Verordening bedrijveninvesteringszone gebruikers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021 - versie 2

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone gebruikers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021 - versie 2 

 raad 2018_764

De raad van de gemeente Tilburg;

- gezien het voorstel van het college;

- gelet op de artikelen 1, eerste en derde lid, 2, eerste lid, 3, eerste lid, en 7, eerste en vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

- gelet op de tussen de gemeente Tilburg en de Stichting BIZ Winkeliers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021 gesloten Uitvoeringsovereenkomst;

Besluit:

vast te stellen de

“Verordening bedrijveninvesteringszone gebruikers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021 - versie 2”

Verordening bedrijveninvesteringszone gebruikers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021 - versie 2

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Deze verordening verstaat onder:

  • a. bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • b. wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • c. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • d. uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en Stichting BIZ Winkeliers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg op 20 november 2018 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

De verordening is van toepassing op het gebied winkelcentrum Westermarkt dat de volgende straten of delen daarvan omvat:

- Westermarkt 4 t/m 140 (even) en 5 t/m 141 (oneven)

- Daniël Josephus Jittastraat 2 t/m 16 (even)

- Jacques Oppenheimstraat 1 t/m 19 (oneven)

- Roelof Kranenburgplein 2, 3 en 5 en 52

- Bernard Loderstraat 37

- Willem Molengraaffstraat 5

zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart.

In de verordening wordt voor de hoogte van de BIZ-bijdrage onderscheid gemaakt tussen de oostzijde en de westzijde van het BIZ-gebied.

Onder de westzijde wordt het volgende deel van het BIZ-gebied verstaan:

Westermarkt 4 t/m 140 (even) en 5 t/m 141 (oneven)

Onder de oostzijde wordt het volgende deel van het BIZ-gebied verstaan:

Bernard Loderstraat 37 (oneven)

Daniël Josephus Jittastraat 2 t/m 16 (even)

Jacques Oppenheimstraat 1 t/m 19 (oneven)

Roelof Kranenburgplein 2, 3 en 5 en 52

Willem Molengraaffstraat 5

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Belastbaar feit en aard van de belasting

1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 4 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 5 Belastingplicht

1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde diegene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerend zaken gebruikt.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

  • a. gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

  • b. het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Vrijstellingen

In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

  • b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

  • e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, worden beheerd;

  • f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, één en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

  • j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • l. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • m. belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

  • n. belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

  • o. belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

Artikel 8 Tarief BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt voor de gebruiker van een belastingobject gelegen in het gebied:

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 12 gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt tussen de 24e en het einde van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later (eveneens tussen de 24e en het einde van de maand).

4. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het derde lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 11 Looptijd van de belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 3 jaar.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de BIZ-bijdrage wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 14 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening Tilburg niet van toepassing.

Artikel 15 Aanwijzing Stichting

De Stichting BIZ Winkeliers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, verplicht moeten worden verricht.

Artikel 16 Subsidieverlening

1. De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.

2. De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 17 Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 18 Subsidievaststelling

1. De stichting is verplicht om uiterlijk 1 mei van het jaar opvolgend op het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.

2. De subsidie wordt vastgesteld uiterlijk 13 weken na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken.

Artikel 19 Melding van relevante wijzigingen

De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

- meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie;

- een wijziging van de statuten;

- verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepaling

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening bedrijveninvesteringszone gebruikers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021-versie 2"

Kaart Bedrijveninvesteringszone Winkelcentrum Westermarkt Tilburg

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2018.

de griffier,

de voorzitter,

Kaart Bedrijveninvesteringszone Winkelcentrum Westermarkt Tilburg

afbeelding binnen de regeling

Memorie van toelichting behorende bij de “Verordening bedrijveninvesteringszone gebruikers Winkelcentrum Westermarkt Tilburg 2019-2021 - versie 2"

Invoering BIZ

Op grond van de Wet Bedrijveninvesteringszone is een gebied aangewezen waar gedurende een termijn van 3 jaar een BIZ-bijdrage wordt geheven.

De BIZ bijdrage wordt jaarlijks geheven via een aanslag. Gebruikers van onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen en zijn gelegen in het aangewezen gebied zijn belastingplichtig.

Voor het gebied Westermarkt Tilburg is de Stichting BIZ Winkeliers Westermarkt opgericht die de activiteiten uitvoert en de BIZ bijdragen door middel van een jaarlijkse subsidie ter beschikking krijgt. Zij gebruiken de middelen ter financiering van de afgesproken activiteiten.

Kosten en opbrengsten

De opbrengst van de BIZ-bijdragen wordt na aftrek van de kosten overgemaakt aan de Stichting BIZ Winkelcentrum Westermarkt Tilburg.

Ondertekening