Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2010

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2010

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2010, nummer 2010/75;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2010

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

  • b.

    eenmalige subsidie: subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die een incidenteel of projectmatig karakter dragen;

  • c.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die voor één of meerdere jaren wordt verstrekt aan een rechtspersoon voor activiteiten die een structureel karakter dragen;

  • d.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Steenwijkerland.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verstrekken subsidies voor

    activiteiten die in het belang zijn van de gemeente Steenwijkerland dan wel aan haar inwoners ten

    goede komen, tenzij een andere wettelijke regeling daarin voorziet.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten en de doelgroepen worden omschreven.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en, indien de begroting nog niet is vastgesteld, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de subsidieverstrekking te verbinden.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND, VERDELINGSMAATSTAF EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4 Subsidieplafond, verdelingsmaatstaf en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting beschikbare gestelde bedrag voor het verstrekken van subsidie voor een beleidsterrein, activiteit of rechtspersoon geldt als subsidieplafond.

  • 2.

    • a.

      Het college kan nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag;

    • b.

      Indien geen voorrang is bepaald, wordt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen verdeeld.

  • 3. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag voor subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      Bij een subsidieaanvraag tot € 3.000:

      1o een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      2o een financiële onderbouwing (begroting).

    • b.

      Bij een subsidieaanvraag van € 3.000 tot € 50.000:

      1o een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      2o de doelstellingen en resultaten, die met deze activiteiten worden nagestreefd, alsook de wijze waarop deze activiteiten daaraan bijdragen;

      3o een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • c.

      Bij een subsidieaanvraag vanaf € 50.000:

      1o een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      2o de doelstellingen en resultaten, die met deze activiteiten worden nagestreefd, alsook de wijze waarop deze activiteiten daaraan bijdragen;

      3o een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een structurele subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken vóór het tijdstip, waarop wordt aangevangen met de uitvoering van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 31 maart in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. De termijnen, genoemd in het eerste en tweede lid, kunnen met ten hoogstens acht weken worden verlengd.

Artikel 8 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht

Afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op per boekjaar te verstrekken jaarlijkse subsidies, voor zover dit in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

HOOFDSTUK 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de

    subsidie worden geweigerd, indien:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de aanvraag is ingediend, niet of niet in overwegende mate zijn gericht op de gemeente of haar ingezetenen dan wel niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate worden besteed aan het doel, waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • d.

      subsidieverstrekking in strijd is met de bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • e.

      subsidieverstrekking niet past binnen het gemeentelijke beleid;

    • f.

      de werkzaamheden of activiteiten waarvoor subsidie is gevraagd al voor de aanvraag zijn begonnen.

  • 2. De gronden voor weigering van subsidie kunnen bij nadere regeling door het college worden aangevuld.

Artikel 10 Wet Bibob

Het college kan bepalen dat de aangevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11 Verlening subsidie

In de beschikking tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de subsidie plaatsvindt.

Artikel 12 Verplichtingen

  • 1. Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen is het college bevoegd in de beschikking tot subsidieverlening de verplichtingen op te leggen, bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Het college is bevoegd om aan de beschikking tot subsidieverlening verplichtingen te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 13 Bevoorschotting

Indien wordt besloten tot bevoorschotting van de subsidie, worden in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte en termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 14 Tussentijdse rapportage

Indien de subsidie hoger is dan € 50.000 en betrekking heeft op activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 15 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 16 Toestemming

  • 1. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Bij de beschikking tot subsidieverlening kan vrijstelling van het toestemmingsvereiste voor één of meer van de genoemde handelingen worden verleend.

  • 3. De verplichting bedoeld in het eerste lid geldt niet voor subsidies tot € 3.000.

HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 17 Verantwoording subsidies tot € 3.000

  • 1. Het college stelt subsidies tot € 3.000 direct vast.

  • 2. Het college kan binnen drie jaar na de vaststelling de subsidieontvanger verzoeken een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten te overleggen.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in het tweede lid bedoelde gegevens en bescheiden worden overlegd.

Artikel 18 Verantwoording subsidies tussen € 3.000 en € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer dan € 3.000, maar minder dan € 50.000 bedraagt, dient de subsidieontvanger bij het college een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie: uiterlijk 30 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger bij het college een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie: uiterlijk 30 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

  • 2. De termijn als bedoeld in het eerste lid kan met ten hoogstens acht weken worden verlengd.

  • 3. Indien de aanvraag tot vaststelling niet binnen de in deze verordening genoemde termijn is ontvangen, gaat het college binnen acht weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 4. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

HOOFDSTUK 8 Financiële bepalingen

Artikel 21 Betaling

  • 1. Het college bepaalt bij de subsidieverlening of de subsidie in gedeelten wordt betaald.

  • 2. Indien de subsidie in gedeelten wordt betaald, wordt in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden uitbetaald.

  • 3. Indien de subsidie direct wordt vastgesteld, wordt het subsidiebedrag in één keer uitbetaald.

