Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening inburgering ISD Bollenstreek 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening inburgering ISD Bollenstreek 2015

De raad van de gemeente Teylingen;

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek van d.d. 16 oktober 2014.

Gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek;

Gelet op de artikelen 8, 19, vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24e, 24f en 35 van de Wet inburgering (Wi) zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (Stb. 2012, 430);

Overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van gemeenten op het terrein van inburgering op termijn beëindigd worden;

Overwegende dat gemeenten gedurende een overgangsperiode nog een aantal taken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Verordening inburgering ISD Bollenstreek 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Opdracht aan het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur doet eenmaal per jaar verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de resultaten van het beleid. Dit verslag kan onderdeel uitmaken van het programmaverslag als bedoeld in de gemeenschappelijke regeling ISD Bollenstreek.

Hoofdstuk 2. De informatieverstrekking

Artikel 3. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de Wi en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen.

Hoofdstuk 3. Samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 4. Inburgeringsaanbod

Het dagelijks bestuur biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel X, derde lid, van de Wet van 13 september 2012, te weten:

  • a.

    de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;

  • b.

    de geestelijk bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de Wi, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wi;

voor zover deze vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 5. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stemt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 4 onder a. af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 4 onder a. een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het dagelijks bestuur er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 4 onder a. biedt het dagelijks bestuur maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4.

    Een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan, naast datgene wat in de Wi is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      ondersteuning bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van de PW;

    • b.

      voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject.

  • 5.

    De voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de PW en artikel 10, eerste lid van de PW kunnen onderdeel uitmaken van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 6.

    Onverminderd het vierde en vijfde lid kan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening tevens omvatten:

    • a.

      de noodzakelijke kosten samenhangende met de deelname aan die voorziening;

    • b.

      de kosten ter bepaling van de noodzakelijkheid en inhoud van die voorziening.

Artikel 6. Het persoonlijk inburgeringsbudget (PIB)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      de inburgeringsplichtige kan mondeling of schriftelijk verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget;

    • b.

      het dagelijks bestuur treedt met de inburgeringsplichtige in overleg over in ieder geval de criteria en procedure die gelden bij een persoonlijk inburgeringsbudget;

    • c.

      de inburgeringsplichtige kan zes weken de tijd krijgen om een schriftelijk inburgeringsprogramma in te dienen bij het dagelijks bestuur;

    • d.

      het dagelijks bestuur neemt na indiening van het inburgeringsprogramma binnen acht weken een beslissing of een persoonlijk inburgeringsbudget wordt toegekend.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan het door de inburgeringsplichtige ingediende inburgeringsprogramma goedkeuren indien:

    • a.

      het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het dagelijks bestuur passend is om:

      • -

        de inburgeringsplichtige toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; of

      • -

        de inburgeringsplichtige de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • b.

      de reguliere inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet of onvoldoende aansluit op de behoefte van de inburgerings-plichtige en;

    • c.

      het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoende concreet en haalbaar is voor de desbetreffende inburgeringsplichtige en;

    • d.

      de kosten naar het oordeel van het dagelijks bestuur aanvaardbaar zijn.

  • 3.

    Indien het dagelijks bestuur de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget toekent, sluit het dagelijks bestuur een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen omtrent het persoonlijk inburgeringsbudget.

Artikel 7. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Wi wordt in ten hoogste zes termijnen betaald door de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening de in het eerste lid bedoelde termijnen van betaling vast. Indien het dagelijks bestuur de eigen bijdrage verrekent met de op grond van de PW toegekende algemene bijstand wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan over de inning van de eigen bijdrage nadere regels stellen.

  • 4.

    De vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 24e, eerste en tweede lid, van de Wi verschuldigd.

