Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening maatschappelijke ondersteuning Tilburg juli 2017

Geldend van 01-07-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Tilburg juli 2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning Tilburg juli 2017

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    Gemeentewet, artikel 149

  • -

    Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

    Besluit

    • 1.

      In te trekken de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2017, zoals vastgesteld op 17 oktober 2016 met inbegrip van de nadien doorgevoerde wijzigingen.

    • 2.

      Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg juli 2017 met de volgende wijzigingen:

    • -

      wijziging van artikel 7.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning in:

      Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

      • 1.

        Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

      • a.

        een vast prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

      • b.

        een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      1. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      2. de vast prijs, bedoeld in onderdeel a.

      • 2.

        Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

        • a.

          overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c van de wet, en

        • b.

          rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

      • 3.

        Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

        • a.

          de kosten van de beroepskracht;

        • b.

          redelijke overheadkosten;

        • c.

          kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

        • d.

          reis en opleidingskosten;

        • e.

          indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

        • f.

          overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

      • 4.

        Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

    Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg juli 2017

    Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

    Artikel 1. Begripsbepalingen

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

    • b.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg;

    • d.

      besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg, het door het college op grond van deze verordening vast te stellen Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Tilburg (Besluit MO Tilburg) waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening.;

    • e.

      bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • f.

      cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • g.

      college: College van burgemeester en wethouders;

    • h.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

    • i.

      gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • j.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • k.

      ingezetene: cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Tilburg

    • l.

      mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

    • m.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • n.

      onverwijld: in ieder geval binnen drie werkdagen;

    • o.

      persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

    • p.

      persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

    • q.

      sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliёnt een sociale relatie onderhoudt;

    • r.

      voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

    • s.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

    • t.

      woonvoorziening: roerende zaak dan wel bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning of voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten.

    Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening

    • 1.

      Deze verordening richt zich op personen:

    • a.

      die hun woonplaats hebben in Tilburg, en

    • b.

      die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben of

    • c.

      die, al dan niet woonachtig in Tilburg, als mantelzorger ondersteuning aan een Tilburger bieden.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft opvang en beschermd wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.2. van de wet op ingezetenen van Nederland die in Tilburg ondersteuning zoeken.

    Hoofdstuk 2 Toegang

    Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek

    • 1.

      Een hulpvraag kan door of namens een cliënt schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan.

    • 2.

      Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en informeert de cliënt over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

    • 3.

      In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

    • 4.

      De cliënt of degene die namens hem de melding doet wordt gewezen op de mogelijkheid zich tijdens het onderzoek te laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een cliëntondersteuner.

    • 5.

      Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

    • 6.

      Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

    • 7.

      Het college brengt de cliënt op hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

    Artikel 2.2 Gesprek

    • 1.

      Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoeft aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.1, zevende lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • 3.

      Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

    • 4.

      Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, met de cliënt besluiten af te zien van het gesprek.

    Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek

    • 1.

      Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

    • 2.

      Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

    • 3.

      De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

    • 4.

      Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

    • 5.

      Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

    Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

    • 1.

      Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2 lid 4.

    • 2.

      Een cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

    • 3.

      Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

    Artikel 2.5 Aanvraag persoonsgebonden budget

    In aanvulling op artikel 2.4 omvat een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in elk geval:

    • a.

      De te treffen maatwerkvoorziening en het beoogde doel

    • b.

      De voorgenomen uitvoering daarvan,

    • c.

      De kwalificaties van de uitvoering en

    • d.

      Een motivering waarom hij een persoonsgebonden budget wenst.

    Artikel 2.6 Inhoud beschikking

    • 1.

      In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening geeft het college in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en geeft het college tevens aan hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

    • 2.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

    • 3.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de ingangsdatum en de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

    • 4.

      Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

    Artikel 2.7 Advisering

    • 1.

      Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijk hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip op een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

    • 2.

      Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 2.2 is gevoerd.

    • b.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 2.2 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      Het college dat overigens gewenst vindt.

    • 3.

      Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.

    Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

    Artikel 3.1 Algemene voorziening

    • 1.

      Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van Tilburg of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

    • 2.

      Het college kan nadere regels stellen.

    Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers

    Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Tilburg bestaat.

    Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

    Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening

    • 1.

      Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

    • 2.

      Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

    • 3.

      Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening (zaak), wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

    • 4.

      Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

    Artikel 4.2 Regels voor pgb

    • 1.

      Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

    • 2.

      Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

    • 3.

      Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op de soort voorziening en omvang van de voorziening;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen;

    • c.

      is gebaseerd op de benodigde omvang op grond van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.2. en een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden, en

    • d.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

    • 4.

      De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de hoogte van het tarief en kan hierbij rekening houden met de rechtsvorm van de dienstverlener.