Artikel 22 Verrekening

Het college kan een aan de subsidieontvanger uit te betalen subsidie en een openstaande geldschuld van de subsidieontvanger aan de gemeente met elkaar verrekenen.

Artikel 23 Vermogensvorming

  • 1. Indien het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidie ontvanger daarvoor in de in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen een vergoeding verschuldigd

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3. De waardebepaling ingeval van onroerende zaken geschiedt door een door het college aan te wijzen onafhankelijk deskundige.

HOOFDSTUK 9 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 25 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 26 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

Aanvragen voor subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2011, worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2005.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Gemeente Steenwijkerland d.d. 6 december 2005.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2010.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
R.G.H.P. Moonen L.V. Elfers

Toelichting Algemene subsidieverordening Steenwijkerland 2010

Inleiding

In het kader van de deregulering en het – daardoor – verminderen van de administratieve lastendruk voor de subsidieontvangers en de bestuurlijke lastendruk voor de gemeentelijke organisatie, is de Algemene subsidieverordening tegen het licht gehouden.

Uit onderzoek blijkt dat 84% van de door de gemeente Steenwijkerland verstrekte subsidies, ‘kleine’ subsidies zijn, dat wil zeggen: een subsidiebedrag kennen van maximaal € 3000 en dat in 2/3 van deze zaken het subsidiebedrag zelfs € 500 of lager is; 12% van alle verleende subsidies zijn ‘middelgrote’ subsidies (tussen € 3000 en € 50.000) en 4% kan als ‘grote’ subsidies (een subsidiebedrag van meer € 50.000) worden aangemerkt. De kleine subsidies blijken echter maar 2% van het totale subsidiebedrag te vragen, de middelgrote subsidies vragen 6% en de grote subsidies nemen maar liefst 92% van het totale subsidiebedrag voor hun rekening. De financiële risico’s bij de verstrekking van kleine subsidies zijn derhalve zeer beperkt.

Deze conclusie vormt een belangrijke aangrijpingspunt voor deregulering. De huidige verordening kent alleen een afzonderlijk regime voor het beperkt aantal subsidies, waarop afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing kan worden verklaard. Voor de meeste subsidies geldt, ongeacht het subsidiebedrag, derhalve hetzelfde uniforme regime. Gelet op de geringe risico’s alsmede de dereguleringswens, is dit regime te zwaar voor de kleine subsidies en in een aantal gevallen ook voor de middelgrote subsidies. Toepassing van dit uniforme regime leidt tot onevenredig hoge administratieve en bestuurlijke lasten voor de subsidieontvangers respectievelijk de gemeentelijke organisatie. Om deze reden is in de nieuwe verordening een driedeling gehanteerd in kleine, middelgrote en grote subsidies met bijpassende indieningsvereisten en een bijpassend verantwoordingsregime, variërend van licht naar zwaar. Bij kleine subsidies vindt controle steekproefsgewijze plaats. Bovendien worden bij kleine subsidies het besluit tot subsidieverlening en het besluit tot subsidievaststelling in elkaar geschoven, zodat een afzonderlijke vaststelling niet meer nodig is. Daarnaast biedt de nieuwe verordening diverse mogelijkheden om anderszins tot maatwerk-subsidies te komen. Het nieuwe systeem zal voor de meeste subsidieontvangers een administratieve lastenverlichting met zich meebrengen, met name voor de ontvangers van kleine subsidies.

Hoofdstuk 1 Grondslag verordening

In de Algemene wet bestuursrecht staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Algemene wet bestuursrecht). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Algemene wet bestuursrecht [1] (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Het moet een omschrijving bevatten van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verleend en het moet een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden voor zover die grondslag niet al in de Algemene wet bestuursrecht is neergelegd (zie artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht).

[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21221, nr. 3.

Uitzonderingen wettelijke grondslag

Op de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag bestaan, op grond van het derde lid van artikel 4:23 Algemene wet bestuursrecht, vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking;

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost;

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking;

  • d.

    de Europese subsidies.

In de Algemene Subsidieverordening Steenwijkerland 2010 (hierna: Asv) is er voor gekozen om voor de uitzonderingen een wettelijke grondslag op te nemen in de verordening.

Gebruik en benaming nadere regels

Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Algemene wet bestuursrecht). De opzet van de Asv is dusdanig dat alle algemene regels over subsidieverstrekking in de Asv zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in nadere regels uitgewerkt. Op meerdere plaatsen in de Asv is expliciet opgenomen dat bepaalde onderwerpen door het college kunnen worden uitgewerkt in nadere regels. Ook dit heeft met name te maken met het feit dat maatwerk op deze manier mogelijk wordt. Verder heeft dit als voordeel dat er adequater kan worden ingespeeld op veranderingen. In het kader van deregulering moet het opnemen van afwijkende regels terughoudend worden toegepast.

Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is niet mogelijk vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag. In jurisprudentie is bepaald dat normstelling alleen kan plaatsvinden in de vorm van algemeen verbindende voorschriften en niet in beleidsregels.[2] Het is wel mogelijk om een omschrijving van regels die een uitleg geven aan bepalingen uit de verordening, zoals de afweging van belangen of de vaststelling van feiten, op te stellen in de vorm van beleidsregels.

Ook het gebruik van beleidsnota’s dient zoveel mogelijk te worden vermeden, omdat met beleidsnota’s niet rechtstreeks verplichtingen aan burgers kunnen worden opgelegd. Beleidsnota’s binden alleen het bestuursorgaan en werken niet extern. In ieder geval kunnen zaken als termijnen en subsidieverplichtingen niet worden geregeld via een beleidsregel.

[2] ABvRS 28 februari 2000, Amsterdam, JB 2000 nr. 114.

Hoofdstuk 2 Het subsidiebegrip

Om de subsidietitel uit de Algemene wet bestuursrecht op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Algemene wet bestuursrecht. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd. Er is dus sprake van subsidie indien het wordt aangeduid als bijdrage, uitkering of vergoeding.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;

b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

d. anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

a. Een aanspraak op financiële middelen

Het woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.

Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.

Niet alle verstrekkingen van het bestuursorgaan zijn subsidies. Indien er geen financiële middelen worden verstrekt, maar andere zaken, dan is er geen sprake van subsidie.

Het leveren van goederen of diensten door de gemeente om niet of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent, dat de zogenaamde ‘subsidies’ in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum, die de kosten niet dekken, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn [3]

[3] Het verstrekken van goederen en diensten kan wel de verwerkelijking van een overheidstaak betreffen en niet louter een economische transactie. Hoewel er dus bij subsidie in nature geen sprake is van subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, betekent dit niet automatisch dat het besluit over de verstrekking ervan niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Bijvoorbeeld, indien een gemeente eerst de sportverenigingen rechtstreeks subsidieert en dit wijzigt in een overeenkomst met de sportaccommodatie, waardoor de sportverenigingen geen huur meer hoeven te betalen.

b. Verstrekt door een bestuursorgaan

Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaatrechtelijke personen valt immers niet onder de Algemene wet bestuursrecht.

De meeste subsidies worden door de ‘reguliere’ bestuursorganen verstrekt. Het is echter van belang om in ogenschouw te nemen, dat ook particuliere fondsen en instellingen, die op grond van een wettelijk voorschrift zijn belast met het geven van subsidies ten laste van openbare middelen, een bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht. Dergelijke privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen op grond van art 1:1, lid 1, onder b van de Algemene wet bestuursrecht als bestuursorgaan worden aangemerkt.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn.

Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

Ook schadevergoedingen, verstrekt door de overheid, vallen buiten het subsidiebegrip. De bestedingsrichting van de ontvanger ligt in dat geval niet vooraf vast, oftewel: een schadevergoeding wordt niet verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de ontvanger, maar ter compensatie van schade, veroorzaakt door handelen van de overheid zelf. Het staat de ontvanger vrij te bepalen, waaraan hij het geld besteedt. Ook de algemene uitkeringen aan gemeenten en provincies uit het Gemeente- en Provinciefonds worden gekenmerkt door een bepaalde bestedingsvrijheid en vallen dus ook buiten de subsidiedefinitie.

d.Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer.

Subsidie versus opdracht: wat is het onderscheid? [4]

Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’, had de wetgever de bedoeling de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘opdracht’. Uit de definitie van artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit.

Het is van belang te beseffen dat de feitelijke situatie bepalend is of iets wordt aangemerkt als een subsidie of een opdracht: het naamkaartje, dat eraan hangt, speelt geen rol.

Om diverse redenen is het relevant om helder te hebben of het al dan niet een subsidie betreft. Zo zullen ondernemers over de door aan hen gedane betalingen voor geleverde diensten BTW verschuldigd zijn, terwijl zij over aan hen verstrekte subsidies in beginsel geen BTW hoeven af te dragen. En mocht er zich een geschil voordoen, dan kan men in het geval van subsidieverstrekking naar de bestuursrechter stappen, terwijl men zich bij een opdracht moet wenden tot de civiele rechter. Tenslotte kan een overheid te maken krijgen met aanbestedingsregels (bij een opdracht) of wellicht staatssteun (bij subsidie).

[4] Zie voor een uitvoerige uiteenzetting over dit onderwerp: B.S. ten Kate & T.A.M. van den Ende, ‘Subsidie of opdracht? Het moeizame onderscheid tussen de publiekrechtelijke subsidie en de privaatrechtelijke opdracht’, Gst. 2006, 7261, blz. 583-591.

