Regeling vervallen per 16-04-2004

Havenverordening Tilburg 1997

Geldend van 16-04-2004 t/m 15-04-2004

Intitulé

Havenverordening Tilburg 1997

Hoofdstuk I. Algemene Bepalingen

Artikel 1.

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    haven : insteekhaven aan het industrieterrein Oost, alsmede het vaarwater voor de openbare los- en laadplaatsen aan het Wilhelminakanaal, voor zover in beheer en onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    kaden : de los- en laadplaatsen en opslagterrein van de gemeente gelegen langs de haven en langs het Wilhelminakanaal;

  • c.

    vaartuig : is elk drijvend voorwerp, tot de vaart gebruikt of bestemd, daaronder begrepen drijvende werktuigen - zoals baggerwerktuigen, kranen, bokken, elevators - alsmede woonschepen, glijboten en ponten;

  • d.

    schipper : ieder, die aan boord van een vaartuig voortdurend of tijdelijk het bevel voert, of - voor het geval noch de schipper noch diens vervanger aanwezig is - de eigenaar of gebruiker van het vaartuig;

  • e.

    havenmeester: de ambtenaar of diens plaatsvervanger, als zodanig door burgemeester en wethouders is aangewezen en aan wie het toezicht op de haven, de kaden en de werken en inrichtingen is opgedragen;

  • f.

    dag : de tijd tussen een half uur vóór zonsopgang en een half uur na zonsondergang;

  • g.

    nacht : de tijd tussen een half uur na zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang.

Opsporingsambtenaar.

Artikel 2.

Met het opsporen van overtredingen van deze verordening is, behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, in het bijzonder de havenmeester belast.

Betredingsbevoegdheid.

Artikel 3.

  • 1.

    Zij die zijn belast met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften zijn bevoegd zich aan boord van vaartuigen te begeven zonder toestemming van de eigenaar en/of gebruiker van het vaartuig.

  • 2.

    Zij die zijn belast met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd in de tot woning bestemde gedeelten, lokalen en al dan niet afgesloten ruimten van vaartuigen binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, zulks met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden.

Voorwaarden ontheffingen en vergunningen.

Artikel 4.

  • 1.

    Aan vergunningen en ontheffingen welke worden verleend krachtens deze verordening kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht om de daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen na te komen.

  • 3.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van ‚‚n of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Opvolging bevel.

Artikel 5.

Een ieder is gehouden elk bevel van de personen, genoemd in artikel 3, tot handhaving van de openbare orde en veiligheid, ter regeling van het scheepvaartverkeer, ter voorkoming van brand, aanvaring of andere onheilen of ter uitvoering van deze verordening, naar bevind van zaken gegeven, behoorlijk na te komen.

Hoofdstuk II. Van de orde en veiligheid.

Toegang tot de haven en de kaden.

Artikel 6.

  • 1.

    In de haven en aan de kaden worden slechts toegelaten vaartuigen, welke daar moeten laden, lossen of overladen.

  • 2.

    De bepaling van het le lid is niet van toepassing voor vaartuigen, waarvoor krachtens het bepaalde in artikel 30 door burgemeester en wethouders een vergunning tot het innemen van een ligplaats is verleend.

  • 3.

    Voor rijksvaartuigen is de haven te allen tijde toegankelijk.

Personenvervoer.

Artikel 7.

Vervallen

Aankomst melding.

Artikel 8.

De schipper is verplicht zich bij aankomst zodra mogelijk te melden bij de havenmeester.

Inzage meetbrief en lading / documenten.

Artikel 9.

De schipper is verplicht te allen tijde aan de havenmeester op diens verzoek de geldige meetbrief en de lading van het vaartuig ter inzage te verstrekken.

Veroorzaken van schade.

Artikel 10.

  • 1.

