Verordening Nadeelcompensatie en Planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004

Geldend van 23-07-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening Nadeelcompensatie en Planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Tilburg;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van

    Tilburg;

  • c.

    verzoek: een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel

    4;

  • d.

    verzoeker: de belanghebbende die een verzoek als bedoeld in

    artikel 4 van deze verordening indient;

  • e.

    commissie: de adviescommissie als bedoeld in artikel 7 van deze

    verordening;

  • f.

    schadeveroorzakendbesluit:

    • -

      besluiten als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de

      Ruimtelijke Ordening en/of

    • -

      besluiten gebaseerd op de Wegenverkeerswet 1994

      en het daarop gebaseerde Besluit administratieve

      bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) en/of

      rechtmatige feitelijke handelingen door of in

      opdracht van de gemeente Tilburg voor zover deze

      besluiten, respectievelijk feitelijke handelingen

      strekken tot herontwikkeling van het Pieter

      Vreedeplein te Tilburg;

  • g.

    plangebied van het

    Pieter Vreedeplein: het plangebied van het in 2002 onherroepelijk geworden

    bestemmingsplan “Pieter Vreedeplein e.o.”.

Toepasbaarheid

Artikel 2.

Deze verordening heeft uitsluitend betrekking op verzoeken om schade van

belanghebbenden die een belang hebben in het plangebied van het Pieter

Vreedeplein, welke schade een gevolg is van besluiten als bedoeld in artikel 49

van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en/of besluiten gebaseerd op de

Wegenverkeerswet 1994 en het daarop gebaseerde Besluit administratieve

bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), en/of rechtmatige feitelijke

handelingen door of in opdracht van de gemeente Tilburg, voorzover deze

besluiten, respectievelijk feitelijke handelingen strekken tot herontwikkeling in

het plangebied van het Pieter Vreedeplein te Tilburg.

Het recht op schadevergoeding.

Artikel 3.

  • 1.

    Indien een belanghebbende meent dat hij schade lijdt of zal lijden als gevolg

    van een schadeveroorzakend besluit als omschreven in artikel 1, en deze

    schade het normale maatschappelijke risico of het normale

    ondernemersrisico zodanig overschrijdt, dat dit alle relevante

    omstandigheden in aanmerking genomen redelijkerwijs niet of niet geheel te

    zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet, of niet

    voldoende, anderszins is verzekerd, kan de raad op verzoek een vergoeding

    toekennen.

  • 2.

    De vergoeding wordt bepaald in geld.

  • 3.

    De raad kan eerst inhoudelijk op een verzoek beslissen na de datum van

    onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit.

Hoofdstuk II. Procedurebepalingen

Het verzoek om schadevergoeding.

Artikel 4.

  • 1.

    Het verzoek om schadevergoeding wordt gericht aan de gemeenteraad en

    wordt in gevallen waarin de schadeoorzaak een besluit is zo spoedig mogelijk

    na het onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit

    schriftelijk ingediend.

  • 2.

    Het verzoek wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • -

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • -

      de dagtekening;

    • -

      een aanduiding van het besluit en/of handelen dat de schade naar het

      oordeel van de verzoeker heeft veroorzaakt;

  • 3.

    De verzoeker verschaft tevens de gegevens en bescheiden die voor het nemen

    van de beslissing op zijn verzoek nodig zijn en waarover verzoeker

    redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4.

    Het college bevestigt de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk en

    stelt de verzoeker in kennis van de te volgen procedure.

  • 5.

    Indien, naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan

    het bepaalde in het tweede en derde lid, stelt het college verzoeker in de

    gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een termijn van acht weken na

    verzending van de brief waarin verzoeker op het verzuim is gewezen.

Vereenvoudigde afhandeling van het verzoek.

Artikel 5.

  • 1.

    De raad neemt het verzoek niet in behandeling indien het niet

    overeenkomstig artikel 4 is ingediend.

  • 2.

    De raad kan het verzoek binnen 12 weken na de ontvangst schriftelijk

    afwijzen zonder toepassing te geven aan artikel 6 en volgende indien het

    verzoek naar het oordeel van de raad kennelijk ongegrond is.

  • 3.

    De in het voorgaande lid genoemde termijn kan door de raad eenmaal met

    ten hoogste 12 weken worden verlengd.

Opdracht tot advies.

Artikel 6.

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 5 geeft het

    college aan de commissie onder toezending van het verzoek opdracht ter

    zake advies uit te brengen;

  • 2.

    De in het voorgaande lid bedoelde opdracht geschiedt binnen 12 weken na

    het verstrijken van de - eventueel verlengde - termijn, bedoeld in het tweede

    lid van artikel 5.

De commissie.

Artikel 7.

Als commissie treedt op Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam.

Horen partijen door commissie.

Artikel 8.

De commissie stelt zowel de verzoeker of zijn gemachtigde als een of meer

vertegenwoordigers van de gemeente in de gelegenheid hun zienswijzen naar

voren te brengen.

Verzamelen informatie door commissie.

Artikel 9.

  • 1.

    Het college stelt de commissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter

    beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

  • 2.

    De verzoeker verschaft de commissie de gegevens en bescheiden die voor de

    advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan

    krijgen. Financiële gegevens dienen in dit verband voorzien te zijn van een

    getrouwheidsverklaring van een daartoe wettelijk bevoegd accountant. Indien

    de verzoeker meent dat de door hem verstrekte gegevens strikt vertrouwelijk

    zijn dan dient dit door de verzoeker uitdrukkelijk te worden aangegeven.

    De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaronder

    begrepen ambtenaren in dienst van de gemeente of van een dienst, bedrijf of

    instelling, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de gemeente.

  • 3.

    Indien met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen,

    door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid

    eerst uit na instemming door het college van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    De commissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

Bepaling schadevergoeding door commissie

Artikel 10.

  • 1.

    De commissie onderzoekt of naar haar mening de aanvrager ten gevolge van

    het onherroepelijke schadeveroorzakend besluit schade lijdt, welke

    redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Zij betrekt

    daarbij de mate waarin de verzoeker de hem ter beschikking staande

    mogelijkheden heeft benut ter voorkoming of beperking van deze schade. De

    commissie vermeldt het resultaat van dit onderzoek met de beweegredenen

    in haar rapport.

