geval dat de officier van justitie gebruik maakt van zijn tipfunctie, vindt altijd een Bibob-toets plaats van de gevraagde of reeds verleende vergunning en wordt altijd advies gevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob.

D. Bijzondere gevallen

Het kan voorkomen dat een gevraagde of verleende vergunning niet onder de hiervoor geformuleerde beleidsuitgangspunten valt, maar er toch aanleiding is om de vergunning aan een Bibob-toets te onderwerpen. Indien concrete informatie van de gemeente of informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) hiertoe aanleiding geeft, kan er toch een Bibob-toets plaatsvinden.

E. Uitzondering

Wanneer een vergunning voor de uitoefening van het horecabedrijf (of een exploitatievergunning voor een openbare inrichting) wordt aangevraagd door een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, vindt er in beginsel geen Bibob-toets plaats.

Deze uitzondering geldt niet:

  • Als op grond van informatie van de gemeente of informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC een indicatie of een vermoeden bestaat dat er sprake kan zijn van criminele invloed op de exploitatie;

  • Als onderzocht wordt of een verleende vergunning op grond van de Wet Bibob moet worden ingetrokken; of

  • Als de officier van justitie de gemeente adviseert om bij een aanvraag een advies bij het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

5. Aanvraag van een Bibob-advies bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB)

Er wordt een Bibob-advies aangevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob in ten minste de volgende gevallen:

  • De officier van justitie maakt gebruik van zijn in de wet verankerde tipfunctie en adviseert het college een Bibob-advies aan te vragen;

  • Na afronding van het eigen onderzoek van de gemeente bestaan nog onduidelijkheden over de aanvraag, bijvoorbeeld over:

    • De bedrijfsstructuur;

    • De financiering van het bedrijf;

    • Omstandigheden rond de aanvraag, bijvoorbeeld in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd.

6. Inwerktreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze bekend is gemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren,

de secretaris,

J. Koppers-Krabben

de burgemeester,

D. Blok