    Wanneer een vaartuig schade heeft veroorzaakt aan de haven, de kaden, de havenwerken, de haveninrichtingen of aan enig eigendom van de gemeente of aan een ander schip, is de schipper verplicht daarvan uiterlijk binnen ‚‚n uur kennis te geven aan de havenmeester.

  • 2.

    Door de havenmeester wordt in geval van toegebrachte schade als bedoeld in lid 1 rapport opgemaakt.

  • 3.

    Dit rapport behoort te vermelden: a. de wijze, waarop de schade is ontstaan; b. het bedrag, waarop de kosten van herstel der schade wordt begroot; c. de namen en adressen van personen, die tot schadevergoeding gehouden worden geacht; d. alle verdere feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het ongeval en de vaststelling der aansprakelijkheid.

  • 4.

    De havenmeester is bevoegd in geval van toegebrachte schade als bedoeld in lid 1 de vaart van het betrokken vaartuig te beletten en te eisen dat, alvorens de vaart wordt voortgezet, een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is gesteld ten bedrage van de getaxeerde kosten van herstelling van het beschadigde werk.

  • 5.

    Het rapport bedoeld in lid 2 wordt door de havenmeester zo spoedig mogelijk toegezonden aan burgemeester en wethouders.

Overladen of onvoldoende bemand vaartuig.

Artikel 11.

De schipper van een vaartuig, dat naar het oordeel van de havenmeester overladen en/of onvoldoende bemand of getuigd is, is verplicht op eerste aanzegging van de havenmeester te lichten of te doen lichten en indien de havenmeester zulks noodzakelijk acht zijn vaartuig naar een door deze aan te wijzen plaats te brengen.

Gebruik van het anker.

Artikel 12.

  • 1.

    Het is de schipper van een vaartuig verboden in de haven of voor de kaden een anker te gebruiken om het vaartuig te stoppen of met krabbend anker te varen.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing, indien de schipper genoodzaakt is, zulks te doen ter voorkoming van schade aan een vaartuig of kunstwerk.

Aan de grond komen.

Artikel 13.

  • 1.

    De schipper van een vaartuig is verplicht te zorgen, dat het vaartuig niet aan de grond komt.

  • 2.

    De schipper van een vaartuig, dat aan de grond is geraakt, in verplicht op eerste aanzegging van de havenmeester zoveel van de lading te lossen of te doen lossen als nodig is om het vaartuig vlot te maken en te doen blijven, dan wel het vaartuig op andere wijze te doen lichten.

Gezonken vaartuigen en voorwerpen.

Artikel 14.

  • 1.

    De schipper van een gezonken vaartuig is verplicht onmiddellijk na het zinken aan de havenmeester daarvan kennis te geven en zowel bij dag als bij nacht zodanige bakens of veiligheidsseinen op het gezonken vaartuig te plaatsen als de havenmeester zal gelasten. Deze bakens of veiligheidsseinen moeten door tenminste ‚‚n man worden bewaakt.

  • 2.

    De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen, dat het gezonken vaartuig binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen tijd is gelicht en vervoerd.

  • 3.

    Alle voorwerpen van welke aard ook, die in de haven geraken en voor de scheepvaart gevaar of hinder kunnen opleveren, zullen onmiddellijk, op daartoe aangegeven last van de havenmeester, uit de haven moeten worden verwijderd door degene, door wiens toedoen of nalatigheid zulks is geschied. Is de dader onbekend, dan rust deze verplichting op de eigenaar van die voorwerpen.

Naast elkaar of met te grote snelheid varen.

Artikel 15.

  • 1.

    Het is de schipper van een vaartuig verboden zonder vergunning of gegeven aanwijzing van de havenmeester te varen met naast elkaar gekoppelde vastgemaakte vaartuigen.

  • 2.

    Het is de schipper verboden door de haven te varen met zodanige snelheid, dat door golfslag of zuiging schade kan worden veroorzaakt aan andere schepen of aan de kunstwerken van de haven.

Belemmeren van de doorvaart.

Artikel 16.