Subsidies en Europese staatssteunregels

Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun is niet van toepassing, indien de subsidie aan burgers wordt verstrekt. Ook is geen sprake van staatssteun als de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten zijn. Zo is een subsidie aan een (amateur-) sportvereniging geen staatssteun. Als de gesubsidieerde activiteiten wel als onderneming kunnen worden aangemerkt, is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen. Er moet sprake zijn van een selectief voordeel, wil men kunnen spreken van staatssteun. Staatssteun is toegestaan als deze valt binnen een van de vrijstellingsverordeningen van de Europese staatssteunregels.

Uitgezonderd van de subsidietitel

De subsidietitel is niet van toepassing op:

  • a.

    uitgezonderde en aangewezen beleidsterreinen en onderwerpen

  • b.

    fiscale faciliteiten

  • c.

    uitkeringen aan doelsgroepen

a. Uitgezonderde en aangewezen beleidsterreinen en onderwerpen

Het eerste lid van artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht geeft een omschrijving van het begrip ‘subsidie’. In het tweede tot en met het vierde lid wordt vervolgens aangegeven welke beleidsterreinen en onderwerpen zijn uitgezonderd van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht en welke juist worden aangewezen. Overigens kunnen afzonderlijke wetten ook bepalen of de subsidietitel wel of niet van toepassing is.[ 5]

[5] Zie het voorbeeld in noot 3.

b.Uitgezonderd: fiscale faciliteiten

Vanuit economisch oogpunt bekeken, zullen veel belastingfaciliteiten zijn aan te merken als subsidies. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt echter dat de subsidietitel niet van toepassing is op fiscale stimulansen of aftrekposten. De reden hiervan is dat de toepassing van de subsidietitel moeilijk te verenigen is met de systematiek van de belasting- of premieheffing.

c.Uitgezonderd: uitkeringen aan doelgroepen

Sociale zekerheidswetgeving kent veel bepalingen, waarin de toepassing van de subsidietitel op de betreffende uitkering wordt uitgesloten. In beginsel voldoen de uitkeringen of toeslagen met betrekking tot bijzondere bijstand, subsidies voor gehandicapten met het oog op bijvoorbeeld woningaanpassing of (re-)integratie in een arbeidsorganisatie, aan de subsidiedefinitie van artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht. Desondanks heeft de wetgever er voor gekozen om dergelijke uitkeringen van de toepasselijkheid van de subsidietitel uit te sluiten.

Ook financiële tegemoetkomingen als studiefinanciering en huurtoeslag zijn lastig te duiden. Enerzijds zien zij op het verrichten van een bepaalde activiteit (studeren respectievelijk het kunnen bewonen van een bepaalde woning, hoewel de inkomsten daartoe niet toereikend zijn), terwijl zij anderzijds het karakter hebben van een aanvullende inkomensvoorziening. De Algemene wet bestuursrechtwetgever heeft bepaald dat dit laatste element overheerst. Mede om praktische redenen (voor beide voorzieningen bestond al een uitgebreide, wettelijke regeling) is daarop uitdrukkelijk bepaald dat de subsidietitel niet van toepassing is op deze voorzieningen. Er is voor gekozen om voornoemde uitzonderingen niet in de Algemene wet bestuursrecht zelf op te nemen, maar in de desbetreffende wetten.

Aangewezen: bekostiging van het onderwijs en onderzoek

Het vierde lid van artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Het begrip ‘bekostiging’ bevat volgens de MvT [6] de reguliere geldstromen voor de instandhouding van de onderscheiden onderwijssoorten, oftewel: de verzuiling. De MvT geeft aan dat, in verband met de eigen aard van de onderwijswetgeving, die samenhangt met de regeling van artikel 23 Grondwet (over de vrijheid van onderwijs), het vierde lid van artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de subsidietitel niet rechtstreeks, maar van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Volgens de MvT wordt op deze manier zoveel mogelijk recht gedaan aan enerzijds de bijzondere constitutionele positie van het onderwijs en anderzijds aan de doelstelling van de Algemene wet bestuursrecht om de bestuurlijke wetgeving zoveel mogelijk te harmoniseren.

[6] Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21221, nr. 3.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURE

Sanctiebeleid

In deze Asv zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Algemene wet bestuursrecht geeft hiervoor voldoende handvaten. Bijvoorbeeld, indien aanvragen niet tijdig of onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente de aanvraag op vereenvoudigde wijze afdoen. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 – 4:50 Algemene wet bestuursrecht de subsidieverlening intrekken of wijzigen. Aangezien met deze bevoegdheden een inbreuk gemaakt wordt op het vertrouwensbeginsel, dient hiermee terughoudend en in alle redelijkheid te worden omgegaan. Daarbij zijn de ernst van de tekortkoming en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger van belang zijnde factoren.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening wordt gehanteerd.

Er zijn in de praktijk verschillende benamingen van subsidies: exploitatiesubsidie, structurele subsidie, waarderingssubsidie, projectsubsidie, incidentele subsidie, productsubsidie, instellingssubsidie, budgetsubsidie. De juridische betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht.