  • 2.

    Leidt het in voorgaand lid bedoelde onderzoek tot de vaststelling van schade,

    dan berekent de commissie de ten laste van de aanvrager blijvende schade en

    een billijke schadevergoeding.

Advisering door commissie.

Artikel 11.

  • 1.

    De commissie brengt schriftelijk rapport uit aan de raad binnen zeven

    maanden na de beslissing van de raad het verzoek in handen van de

    commissie te stellen.

  • 2.

    Een afschrift van het rapport wordt uiterlijk vier weken voor de beslissingdoor het college aan de verzoeker toegezonden.

Beslissing omtrent de aanvraag

Artikel 12.

Binnen vijf maanden nadat de commissie het rapport genoemd in het vorige

artikel heeft uitgebracht, beslist de raad. Indien de raad een schadevergoeding

vaststelt, bepaalt hij de datum waarop de vergoeding uiterlijk moet zijn voldaan.

Voorschot

Artikel 13.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kent de verzoeker die naar

    redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als

    bedoeld in artikel 3 en wiens belang naar het oordeel van het college vordert

    dat aan hem een voorschot op deze vergoeding wordt toegekend, op diens

    schriftelijk verzoek een voorschot toe. Het college beslist op het verzoek,

    gehoord de commissie.

  • 2.

    Indien het college beslist tot het verlenen van een voorschot wordt daarmee

    geen aanspraak als bedoeld in artikel 3 erkend.

  • 3.

    Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker

    schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke

    terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is of wordt uitbetaald,

    zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde te

    rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het college kan

    daarvoor zekerheidsstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

Hoofdstuk III. Slotbepalingen

Artikel 14.

Deze verordening zal, met gebruikmaking van artikel 25 van de Tijdelijke

Referendumwet in werking treden op 23 juli 2004.

Citeertitel.

Artikel 15.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Nadeelcompensatie en

Planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004”.

Algemene toelichting op de verordening

nadeelcompensatie en planschadevergoeding Pieter

Vreedeplein Tilburg 2004.

Inleiding

Het Pieter Vreedeplein in het hart van het centrum van Tilburg, zal de komende

jaren een flinke metamorfose ondergaan. Op 25 maart 2004 is met toepassing van

artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een vrijstelling/

bouwvergunning verleend voor de bouw van een bioscoopcomplex, winkels,

woningen en een ondergrondse parkeergarage op het Pieter Vreedeplein. Het

betreft het gebied wat begrensd wordt door de Telegraafstraat aan de noordzijde,

de Heuvelring aan de oostkant, de Tuinstraat aan de zuidzijde en de IJzerstraat in

het westen. Het plein was tot voor kort in gebruik als parkeerplaats.

Aan de zuidzijde (Tuinstraat) wordt het plein begrensd door een fietsroute, de

achtergevels van enkele op de Heuvelstraat georiënteerde winkels en enkele aan

het fietspad gelegen, op het Pieter Vreedeplein gerichte winkel- en horecabedrijven.

Met name de in het plangebied aan de Tuinstraat gevestigde (horeca)-

ondernemers hebben reeds enige tijd geleden hun zorgen geuit over de

bereikbaarheid van hun bedrijven en de verwachte inkomstenderving gedurende

de jarenlange bouwactiviteiten op het plein. Enkele ondernemers vrezen zelfs

voor het voortbestaan van hun bedrijf. Om de ondernemers en ook andere

belanghebbenden in het plangebied, die aantoonbare onevenredige schade lijden

als gevolg van rechtmatige overheidsbesluiten casu quo rechtmatige

overheidshandelingen, te compenseren is onderzocht of het wenselijk is dan wel

een meerwaarde heeft om hiervoor een speciale regeling in het leven te roepen.

Een en ander heeft geresulteerd in onderhavige regeling met als titel “Verordening

Nadeelcompensatie en Planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004”.

Het bijzondere karakter van de onderhavige regeling

Het bijzondere karakter van deze verordening komt tot uitdrukking in de keuze

om voor de belanghebbenden in het plangebied te voorzien in de behandeling van

zowel planschadeclaims voortvloeiende uit artikel 49 van de Wet op de

Ruimtelijke Ordening als verzoeken om vergoeding van schade

(nadeelcompensatie) die het gevolg zijn van besluiten gebaseerd op de

Wegenverkeerswet 1994 en het daarop gebaseerde Besluit administratieve

bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) en/of rechtmatige feitelijke

handelingen door of in opdracht van de gemeente Tilburg strekkende tot

herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein. Reden voor deze “gecombineerde”

verordening is dat de afwikkeling van de totale schade als gevolg van de

herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein in één hand blijft, zowel wat

betrokken bestuursorgaan (de gemeenteraad) als wat de bevoegde rechter betreft

én dat naar belanghebbenden toe op voorhand duidelijkheid wordt verschaft over

de mogelijkheden tot het verkrijgen van nadeelcompensatie, mede in relatie tot

het planschadestelsel. Bij het ontbreken van een dergelijke verordening zouden

planschadekwesties bij de gemeenteraad en de bestuursrechter belanden, de

nadeelcompensatiekwesties in verband met verkeersbesluiten bij het college van

burgemeester en wethouders en de bestuursrechter en de nadeelcompensatiekwesties

betreffende de feitelijke handelingen bij het college van burgemeester

en wethouders en de burgerlijke rechter (althans voor zover de desbetreffende

schade niet als “uitvoeringsschade” die onder het bereik van artikel 49 WRO valt

is aan te merken).