De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen, dat zijn vaartuig zich niet bevindt op zodanige plaats en dat de meermiddelen van zijn vaartuig niet zodanig zijn aangebracht, dat voor andere vaartuigen bij de doorvaart van brug(gen) of bij gebruik van de normale vaarweg, hinder kan worden veroorzaakt.

Naast elkaar meren.

Artikel 17.

  • 1.

    In de haven en aan de kaden mogen geen vaartuigen langszij liggen.

  • 2.

    Met toestemming van de havenmeester mag in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel worden afgeweken.

  • 3.

    Indien vaartuigen langszij liggen is de schipper van het aan de kaden liggende vaartuig verplicht te gedogen dat de opvarenden van het langszij liggende vaartuig, mits niet om te laden of te lossen, over zijn vaartuig begeven, teneinde hun vaartuig of de kaden te bereiken.

Gebruik schroef.

Artikel 18.

Het is zonder toestemming van de havenmeester verboden van een vaartuig, dat in de haven of aan de kaden gemeerd ligt de schroef te laten draaien, tenzij dit nodig is in verband met aankomst of vertrek en daardoor geen schade of hinder aan derden of goederen van derden kan worden veroorzaakt.

Bewaken vaartuig.

Artikel 19.

  • 1.

    De schipper, die ten behoeve van een vaartuig van de kaden of de haven gebruik maakt, is verplicht ervoor zorg te dragen, dat zich te allen tijde iemand op het vaartuig bevindt, die in staat is dat vaartuig te bewaken.

  • 2.

    Van het gestelde onder 1 kan worden afgeweken, indien ten genoegen van de havenmeester wordt aangetoond, dat op andere wijze in de bewaking genoegzaam is voorzien.

Honden aan boord.

Artikel 20.

Schippers, die een of meer honden aan boord hebben, zijn, zo de havenmeester dit verlangt, verplicht deze bij het betreden van het vaartuig door en gedurende het verblijf aan boord van de havenmeester, vast te leggen of te doen vastleggen.

Brand aan boord van vaartuigen.

Artikel 21.

Ingeval aan boord van een in de haven aanwezig vaartuig brand ontstaat is de schipper van dat vaartuig en zijn de schippers van de in de nabijheid daarvan aanwezige vaartuigen verplicht onverwijld de door de havenmeester en de door of namens de commandant van de Brandweer gegeven aanwijzigingen en bevelen ter bestrijding of ter voorkoming van uitbreiding van de brand op te volgen.

Ontvlambare en ontplofbare stoffen en gassen.

Artikel 22.

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester de haven binnen te varen met een vaartuig, dat licht brandbare, ontvlambare en/of ontplofbare stoffen alsmede gassen, waarvan de aanwezigheid gevaar voor de veiligheid of het verkeer in de haven kan opleveren, aan boord heeft.

  • 2.

    De schipper van een dergelijk vaartuig is verplicht, bij overtreding van gemeld verbod, dat vaartuig op eerste aanzegging van de havenmeester binnen de daarbij gestelde termijn en langs de hem aangegeven route zonder onderbreking de haven te doen verlaten.

Maatregelen tegen ontvlambare en ontplofbare stoffen en gassen.

Artikel 23.

Onverminderd het bepaalde in het voorgaande artikel en hetgeen overigens in de dienaangaande geldende wettelijke plofbare stofvoorschriften is bepaald is de schipper van een in de haven aanwezig vaartuig, waarin goederen, stoffen of gassen aanwezig zijn, of zullen worden geladen, welke gevaar voor de veiligheid of het verkeer in de haven kunnen opleveren, gehouden bij het vervoeren, laden of lossen van die goederen of stoffen de maatregelen te treffen, welke hem door de havenmeester ter voorkoming of beperking van dat gevaar zijn voorgeschreven.

Zoeken naar voorwerpen in.

Artikel 24.

  • 1.