    • 5.

      De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en eventuele wettelijk verplichte verzekering.

    • 6.

      Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

    • 7.

      Tussenpersonen en belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

    Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

    • 1.

      Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg te boven gaat.

    • 2.

      Het college stelt nadere regels.

    Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

    • 1.

      Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene voorziening of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de cliënt kan leiden tot het te bereiken resultaat.

    • 2.

      Het college stelt nadere regels.

    Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden

    • 1.

      Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de cliënt één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke zorg.

    • 2.

      Het college stelt nadere regels.

    Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen

    • 1.

      In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij

    • a.

      feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

    • b.

      beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiele dakloosheid op kunnen heffen.

    • 2.

      In aanvulling op artikel 4.1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze

    • a.

      slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

    • b.

      18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

    • c.

      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorziening.

    • 3.

      In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

    • a.

      hij een psychiatrische stoornis heeft, en

    • b.

      er voor hem sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en

    • c.

      hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen

    • 4.

      Tevens kan in aanvulling op artikel 4.1 een cliënt in aanmerking komen voor ondersteuning met verblijf als:

    • a.

      er behoefte is aan beschermende woonomgeving om verslechtering van de huidige situatie te voorkomen en/of verbetering te bereiken, en

    • b.

      het voor cliënt noodzakelijk is dat er een woonomgeving is waarbij toezicht en begeleiding aanwezig is, of in de nabijheid aanwezig is, en

    • c.

      de behoefte aan een beschermende woonomgeving tijdelijk van aard is of er indien er nog niet kan worden vastgesteld of de behoefte aan toezicht blijvend is.

    • 5.

      Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot beschermd wonen.

    Artikel 4.7 Weigeringsgronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen

    • 1.

      Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

    • a.

      als met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      als de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

    • c.

      als de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      als de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      als het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      als deze niet in overwegende mate op het individu is gericht

    • g.

      indien er sprake is van voorzienbaarheid.

    • 2.

      Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is

    • b.

      als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Tilburg.

    • 3.

      Het college verstrekt geen woonvoorziening:

    • a.

      als de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • c.

      als het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingenbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • d.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.

    Hoofdstuk 5 Bijdragen

    Artikel 5.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

    • 1.

      Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en,

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel in de vorm van een pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. Het college kan afwijkende regels stellen ten opzichte van bepaalde voorzieningen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Tilburg (Besluit MO Tilburg).

    • 2.

      Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald.

    • 3.

      In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4 lid 7 van de wet worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vastgesteld en geind.

    Artikel 5.2 Eigen betaling voor de algemene voorziening Hulp aan Huis

    Cliënten die gebruik maken van de algemene voorziening Hulp aan Huis zijn hiervoor een eigen betaling verschuldigd per ingeleverde cheque (één cheque per uur).

    Er bestaan 2 soorten cheques:

    • -

      Dienstencheques: de ondersteuning wordt verleend door een zorgaanbieder

    • -

      Alfacheques: de ondersteuning wordt verleend door een alfahulp.

    Artikel 5.3 Basistarief voor dienstencheques en alfacheques

    Er zijn verschillende tarieven voor de dienstencheque en de alfacheque.Het basistarief van de dienstencheque is € 15,00 per uur, van de alfacheque € 13,50 per uur. Afhankelijk van het inkomen, gezinssamenstelling en leeftijd kan een cliënt korting krijgen op dit basistarief. De tariefindeling is opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.

    Artikel 5.4 Maximum aantal uren

    De algemene voorziening Hulp aan Huis is gemaximeerd tot 3 uur per week. Indien een cliënt meer dan 3 uur per week aan hulp nodig heeft krijgt hij aanvullend op de algemene voorziening een maatwerkvoorziening.

    Het college stelt nadere regels over de uitvoering van Hulp aan Huis.

    Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

    Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

    • 1.

      Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.

    • 2.

      Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet en/of een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorziening voorziening verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening, het pgb of algemene voorzieining niet of voor een ander doel gebruikt.

    • 3.

      Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    • 4.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening, algemene voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

    • 5.

      Als het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.

    • 6.

      Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.

    Artikel 6.2 Onderzoek kwaliteit geleverde ondersteuning persoonsgebonden budget

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde ondersteuning, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

    Hoofdstuk 7 Kwaliteit en Klachten

    Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

    • 1.

      Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning en

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

    • 2.

      Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen (waaronder persoonsgebonden budgetten), eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

    • 3.

      Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

    Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

    • 5.

      Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • c.

      een vast prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • d.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    • 1.

      een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

    • 2.

      de vast prijs, bedoeld in onderdeel a.

    • 6.

      Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

      • a.

        overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c van de wet, en

      • b.

        rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

    • 7.

      Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

      • a.

        de kosten van de beroepskracht;

      • b.

        redelijke overheadkosten;

      • c.

        kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

      • d.

        reis en opleidingskosten;

      • e.

        indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

      • f.

        overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

    • 8.

      Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

    Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

    • 1.

      Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudende instantie aan.

    • 2.

      Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende instantie.

    • 3.

      De toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

    • 4.

      Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

    Artikel 7.4 Klachtregeling

    • 1.

      Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

    • 2.

      Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

    Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

    • 1.

      Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van voorzieningen.

    • 2.

      Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

    Hoofdstuk 8 Inspraak

    Artikel 8.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

    • 1.

      Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

    • 2.

      Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

    • 3.

      Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

    • 4.

      Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

    Hoofdstuk 9 Privacy

    Artikel 9.1 Privacyprotocol

    1.Op de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening is het Privacyprotocol Toegang Tilburg van toepassing.

    Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

    Artikel 10.1 Hardheidsclausule

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 10.2 Voorwaarden

    Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

    Artikel 10.3 Besluit en Beleidsregels

    Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van de (financiële) verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage.

    Artikel 10.4 Indexering

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen indexeren. In het Besluit is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.

    Artikel 10.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

    • 1.

      De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2017 wordt ingetrokken.

    • 2.

      Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2017, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

    • 3.

      Aanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli 2017 onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2017 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

    • 4.

      Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

    • 5.

      Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2017, geschiedt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2017 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

    • 6.

      Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

    Artikel 10.6 Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2017.

    • 2.

      Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg juli 2017 (Verordening MO Tilburg juli 2017).

    Bijlage 1 Tarieven Hulp aan Huis 2017

    Tariefindeling voor Tilburgers zonder andere maatwerkvoorziening Wmo of andere voorziening waarbij een eigen bijdrage aan het CAK wordt betaald.

    Algemeen:

    Korting per tariefgroep op basistarief Dienstencheque

    Basistarief

    Korting

    Te betalen per uur

    Tariefgroep 1

    € 15,-

    € 13,-

    € 2,-

    Tariefgroep 2

    € 15,-

    € 10,-

    € 5,-

    Tariefgroep 3

    € 15,-

    € 5,-

    € 10,-

    Tariefgroep 4

    € 15,-

    € 0,-

    € 15,-

    Korting per tariefgroep op basistarief

    Alfacheque

    Basistarief

    Korting

    Te betalen per uur

    Tariefgroep 1

    € 13,50

    € 12,50

    € 1,-

    Tariefgroep 2

    € 13,50

    € 10,50

    € 3,-

    Tariefgroep 3

    € 13,50

    € 6,-

    € 7,50

    Tariefgroep 4

    € 13,50

    € 0,-

    € 13,50

    Samenstelling huishouden:

    een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 25.000,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 25.000,- tot € 29.000,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 29.000,- tot € 35.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 35.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Samenstelling huishouden:

    een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, heeft bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 17.000,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 17.000,- tot € 22,000,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 22.000,- tot € 35.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 35.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Samenstelling huishouden:

    gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 30.000,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 30.000,- tot € 35.000,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 35.000,- tot € 40.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 40.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Samenstelling huishouden:

    gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, hebben bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 23.000,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 23.000,- tot € 29.000,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 29.000,- tot € 35.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 35.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Tariefindeling voor Tilburgers met meerdere maatwerkvoorzieningen Wmo of of andere voorziening waarbij een eigen bijdrage aan het CAK wordt betaald.

    Algemeen:

    Korting per tarief op basistarief Dienstencheque

    Basistarief

    Korting

    Te betalen per uur

    Tariefgroep 1

    € 15,-

    € 13,-

    € 2,-

    Tariefgroep 2

    € 15,-

    € 10,-

    € 5,-

    Tariefgroep 3

    € 15,-

    € 5,-

    € 10,-

    Tariefgroep 4

    € 15,-

    € 0,-

    € 15,-

    Korting per tariefgroep op basistarief

    Alfacheque

    Basistarief

    Korting

    Te betalen per uur

    Tariefgroep 1

    € 13,50

    € 12,50

    € 1,-

    Tariefgroep 2

    € 13,50

    € 10,50

    € 3,-

    Tariefgroep 3

    € 13,50

    € 6,-

    € 7,50

    Tariefgroep 4

    € 13,50

    € 0,-

    € 13,50

    Samenstelling huishouden:

    een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 26.500,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 26.500,- tot € 32.500,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 32.500,- tot € 35.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 35.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Samenstelling huishouden:

    een ongehuwd persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, heeft bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 20.000,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 20.000,- tot € 30.000,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 30.000,- tot € 40.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 40.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Samenstelling huishouden: gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 32.500,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 32.500,- tot € 35.500,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 35.500,- tot € 45.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 45.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Samenstelling huishouden: gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW, hebben bereikt

    Dienstencheque

    Alfacheque

    tot € 25.000,-

    Tarief 1

    Tarief 1

    € 25.000,- tot € 30.000,-

    Tarief 2

    Tarief 2

    € 30.000,- tot € 40.000,-

    Tarief 3

    Tarief 3

    ≥ € 40.000,-

    Tarief 4

    Tarief 4

    Toelichting op de verordening

    Artikelsgewijze toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg juli 2017.

    Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen

    In de Wmo en het daarop gebaseerde Besluit is een groot aantal definities opgenomen. Voor de leesbaarheid is een selectie hiervan opgenomen in de begripsbepalingen van de verordening. Niet iedere bepaling behoeft toelichting.

    a.Algemeen gebruikelijke voorziening

    Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt richt zich op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op grond van de Wmo 2007, de volgende criteria een rol spelen:

    • -

      Is de voorziening gewoon te koop?

    • -

      Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?

    • -

      Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen?

    • -

      Is de voorziening voor de persoon als de aanvrager ook algemeen gebruikelijk?

    • e.

      Bijdrage in de kosten

    Bijdrage in de kosten van een algemene of maatwerkvoorziening (m.u.v. cliëntondersteuning). Voorheen werd dit eigen bijdrage of eigen aandeel genoemd. In hoofdstuk 5 wordt dit nader uitgewerkt.

  • g.

    College

  • -

    College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg

  • h.

    Gebruikelijke hulp

  • -

    Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

  • i.

    Gesprek

  • -

    Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang.

  • m.

    Melding

  • -

    Iedereen kan zich melden met een hulpvraag. Door het melden maakt men de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de cliënt zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien de ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid van de wet, in te stellen

  • o.

    Persoonlijk plan

  • -

    In het plan kan de cliënt, al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk, de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst beschrijven.

    Artikel 1.2 Doelgroep

    Deze verordening kent twee doelgroepen. Allereerst cliënten die in aanmerking komen voor

    een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie. Om hiervoor in

    aanmerking te komen dient de cliënt ingezetene te zijn van de gemeente Tilburg. We gaan

    hierbij uit van de inschrijving in de Basis registratie personen (Brp).

    Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen in aanmerking te komenmoet de men in ieder geval ingezetene zijn van Nederland, maar niet persé van de gemeenteTilburg.

    Mantelzorgers kunnen voor vormen van ondersteuning in aanmerking komen, indien degene voor wie zij mantelzorger zijn ingezetene is van de gemeente Tilburg.

    Hoofdstuk 2 Toegang

    Artikel 2.1 Melding en vooronderzoek

    In dit artikel is opgenomen dat een hulpvraag schriftelijk, elektronisch, mondeling oftelefonisch bij het college kan worden gedaan. Dit kan zowel op het gemeentelijk LoketZ als bij één van de partners van de gemeente die gezamenlijk de Tilburgse Toegang vormen. De melding kan door of namens de cliënt worden gedaan, wat betekent dat ook iemand uit de omgeving van de cliënt als vertegenwoordiger kan optreden.

    In lid 2 is opgenomen dat het college het ontvangst van de melding registreert (tijdstip vanmelding) en schriftelijk bevestigt. Tevens wordt de cliënt geïnformeerd over de vervolgprocedure en diens rechten en plichten (zoals het maken van een afspraak voor het

    gesprek, de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en de mogelijkheid gebruik te maken van cliëntondersteuning. De cliënt mag zich tijdens het onderzoek laten bijbijstaan door iemand uit zijn eigen netwerk of een cliëntondersteuner. Het gebruik van een cliëntondersteuner is altijd gratis.

    In lid 3 is opgenomen dat in spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3. van de wet het college na ontvangst van de melding een tijdelijke maatwerkvoorziening treft inafwachting van de uitkomst van het onderzoek. Met onverwijld bedoelen wij binnenmaximaal 3 werkdagen.

    In lid 5 is opgenomen dat het college alle gegevens verzamelt die door het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet, toegankelijk en van belang zijn over de cliënt en zijn situatie. Er wordt zo spoedig mogelijk een afspraak gemaakt voor een gesprek.

    Lid 6 bepaalt dat de cliënt voor het gesprek alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen aan het college moet overhandigen. In ieder geval verstrekt de cliënt een identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

    In lid 7 is opgenomen dat de cliënt de mogelijkheid heeft een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet op stellen. In dit plan kan de cliënt aangeven op welke wijze hij vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Dit draagt bij aan de mate van eigen regie door de cliënt. Indien de cliënt zo'n persoonlijk plan wil indienen dient hij dit uiterlijk 7 dagen na de melding te overhandigen aan het college.