Het is echter de vraag of een veelvoud aan benamingen de praktijk ten goede komt. In deze Algemene subsidieverordening is gekozen voor twee benamingen: eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. Deze benamingen zijn minder strikt dan op het eerste gezicht lijkt en proberen louter het verschil aan te geven tussen de in principe jaarlijks aan rechtspersonen verstrekte subsidies en de overige (eenmalige) subsidies.

Eenmalige subsidies zijn subsidies die worden verstrekt voor activiteiten die een incidenteel of projectmatig karakter dragen met een maximum van vier jaar. Onder structurele subsidies worden subsidies verstaan die voor één of meerdere jaren wordt verstrekt aan een rechtspersoon voor activiteiten die een structureel karakter dragen. Dus subsidies die betrekking hebben op een meerjarenactiviteit en een meerjarig beslag op de begrotingsruimte hebben.

Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus al niet meer incidenteel. Evenmin is een eenmalige subsidie voor alle scholen in het basisonderwijs een incidentele subsidie volgens artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Algemene wet bestuursrecht.

Een messcherpe afbakening tussen incidentele en andere subsidies is dit echter niet. Vandaar dat er bij het opstellen van de deze subsidieverordening voor is gekozen om ook incidentele subsidies op te nemen in de verordening onder de grondslag eenmalige subsidie, zodat ook deze een wettelijke grondslag hebben.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

De Asv is van toepassing op alle subsidies die door het college krachtens deze Asv worden verstrekt, tenzij een andere wettelijke regeling daarin voorziet. Hieronder vallen ook andere gemeentelijke verordeningen (die betrekking hebben op subsidies).

Door de veelheid en verscheidenheid van subsidiemogelijkheden is uiteraard niet te vermijden, dat op onderdelen nadere regels noodzakelijk zullen blijken. Volgens het tweede lid is het college bevoegd om deze nadere regels te stellen. Die verscheidenheid onderbrengen in een algemene verordening is mogelijk, maar komt de met een algemene verordening nagestreefde overzichtelijkheid niet ten goede. Daarbij komt dat beleidsdoelen en prioriteiten wijzigen en dit, naar aangenomen mag worden, in een hoger tempo zullen doen dan de Asv aan wijziging toe is.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Door het woord besluiten i.p.v. verlenen op te nemen in dit artikel wordt beoogd dat het college de bevoegdheid heeft te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook de vaststelling, het bevoorschotten, terugvorderen en dergelijke.

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt.

In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden.

Onder voorwaarden worden opschortende voorwaarden (de subsidie wordt verleend als een onzekere toekomstige gebeurtenis plaatsvindt) of de ontbindende voorwaarden (de subsidieverlening vervalt als een onzekere toekomstige gebeurtenis intreedt) verstaan.

Met oog op de rechtszekerheid kan geen voorwaarde worden gesteld die de subsidieverlening afhankelijk maakt van een handeling van de subsidiegever of subsidieontvanger. Tenzij het gaat om het meewerken door de subsidieontvanger aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst of het leveren van bewijs door de subsidieontvanger dat een bepaalde gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden. Voorwaarden moeten worden onderscheiden van verplichtingen.

Aan een subsidieontvanger kunnen drie soorten verplichtingen worden opgelegd. Het gaat hier om de volgende verplichtingen:

  • -

    technische en organisatorische verplichtingen

  • -

    andere verplichtingen, strekkende tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

  • -

    verplichtingen die niet expliciet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

Voor gedragsbeïnvloeding van de subsidieontvanger is het opleggen van een verplichting de aangewezen weg.

Kortom: wanneer een subsidieontvanger niet voldoet aan de voorwaarden wordt er geen subsidie toegekend. Bij verplichtingen wordt er wel subsidie verleend, maar zijn aan de subsidieverlening voorschriften verbonden. Voorwaarden kunnen dus niet worden gebruik voor de verplichtingen van de subsidieontvanger of voor de eisen waaraan voldaan moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Algemene wet bestuursrecht en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht.

N.B.

Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te verbinden, berust bij het college.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND, VERDELINGSMAATSTAF EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Door het hanteren van een subsidieplafond kunnen ongewenste overschrijdingen van het beschikbaar gestelde budget worden voorkomen.

In de Algemene wet bestuursrecht zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Algemene wet bestuursrecht, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeldt staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.

Belangrijk is de verplichting om nadere regels te stellen over de verdeling van de beschikbare bedragen. In de Asv is gekozen voor een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, “wie het eerst komt, het eerst maalt”, waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld.

Wanneer een subsidie voor een langere tijd is verleend is in het derde lid bepaald dat deze subsidie wordt verleend onder voorwaarde dat er voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

Door het gebruik van standaardformulieren wordt in ieder geval de rechtszekerheid bevorderd. Voor de aanvrager is meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Het is van belang dat het aanvraagformulier slechts die vragen bevat, die strikt noodzakelijk zijn voor de behandeling van een aanvraag, dus zo eenvoudig mogelijk. Tevens kan met een aanvraagformulier de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen in de verschillende beleidsterreinen van de gemeente worden bevorderd.