Door het vaststellen van deze verordening wordt niet beoogd aansprakelijkheden

in het leven te roepen die rechtens niet bestaan. Deze regeling beoogt slechts te

voorzien in het toekennen van schadevergoeding in die gevallen waarin artikel 49

van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel -wanneer geen specifieke

wettelijke schadevergoedingsregeling voorhanden is- artikel 3:4, tweede lid Awb,

of althans het mede aan artikel 3:4 tweede lid Awb ten grondslag liggende,

algemene rechtsbeginsel van “égalité devant les charges publiques” (gelijkheid

voor openbare lasten) vordert dat onevenredige schade voor vergoeding in

aanmerking komt. Met het beginsel van gelijkheid voor openbare lasten wordt

gedoeld op de regel dat de onevenredig nadelige –dat wil zeggen: buiten het

normale maatschappelijke risico of normale bedrijfsrisico vallende, en op een

beperkte groep burgers of instellingen drukkende – gevolgen van een

overheidshandeling of overheidsbesluit niet ten laste van die beperkte groep

behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden

verdeeld.

Nadrukkelijk is er dan ook niet voor gekozen om belanghebbenden voor wat

betreft planschade ex artikel 49 WRO te verwijzen naar de reeds bestaande

“Procedureverordening planschadevergoeding 1997”. De “Procedureverordening

planschadevergoeding 1997” wordt voor wat betreft planschadeverzoeken ten

gevolge van de herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein dus vervangen door de

“Verordening nadeelcompensatie en planschadevergoeding Pieter Vreedeplein

Tilburg 2004”.

Onderscheid tussen planschade- en nadeelcompensatiegevallen

Planschade

Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is de juridische titel voor

het al dan niet toekennen van schade vanwege een in planologisch opzicht

gewijzigde situatie. Dit artikel is exclusief van toepassing op schade, veroorzaakt

door onder meer bestemmingsplannen en vrijstellingen ex artikel 17 en 19 van de

Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Op een verzoek om vergoeding van de planschade kan uw raad pas beslissen na

het tijdstip waarop een planologische maatregel als bedoeld in artikel 49 WRO

onherroepelijk is geworden. Indien een belanghebbende op het tijdstip van het

inwerking treden van de in het geding zijnde planologische maatregel niet in een

rechtsbetrekking staat tot het beweerdelijk getroffen object, mist artikel 49 WRO

toepassing.

Bij een inhoudelijke beoordeling komt de vraag aan de orde of er sprake is van

een wijziging van het planologisch regime. Als dit het geval is wordt beoordeeld

of belanghebbende daardoor in een nadeliger positie is komen te verkeren,

waardoor schade is of wordt geleden. Hiertoe moet de in het geding zijnde

planologische maatregel worden vergeleken met het voorheen geldende

planologisch regime, waarbij in aanmerking moet worden genomen de maximale

invulling van de planologische mogelijkheden, ongeacht of realisering ervan heeft

of zou hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat, hoezeer een situatie feitelijk

ingrijpend gewijzigd kan zijn, dit niet noodzakelijkerwijs met zich brengt dat

vergelijking van de planologische maatregelen leidt tot een planologisch

nadeliger positie.

Indien wordt geconcludeerd dat de wijziging van het planologisch regime leidt tot

schade, dient uw raad naar het tijdstip van het in werking treden van de in het

geding zijnde planologische maatregel het schadebedrag te bepalen. Tenslotte

dient uw raad vast te stellen of het schadebedrag voor vergoeding in aanmerking

komt.

Planologisch kader Pieter Vreedeplein

Ten aanzien van het Pieter Vreedeplein en de directe omgeving is vigerend het (in

2002 onherroepelijk geworden) bestemmingsplan “Pieter Vreedeplein e.o.” dat aan

het plangebied enerzijds een uit te werken bestemming ten behoeve van centrumdoeleinden

geeft en anderzijds een uit te werken bestemming verblijfsdoeleinden.

Het daaraan voorafgaande planologisch regime, het bestemmingsplan “Centrum 1e

herziening” gaf aan het plein de volgende bestemmingen: deels een uit te werken

bestemming Centrumdoeleinden II, deels een bestemming Centrumdoeleinden II

en deels een bestemming Verkeersdoeleinden-parkeerterrein (ook ondergrondse

parkeervoorzieningen mogelijk).

Ondanks de ruime bouwmogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan “Pieter

Vreedeplein e.o.” (na uitwerking) biedt, past de voorgenomen bebouwing niet

binnen de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan. Een en ander heeft te

maken met afwijkingen van de positionering en -met name- de hoogte van de

geplande woontorens. Om deze reden is voor het oprichten van de voorgenomen

bebouwing een zelfstandige projectprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO gevoerd

waarvoor Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 maart 2004 een zgn. verklaring

van geen bezwaar hebben afgegeven en ons college op 25 maart 2004 een

vrijstelling/bouwvergunning heeft verleend.

Nadeelcompensatie

Onder nadeelcompensatie wordt over het algemeen verstaan het compenseren van

nadelen, die een gevolg zijn van rechtmatig handelen door de overheid.

Een bestuursorgaan kan zowel als onderdeel van het nemen van een schadetoebrengend

besluit (bijvoorbeeld een verkeersbesluit) als ook los daarvan in een

zelfstandige procedure een nadeelcompensatiebeslissing nemen over het al dan

niet toekennen van een vergoeding voor het als gevolg van het schadeveroorzakend

handelen geleden nadeel. In het eerste geval spreekt men van een

"onzuiver schadebesluit”, in het tweede geval van een “zuiver schadebesluit”.

Voorwaarde voor het nemen van een “zuiver schadebesluit” is wel, dat de

schadetoebrengende handeling is vervat in een daartoe benodigd, voor bezwaar

en beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vatbaar besluit, dan

wel dat ten aanzien van de schadetoebrengende handeling een

nadeelcompensatieregeling van toepassing is.

Ten aanzien van rechtmatige feitelijke handelingen kan geen zuiver schadebesluit

worden genomen tenzij een nadeelcompensatieregeling van toepassing is. Reden

hiervoor is dat een beslissing om naar aanleiding van feitelijke handelingen al

dan niet schadevergoeding toe te kennen in juridische zin gekwalificeerd moet

worden als een rechtshandeling naar burgerlijk recht.