    Artikel 2.2 Gesprek

    In dit artikel is opgenomen dat het college in een gesprek onderzoek doet. Het onderzoek vormt de kern van de procedure. De wet beschrijft in artikel 2.3.2 vierde lid de zaken die tijdens het onderzoek aan bod moeten komen. In dit artikel wordt benadrukt dat een gesprek deel uitmaakt van het onderzoek en dat het past in het stelsel van deze Wmo dat daar de omgeving van de cliënt zoveel mogelijk bij betrokken wordt.

    Het gesprek wordt gevoerd namens het college door professionals. Als het naar oordeel van de Tilburgse Toegang noodzakelijk is om de thuissituatie van de cliënt in beeld te brengen zal het gesprek bij de cliënt thuis plaatsvinden. Ook kan een gesprek op verzoek van de cliënt in de thuissituatie plaatsvinden.

    In lid 2 is opgenomen dat indien de cliënt een persoonlijk plan heeft overhandigd dit wordt betrokken bij het onderzoek.

    In lid 3 is bepaald dat het college de cliënt informeert over de gang van zaken tijdens het gesprek, dienst rechten en plichten, uitleg geeft over de vervolgprocedure en hem vraagt om toestemming te geven voor het verwerken van zijn persoonsgegevens.

    Lid 4 bepaalt dat indien de cliënt genoegzaam bekend is het college met de cliënt kan besluiten af te zien van het onderzoek zoals bedoeld in de wet. De cliënt kan dan middels een aanvraagformulier een aanvraag indienen voor een maatwerkvoorziening.

    Artikel 2.3 Verslag van het onderzoek

    Het college draagt zorg voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en verstrekt dit binnen 10 werkdagen aan de cliënt. De weergave van het onderzoek bevat tevens een verslag van het gesprek. Dit is een beknopte weergave zijn van hetgeen besproken is.

    In lid 3 is opgenomen dat de cliënt het verslag tekent voor gezien of akkoord. Indien hij uitsluitend tekent voor gezien kan hij daarbij tevens aangeven waarom hij niet akkoord is. De cliënt draagt er zorg voor dat het getekende exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

    In lid 5 is opgenomen dat indien de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening hij dit kan aangeven op het door hem ondertekende verslag. Dit verslag dient dan tevens als aanvraag.

    Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

    In de Wmo 2015 zijn de termijnen afwijkend geregeld ten opzichte van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na ontvangst van de melding dient er binnen maximaal zes weken een onderzoek plaats te vinden. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is afgerond tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de melding.

    Na ontvangst van een aanvraag heeft het college twee weken de tijd om een beschikking af te geven.

    Indien er conform artikel 2.2 lid 4 wordt afgezien van een onderzoek kan de cliënt of zijn gemachtigde of (wettelijk) vertegenwoordiger een aanvraag schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

    Lid 3 bepaalt dat ook een ondertekend verslag van het onderzoek kan dienen als aanvraag indien de cliënt op het verslag heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor een maatwerkvoorziening.

    Artikel 2.5 Aanvraag persoonsgebonden budget

    Voor maatwerkvoorzieningen bestaat in beginsel de mogelijkheid om te kiezen tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Indien iemand kiest voor verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget, moet hij hiervoor een motivering kunnen geven, zoals bedoeld in artikel 2.3.6 tweede lid onder b van de wet. Door de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen. Ook moet hij vooraf inzicht geven in hoe de besteding van het persoonsgebonden budget voorziet in de vastgestelde ondersteuningsbehoefte. Mede door aan deze eisen te voldoen maakt de cliënt zich verantwoordelijk voor een passende besteding van het budget.

    Met sub c bedoelen we bij een materiele zaak bijvoorbeeld technische eisen van bijvoorbeeld een traplift of scootermobiel. Bij een dienst gaan we uit van het budgetplan waarin staat opgenomen hoe, door wie en in welke vorm de dienst wordt verleend.

    Artikel 2.6 Inhoud beschikking

    In dit artikel is opgenomen welke elementen worden opgenomen in de beschikking. In de beschikking staat de informatie die voor de cliënt nodig is om zijn rechtspositie te bepalen en te begrijpen.

    Artikel 2.7 Advisering

    Dit artikel bepaalt dat het college bevoegd is degene door of namens wie een melding is gedaan of door of namens wie een aanvraag is ingediend, alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening.

    Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

    Artikel 3.1 Algemene voorziening

    Een algemene voorziening is in de wet gedefinieerd als een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie of op opvang. De beperkte toegangsbeoordeling van de algemene voorziening zal voornamelijk betrekking hebben op de doelgroep van de voorziening.

