Regeling vervallen per 01-07-2019

Verordening rechtspositie wethouders gemeente Tilburg 2017

Geldend van 07-07-2017 t/m 30-06-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2017

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders gemeente Tilburg 2017

Verordening rechtspositie wethouders gemeente Tilburg 2017

Raad 2017_502

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gelet op de artikelen 44, 95 lid 1 en 2 en artikel 147 van de Gemeentewet,

  • -

    gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders;

    Besluit:

    • I.

      In te trekken de Verordening rechtspositie wethouders 2014;

    • II.

      Vast te stellen de Verordening rechtspositie wethoudersgemeente Tilburg 2017, luidende als volgt:

    Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

    Artikel 1

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

    • b.

      Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriëleregeling van 20 februari 2004, Staatscourant 41als bedoeld in artikel 22 en 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

    • c.

      gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

    Hoofdstuk II Voorzieningen voor wethouders

    Artikel 2 Zakelijke reis- en verblijfskosten binnen Nederland

    • 1.

      De wethouder heeft recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten ten behoeve van de gemeente gemaakt.

    • 2.

      De vergoeding betreft:

      • a.

        bij gebruik van openbaar vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van alle noodzakelijk gemaakte reiskosten;

      • b.

        bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

      • c.

        een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten.

    Artikel 3 Buitenlandse dienstreis

    • 1.

      De wethouder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft hiervoor toestemming nodig van het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad wordt van het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de hoogte gesteld.

    • 2.

      De wethouder die het voornemen voorlegt aan het college van burgemeester en wethouders, geeft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de omvang en de aard van het gezelschap en de geraamde hoogte van de kosten.

    • 3.

      Als de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

    • 4.

      Het meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is wel toegestaan onder de voorwaarde dat dit wordt vermeld bij de aanvraag.

    • 5.

      Het verlengen van een buitenlandse dienstreis in verband met vakantie is toegestaan onder de voorwaarde dat dit is opgenomen in de aanvraag. De extra verblijfskosten komen volledig voor rekening van de wethouder.

    • 6.

      Van alle buitenlandse reizen wordt een verantwoordingsverslag opgemaakt en gepubliceerd op de gemeentelijke website.

    Artikel 4 Scholing

    De wethouder die wil deelnemen aan niet partij politiek georiënteerde scholing dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

    Artikel 5Computer

    De wethouder aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, tekent hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

    Artikel 6Communicatieapparatuur

    De wethouder aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, tekent hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

    Artikel7Dienstauto

    • 1.

      Wethouders kunnen voor het reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

    • 2.

      De dienstauto kan door de wethouders ook gebruikt worden voor het woon- werkverkeer en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van hun ambt.

    • 3.

      Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

    Artikel 8 Verhuis, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

    • 1.

      Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten, dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a en b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikel 1 en 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

    • 2.

      Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

    • a.

      Reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

    • b.

      Dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

    Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

    • 1.

      Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

    • 2.

      Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk II van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

    Hoofdstuk III De procedure van declaratie

    Artikel 10 Betaling vaste vergoedingen

    De betaling van de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

    Artikel 11 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

    1.De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 2, 3, 6 en 8 kan plaatsvinden door

    rechtstreekse toezending van de door wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

    • 2.

      Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

    • 3.

      De wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 3 maanden in bij de gemeentesecretaris of bij een door de gemeentesecretaris aangewezen ambtenaar.

    Artikel 12 Declaratie van vooruit betaalde kosten

    • 1.

      De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reis kosten met de eigen auto vindt plaats door gebruik te maken van een door het college vastgesteld formulier.

    • 2.

      De wethouder dient het ondertekende declaratieformulier met de originele bewijsstukken binnen 3 maanden ter goedkeuring in bij de gemeentesecretaris of bij een door de gemeentesecretaris aangewezen ambtenaar.

    Artikel 13 Gebruik creditcard

    • 1.