Bij een inhoudelijke beoordeling van nadeelcompensatieverzoeken dient te

worden onderzocht of en zo ja in hoeverre het gestelde nadeel een gevolg is van

de gewraakte overheidshandeling, kortom er dient sprake te zijn van causaal

verband. Vervolgens dient onderzoek te worden gedaan naar de omvang van de

schade, naar de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van

de benadeelde behoort te blijven en naar de vraag of vergoeding van de schade

niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

Niet voor vergoeding in aanmerking komt schade die geheel of gedeeltelijk

behoort tot het normale maatschappelijk risico van een belanghebbende dan wel

in de sfeer van diens actieve of passieve risicoaanvaarding.

Bij actieve risicoaanvaarding geldt als uitgangspunt dat degene die zich in een

situatie begeeft, welke mogelijk onderhevig is aan invloeden ten gevolge van

overheidsingrijpen, zorgvuldig dient te onderzoeken welke maatregelen gelden,

welke reeds zijn aangekondigd en welke maatregelen -op korte termijn- te

verwachten zijn. Van degene die zich in een dergelijke situatie begeeft mag

verwacht worden dat hij bij die beslissing de risico’s van nadeel veroorzakende

overheidsingrepen heeft ingecalculeerd, zodat de risico’s, indien zich deze

werkelijk voordoen, redelijkerwijs voor zijn rekening dienen te blijven.

Van passieve risicoaanvaarding is onder meer sprake wanneer de benadeelde

te kort is geschoten in de zorg voor de eigen belangen. Allerlei vormen van

‘riskant stilzitten’ van benadeelde kan hieronder begrepen worden, bijvoorbeeld

geen of niet tijdig gebruik maken van de mogelijkheid om bedenkingen tegen de

voorgenomen maatregel bekend te maken.

Schade die “anderszins” verzekerd is (bijvoorbeeld door aankoop, onteigening of

op grond van een wettelijke schadevergoedingsregeling zoals artikel 49 WRO)

komt evenmin voor vergoeding op grond van nadeelcompensatie in aanmerking.

Onderlinge plaats en rangorde van beide schadevergoedingsstelsels

Artikel 49 WRO betreft een wettelijk geregeld recht op schadevergoeding. Het

stelsel van nadeelcompensatie heeft daarentegen een buitenwettelijk karakter

en is daardoor naar zijn aard slechts aanvullend van toepassing ten opzichte van

wettelijke schadevergoedingsstelsels. Daar waar artikel 49 WRO van toepassing is

wijkt dus het stelsel van nadeelcompensatie.

Voor zover het gestelde nadeel zijn oorsprong vindt in de planologische wijziging

van de situatie is artikel 49 WRO exclusief van toepassing. Ten aanzien van

aangelegenheden ten aanzien van de herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein

die rechtstreeks het gevolg zijn van de planologische ingreep/ingrepen is te

denken aan:

??de nadelige gevolgen van de bouwactiviteiten, zoals een tijdelijk verslechterd

winkelklimaat als gevolg van bijvoorbeeld geluid- en stofhinder. Het betreft

tijdelijke schade in de vorm van inkomensschade.

??de ruimtelijke gevolgen van de nieuw ontstane definitieve situatie. Het betreft

structurele schade in de vorm van inkomens- en/of vermogensschade.

Voorzover het gestelde nadeel zijn oorsprong vindt in (noodzakelijke

aanvullende) maatregelen die hun grondslag niet vinden in het planologisch

kader maar daarbuiten, kan het stelsel van nadeelcompensatie van toepassing

zijn. In het kader van de herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein kan hierbij

gedacht worden aan:

??verkeersmaatregelen die de verkeerscirculatie wijzigen, zodanig dat de

bereikbaarheid van winkelpanden/horecagelegenheden/tijdelijk (ernstig)

wordt beperkt;

??werkzaamheden zonder een directe relatie met bouwactiviteiten zoals

(her)bestrating en aanpassing van nutsvoorzieningstelsels;

In deze gevallen betreft het tijdelijke inkomensschade.

Een verzoek om toepassing van nadeelcompensatie (op grond van het beginsel

van de gelijkheid voor de openbare lasten) vergt een andere beoordeling dan een

verzoek om planschadevergoeding.

Bij toepassing van nadeelcompensatie geldt als uitgangspunt dat er géén sprake is

van schadevergoeding tenzij. Zo moet het treffen van verkeersmaatregelen als een

normale maatschappelijke ontwikkeling worden beschouwd, waarmee een ieder

kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor

rekening van betrokkenen behoren te blijven. Dat neemt echter niet weg dat zich

feiten en/of omstandigheden kunnen voordoen waardoor een individueel belang

ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat het

uit die maatregel voortvloeiende nadeel redelijkerwijs niet ten laste van

betrokkene dient te blijven. Dat er aanleiding bestaat om af te wijken van het

uitgangspunt dient in beginsel door benadeelde aannemelijk te worden gemaakt.

Daarbij dient de benadeelde niet alleen aannemelijk te maken dat hij schade lijdt

of zal lijden als gevolg van deze maatregel, maar ook dat hij “onevenredige,

buiten haar normaal maatschappelijk risico vallende en redelijkerwijs niet ten

laste van hem komende schade heeft geleden als gevolg van het genomen

verkeersbesluit”. Toekenning van nadeelcompensatie is, anders dan toekenning

van planschade, eerder uitzondering dan regel.

Bij toepassing van artikel 49 WRO geldt als uitgangspunt dat er sprake is van

schadevergoeding tenzij. In beginsel is de wijziging van een planologische

maatregel een normale maatschappelijke ontwikkeling. Dat betekent echter niet

dat de nadelige gevolgen van planologische maatregelen in beginsel voor

rekening van betrokkenen behoren te blijven. De wetgever heeft met artikel 49

WRO de schade die een belanghebbende lijdt als gevolg van een planologische

wijziging die hem in een nadeliger positie brengt, in beginsel niet voor diens

rekening willen laten.

Voor- en nadelen van het vaststellen van een nadeelcompensatieregeling casu quo

-verordening

Aan de vaststelling van een nadeelcompensatie- en planschaderegeling ten

behoeve van de herontwikkeling “Pieter Vreedeplein” zijn zowel voor- als nadelen

verbonden.