    Het college kan de regels voor bepaalde algemene voorzieningen nader uitwerken in beleidsregels.

    Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers

    Het college moet zorgdragen voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van haar cliënten. Artikel 2.1.6 van de wet stelt dat het moet gaan om mantelzorgers van cliënten in de gemeente. De woonplaats van de cliënt is bepalend, het kan dus ook mantelzorgers betreffen die in andere gemeenten wonen.

    Het gaat hierbij ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van de wet uitgekomen.

    Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

    Artikel 4.1 Criteria voor maatwerkvoorzieningen

    In dit artikel is het algemene afwegingskader dat in deze Wmo centraal staat nogmaals uiteengezet. De nadruk ligt, nog meer dan onder Wmo 2007, op de eigen kracht en hulp van anderen. De maatwerkvoorziening vormt slechts het sluitstuk van de maatschappelijke ondersteuning.

    In artikel 2.1.3 tweede lid onderdeel a van de wet is bepaald dat de raad bij verordening moet aangeven op basis van welke criteria het college kan vaststellen of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. In dit artikel van de verordening zijn de algemene criteria opgenomen, in de volgende artikelen uit dit hoofdstuk zijn meer specifieke criteria opgenomen per productgroep. Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen komt het neer op het leveren van maatwerk. Het is daardoor niet mogelijk en wenselijk om in de verordening limitatief te regelen welke maatwerkvoorzieningen zullen worden verstrekt.

    In lid 2 is bepaald dat het college kan volstaan met de goedkoopst compenserende voorziening. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel compenserend als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip compenserend bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan wordt, moge duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een compenserende voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voorziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen.

    Ook bij maatwerkvoorziening in de vorm van dienstverlening is het begrip goedkoopst compenserend van toepassing. Indien bijvoorbeeld de kosten van het te leveren aantal uren begeleiding de vastgestelde tarieven voor Beschermd Wonen (een zwaardere ondersteuningsvorm) overstijgt kan het persoonsgebonden budget voor begeleiding worden gemaximeerd tot het niveau van de kostprijs van Beschermd Wonen.

    Artikel 4.2 Regels voor pgb

    In dit artikel is opgenomen dat het college een persoonsgebonden budget verstrekt in overeenstemming met de wet. Een pgb wordt alleen verstrekt als de cliënt dit wenst en hier gemotiveerd om vraagt. Door deze motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen.

    In lid 2 is opgenomen dat het in beginsel niet mogelijk is om kosten achteraf te declareren.

    Lid 3 bepaalt de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. Het tarief van het pgb is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden en is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal de hoogte van de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd zal worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

    Het college kan verschillende tarieven hanteren voor verschillende vorm van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Er kan rekening worden gehouden met de rechtsvorm van de dienstverleners.

    Tevens wordt in nadere regels verder uitgewerkt onder welke voorwaarden een cliënt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Uitgangspunt is hierbij dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt.

    Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

    Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijk geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de cliënt. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.

    Het college stelt hier nadere regels over op.

    Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

    In dit artikel is bepaald dat bij vervoersvoorzieningen een aanwezige en bruikbare algemene voorziening (zoals een rolstoel of scootermobielpoule) een oplossing kan bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de cliënt uitgangspunt zijn voor de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen maatwerkvoorzieningen voorkomen.

    De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen de 1500 en 2000 kilometer per jaar.

    Het college stelt hier nadere regels over op.

    Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden

    Dit artikel gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven de 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dan, wanneer één van de huisgenoten uitvalt, via herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig (bijvoorbeeld militairen op uitzending) zijn er aanleiding kunnen bestaan voor het verstrekken van een voorziening.

    Uiteraard bestaat er een noodzaak tot verstrekken van een voorziening als de huisgenoot zelf ook niet in staat is de bedoelde werkzaamheden te verrichten. Niet gewend zijn deze werkzaamheden te verrichten is geen reden tot het verstrekken van een voorziening. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan hiertoe aanleiding zijn. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld worden.

    Het college stelt hier nadere regels over op.

    Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen

    In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen opvang of beschermd wonen.

    Indien blijkt dat beschermd wonen voor een cliënt noodzakelijk is wordt er ook altijd beoordeeld wat voor deze cliënt de meest passende plek is.

    In lid 4 is de doelgroep opgenomen van volwassenen waarbij behoefte is aan een beschermde woonomgeving om verslechtering van de huidige situatie te voorkomen en/of verbetering te bereiken. De gemeente heeft een verplichting tot het verstrekken van een tijdelijke beschermde woonomgeving indien dit noodzakelijk is. Uitgangspunt hierbij is dat een cliënt pas in aanmerking komt voor een beschermde woonomgeving indien begeleiding in de vorm van ambulante begeleiding en dagbesteding onvoldoende is.