    Het is verboden, behoudens voor degenen aan wie daartoe van gemeentewege opdracht is in verstrekt, zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de haven te baggeren, of daarin met een beugel, een haak, een dreg, een magneet of met duikersmateriaal naar voorwerpen te zoeken of voorwerpen uit de haven op het droge te brengen.

  • 2.

    Het in het voorgaande lid gestelde verbod is niet van toepassing op het zoeken naar of het op het droge brengen van een kort tevoren, kennelijk zoekgeraakt voorwerp, waarvan de herkomst vaststaat, indien dit geschiedt door of met toestemming van de rechthebbende op dat voorwerp en overeenkomstig de door de havenmeester te geven aanwijzingen, mits zulks geen bezwaar oplevert voor de veiligheid of het verkeer in de haven.

Onbeheerde voorwerpen.

Artikel 25.

De havenmeester is bevoegd onbeheerde en los drijvende voorwerpen, alsmede gezonken voorwerpen, welke in de haven worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewaring te nemen of zulks te laten doen voor rekening en risico van de eigenaar.

Slopen en verbouwen van vaartuigen.

Artikel 26.

  • 1.

    Het is verboden in de haven of aan de kaden:

    • a.

      vaartuigen of andere drijvende voorwerpen te slopen of te verbouwen;

    • b.

      belangrijke herstellingen, waaronder begrepen het afstralen en/of metalliseren, aan de vaartuigen te verrichten of te doen verrichten.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel ontheffing verlenen.

Havenverkeer.

Artikel 27.

  • 1. De schipper, die de haven met zijn vaartuig wil verlaten, moet hiervan kennis geven aan de havenmeester, die zo nodig de volgorde bepaalt, waarin de vaartuigen moeten worden verhaald.

  • 2. Ingeval twee vaartuigen elkaar moeten passeren en de ruimte daarvoor onvoldoende is, is de schipper van het vaartuig, dat de haven binnen vaart, verplicht te wachten totdat het de haven uitvarende vaartuig voorbij is.

  • 3. De schipper van een ledig vaartuig is verplicht zo nodig zijn vaartuig te verhalen om doortocht aan een beladen vaartuig te verlenen.

Hoofdstuk III. Van de ligplaatsen.

Ligplaats innemen.

Artikel 28.

  • 1.

    Het is de schipper van een vaartuig verboden ligplaats in te nemen op een andere dan door de havenmeester aangewezen plaats.

  • 2.

    Vaste ligplaatsen en vaste ligplaatsen met gebruik van opslagterrein kunnen door burgemeester en wethouders ten behoeve van bepaalde vaartuigen bij afzonderlijke vergunning worden toegewezen.

  • 3.

    De aanwijzing van een ligplaats ontheft de schipper niet van de verplichting om zich te overtuigen, dat die plaats voor zijn vaartuig veilig is.

  • 4.

    De bepaling van het eerste lid is niet van toepassing indien het betreft de voor dat vaartuig door burgemeester en wethouders aangewezen vaste ligplaats.

Vastmaken van vaartuigen.

Artikel 29.

  • 1.

    De schipper is verplicht er voor zorg te dragen, dat zolang hij met zijn vaartuig ligplaats inneemt, dit is vastgemaakt ten genoegen van de havenmeester.

  • 2.

    Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde ringen of meerpalen of aan de vaartuigen, welke aan zodanige voorwerpen zijn vastgemaakt.

  • 3.

    Het is verboden op of in de taluds of glooiingen, loopplanken, balken of bomen te leggen of te doen steunen, anders dan overeenkomstig de aanwijzingen van de havenmeester.

Ligplaats van vaartuigen, bestemd voor bewoning of voor het uitoefenen van een bedrijf of beroep.

Artikel 30.

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de haven of aan de kaden ligplaats in te nemen met een vaartuig, dat gebruikt wordt hetzij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot woning, hetzij tot magazijn, werk- of bergplaats, hetzij tot het uitoefenen van enig ander bedrijf dan vervoer, hetzij tot het drijven van handel, hetzij tot het uitoefenen van een beroep.