Artikel 8. Opleggen van verplichtingen

Het dagelijks bestuur kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel X, eerste t/m derde lid, van de Wet van 13 september 2012, bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het dagelijks bestuur wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kunnen ondersteunen.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 9. De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het dagelijks bestuur doet het aanbod, bedoeld in artikel X, derde lid, van de Wet van 13 september 2012 juncto artikel 19, eerste lid of tweede lid, van de Wi mondeling of schriftelijk.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken aan het dagelijks bestuur mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het dagelijks bestuur binnen acht weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete en de gevolgen van niet nakoming van de overeenkomst

Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het dagelijks bestuur op grond van artikel X, tweede en derde lid, van de Wet van 13 september 2012 juncto artikel 32 of 33 van de Wi vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.

Artikel 12. De gevolgen van niet nakoming van de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 13. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Uitvoering

Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 15. Intrekken oude verordening

De Participatieverordening ISD Bollenstreek 2013 wordt ingetrokken per 1 januari 2015.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering ISD Bollenstreek 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014.
De voorzitter, De griffier,
C.G.J. Breuer R. van Dijk

Toelichting bij de Verordening inburgering ISD Bollenstreek 2015

Algemeen

De afgelopen jaren waren inburgering en re-integratie (met onder meer de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling) ondergebracht in één verordening: de ‘Participatieverordening ISD Bollenstreek 2013’.

Omdat re-integratie / de toeleiding naar werk vanaf 1 januari 2015 waarschijnlijk wordt ondergebracht in het regionale Servicepunt Werk, is het ‘lokale’ inburgeringsbeleid nu in een afzonderlijke verordening ondergebracht.

Daar komt bij dat de inburgeringstaken van gemeenten voor nieuwe inburgeraars per 1 januari 2013 zijn komen te vervallen. Gemeenten zijn alleen nog verantwoordelijk voor de (handhaving van de) inburgering van de ‘oude’ inburgeringsplichtigen (zie hierna). Dit is geregeld in de per 1 januari 2013 gewijzigde Wet inburgering (Wi).

Algemene toelichting op de (per 1-1-2013) gewijzigde Wet inburgering (Wi)

De belangrijkste wijzigingen in de Wi waren:

  • 1-

    De verantwoordelijkheid voor inburgering is volledig bij de inburgeringsplichtige gelegd. De inburgeringsplichtige bepaalt zelf hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet. En hij draagt daarvoor zelf de kosten. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen.

  • 2-

    De doelgroep Wi is beperkt tot vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van de gewijzigde Wi (1-1-2013) rechtmatig verblijf krijgen in Nederland en (direct of later) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.

  • 3-

    De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wi een inburgeringsvoorziening aan te bieden is vervallen. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

  • 4-

    Het vervallen van bovengenoemde bevoegdheden van gemeenten en het verschuiven van de resterende bevoegdheden van gemeenten naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

  • 5-

    Vanaf 1 januari 2013 ontvangen gemeenten per nieuwe inburgeringsplichtige asielgerechtigde van de regering een eenmalige bijdrage van € 1000.

Gemeenten blijven echter –in het kader van het overgangsrecht– enkele taken houden:

  • 1-

    gemeenten moeten diegenen die voor 1 januari 2013 een aanbod hebben gehad en zich voor-bereiden op het inburgeringsexamen in staat stellen dit voort te zetten en het examen af te leggen;

  • 2-

    gemeenten moeten (blijven) handhaven dat de inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgerings-plichtig zijn geworden, voldoen aan hun inburgeringsplicht;

  • 3-

    gemeenten moeten een inburgeringsvoorziening aanbieden aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad voor die datum.

De verantwoordelijkheden/taken die gemeenten op grond van dit overgangsrecht de komende jaren nog blijven houden voor de ‘oude’ inburgeraars, worden geregeld in deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet (PW), de Wet inburgering (Wi), de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430), de daarop berustende regelingen (het Besluit inburgering en de Regeling inburgering) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelf-sprekend van toepassing op deze verordening.

De begrippen die niet zijn omschreven in genoemde wetten/regeling/besluit of die verduidelijkt moeten worden, zij in het tweede lid omschreven.