Het is de bedoeling dat de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar worden gesteld op de website van de gemeente. Daarnaast dat de aanvrager zijn formulier ook digitaal kan versturen. Dit is mogelijk met behulp van DigiD. Organisaties die in het Handelsregister geregistreerd staan, kunnen een toegangscode opvragen voor DigiD voor bedrijven bij de Kamer Van Koophandel (www.kvk.nl). Organisaties, die niet in het Handelsregister staan geregistreerd, kunnen het digitale formulier met hun DigiD voor burgers versturen. De gemeente controleert dan vervolgens de gegevens van de aanvrager via het Handelsregister Online.

Volgens de Algemene wet bestuursrecht is aan het vereiste van ondertekening door een elektronische handtekening voldaan, indien de methode, die daarbij voor authentificatie is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel, waarvoor het wordt gebruikt.

Ingevolge artikel 4:29 Algemene wet bestuursrecht begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht.

In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaanvraag.

Beschrijving van activiteiten

In een beschrijving van de activiteiten staat een vermelding van de aard en het doel ervan en de datum waarop of het tijdvak waarbinnen de activiteiten uitgevoerd worden en voor zover het een aanvraag voor een periodieke subsidie betreft, eventuele afwijkingen ten opzichte van het voorgaande jaar dan wel tijdvak.

Doelstelling en resultaten

Bij de beschrijving van de doelstelling en resultaten wordt aangegeven in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen.

Begroting en dekkingsplan

Een begroting is een overzicht van de geraamde baten en lasten voor de periode en/of bepaalde activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Verder behelst de begroting een vergelijking met de begroting van de periode voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd toegekend. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

In het derde lid worden meer formele eisen gesteld aan subsidieaanvragers, die voor de eerste maal subsidie aanvragen. Door deze eisen eenmalig te stellen ontstaat er een lastverlichting voor de subsidieaanvragers. Bij hun volgende aanvraag hoeven ze de benodigde stukken niet opnieuw toe te voegen, doordat zij al bekend zijn bij de gemeente. Zo wordt afgezien van het opvragen van een kopie inschrijfbewijs Kamer van Koophandel of een kopie van de statuten. De gemeente kan deze zelf opvragen uit de online database van de Kamer van Koophandel.

In lid 4 kan het college zo nodig per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

Er is in de verordening een onderscheid gemaakt in de aanvraagtermijn van een eenmalige en jaarlijkse subsidie.

Volgens het eerste lid dient een eenmalige subsidie acht weken voor het tijdstip waarop een aanvang met de activiteiten wordt gemaakt het aanvraagformulier door het college moet zijn ontvangen.

Het tweede lid bepaalt dat een jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 maart in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft wordt aangevraagd.

Deze termijnen zijn noodzakelijk om het college in staat te stellen de aanvraag te beoordelen en de ontwerpbegroting op te stellen.

Opgemerkt dient te worden dat het college, ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, aanvragen die te laat worden ontvangen op grond van artikel 4:5 Awb kan weigeren.

Artikel 7 Beslistermijn

Er is in de verordening een onderscheid gemaakt in de beslistermijn van een eenmalige en jaarlijkse subsidie.

Per 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep in werking getreden. Deze wet geeft subsidieaanvragers die vanaf 1 oktober 2009 een subsidie aanvragen de mogelijkheid om de gemeente in gebreke te stellen wanneer er niet tijdig op hun subsidieaanvraag is beslist.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een besluit zorgvuldig en gemotiveerd te nemen en voor te bereiden. Bovendien is deze verdagingsmogelijkheid met het oog op de Wet dwangsom en beroep relevant.

Artikel 8 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht voor jaarlijkse subsidies

De regeling van afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht is alleen van toepassing wanneer dit wordt bepaald in een wettelijk voorschrift (bijv. een verordening) of het bestuursorgaan daartoe uitdrukkelijk besloten heeft. De afdeling is bedoeld voor subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten. In de subsidieverleningsbeschikking kan het college afdeling 4.2.8. van toepassing verklaren. Als gevolg van het van toepassing verklaren van deze afdeling worden aan het besluitvormingstraject en aan de wijze van verantwoording extra eisen gesteld.

HOOFDSTUK 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden staan opgenomen in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht, hierdoor worden ze niet in deze verordening vermeld. Dit artikel bevat een aantal aanvullende algemeen geldende weigeringsgronden. De weigeringsgrond genoemd in het eerste lid onder a is een grond die op de gemeentelijke praktijk is toegesneden.

De weigeringsgronden van artikel 9 kunnen worden gebruikt indien er voldoende geld beschikbaar is gesteld door de raad. Indien er geen of onvoldoende geld beschikbaar is, dan kan de subsidie worden geweigerd op grond van artikel 4 (subsidieplafond).

Voorbeeld van een weigering is als de werkzaamheden of activiteiten waarvoor subsidie is gevraagd al voor de aanvraag zijn begonnen.