      De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 8 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

    • 2.

      Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen gegeven voor uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

    • 3.

      De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld wordt gewenst.

    • 4.

      Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

    • 5.

      Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 3 maanden ingediend bij de

      gemeentesecretaris of bij een door de gemeentesecretaris aangewezen ambtenaar.

    • 6.

      Bij beëindiging van het ambt levert de wethouder de creditcard direct in.

    • 7.

      Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

    Hoofdstuk IV Citeertitel en inwerkingtreding

    Artikel 14 Intrekking oude regeling

    De Verordening rechtspositie wethouders 2014 wordt ingetrokken.

    Artikel15 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 februari 2017.

    Artikel 16 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders 2017.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 mei 2017.

  • de griffier,

    de voorzitter,

    TOELICHTING

    Wettelijke regelingen

    In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

    De vergoedingen voor wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

    • 1.

      de bezoldiging van wethouders

    • 2.

      de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor wethouders;

    • 3.

      de gevolgen van de vergoeding / bezoldiging bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

    • 4.

      de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

    • 5.

      de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

    • 6.

      de tegemoetkoming in de ziektekosten;

    • 7.

      de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

    • 8.

      de contributie voor beroepsverenigingen.

    Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

    In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

    Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

    Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

    De arbeidsverhoudingen

    Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

    De vergoedingensystematiek

    Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de verordening.

    Controle en verantwoording

    Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

    Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk III van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

    ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

    Artikel 2Zakelijke reis- en verblijfkosten

    Zakelijke reiskosten, indien gemaakt met hetopenbaar vervoer of met een taxi, worden volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto overeenkomstig de daarvoor in de Regeling rechtspositie wethouders vastgestelde vergoeding per afgelegde kilometer.

    Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders).

    Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) bestaat aanspraak op volledige vergoeding. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44, derde lid, van de Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

    De voor wethouders vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

    Artikel 3 Buitenlandse dienstreis

    Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid

    gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel

    geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtlijn alsmede de reisregeling Buitenland.

    Artikel 5 Computer

    De kostensoorten fax/pc vallen onder de bedrijfsvoeringskosten van de gemeente. Dit betekent dat ofwel door de gemeente een pc in bruikleen wordt gegeven voor de duur van de ambtsvervulling dan wel dat de gemeente een bedrag ter beschikking stelt voor de aanschaf van een pc of het gebruik van een pc die de wethouder al heeft. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in artikel 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 44 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. In de verordening van de gemeente Tilburg is vastgelegd dat voor de uitoefening van het ambt van wethouder altijd een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen wordt gegeven.

    Artikel 6Communicatieapparatuur

    Als communicatieapparatuur zal in veel gevallen een mobiele telefoon verstrekt worden. Nadere voorwaarden betreffende de bruikleen worden in de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de wethouder vastgelegd.

    Artikel 8 Verhuis-, dubbele woonlasten, reis- en pensionkosten en verhuiskosten

    Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel a en b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

    Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

    Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit wethouders zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

    De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

    Artikel 9 Werkkostenregeling

    In verband met de Werkkostenregeling moet een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de Belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen, moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

    Artikelen 11t/m 13De procedure van declaratie

    In artikel 11 t/m 13 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven, in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

    Declaratie van vooruitbetaalde kosten

    Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

    • -

      zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

    • -

      reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

    • -

      deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door wethouders;

    • -

      reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

    Rechtstreekse facturering bij de gemeente

    Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

    • -

      zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

    • -

      reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

    • -

      deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door wethouders;

    • -

      reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

    Gebruik creditcard

    Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele

    uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

    • -

      zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

    • -

      reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

    • -

      reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

    Artikel 14t/m 16Citeertitel en inwerkingtreding

    Ter voorkoming van overgangsbepalingen voor gewezen wethouders is gekozen voor intrekking van de oude verordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het van kracht worden van de nieuwe verordening.