Artikel 2. Opdracht aan dagelijks bestuur

Dit artikel biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Deze verantwoording kan onderdeel uitmaken van het programmaverslag. Het programmaverslag maakt onderdeel uit van de jaarrekening, waarin door het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek verantwoording wordt afgelegd over de beleidsuitvoering van het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 3. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wi (en de Wet van 13 september 2012). De Wi laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepaalt de Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 4. Inburgeringsaanbod

Vanaf 1 januari 2013 is het dagelijks bestuur alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijk bedienaren die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden. Dit vloeit voort uit artikel X van de Wet van 13 september 2012.

Artikel 5. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Lid 1 t/m 3

In de verordening moeten regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het dagelijks bestuur van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de Wi).

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het dagelijks bestuur de opdracht heeft voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijk bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In de Wi is geregeld waaruit de inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan. (Een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen maakt deel uit van de inburgeringsvoorziening. En voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen is maatschappelijke begeleiding verplicht onderdeel van de inburgeringsvoorziening; artikel 19 lid 6 Wi).

Lid 4 t/m 6

Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het dagelijks bestuur als onderdeel van de inburgerings- of taalkennisvoorziening aan inburgeraars kan aanbieden, kan worden gedacht aan bijvoorbeeld ondersteuning bij arbeidsinschakeling en voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling (omschreven in onder meer de artikelen 7, eerste lid onderdeel a van de PW en artikel 10, eerste lid, van de PW).

Dit zal vooral van belang zijn bij inburgeraars die een inburgerings- of taalkennisvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratie).

Het zesde lid bepaalt dat ook kosten van flankerende inburgeringsvoorzieningen (bijvoorbeeld reiskosten) onderdeel van de inburgeringsvoorziening kunnen zijn.

Artikel 6. Het persoonlijk inburgeringsbudget (PIB)

Artikel 19, tweede lid, van de Wi bepaalt dat de inburgerings- of taalkennisvoorziening op verzoek van de inburgeringsplichtige in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) kan worden aangeboden. Het PIB wordt gezien als geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar bij de vormgeving en invulling van zijn inburgeringstraject. De inburgeraar legt namelijk zelf in een voorstel neer hoe hij zijn inburgering vorm wil geven (het inburgeringsprogramma). Een PIB veronderstelt dus motivatie en eigen initiatief bij de inburgeraar. Zijn voorstel behoeft de instemming van het dagelijks bestuur. Zo houdt het dagelijks bestuur de regie. Op grond van de artikelen 19, vijfde lid, van de Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure en criteria die worden gehanteerd bij verzoeken om een PIB.

Lid 1

Het eerste lid regelt op welke wijze verzoeken van de inburgeringsplichtige om toekenning van een PIB worden ingediend respectievelijk behandeld (procedure).

Lid 2

Het tweede lid legt de criteria vast aan de hand waarvan het dagelijks bestuur een inburgerings-programma (de basis voor een PIB) beoordeelt. De eerste eis is dat het door de inburgeringsplichtige ingediende inburgeringsprogramma passend is om toe te leiden naar het inburgeringsexamen, Staatsexamen NT2 of passend is om de Nederlandse taal te verwerven die nodig is om de mbo-opleiding (niveau 1 of 2) met goed gevolg af te kunnen ronden.

De tweede eis is dat het reguliere inburgeringsprogramma dat wordt aangeboden door het dagelijks bestuur niet of onvoldoende aansluit op de behoefte van de inburgeraar. De inburgeraar wil bijvoorbeeld graag deelnemen aan het inburgeringsprogramma dat binnen het bedrijf van zijn werkgever wordt aangeboden.

De derde eis houdt in dat het inburgeringsprogramma concreet en haalbaar (realistisch) moet zijn. Concreet wil zeggen dat de behoeften/ambities (het doel) vertaald zijn in specifieke stappen die naar dat doel leiden. Haalbaar wil zeggen dat de inburgeraar het programma succesvol kan doorlopen en afronden, gezien de persoon (taalniveau, leerbaarheid, ambities) en zijn/haar omstandigheden.

Volgens de vierde eis moeten de kosten die zijn gemoeid met het inburgeringsprogramma aanvaardbaar zijn. Het dagelijks bestuur beoordeelt dit en kan hierover (op grond van het vierde lid) nadere regels stellen.