In het tweede lid staat aangeven dat het college in nadere regels aanvullende weigeringsgronden kan opnemen. In het kader van deregulering moet het opnemen van aanvullende weigeringsgronden terughoudend worden toegepast.

Artikel 10 Wet Bibob

Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 9, eerste lid. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.

De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college al ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is.

HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11 Verlening van de subsidie

Het college geeft door deze bepaling al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke verplichtingen en administratieve eisen hij dient te voldoen.

Artikel 12 Verplichtingen

In dit artikel is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen. Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvan eenvoudig afzien.

Artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht noemt acht standaardverplichtingen die ieder subsidiërend bestuursorgaan desgewenst aan subsidieontvangers kan opleggen. Het gaat om verplichtingen die voor een doelmatige subsidieverstrekking van belang kunnen zijn. Daarnaast bieden de artikelen 4:38 en 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht mogelijkheden om andere zogenoemde doelgebonden of niet doelgebonden verplichtingen op te leggen.

Bij doelgebonden verplichtingen kan worden gedacht aan de verplichting betreffende de wijze waarop de administratie moeten worden gevoerd of moet worden gerapporteerd over de activiteiten.

Een voorbeeld van een niet doelgebonden verplichting is de verplichting om in een gebouw

voorzieningen voor gehandicapten aan te brengen. Voor deze andere verplichtingen geldt, dat deze kunnen worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Met dit artikel wordt hieraan voldaan.

Het tweede lid van artikel 12 biedt de mogelijkheid om toegesneden verplichtingen op te leggen aan op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten.

Artikel 13 Bevoorschotting

Voorschotten kunnen op aanvraag en ambtshalve worden verstrekt volgens het in de nadere regels of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt gegeven op het moment van de subsidieverlening. Tegen de bevoorschottingsbeschikking is bezwaar en beroep mogelijk.

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld.

Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 14 Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan € 50.000, de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks enkele tussentijdse verantwoordingen te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren. Bij de subsidieverlening wordt aangegeven of er tussentijdse rapportage(s) worden gevraagd. Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording.

Artikel 15 Meldingsplicht

De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot € 3.000, het vragen van minder tussenrapportages en bevoorschotting.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van

artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 16 Toestemming

Rechtspersonen kunnen rechtshandelingen verrichten. Bepaalde rechtshandelingen kunnen van

invloed zijn op de subsidieverstrekking c.q. subsidierelatie. Het kan daarom gewenst zijn dat het

verrichten van bepaalde rechtshandelingen aan de toestemming van het college worden onderworpen. In artikel 4:71, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een groot aantal

van deze rechtshandelingen genoemd. Het toestemmingsvereiste bestaat alleen als dat vooraf bij

wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is geregeld. Dit artikel beoogt dit toestemmingsvereiste te creëren in de gevallen dat afdeling 4.2.8. van de wet van toepassing is.

Het tweede en derde lid van dit artikel biedt het college de mogelijkheid het toestemmingsvereiste

bij de subsidieverlening te beperken c.q. te verruimen.

HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 17 Verantwoording subsidies tot € 3.000

Kenmerkend voor subsidies tot € 3.000 is dat een vast bedrag wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Het tweede lid biedt het college de mogelijkheid om binnen drie jaar steekproefsgewijze controle uit te voeren. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering. De verantwoording van de subsidieontvanger bestaat dan uit het schriftelijk overleggen van een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf € 3.000 tot € 50.000

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 11 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt in het eerste lid onderscheid gemaakt tussen eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies.

Het tweede lid van artikel 18 bepaalt, dat en op welke wijze de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden.

In het tweede lid staat beschreven welke stukken de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling dient te overleggen. In een inhoudelijk verslag is beschreven in welke de mate de afspraken zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking voor de betreffende periode zijn gerealiseerd. Het inhoudelijke verslag dient tenminste de volgende zaken te bevatten:

  • -

    de geleverde prestaties (wat is er gedaan?). Hierbij wordt beschreven wat gepland c.q. verwacht was en wat hiervan is gerealiseerd;

  • -

    doel is gerealiseerd;

  • -

    de resultaten van de geleverde prestaties, dit kan bijvoorbeeld worden weergegeven in het aantal deelnemers. Hierbij wordt beschreven wat gepland c.q. verwacht was en wat hiervan is gerealiseerd;

  • -

    een verklaring voor afwijkingen tussen de afspraken zoals opgenomen in de subsidiebeschikkingen de werkelijke geleverde prestaties en de resultaten;

  • -

    (alleen bij jaarlijkse subsidies) een beschrijving van de maatschappelijke ontwikkeling en de wijze waarop de subsidieontvanger hierop anticipeert of reageert;

  • -

    (alleen bij jaarlijkse subsidies) een beschrijving van beleidsmatige ontwikkelingen van de subsidieontvanger.