Nadelen

??het aantal belanghebbenden dat van de regeling gebruik zal kunnen maken is

niet erg groot omdat de regeling slechts betrekking heeft op één project/

gebied;

??extra bestuurlijke lasten, omdat het in nadeelcompensatiekwesties, anders dan

in planschadevergoedingskwesties, niet zonder meer nodig is een

adviescommissie in te schakelen;

??met het instellen van een verordening trekt de gemeente de bewijslast naar

zich toe (bijvoorbeeld in het geval van schade door een verkeersmaatregel).

Ook indien er geen nadeelcompensatieverordening is kan men een verzoek om

toekenning van schade indienen. In dat geval ligt de bewijslast bij de

verzoeker;

??het vaststellen van een dergelijke regeling kan precedenten scheppen voor

andere (bouw)ontwikkelingen in de stad.

Voordelen

??door het vaststellen van een dergelijke regeling wordt een met voldoende

waarborgen omklede regeling in het leven geroepen op grond waarvan

benadeelden op voorhand voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze

en volgens welke normen schadevergoeding in verband met de uitvoering van

dit project zal worden toegekend;

??vaststelling van een dergelijke regeling leidt tot een adequate gecombineerde

afwikkeling van schadeclaims, zowel wat betrokken bestuursorgaan als wat de

bevoegde rechter betreft;

??onder de werking van de verordening kunnen naast de gevolgen van

publiekrechtelijke besluiten (zoals verkeersbesluiten) ook aanvullende

rechtmatige feitelijke handelingen worden gebracht, hetgeen de noodzaak tot

het voeren van civielrechtelijke procedures dienaangaande voorkomt;

??door de vaststelling van deze regeling wordt de inzichtelijkheid van de voor

de burger openstaande rechtsgangen vergroot;

??in een verordening kunnen beperkende formeel-juridische elementen worden

opgenomen zoals een “horizonbepaling” (bijvoorbeeld het opwerpen van een

drempel of korting);

??in een verordening kunnen procedurevoorschriften en –termijnen worden

opgenomen, die meer armslag bieden dan de anders van toepassing zijnde

Algemene wet bestuursrecht.

Afweging voor- en nadelen

De voor- en nadelen tegen elkaar afwegende kan tot de conclusie worden

gekomen dat het in dit geval zinvol is om een nadeelcompensatieregeling vast te

stellen in de vorm van een verordening waarin nadeelcompensatie en planschade

gecombineerd worden in één verordening.

Het nadeel van verwachte extra bestuurlijke lasten kan worden beperkt door in de

verordening ook voor nadeelcompensatiekwesties een adviescommissie in het

leven te roepen. Het nadeel van de ongewenste precedentwerking kan worden

ondervangen door de bijzondere kenmerken van dit project in dit voorstel aan te

geven. Met dit project wordt onder meer beoogd de functionele structuur van het

kernwinkelgebied te versterken. Verder wordt met dit project beoogd een

aantrekkelijke route van de Spoorlaan/Stationszone naar de Heuvelstraat te

concretiseren. Kenmerkend voor het project is voorts de lange bouwtijd (circa 4

jaar) en als gevolg daarvan een langdurige periode waarbinnen voor

belangenhebbenden schade kan optreden. Genoemde specifieke kenmerken van

dit project alsmede het feit dat reeds op voorhand te voorzien is dat er door een

aantal met name ondernemers wellicht toch schade geleden zal worden, pleit

ervoor om een dergelijke nadeelcompensatieregeling vast te stellen.

De schadeafwikkeling wordt middels het vaststellen van een dergelijke

verordening gestroomlijnd en gekanaliseerd hetgeen duidelijkheid geeft richting

de belanghebbenden. Die duidelijkheid kan ook zeker bijdragen aan een spoedige

herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein en alle daarmee samenhangende (nog

te nemen) noodzakelijke besluiten en maatregelen.

Inhoud “Verordening Nadeelcompensatie- en planschadevergoeding Pieter

Vreedeplein Tilburg 2004”

Voor de inhoud van de verordening wordt allereerst verwezen naar de bij dit

voorstel gevoegde (bijlage 1) en van dit voorstel deel uitmakende concept

“Verordening Nadeelcompensatie- en Planschadevergoeding Pieter Vreedeplein

Tilburg 2004”. In hoofdstuk I van de verordening treft u algemene bepalingen

aan, in hoofdstuk II de procedurebepalingen en in hoofdstuk III de

slotbepalingen. Verder voorziet de verordening in een algemene en een

artikelsgewijze toelichting.

Op enkele specifieke elementen uit de verordening wordt hieronder nader

ingegaan.

Voorschotregeling

Tussen het tijdstip van indienen van het schadeverzoek en het eventueel uitkeren

van de toegekende schadevergoeding (incl. wettelijke rente) zit over het algemeen

een behoorlijk lange periode (circa 8-12 maanden). Om te voorkomen dat iemand

zodanig in de (financiële) problemen komt dat hij als gevolg van de

herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein vóór afhandeling van het schadeverzoek

genoodzaakt is zijn zaak te sluiten, wordt in de nadeelcompensatie-/

planschadeverordening een voorschotregeling opgenomen.

Deze regeling wordt met de nodige waarborgen omkleed. Zo dient in het verzoek

om toekenning van een voorschot het urgentievereiste (met cijfers) onderbouwd

te worden. Het urgentievereiste houdt in dat voldoende aannemelijk dient te zijn

dat verzoeker de uiteindelijke beslissing omtrent toekenning van

schadevergoeding niet kan afwachten. Voor grote ondernemingen (bijvoorbeeld

in dit geval V&D) kan worden aangenomen dat deze niet spoedig aanspraak

kunnen maken op bevoorschotting. Doorgaans zal een zodanige onderneming niet

aannemelijk kunnen maken dat zijn financiële situatie zodanig is dat hij de

definitieve beslissing op diens verzoek niet kan afwachten.

