Regeling vervallen per 01-01-2024

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Teylingen 2021

Geldend van 11-01-2021 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2020

Intitulé

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Teylingen 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Teylingen;

Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a en derde lid, en artikel 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de:

UITVOERINGSREGELING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN TEYLINGEN 2021

Artikel 1 Algemene bepaling

  • 1. Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling worden rechten, waaronder leges, aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 3. De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopige gevorderde bedrag.

Artikel 2 Definities

Deze uitvoeringsregeling verstaat onder:

a.

Heffingsambtenaar:

de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar;

b.

Verordening precariobelasting:

de bij raadsbesluit vastgestelde Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Teylingen;

c.

Legesverordening:

de bij raadsbesluit vastgestelde Verordening op de heffing en invordering van leges Teylingen.

Artikel 3 Voorlopige aanslag/kennisgeving voorlopig gevorderd bedrag

  • 1. De Heffingsambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffing en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2. De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, kan:

    • a.

      voor de precariobelasting geschieden op grond van berekening overeenkomstig het bepaalde in de Verordening precariobelasting en de daarbij behorende tarieventabel, waarbij de Heffingsambtenaar de periode gedurende welke de voorwerpen zich op, onder of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevinden, op basis van ervaring inschat. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag;

    • b.

      voor de leges als bedoeld in de tarieventabel bij de Legesverordening, voor zover de aanleg- of de bouwkosten de grondslag vormen, geschieden op grond van een raming van de aanlegkosten als bedoeld in subonderdeel 2.1.1.1 van de tarieventabel dan wel een raming van de bouwkosten als bedoeld in subonderdeel 2.1.1.2 van de tarieventabel. Op de raming van de bouwkosten zijn de ‘Beleidsregels voor de berekening van de bouwkosten ten behoeve van de heffing van leges Teylingen’ van toepassing. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

Artikel 4 Rente

  • 1. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vinden de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 29 van de Invorderingswet 1990 en de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 25,00 niet te boven gaat.

Artikel 5 Intrekking besluit

Met ingang van de in artikel 6 genoemde datum van inwerkingtreding wordt ingetrokken het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Teylingen van 7 maart 2017 tot vaststelling van de ‘Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Teylingen’.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 11 januari 2021 en werkt wat de in rekening te brengen invorderingsrente betreft terug tot en met 1 juni 2020.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Teylingen 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 5 januari 2021,

J. Tomassen

secretaris

C.G.J. Breuer

burgemeester