Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening jeugdhulp 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening jeugdhulp Tilburg 2016

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

  • -

    Gemeentewet, art. 149

  • -

    Jeugdwet

Gezien het advies van de commissie Sociale Stijging;

Overwegende dat:

  • -

    In de lijn van de transformatie in het Sociaal Domein is de nadruk gelegd zeker de uitvoering van de wetten Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdwet dichter bij elkaar te brengen, zo ook in de technische zin van uitwerking en behandeling van de onderwerpen.

  • -

    Bij de toegang jeugdhulp via justitieel kader er geen beschikking meer wordt verstrekt door het college. Deze afspraak komt tevens overeen met de werkwijze in de regio.

  • -

    De regels voor het pgb zijn verder aangescherpt op de toekenning of weigering van het pgb en de kwaliteitseisen voor de te leveren zorg.

  • -

    Toegevoegd zijn de hardheidsclausule en de voorwaarden voor jeugdhulp.

Besluit

  • A.

    In te trekken de verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2015 , zoals vastgesteld op 3 november 2014.

  • B.

    Vast te stellen de nieuwe verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2016.

Verordening jeugdhulp Tilburg 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen

  • b.

    familiegroepsplan of wel het integraal plan van aanpak: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren

  • c.

    gesprek: hierin worden alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag onderzocht

  • d.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • e.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • f.

    jeugdige: persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

  • g.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • h.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • i.

    toegang, toegangsteams; op wijkniveau georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt;

  • j.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening

  • 1. De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor:

    • a.

      jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Tilburg hebben en hun ouders;

    • b.

      jeugdige vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet en die hun woonplaats hebben in de gemeente Tilburg, en hun ouders, met inachtneming van artikel 1.2 vierde lid Besluit;

    • c.

      jeugdige vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland maar verblijven in de gemeente Tilburg met inachtneming van artikel 1.2 tweede en derde Besluit.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn de voorzieningen als geregeld in artikel 3.1 toegankelijk voor jeugdigen die niet woonachtig zijn in de gemeente Tilburg maar staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling in de gemeente Tilburg en hun ouders.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

De volgende overige, algemeen toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar;

  • a.

    advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijk toegang tot individuele voorzieningen

  • b.

    enkelvoudige, ambulante opgroei- en opvoedondersteuning anders dan specialistische ondersteuning

  • c.

    advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling

Artikel 2.2 individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar;

  • a.

    zonder verblijf;

    • 1.

      Persoonlijke verzorging

    • 2.

      Begeleiding

    • 3.

      Specialistische ambulante jeugdhulp (incl. eerste en tweedelijns psychologische hulp / specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

    • 4.

      Onderzoek en diagnostiek

  • b.

    met verblijf;

    • 1.

      pleegzorg

    • 2.

      gezinsgericht

    • 3.

      residentieel (specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg);

    • 4.

      gedwongen verblijf

    • 5.

      bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen

    • 6.

      landelijke gespecialiseerde voorzieningen

Artikel 2.3 Vaststellen beschikbare individuele voorzieningen

Het college stelt bij nadere regels de beschikbare individuele voorzieningen vast.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk middels een meldingsbevestiging.

  • 3. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening zonder toestemming van het college.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.3 juncto artikel 6.1.8 van de wet. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.5.

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.5.

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 4.5.

Hoofdstuk 4 Procedure

Artikel 4.1 Vooronderzoek

  • 1. het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk (maar binnen een termijn van 2 weken) met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college (toegangsprofessional) de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4.2 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.

  • 2. Als er sprake is van een individuele voorziening met verblijf, informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze wordt geïnd, conform artikel 8.2.1 van de wet.

  • 3. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan / integraal Plan van als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 4.3 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 3.5.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben medegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 4.4 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 4.5 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte is van het pgb en hoe hiertoe gekomen is;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd (zie artikel 4.1).

Artikel 4.6 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

  • 3. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.

  • 4. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      voor diensten genoemd in artikel 2.2 lid a 1 en 2 zijnde persoonlijke verzorging en begeleiding;

    • b.

      de dienstverlener voldoet aan de wettelijke kwaliteitscriteria indien en zover die van toepassing zijn op de te verlenen zorg of ondersteuning;

    • c.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 5. De jeugdige of zijn ouders gemotiveerd aan kunnen tonen dat een individuele voorziening uitgevoerd door een jeugdhulpaanbieder niet passend achten.