    Artikel 4.7 Weigeringsgronden en voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen

    In lid 1 sub a wordt bepaald dat voor zover er met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat, er geen maatwerkvoorziening wordt toegekend.

    Lid 1 sub b is een herhaling van het algemene toetsingskader zoals deze in de wet centraal staat. Indien men op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen bestaat er geen noodzaak voor een maatwerkvoorziening.

    Ook lid 1 sub c is een herhaling van het algemene toetsingskader van de wet. Een algemene voorziening gaat voor op een maatwerkvoorziening. Kan men gebruik maken van een algemene voorziening dan bestaat er geen noodzaak tot verstrekking van een maatwerkvoorziening.

    Lid 1 sub d gaat over algemeen gebruikelijke voorzieningen. Bij de begripsbepalingen is een nadere uitleg opgenomen over het begrip algemeen gebruikelijk voorziening. Indien een voorziening voor een persoon als de aanvrager als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd bestaat er geen noodzaak tot verstrekking van een maatwerkvoorziening.

    In lid 1 sub f is opgenomen dat geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht. De maatwerkvoorziening is immers gericht op de individuele cliënt. Het past niet om generieke voorzieningen te treffen, daar zijn algemene voorzieningen meer geschikte instrumenten voor.

    In lid 1 sub g is opgenomen dat er geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt indien de noodzaak voor deze voorziening door de cliënt redelijkerwijs te voorzien was en de cliënt in redelijkheid te vergen mogelijkheden heeft/had om zelf voor een passende oplossing te zorgen.

    In lid 2 is opgenomen dat er geen voorziening wordt verstrekt indien deze niet langdurig noodzakelijk is. Er worden alleen voorzieningen verstrekt als die voor langere tijd nodig zijn en tevens noodzakelijk zijn om de beperkingen op te heffen of te verminderen.

    Hoofdstuk 5 Bijdragen

    Artikel 5.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

    Artikel 5.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

    Dit artikel geeft uitvoering aan de artikel 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.

    De wet maakt onderscheid tussen bijdragen in de kosten voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten voor maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening.

    In het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen. Het CAK is verantwoordelijk voor de vaststelling en inning van de eigen bijdragen.

    Het college regelt in nadere regelgeving voor welke maatwerkvoorzieningen een eigen bijdrage is verschuldigd en tevens hoe de kostprijs van de voorzieningen wordt bepaald.

    De bijdragen voor algemene voorzieningen mogen kostendekkend zijn.

    Artikel 5.2 Eigen betaling voor de algemene voorziening Hulp aan Huis

    Al enkele jaren kent de gemeente Tilburg een algemene voorziening voor huishoudelijke hulp, genaamd Hulp aan Huis. Bij deze algemene voorziening wordt er per geleverd uur huishoudelijke hulp een cheque ingeleverd. De cliënt heeft de keuze uit een dienstencheque (ondersteuning wordt verleend door een zorgaanbieder) of voor een alfacheque (de ondersteuning wordt geleverd door een alfahulp). De cliënt mag een vrije keuze maken tussen de 2 soorten cheques. De eigen betaling is de cliënt verschuldigd per ingeleverde cheque.

    De algemene voorziening Hulp aan Huis is toegankelijk voor alle inwoners van de gemeente Tilburg die behoren tot de Wmo-doelgroep.

    Artikel 5.3 Basistarief voor dienstencheque of alfacheque

    Er zit een verschil tussen het basistarief van de dienstencheque en de alfacheque. Dit heeft te maken met een verschil in kostprijs. De kostprijs van een uur ondersteuning door een alfahulp is lager dan een uur ondersteuning door een zorgaanbieder. Het basistarief van de alfacheque is hierdoor ook lager.

    Het uitgangspunt is het basistarief van de alfacheque en dienstencheque. Aangezien dit tarief niet voor iedere inwoner betaalbaar is kan er op grond van het inkomen (en eventuele andere eigen bijdragen voor ondersteuning die wordt betaald aan het CAK), gezinssamenstelling en leeftijd korting worden gegeven op dit basistarief. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen met de exacte tarieven en bijbehorende inkomenscategorieën.

    Artikel 5.4

    De algemene voorziening Hulp aan Huis is gemaximeerd tot 3 uur per week. Deze 3 uur is in de meeste gevallen toereikend voor het schoonhouden van de woning. Indien deze 3 uur niet voldoende zijn kan er aanvullend een maatwerkvoorziening worden verstrekt.