Niet voor de vaart gebruikte vaartuigen.

Artikel 31.

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de haven of aan de kaden een vaartuig te hebben liggen, dat langer dan een jaar niet voor de vaart gebruikt is.

Maatregelen bij vorst of ijsgang.

Artikel 32.

  • 1. De schipper, aan wie een ligplaats is aangewezen, is, indien de havenmeester zulks nodig acht, verplicht bij vorst of ijsgang het water rondom zijn vaartuig zoveel mogelijk open te houden.

  • 2. Raakt zijn vaartuig desniettemin toch ingevroren en wenst hij onder deze omstandigheden zijn ligplaats te verlaten, of ontvangt hij daartoe het bevel van de havenmeester, dan is de schipper verplicht voor zijn rekening en risico het ijs te breken.

Hoofdstuk IV. Van het laden, lossen en opslaan van goederen.

Toestellen, werken of inrichtingen ten dienste van het laden en lossen.

Artikel 33.

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      vaste of verplaatsbare mechanische inrichtingen voor het laden en lossen, zoals kranen, trechters, los- en laadbruggen, transporteurs of dergelijke toestellen aan de haven of op de kaden te hebben of in gebruik te nemen;

    • b.

      aan de haven of op de kaden direct of indirect te laden of te lossen door middel van drijvende kranen, transporteurs of soortgelijke inrichtingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in lid 1 van dit artikel ontheffing te verlenen. Tijdstip

Laden en lossen en varen.

Artikel 34.

Gedurende de nacht is het verboden:

  • a.

    in de haven en aan de kaden vaartuigen te laden of te lossen, tenzij met vergunning van de havenmeester;

  • b.

    in de haven met vaartuigen te varen. Aanleggen,

Laden en lossen.

Artikel 35.

  • 1.

    Het is de schipper zonder voorafgaande toestemming van de havenmeester verboden zijn vaartuig aan te leggen, te laden of te lossen.

  • 2.

    Het is verboden goederen te laden of te lossen op zodanige wijze, dat daardoor het lossen of laden van andere goederen belemmerd of verhinderd wordt.

  • 3.

    De havenmeester beoordeelt of daarvan sprake is en is alsdan bevoegd tot het geven van de nodige bevelen.

Laden en lossen van vaartuigen op en vanaf eigen terrein.

Artikel 36.

  • 1.

    Het is aan de bedrijven, onmiddellijk aan de haven of aan de kaden grenzend, verboden op hun terrein ten behoeve van derden vaartuigen te laden of te lossen, of te doen laden en lossen.

  • 2.

    Het is de in lid 1 van dit artikel genoemde bedrijven eveneens verboden gebruik te maken van de haven voor het laden en lossen van vaartuigen vanaf hun terreinen, tenzij deze bedrijven onder goedkeuring van burgemeester en wethouders de nodige voorzieningen voor het afmeren en laden en lossen hebben getroffen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel ontheffing verlenen.

Opslaan goederen.

Artikel 37.

  • 1.

    Het is zonder toestemming van de havenmeester verboden: a. de kaden in gebruik te nemen voor het opslaan van goederen of voor welke andere doeleinden dan ook; b. op de kaden goederen of stoffen, welke in een vaartuig moeten worden geladen, of uit een vaartuig moeten worden gelost, op te slaan of te hebben binnen een afstand van 5 meter uit de kadenmuren of walbeschoeiing; c. op de kaden goederen te laten liggen na verloop van de door de havenmeester voor inlading of wegvoering bepaalde termijn.

  • 2.

    De door de havenmeester voor het opslaan en aanwezig zijn van die goederen en stoffen gegeven aanwijzingen moeten stipt worden opgevolgd.

  • 3.

    De havenmeester kan zonodig zijn, overeenkomstig het tweede lid van dit artikel, gegeven aanwijzingen veranderen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het laden en lossen aan de kaden te beperken tot door hen aan te wijzen plaatsen.

