Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad

Geldend van 27-12-2019 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad

De raad van de gemeente Tilburg;

- gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Besluit

  • 1.

    Vast te stellen de 'Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad' voor Tilburgse culturele instellingen die ondersteuning aanvragen bij tenminste twee overheden.

Daartoe:

  • a.

    In te zetten van een bedrag van € 500.000,- uit het huidige budget van Kunstenaarsinitiatieven ten behoeve van deze Tilburgse culturele instellingen.

  • b.

    De volgende bedragen uit het budget voor basisvoorzieningen cultuur in deze regeling onder te brengen:

  • De jaarlijkse bijdrage aan Het Zuidelijk Toneel van maximaal € 510.000,- per jaar;

  • Maximaal € 600.000,- per jaar uit de jaarlijkse subsidie aan het Textielmuseum/Stichting Mommerskwartier ten behoeve van het Textiellab.

Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie: de adviescommissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen ingediend op grond van deze subsidieregeling;

  • b.

    AGVV: Verordening (EU) 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    lokaal: gericht op activiteiten die vooral plaatselijk worden uitgevoerd;

  • f.

    bovenlokaal: gericht op activiteiten die het lokale, plaatselijke overstijgen;

  • g.

    professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het vervaardigen, produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten;

  • h.

    meerjarige (exploitatie)subsidie: subsidie die per kalenderjaar of in een bepaald aantal kalenderjaren wordt verstrekt voor een periode van maximaal vier jaar.

  • i.

    BrabantStad: provincie Noord-Brabant met daarin in het bijzonder en niet beperkt tot gemeente Breda, gemeente Eindhoven, gemeente Helmond, gemeente ’s Hertogenbosch en gemeente Tilburg.

Artikel 2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen die in Tilburg gevestigd zijn.

Artikel 3 Subsidievorm

  • a.

    Het college verstrekt op grond van deze regeling meerjarige subsidies die een bijdragen leveren aan de exploitatiekosten.

  • b.

    Subsidies als bedoeld in sub a. worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    activiteiten gericht op de volgende functies:

  • 1.

    het verzorgen van theatervoorstellingen

  • 2.

    het ontwikkelen van de discipline textiel

  • b.

    overige activiteiten gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van zijn activiteiten te dekken conform artikel 11 sub a Asv;

  • b.

    subsidieverstrekking niet past binnen het op het betreffende beleidsterrein gevoerde beleid conform het Cultuurplan Tilburg 2021-2024 dan wel conform de adviezen van de externe adviescommissie (zoals benoemd in artikel 13 van deze regeling) die prioriteit aanbrengen in de subsidievragen;

  • c.

    de activiteiten gericht zijn op het restaureren, conserveren, beheren of presenteren van een museale collectie;

  • d.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de AGVV;

  • e.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de AGVV openstaat.

Artikel 6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor exploitatiesubsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de activiteiten worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant en Tilburg, zodat de aanvraag het lokale en bovenlokale doel dient;

  • b.

    de subsidieaanvrager is gevestigd in Tilburg en op het gebied van professionele kunsten een:

  • 1.

    producerende instelling;

  • 2.

    presentatie instelling;

  • 3.

    ontwikkelinstelling;

  • c.

    de activiteiten zijn gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten;

  • d.

    de subsidieaanvrager is een instelling met:

  • 1.

    hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap;

  • 2.

    hoge zakelijke kwaliteit blijkend uit de bedrijfsvoering en haalbaarheid van de activiteiten;

  • 3.

    ten minste een bovenlokale functie;

  • 4.

    een missie en visie op haar rol in de Brabantse culturele infrastructuur;

  • e.

    de subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft:

  • 1.

    Governance Code Cultuur;

  • 2.

    Fair Practice Code;

  • 3.

    Code Culturele Diversiteit;

  • f.

    de activiteiten zijn gericht op publiekswerking of een specifieke doelgroep en monitoring daarvan, blijkend uit een communicatiestrategie;

  • g.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;

  • h.

    de subsidieaanvrager overlegt een activiteitenplan, overeenkomstig het daartoe door het college vastgestelde model/richtlijn, waarin in ieder geval is opgenomen:

  • 1.

    op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

  • 2.

    een sluitende en goed onderbouwde begroting;

  • 2.

    Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 4, onder a, moet in aanvulling op het eerste lid worden voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidieaanvrager voert een beleid dat talentontwikkeling bevordert;

  • b.

    de subsidieaanvrager voert een beleid dat cultuureducatie bevordert;

  • c.

    de subsidieaanvrager heeft een subsidieaanvraag ingediend voor een van de functies genoemd in artikelen 3.9 of 3.45 van de 'Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024' van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, blijkend uit een kopie van de ontvangstbevestiging.

  • 3.

    indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 4, onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie heeft ingediend of gaat indienen bij een andere overheid, blijkend uit de begroting.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking;

  • 2.

    Kosten voor ingehuurde externe deskundigen zijn subsidiabel tot een maximum van € 145 per uur inclusief niet verrekenbare btw.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7 komen in ieder geval de kosten ten behoeve van horecaexploitatie niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 3 december 2019 tot en met 30 januari 2020 via het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 10 Subsidieplafond

Het college van B en W stelt het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, vast op een totaal van € 6.440.000,- in de periode 2021-2024, dat wil zeggen € 1.610.000,- per jaar, waarvan:

  • a.