    Het aantal van 3 uren per week is gebaseerd op de gemiddelde gebruikscijfers (2,6 uur per week, afgerond naar boven) van huishoudelijke hulp vanaf de invoering van de Wmo in 2007 tot aan de invoering van de algemene voorziening in 2013. In de jaren 2013 en 2014 mochten cliënten zelf bepalen hoeveel uren zijn wilden afnemen. Ook na deze periode waarin cliënten zelf het aantal uren mochten bepalen was er géén toename van het aantal afgenomen uren.

    Het college stelt nadere regels over de uitvoering van de voorziening Hulp aan Huis.

    Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

    Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

    In dit artikel zijn regels opgenomen ter bestrijding van het onterecht ontvangen van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget alsmede misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Dit artikel is tevens van toepassing op de algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.

    Artikel 6.2 Onderzoek kwaliteit geleverde ondersteuning persoonsgebonden budget

    Het college onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit van de geleverde ondersteuning de bestedingen van persoonsgebonden budgetten. De controle richt zich met name op doelmatigheid. De controle kan plaatsvinden middels een steekproef.

    Hoofdstuk 7 Kwaliteit en klachten

    Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

    In dit artikel zijn de kwaliteitseisen opgenomen voor aanbieders ten behoeve van een goede kwaliteit van voorzieningen en deskundigheid van beroepskrachten.

    Het college kan tevens nadere regels stellen op het gebied van kwaliteit voor te verstrekken persoonsgebonden budgetten.

    Het college ziet toe op naleving van de eisen door periodieke overleggen, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien nodig het ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

    Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit voorzieningen door derden

    In dit artikel is opgenomen met welke factoren het college rekening houdt bij het vaststellen van tarieven voor door derden te leveren diensten ten behoeven van een goede prijs-kwaliteit verhouding. Dit artikel is per 1 juli 2017 gewijzigd n.a.v. de wijziging het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (aanbesteding op basis van een reële prijs).

    Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

    De aanbieder heeft op grond van de wet een meldingsplicht bij de gemeentelijke toezichthouder. Daarnaast zullen meldingen over incidenten, calamiteiten en geweld ook in het kader van het contractmanagement onderwerp van gesprek zijn.

    Artikel 7.4 Klachtregeling

    Aanbieders van voorzieningen moeten beschikken over een interne klachtregeling. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de klachtenregeling. In de contracten met de aanbieder worden eisen vastgelegd die van belang zijn om de klachtenregeling goed te kunnen laten functioneren.

    Artikel 7.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

    Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening, opvang of beschermd wonen moeten beschikken over een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn.

    Het college ziet toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door het voeren van periodieke overleggen met de aanbieders en door een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

    Hoofdstuk 8 Inspraak

    Artikel 8.1 Betrekken van ingezetenen bij beleid

    Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, van de wet.

    In lid 1 wordt verwezen naar de door gemeente vastgestelde inspraakverordening ter waarborging van eenzelfde inspraakprocedure voor het Wmo-beleid als op andere terreinen.De inspraak geldt voor alle ingezetenen, omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning.

    Hoofdstuk 9 Privacy

    Artikel 9.1 Privacyprotocol

    Het college heeft op 15 december 2015 een Privacyprotocol vastgesteld met betrekking tot de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015) is het vastleggen en verwerken van persoonsgegevens noodzakelijk. Naast de regels die opgenomen in de wetgeving is ook het Privacyprotocol Toegang Tilburg van toepassing.

    Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

    Artikel 10.1 Hardheidsclausule

    Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

    Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze hardheidsclausule.

    Artikel 10.2 Voorwaarden

    In dit artikel wordt bepaald dat er aan het verstrekken van voorzieningen voorwaarden verbonden mogen worden.

    Artikel 10.3 Besluit en Beleidsregels

    In dit artikel wordt bepaald dat er een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels worden vastgesteld. Deze documenten bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening. Het besluit bevat ook de omvang van de diverse (financiële) verstrekkingen en de hoogte van eigen bijdrage in de kosten.

    Artikel 10.4 Indexering

    Het college is op basis van dit artikel bevoegd eigen bijdragen aan te passen. De bedragen zijn opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg.

    Artikel 10.5 Intrekkingen oude verordening en overgangsrecht

    De wet zelf bevat overgangsrecht voor cliënten die vanuit de AWBZ overgaan naar de Wmo (artikelen 8.1 tot en met 8.4). In dit artikel is het overgangsrecht op gemeentelijk niveau geregeld. Bestaande rechten lopen door, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden.

    In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de cliënt kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de cliënt. Dit ter voorkoming dat de cliënt gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast. De zelfde regeling is voor de bezwaarfase opgenomen in het zesde lid.

    Artikel 10.6 Inwerkingtreding en citeertitel

    Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd. De kortere vorm voor dagelijks gebruik is Verordening MO Tilburg juli 2017.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 juli 2017.

    de voorzitter,

    de secretaris,