Laden, lossen en opslaan van bepaalde goederen.

Artikel 38.

  • 1. Het is verboden mest, compost, fecaliën chemicaliën meelproducten, kali, turfstrooisel, vuilnis, grint, zand, klei, puin, hooi, stro of andere soortgelijke stofverwekkende producten te laden, te lossen, over te laden of op te slaan, anders dan op daartoe door de havenmeester aangewezen plaatsen.

  • 2. Deze werkzaamheden dienen met gebruikmaking van zodanige middelen te geschieden, dat: a. daardoor geen schade of hinder aan derden of goederen van derden kan worden veroorzaakt; b. het vallen, morsen of wegwaaien van die stoffen of producten wordt voorkomen en het verkeer zowel te land als te water niet in gevaar wordt gebracht, gehinderd of belemmerd, een en ander ter beoordeling van de havenmeester.

  • 3. Alle in dit verband door hem te geven opdrachten dienen stipt te worden opgevolgd.

Hoofdstuk V. Maatregelen tegen verontreiniging.

Verontreiniging van het water.

Artikel 39.

  • 1.

    Het is verboden as, resten van levensmiddelen, afval, huisvuil, puin, zand, modder, olie of enige andere vloeistof, welke tot vervuiling van het water aanleiding kan geven, kadavers, chemicaliën of soortgelijke stoffen en voorwerpen of andere vuilnis overboord of van de wal of van de kaden in het openbaar water te werpen, te vegen, te pompen, te laten vallen, te doen zinken of uit te laten vloeien.

  • 2.

    Eveneens is het verboden in het openbaar water iets te spoelen, dat onreinheden, kleurstoffen of schadelijke bestanddelen afgeeft.

  • 3.

    Iedere schipper, die ten gevolge van onvoorziene omstandigheden met zijn vaartuig langdurig in de haven of aan de kaden moet verblijven, is verplicht het zich aan boord van zijn vaartuig aanwezige huisvuil te deponeren in vanwege de gemeente beschikbaar gestelde of in bruikleen gegeven uniforme vuilnisemmers of in vanwege de Rijkswaterstaat verstrekte plastic zakken.

Reinigen van de kaden.

Artikel 40.

Onverminderd het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn de kadengebruikers verplicht, indien ten gevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, puin, gruis, kalk, sintels, kolen, aarde, olieproducten of afvallen daarvan, chemicaliën of andere daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden, haventerrein en overslagterrein zijn achtergebleven, te zorgen, dat deze kaden en/of terreinen behoorlijk, zulks ter beoordeling van de havenmeester, worden gereinigd binnen 24 uren na beëindiging der werkzaamheden, en indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, tenminste éénmaal per dag.

Bescherming volksgezondheid.

Artikel 41.

Indien zulks in het belang van de volksgezondheid of ter voorkoming van milieuvervuiling nodig is, zijn de schippers verplicht op bevel van burgemeester en wethouders, onmiddellijk met hun vaartuigen de haven of de kaden te verlaten en deze vaartuigen naar een door de havenmeester aan te wijzen plaats over te brengen.

Hoofdstuk VI. Straf- en slotbepalingen.

Artikel 42.

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Overtreding van bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Naam.

Artikel 43.

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Havenverordening Tilburg 1997".

Inwerkingtreding.

Artikel 44.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt de Havenverordening, vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 18 juni 1973, zoals die later eventueel is gewijzigd.

Overgangsregeling.

Artikel 45.

  • 1. Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - die zijn verleend krachtens de verordening als bedoeld in artikel 44 tweede lid blijven, indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook is vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, van kracht tot de tijd waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening als bedoeld in artikel 44 tweede lid blijven van kracht, indien en voorzover de bepalingen op grond waarvan deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen.

  • 3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - is ingediend op grond van de verordening als bedoeld in artikel 44 tweede lid en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op dat verzoek is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.