Verder dient de verzoeker om toekenning van een voorschot schriftelijk de

verplichting aan te gaan dat het toegekende voorschot geheel dan wel gedeeltelijk

wordt terugbetaald indien blijkt dat het voorschot ten onrechte is of wordt

uitbetaald.

Normaal ondernemersrisico

In de Verordening Nadeelcompensatie en Planschadevergoeding Pieter

Vreedeplein Tilburg 2004 zelf worden op voorhand, gelet op de jurisprudentie

hieromtrent geen kortingen, respectievelijk drempels vastgelegd. Wel zal in

navolging van hetgeen door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van

State is geaccepteerd in het kader van een vaste gemeentelijke gedragslijn in de

gemeente Den Haag (het betrof hier een nadeelcompensatieverordening voor een

soortgelijk stadsproject, genaamd Souterrain Grote Markt/Kalverstraat) bij de

uitvoering van de Verordening Nadeelcompensatie en Planschadevergoeding

Pieter Vreedeplein Tilburg 2004 als beleid worden gehanteerd dat de grens van

het normaal ondernemersrisico wordt gesteld op het nadeel dat wordt geleden

als gevolg van een omzetdaling van 15% gerelateerd aan een aantal

referentiejaren. Er bestaat pas aanleiding voor toekenning van nadeelcompensatie

als het nadeel deze drempel overstijgt. Als referentieperiode wordt gehanteerd

een periode van 3 jaar voorafgaand aan de werkzaamheden. Van een verrekening

van het normaal ondernemersrisico wordt afgezien, in het geval een ondernemer

langer dan twee jaar met de werkzaamheden is geconfronteerd.

Uitvoering schadeverzoeken in één hand

Binnen de gemeente Tilburg is het gebruikelijk dat de uitvoering van

planschadeverzoeken in handen gesteld wordt van de afdeling Ruimtelijke

Ordening en de uitvoering van nadeelcompensatieverzoeken als gevolg van

verkeersbesluiten in handen van Openbare Werken Tilburg (OWT).

Omdat het niet wenselijk is een scheiding aan te brengen in de uitvoering van de

schadeverzoeken die op grond van de door de raad vast te stellen “Verordening

Nadeelcompensatie en Planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004”

worden ingediend wordt er voor gekozen om de uitvoering van deze verordening

in handen te stellen van de afdeling Ruimtelijke Ordening. Indien het

schadeverzoeken aangaande verkeersbesluiten betreft zal dit vanzelfsprekend

dienen te gebeuren in nauw overleg met OWT.

Tijdelijke referendumwet

Op grond van de Tijdelijke Referendumwet (Trw) zijn alle besluiten tot

vaststelling, wijziging of intrekking van een algemeen verbindend voorschrift

referendabel. Deze nadeelcompensatie- en planschadeverordening is ook een

algemeen verbindend voorschrift en valt dus onder de werking van de Tijdelijke

Referendumwet. Dat betekent dat de verordening ingevolge artikel 22 lid 2 van de

Tijdelijke Referendumwet in beginsel niet eerder in werking kan treden dan zes

weken na bekendmaking van de verordening.

Artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet biedt de mogelijkheid om gebruik te

maken van een spoedprocedure indien de inwerkingtreding niet zo lang op zich

kan laten wachten.

De Verordening Nadeelcompensatie en planschadevergoeding Pieter Vreedeplein

Tilburg 2004 is in het leven geroepen om met name voor de ondernemers in het

plangebied een duidelijke regeling te creëren ten aanzien van eventuele schade

die zij mogelijk zullen gaan lijden als gevolg van de herontwikkeling van het

Pieter Vreedeplein. Uitgangspunt was dat de verordening in werking zou treden

op het moment dat de (bouw) werkzaamheden daadwerkelijk zouden starten.

Vanwege de zorgvuldige voorbereiding en de in het kader daarvan noodzakelijke

advisering door derden is die termijn niet gehaald. Voor een beperkt aantal

ondernemers is de periode tussen aanvang van de (bouw)werkzaamheden en de

inwerkingtreding van de verordening wellicht al lang genoeg om hun zaak failliet

te zien gaan. Niet wenselijk is dan ook de ondernemers nu nog eens 2 maanden te

laten wachten voordat de verordening in werking kan treden.

Voorgesteld wordt gebruik te maken van de spoedprocedure uit artikel 25 van de

Tijdelijke Referendumwet en de Verordening Nadeelcompensatie en

planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004 in werking te laten treden

op 23 juli 2004.

De verordening blijft wel referendabel en doorloopt dezelfde route als andere

verordeningen met dit verschil dat hij alvast in werking kan treden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Enige, in de verdere artikelen genoemde begrippen worden hier gedefinieerd.

Artikel 2.

De verordening heeft betrekking op schadeverzoeken van belanghebbenden die

een belang hebben in het plangebied van het Pieter Vreedeplein en welke schade

het gevolg is van besluiten als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke

Ordening en/of besluiten gebaseerd op de Wegenverkeerswet 1994 en het daarop

gebaseerde Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BAWB) en/

of rechtmatige feitelijke handelingen door of in opdracht van de gemeente, voor

zover deze besluiten, respectievelijk feitelijke handelingen strekken tot

herontwikkeling van het Pieter Vreedeplein.

Hierbij kan gedacht worden aan:

-de nadelige gevolgen van bouwactiviteiten, zoals een tijdelijk verslechterd

winkelklimaat als gevolg van bijvoorbeeld geluid- en stofhinder;

-de ruimtelijke gevolgen van de nieuw ontstane definitieve situatie;

maar ook aan:

-verkeersmaatregelen die de verkeerscirculatie wijzigen, zodanig dat de

bereikbaarheid van de winkel-, horeca-, en overige bedrijfspanden in het

plangebied (ernstig) wordt beperkt;

-werkzaamheden zonder een directe relatie met bouwactiviteiten zoals

(her)bestrating en aanpassing van nutsvoorzieningstelsels;

Artikel 3.

Dit artikel verwoordt de materiële maatstaf aan de hand waarvan de raad

verzoeken om schadevergoeding beoordeelt. Voor een uitwerking van de te

hanteren maatstaven wordt verwezen naar het bijbehorende raadsvoorstel.