  • 6. Gewaarborgd is dat de voorziening die met het pgb betaald wordt, van goede kwaliteit is.

  • 7. De aanvraag voor een pgb omvat in ieder geval:

    • a.

      de te treffen individuele voorziening en het beoogde doel;

    • b.

      de vooringenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten;

    • c.

      de kwalificaties van de uitvoerder, en;

    • d.

      een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde aanbieder (zorg in natura) niet passend is naar oordeel van de aanvrager.

  • 8. Het college kan een pgb weigeren:

    • a.

      indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen die jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb;

    • b.

      als het bieden van een keuze voor het pgb negatieve gevolgen zou hebben voor het voortbestaan van het systeem van de desbetreffende individuele voorzieningen in natura;

  • 9. Tussenpersonen en belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 10. Begeleidings- of administratiekosten mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 11. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Hoofdstuk 5 Bijdragen

Artikel 5.1 (ouder)bijdrage

Voor jeugdhulp met verblijf is een ouderbijdrage verschuldigd. De bijdrage is verschuldigd indien een kind (gedeeltelijk) buiten het gezin wordt verzorgd of opgevoed.

Het college stelt bij nadere regels vast voor welke voorzieningen er een ouderbijdrage zal worden geheven. De inning en de vaststelling van de hoogte van de ouderbijdrage valt onder de verantwoordelijkheid van het CAK (Centraal Administratie Kantoor).

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de

verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele

    voorziening of het pgb, of

  • e.

    de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • 3.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

    • 4.

      Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; de kosten voor bijscholing van het personeel

Artikel 6.3 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college wijst een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan waarop jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 6.4 Klachtregeling

Jeugdhulpaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

Hoofdstuk 7 Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet heb van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de client afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 8.3 Besluit en beleidsregels

Het college stelt een besluit jeugdhulp gemeente Tilburg en beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van de (financiële) verstrekkingen en over de omvang van de (ouder)bijdrage.

Artikel 8.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren. In het Besluit is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.

Artikel 8.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2015 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2015 onder de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2015, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2015 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 8.6 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2016.

Toelichting op de verordening jeugdhulp

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening verstaan een voorziening die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de wet.

  • c.

    Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.

  • f.

    In de verordening gebruiken we de begrippen jeugdige en ouder overeenkomstig de Jeugdwet. Indien mogelijk aangeduid algemeen als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of zijn ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of zijn ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar).

  • h.

    De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik

    inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.

Artikel 2.3 Vaststellen beschikbare individuele voorzieningen

Dit artikel geeft aan dat het college bij nadere regels de beschikbare individuele voorzieningen vaststelt.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in hoofdstuk 3 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.

Eerste lid: het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet.

Vierde lid: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure in de zin van (hoofdstuk 3) deze verordening.

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) zijn die na de verwijzing (stap 1) beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is. Deze bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen (stap 2).

Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, in alle gevallen vast in een beschikking aan de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Een verzoek ten aanzien van een machtiging gesloten jeugdzorg wordt, conform artikel 6.1.8 eerste lid Jeugdwet, door het college van de gemeente waar de jongere woont ingediend. De uitzondering op deze regel wordt verwoord in het tweede lid van dat artikel. Als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel, dan is het de GI die het genoemde verzoek indient en niet het college. In de Memorie van Toelichting bij de Veegwet VWS 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 191, nr. 3) geeft de wetgever eveneens aan dat artikel 2.11 er toe strekt “de kwaliteit van de voorzieningen op grond van de Jeugdwet te waarborgen alsmede de goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit ervan”. Er wordt vervolgens duidelijk aangegeven dat er in “de parlementaire behandeling diverse malen is aangegeven dat het college de mogelijkheid heeft om jeugdhulpaanbieders te mandateren om namens het college te besluiten welke jeugdhulp jeugdigen of ouders nodig hebben.” Door deze voorgenomen wijziging in de Jeugdwet is daarmee artikel 2.11 eerste lid Jeugdwet verduidelijkt; het college heeft, na inwerkingtreding van de Veegwet VWS 2015, de mogelijkheid om de vaststelling van rechten en plichten, als bedoeld in een verleningsbesluit, te mandateren.

Hoofdstuk 4 Procedure

Artikel 4.1 Vooronderzoek

Het eerste lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek.