Lid 3

Artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie als enige partij of partijen met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar sluit. Het derde lid regelt dat het dagelijks bestuur een overeenkomst sluit met het inburgeringsbedrijf wanneer de inburgerings- of taalkennisvoorziening in de vorm van een PIB wordt toegekend. Het dagelijks bestuur heeft de regie bij toekenning van een PIB. Deze regiefunctie wordt benadrukt door het dagelijks bestuur de overeenkomst met het inburgeringsbedrijf te laten sluiten. In de overeenkomst worden de afspraken op bijvoorbeeld het vlak van het doel, de duur van de inburgering en controle geregeld.

Lid 4

Het vierde lid bepaalt dat het dagelijks bestuur nadere regels kan stellen omtrent het PIB.

Artikel 7. De inning van de eigen bijdrage

Lid 1 t/m 3

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het dagelijks bestuur en de mogelijkheid van betaling in termijnen. De hoogte van de eigen bijdrage die is verschuldigd door inburgeringsplichtigen is vastgelegd in de Wi en bedraagt € 270 (dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd). In het eerste lid van dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in zes termijnen te betalen. Het dagelijks bestuur kan over de inning van de eigen bijdrage nadere regels stellen.

Lid 4

In het vierde lid staat dat de vrijwillige inburgeraar geen eigen bijdrage is verschuldigd (artikel 24e, tweede lid, van de Wi).

Artikel 8. Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de Wi dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het dagelijks bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgerings- of taalkennisvoorziening op te leggen. Het dagelijks bestuur legt deze verplichtingen vast in de beschikking tot de toekenning van de inburgerings- of taalkennisvoorziening.

Artikel 9. De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening.

Een inburgeraar is overigens niet verplicht om het aanbod bedoeld in het eerste lid te accepteren. De verordening is namelijk een zogenaamde ‘aanbodverordening’. Daarbij heeft de inburgeraar de vrijheid om een aangeboden inburgeringsvoorziening te weigeren. In dat geval zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Voor inburgeringsplichtigen is een beschikking het ‘sluitstuk’ van de procedure van het doen van een aanbod.

Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 van de Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen door een inburgeringsplichtige kan worden opgelegd. In artikel 34 van de Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. In deze verordening worden de maximale boeten gehanteerd.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. In de Awb is geregeld dat het dagelijks bestuur bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het dagelijks bestuur de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 van de verordening mogelijk is. Omdat in de eerste twee leden van artikel 10 van deze verordening al de maximale boeten zijn opgenomen, is de recidivebepaling niet op de eerste twee leden van toepassing.

Artikel 34, onderdeel d, Wi biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II te behalen. Dit is geregeld in dit artikel.

Artikel 12. De gevolgen van niet nakoming van de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar

Lid 1

Op grond van artikel 24f moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst (hiermee wordt bedoeld de overeenkomst van artikel X lid 5 van de Wet van 13 september 2012 juncto artikel 24 d en 24f van de Wi). In dit artikel legt de gemeenteraad de sancties vast die het dagelijks bestuur kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de met hem gesloten overeenkomst (verwijtbaar) niet nakomt.

Lid 2

Het tweede lid bepaalt dat het dagelijks bestuur algemene regels kan stellen betreffende de gevolgen van het niet of niet volledig nakomen van de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar.

Artikel 13. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Lid 1

Mocht zich een situatie voordoen waarin deze verordening niet voorziet, dan beslist het dagelijks bestuur met inachtneming van het doel en de overwegingen die aan deze verordening ten grondslag liggen.

Lid 2

Dit artikellid geeft de mogelijkheid tot individualiserend handelen als strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden leidt. Het dagelijks bestuur kan hiermee in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Dit afwijken kan alleen maar ten gunste van de betrokken belanghebbende en nooit ten nadele.

Verder wordt is met nadruk herhaald: de hardheidsclausule kan slechts in bijzondere gevallen worden toegepast. Het moet een uitzondering blijven en niet tot regel worden. Het dagelijks bestuur moet, in verband met mogelijke precedentwerking, duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.