Deze verordening treedt, voor wat betreft het onderdeel planschade in het

plangebied van het Pieter Vreedeplein, in de plaats van de Procedureverordening

Planschadevergoeding 1997.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de schade kan worden weggenomen

door betaling van een geldsom.

In het derde lid is bepaald wanneer het recht op schadevergoeding ontstaat.

Voorwaarde voor het al dan niet toekennen van schadevergoeding is dat het

desbetreffende schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is.

Artikel 4.

In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om

schadevergoeding.

Eerste lid

De benadeelde dient een verzoek om schadevergoeding zo spoedig mogelijk na

het onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit in te dienen.

Deze bepaling is opgenomen omdat het uit bestuurlijk oogpunt ongewenst moet

worden geacht dat nog verzoeken om schadevergoeding worden ingediend jaren

nadat het nadeel gebleken is. Echter de periode waarbinnen men zich een beeld

zal kunnen vormen van het al dan niet optreden van schade alsmede de omvang

ervan, zal van geval tot geval kunnen verschillen. Seizoensinvloeden kunnen hier

(bijvoorbeeld bij bedrijfsbranches) een rol spelen. Om die reden is er dan ook van

afgezien een bepaalde termijn te noemen waarbinnen het verzoek moet worden

gedaan. Voor het indienen van planschadeclaims op grond van artikel 49 WRO is

thans in de wet ook (nog) niet voorzien in een maximale termijn.

Tweede en derde lid

Van een verzoeker wordt verlangd dat hij alle gegevens -van welke aard dan ookverschaft

die de raad nodig heeft voor het beoordelen van de gegrondheid van de

schadeclaim. Met de administratieve behandeling van de claim wordt het college

van burgemeester en wethouders belast.

In het verzoekschrift dient de hoogte van het naar het oordeel van verzoeker te

vergoeden schadebedrag aangegeven te worden. De financiële vertaling daarvan

zal kunnen geschieden aan de hand van boekhoudkundige gegevens casu quo een

verklaring van een financieel deskundige.

Vierde lid

Het college bevestigt de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk. In

verband met het bepaalde in artikel 4:14 Awb zal verzoeker worden ingelicht over

de met de behandeling van het verzoek ten hoogste gemoeide termijnen.

Vijfde lid

Indien de verzoeker onvoldoende gegevens heeft versterkt om de gegrondheid

van het verzoek te kunnen beoordelen, stelt het college van burgemeester en

wethouders conform artikel 4:5, eerste lid, Awb verzoeker in de gelegenheid om

de ontbrekende gegevens alsnog te verschaffen.

Artikel 5.

Dit artikel maakt een vereenvoudigde behandeling van het verzoek om

schadevergoeding mogelijk indien een verzoek daartoe aanleiding geeft.

Eerste lid

In het eerste lid van artikel 5 is in overeenstemming met artikel 4:5, eerste lid,

Awb bepaald dat een verzoek buiten behandeling wordt gelaten indien de

verzoeker nalatig blijft om de voor de beoordeling van het verzoek benodigde

gegevens te verschaffen.

Tweede/derde lid

Indien een verzoek naar het oordeel van de raad kennelijk ongegrond is, wordt

het zonder behandeling door de adviescommissie afgewezen. Daarvan is

bijvoorbeeld sprake wanneer bij een summier onderzoek duidelijk is dat het

geleden nadeel niet veroorzaakt is een schadeveroorzakend besluit als genoemd

in artikel 1f. Kennelijk ongegrond is verder het verzoek betreffende schade

waarvan de vergoeding anderszins is verzekerd.

De raad dient binnen 12 weken na de ontvangst van de benodigde gegevens zijn

beslissing op het verzoek aan verzoeker schriftelijk kenbaar te maken. Deze

bepaling geldt uitsluitend voor het geval dat beslist wordt zonder raadpleging van

een adviescommissie. Lid 3 maakt het mogelijk de termijn met maximaal 12

weken te verlengen indien een beschikking niet binnen 12 weken kan worden

gegeven.

Artikel 6.

Indien een verzoek niet buiten behandeling wordt gelaten, of wegens kennelijke

ongegrondheid wordt afgewezen, wordt het verzoek toegezonden aan een ter zake

deskundige onafhankelijke adviescommissie. Deze commissie heeft tot taak de

raad te adviseren inzake de op het verzoek te nemen beslissing.

Artikel 7.

Deze nadeelcompensatieverordening voorziet erin dat een adviescommissie wordt

ingesteld wanneer het verzoek niet op voet van artikel 5 vereenvoudigd is

afgedaan. Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam treedt op als

adviescommissie. Hoewel dit niet noodzakelijk is, ligt het wel voor de hand om

voor alle schadeverzoeken op grond van deze verordening, vanuit een oogpunt

van coördinatie en in aanmerking genomen de betrekkelijk geringe omvang van

het relevante plangebied, dezelfde commissie in te schakelen.

Artikel 8.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9.

De commissie zal, teneinde zich een goed oordeel te kunnen vormen over de

aanvraag dienen te beschikken over relevante informatie van de gemeente en de

aanvrager. De gemeente kan zich het recht voorbehouden bepaalde informatie

niet te verstrekken, voor zover dit in overeenstemming is met de Wet

openbaarheid van bestuur.

Het kan noodzakelijk zijn dat de verzoeker om verdere (boekhoudkundige)

gegevens wordt gevraagd. Het beschikbaar stellen van die gegevens zal dan

essentieel zijn voor een goede beoordeling van de aanvraag.

Artikel 10.

Zie de toelichting op artikel 3.

Ad lid 2: De kosten voor het opstellen van een verklaring van een financieel

deskundige die nodig is voor het indienen van een claim komen voor vergoeding

als schade in aanmerking, indien de claim wordt toegekend. Deze kosten zullen

dan in de vorm van een forfaitair bedrag van € 300,- worden vergoed.

Artikel 11.