Tweede lid: bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek kunnen dan ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.

In het derde lid is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien. Dit laatste is bepaald in artikel 6, derde lid.

Artikel 4.2 Gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.

In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet [en de verordening] vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

Het derde lid bevestigt de regeling van het familiegroepsplan, Integraal Plan van aanpak in de Jeugdwet (artikel 2.1, onder g, in samenhang met artikel 1.1). De wet vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.

Artikel 4.3 Verslag

Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. Het college een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om de cliënt in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek wordt ook gebruikt als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen.

Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid).

Artikel 4.4 Aanvraag

De gemeente stelt bij verordening in ieder geval regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.

Artikel 4.5 Inhoud beschikking

Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen (artikel 7) of er overeenkomstig artikel 3, tweede lid, een beschikking afgegeven wordt, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep kunnen indienen. Uitgangspunt van de wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in ‘natura’ krijgen. Indien gewenst door de jeugdige of zijn ouders bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb.

In de beschikking wordt alleen ter informatie opgenomen dat een ouderbijdrage is verschuldigd (vierde lid) (zie ook artikel 4.1).

Artikel 4.6 Regels pgb

Jeugdigen of hun ouders kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.

Het tweede lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Het derde lid berust op artikel 8.1.1, vierde lid, van de wet.

Hoofdstuk 5 bijdragen

Artikel 5.1 (ouder)bijdrage

Het college legt in het besluit jeugdhulp vast in welke situaties (van jeugdhulp buiten de thuissituatie) er sprake is van een ouderbijdrage.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Het eerste lid berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. Ook de overige onderdelen van artikel 8.1.2 en artikel 8.1.3 en 8.1.4 geven handen en voeten aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en zijn opgenomen in deze verordening. De wettekst van de artikelen 8.1.2 tot en met 8.1.4 is veelal beperkt tot de pgb. Waar mogelijk en zinvol, is dit ter uitwerking van de delegatiebepaling in artikel 2.9, onder d, van de wet, in de verordening uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Hiervoor kan ook steun gevonden worden in de tekst van de toelichting op artikel 8.1.2, waarbij is vermeld dat de in het eerste lid geregelde inlichtingenverplichting als uitgangspunt heeft dat van de jeugdige en zijn ouders aan wie een individuele voorziening of een daaraan gekoppeld pgb is verstrekt, verlangd kan worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of het beroep op die individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb terecht is gedaan. Indien het de jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit onverwijld aan het college te melden. Verstrekken zij niet onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan heeft dat gevolgen voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb. Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen.

Het tweede lid is geënt op artikel 8.1.4 van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 van de wet op grond van het bepaalde in artikel 2.9, onder d, van de wet uitgebreid tot de individuele voorziening in natura.

Artikel 6.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

Artikel 6.3 Vertrouwenspersoon

In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.

Artikel 6.4 Klachtregeling

Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van bestuursorganen en personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

Hoofdstuk 7 Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 e.v. van de wet.

Met het derde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Juist omdat het in de jeugdwet om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze hardheidsclausule.

Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden.

Artikel 8.2 Voorwaarden

In dit artikel wordt bepaald dat er aan het verstrekken van voorzieningen voorwaarden verbonden mogen worden.

Artikel 8.3 Besluit en Beleidsregels

In dit artikel wordt bepaald dat er een Besluit jeugdhulp gemeente Tilburg en beleidsregels worden vastgesteld. Deze documenten bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening. Het Besluit omvat ook de omvang van de diverse (financiële) verstrekkingen en de hoogte van de (ouder)bijdrage.

Artikel 8.4 Indexering

Het college is op basis van dit artikel bevoegd eigen bijdragen aan te passen. De bedragen zijn opgenomen in het Besluit jeugdhulp gemeente Tilburg.

Artikel 8.5 Intrekkingen oude verordening en overgangsrecht

De wet zelf bevat overgangsrecht voor cliënten die vanuit onder andere de AWBZ overgaan naar de jeugdwet . In dit artikel is het overgangsrecht op gemeentelijk niveau geregeld. Bestaande rechten lopen door, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden.

In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de cliënt kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de cliënt. Dit ter voorkoming dat de cliënt gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast. De zelfde regeling is voor de bezwaarfase opgenomen in het zesde lid.

Artikel 8.6 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 november 2015

de griffier,

de voorzitter,