Ingevolge het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen. Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen. Bovendien staat er op grond van dit lid de mogelijkheid om meer gegevens en bescheiden te laten overleggen.

Artikel 19 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

Bij subsidies van € 50.000 of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot € 50.000 worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording vraagt de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk op.

In het tweede lid staat beschreven welke stukken de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling dient te overleggen. Zie de toelichting bij het tweede lid van artikel 18 voor de inhoudelijke vereisten van een inhoudelijk verslag. Ten opzichte van artikel 18 wordt bij deze categorie subsidies ook een balans, accountantsverklaring en financieel verslag gevraagd.

Het financieel verslag of de jaarrekening wordt jaarlijks achteraf door de subsidieontvanger aangeleverd. De informatie van het financieel verslag of de jaarrekening wordt op dezelfde wijze gepresenteerd als in de bij de aanvraag ingediende begroting. Het stuk geeft weer of het de subsidieontvanger in financieel opzicht zo is vergaan als was voorzien in de begroting. Het beschrijft in ieder geval de exploitatie.

Evenals het derde lid van artikel 18 wordt in het derde lid van artikel 19 geregeld dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kunnen worden gevraagd. Daarmee wordt invulling geven aan het uitgangspunt, dat de verantwoordingslasten in verhouding moeten zijn met de hoogte van het subsidiebedrag. Bovendien staat er op grond van dit lid de mogelijkheid om meer gegevens en bescheiden te laten overleggen.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een besluit zorgvuldig en gemotiveerd te nemen en voor te bereiden. Bovendien is deze verdagingsmogelijkheid met het oog op de Wet dwangsom en beroep relevant.

Ambtshalve vaststelling door het college is mogelijk op grond van het derde lid nadat de subsidieontvanger na een rappel binnen acht weken geen aanvraag indient.

Op grond van het vierde lid kan het college bepalen dat bepaalde categorieën van subsidies, dan wel subsidieontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers al uit het feit, dat het betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK 8 Financiële bepalingen

Artikel 21 Betaling

Voor de betaling van het subsidiebedrag wordt het bepaalde in artikel 4:52 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. In deze verordening zijn daaromtrent dan ook geen nadere regels opgenomen.

Ten aanzien van de betaling in termijnen/gedeelten bepaalt artikel 4:53 van de Algemene wet bestuursrecht dat dit slechts kan plaatsvinden indien bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Dit artikel creëert de mogelijkheid van betaling in gedeelten. Hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald kan het bestuursorgaan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open.

Artikel 22 Verrekening

Ingevolge artikel 4:93 Algemene wet bestuursrecht kan een geldschuld met een bestaande vordering verrekend worden voor zover de bevoegdheid tot verrekening bij een wettelijk voorschrift is toegekend. Met dit artikel is deze bevoegdheid aan het college toegekend.

Bij de verrekening moet het bestuursorgaan vermelden met welke vordering wordt verrekend en voor welk bedrag. Dit is ook van toepassing op subsidiebedragen. Verrekening kan plaatsvinden bij afzonderlijke beschikking. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open.

Verrekening heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat verrekening terug werkt tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan. Voorbeeld: wanneer de bevoegdheid tot verrekening op 1 januari ontstaat en er wordt op 1 mei verrekend, dan werkt de verrekening dus terug tot 1 januari. Na 1 januari verschuldigde of niet betaalde bedongen rente hoeft dan niet meer te worden voldaan.

Als over één van de vorderingen of over beide al opeisbare rente is betaald, werkt de verrekening niet verder terug dan tot het einde van de laatste termijn waarover rente is voldaan. Voorbeeld: wanneer de bevoegdheid tot verrekening op 1 januari is ontstaan en er is door een van partijen tot 1 maart rente betaald, dan wordt de verrekening geacht op 1 maart te zijn ingetreden. Als de wederpartij nog rente verschuldigd is, dan is hij die rente verschuldigd tot 1 maart.

Verrekening is niet toegestaan voor zover beslag op de vordering van de wederpartij niet geldig zou zijn. De bevoegdheid tot verrekening geldt ook als er een uitstel van betaling is verleend.

Artikel 23 Vermogensvorming

Dit artikel regelt de mogelijkheid om vermogenstoename als gevolg van het verstrekken van

subsidie te vormen. Artikel 4:41 Algemene wet bestuursrecht verlangt dan wel dat dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Met dit artikel wordt genoemde mogelijkheid gecreëerd.

HOOFDSTUK 9 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen.

Artikel 25 Onvoorziene situaties

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 26 Intrekking

Het is van belang dat van de vigerende subsidieregelingen wordt aangegeven of ze worden ingetrokken en hoe ze zich verhouden tot de Algemene subsidieverordening.

Artikel 27 Overgangsbepalingen, Artikel 28 Inwerkingtreding, Artikel 29 Citeertitel

Aangezien er een geheel nieuwe verordening is vastgesteld, is het noodzakelijk om de vorige algemene subsidie verordening in te trekken.