Een afschrift van het rapport van de commissie wordt toegezonden aan de

aanvrager. Mocht de aanvrager zich niet kunnen verenigen met de conclusie van

het rapport kan hij zijn zienswijzen kenbaar maken aan de gemeenteraad,

alvorens deze een beslissing neemt.

Artikel 12.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13.

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid van bevoorschotting. Deze bepaling is

opgenomen om de geleden schade zonodig te beperken, dan wel aan een

belanghebbende de mogelijkheid te bieden tijdig te starten met bijvoorbeeld een

vervangingsinvestering.

De verzoeker, die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een

vergoeding in geld als bedoeld in artikel 3 en wiens belang vordert dat aan hem

een voorschot op deze vergoeding wordt toegekend, kan het college verzoeken

hem een voorschot te verlenen. Over dat verzoek wordt de reeds ingeschakelde

adviescommissie gehoord.

Burgemeester en wethouders nemen bij de beoordeling van verzoeken om

bevoorschotting als uitgangspunt dat een zodanig verzoek slechts kan worden

gehonoreerd indien verzoeker naar redelijke verwachting in aanmerking komt

voor een vergoeding in geld. Bovendien dient voldoende aannemelijk te zijn dat

verzoeker de uiteindelijke beslissing omtrent toekenning van schadevergoeding

niet kan afwachten (het zogenoemde urgentievereiste). Verder zal in de belangenafweging

moeten worden betrokken de vraag naar het risico van onmogelijkheid

van terugbetaling in het geval uiteindelijk zou komen vast te staan dat geen of

minder recht op schadevergoeding bestaat (het zogenoemde restitutierisico).

Daarbij dient rekening gehouden te worden met de bereidheid van de verzoeker

om zekerheid te stellen voor terugbetaling.

In het tweede lid wordt bepaald dat indien het college beslist tot toekenning van

een voorschot daarmee geen aansprakelijkheid wordt erkend. De gemeenteraad is

dus bij het nemen van een besluit op het verzoek om schadevergoeding niet

gebonden aan de beslissing over de bevoorschotting van het college van

burgemeester en wethouders.

Het voorschot kan volgens het derde lid van deze regeling uitsluitend worden

verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en

onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is

uitbetaald. Het college kan daarvoor zekerheidsstelling, bijvoorbeeld in de vorm

van een bankgarantie verlangen. Daarbij moet betrokken worden de vraag naar

het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling van het voorschot.

Een beslissing omtrent bevoorschotting kan, anders dan de beslissing omtrent

schadevergoeding als bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden genomen vóórdat

het schadeveroorzakende besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Dat

betekent overigens niet dat een beslissing omtrent bevoorschotting een beslissing

behelst omtrent vergoeding van zogenoemde schaduwschade: dat wil zeggen

schade die niet zozeer het gevolg is van het door verzoeker als schadeoorzaak

gesteld besluit, maar schade die benadeelde lijdt als gevolg van de omstandigheid

dat het eventueel rechtskracht krijgen van zodanig besluit zijn schaduw soms

vooruit werpt. In het kader van de beoordeling van een verzoek om

bevoorschotting is niet relevant, of verzoeker reeds schaduwschade lijdt.

Artikel 14.

Dit artikel geeft aan wanneer de verordening in werking treedt.

Op grond van de Tijdelijke Referendumwet (Trw) zijn alle besluiten tot

vaststelling, wijziging of intrekking van een algemeen verbindend voorschrift

referendabel. Deze nadeelcompensatie- en planschadeverordening is ook een

algemeen verbindend voorschrift en valt dus onder de werking van de Tijdelijke

Referendumwet. Dat betekent dat de verordening ingevolge artikel 22 lid 2 van de

Tijdelijke Referendumwet in beginsel niet eerder in werking kan treden dan zes

weken na bekendmaking van de verordening.

Artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet biedt de mogelijkheid om gebruik te

maken van een spoedprocedure indien de inwerkingtreding niet zo lang op zich

kan laten wachten.

De Verordening Nadeelcompensatie en planschadevergoeding Pieter Vreedeplein

Tilburg 2004 is in het leven geroepen om met name voor de ondernemers in het

plangebied een duidelijke regeling te creëren ten aanzien van eventuele schade

die zij mogelijk zullen gaan lijden als gevolg van de herontwikkeling van het

Pieter Vreedeplein. Uitgangspunt was dat de verordening in werking zou treden

op het moment dat de (bouw) werkzaamheden daadwerkelijk zouden starten.

Vanwege de zorgvuldige voorbereiding en de in het kader daarvan noodzakelijke

advisering door derden is die termijn niet gehaald. Voor een beperkt aantal

ondernemers is de periode tussen aanvang van de (bouw)werkzaamheden en de

inwerkingtreding van de verordening wellicht al lang genoeg om hun zaak failliet

te zien gaan. Niet wenselijk is dan ook de ondernemers nu nog eens 2 maanden te

laten wachten voordat de verordening in werking kan treden.

Voorgesteld wordt gebruik te maken van de spoedprocedure uit artikel 25 van de

Tijdelijke Referendumwet en de Verordening Nadeelcompensatie en

planschadevergoeding Pieter Vreedeplein Tilburg 2004 in werking te laten treden

op 23 juli 2004.

Artikel 15.

Dit artikel spreekt voor zich.

Bezwaar- en beroepsmogelijkheden

Op de besluiten van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 5 (tot afwijzing van de

aanvraag zonder verdere procedure) en artikel 12 (tot het al dan niet toekennen

van schadevergoeding, inclusief de hoogte van een financiële vergoeding) zijn de

bezwaar- en beroepsmogelijkheden van toepassing als bedoeld in de Algemene

wet bestuursrecht, zoals deze met ingang van 1 januari 1994 van kracht is

Dit betekent dat eerst bezwaar kan worden ingediend bij de gemeenteraad en

eventueel daarna beroep bij respectievelijk de rechtbank en de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het verlenen van een voorschot als bedoeld in artikel 13 kan worden opgevat als

een voorbereidingsbesluit zodat daar geen bezwaar en beroep tegen open staat.

aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 juli 2004

de griffier,

de voorzitter,