    € 510.000,- per jaar voor de activiteiten, genoemd in artikel 4, onderdeel a, onder 1;

  • b.

    € 600.000,- per jaar voor de activiteiten, genoemd in artikel 4, onderdeel a, onder 2, en:

  • c.

    € 500.000,- per jaar voor de activiteiten, genoemd in artikel 4, onder b.

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, onder a, betreft de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • 1.

    € 510.000,- per jaar voor de activiteiten, genoemd in artikel 4, onderdeel a, onder 1;

  • 2.

    € 600.000,- per jaar voor de activiteiten, genoemd in artikel 4, onderdeel a, onder 2;

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, onder b, betreft de subsidiabele kosten tot een maximum van totaal € 500.000,-.

Artikel 12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 10, te boven gaan, maakt het college van B enW voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

  • a.

    de mate waarin de activiteiten een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap, te waarderen met maximaal 100 punten;

  • b.

    de mate waarin de activiteiten hoge zakelijke kwaliteit hebben, wat betreft omgevingsbewustzijn en ondernemerschap, te waarderen met maximaal 100 punten;

  • c.

    de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, te waarderen met maximaal 100 punten;

  • d.

    de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, wat betreft spreiding en inhoud in Brabant en bijdrage aan het bovenlokale, regionale of landelijke cultuuraanbod, te waarderen met maximaal 100 punten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerst lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 4.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 5.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 6.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 7.

    De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 8.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 9.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 13 Externe adviescommissie

Het college van B en W legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6 en artikel 12 voor aan de externe adviescommissie.

Artikel 14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft conform de Asv in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieaanvrager past de volgende code toe:

  • 1.

    Governance Code Cultuur;

En beschrijft hoe hij de volgende codes onderschrijft:

  • 2.

    Fair Practice Code;

  • 3.

    Code Culturele Diversiteit;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;

  • c.

    de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de activiteiten;

  • d.

    bij subsidies tot € 125.000,- overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, bestaande uit jaarverslag en de jaarrekening;

  • e.

    bij subsidies van € 125.000,- en hoger is een controleverklaring vereist;

  • f.

    overlegt de subsidieontvanger jaarlijks voor 1 juli een voortgangsverslag over het voorgaand kalenderjaar, met ingang van 2022;

  • g.

    houdt de subsidieontvanger ingevolge artikel 7, eerste lid, van de AGVV een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan het college;

  • h.

    subsidieontvanger verleent medewerking aan een gesprek over de voortgang van de activiteiten.

Artikel 15 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

    jaarverslag (activiteiten);

  • b.

    jaarrekening;

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000,- en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteiten verslag;

  • b.

    een financieel verslag;

  • c.

    controleverklaring, en

  • d.

    de bepalingen over verantwoording zoals opgenomen in de Asv.

Artikel 16 Subsidievaststelling

De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de ingediende inhoudelijke en financiële verantwoording en op basis van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van de toegekende subsidie volgens de subsidiebeschikking.

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 het College van B en W de subsidie, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de AGVV, vast op basis van gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling zoals bedoeld in Hoofdstuk 7 van de Asv.

Artikel 17 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Alle subsidies van € 7.500,- en hoger worden bevoorschot;

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt gespecificeerd in de beschikkingsbrief.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 3 december 2019.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg -BrabantStad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2019.

de griffier,

voorzitter,

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling Professionele Kunsten 2021-2024 Tilburg - BrabantStad

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Tilburg (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor het college van B en W en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is de Asv van belang. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

Achtergrond

Het college van B en W acht het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat belangrijk dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden. Hij wil derhalve organisaties die zich inzetten om een basis voor dergelijke culturele activiteiten op te zetten financieel ondersteunen. Hierdoor worden deze organisaties in staat gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, te produceren en te presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn.

Op op 31 oktober 2019 hebben de partners in BrabantStad het regioprofiel 'BrabantStad maakt het; een innovatieve culturele regio als geen ander' vastgesteld. Als onderdeel van het regioprofiel is met diverse publieke partners overleg gevoerd teneinde bestaande subsidiestromen voor de Brabantse professionele kunstinstellingen beter op elkaar af te stemmen.

Staatssteun

Overwegende dat het college van B en W ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun in paragraaf 1 gebruik willen maken van hoofdstuk 1 en artikel 53, inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed, in de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187, Algemene Groepsvrijstellingsverordening).

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doelgroep

Artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat onder privaatrechtelijke rechtspersonen wordt verstaan: rechtspersonen voor particulier gebruik door groepen personen. Privaatrechtelijke rechtspersonen zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen.

Er bestaan nog andere samenwerkingsvormen in het privaatrecht, te weten de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. Deze rechtsvormen hebben echter geen rechtspersoonlijkheid. Dit betekent dat zij niet zelfstandig rechtshandelingen kunnen verrichten,

maar dat de maten of vennoten dat moeten doen. Deze samenwerkingsvormen zijn dus uitgesloten van deze regeling.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Onderdeel a Functies

Met de term “verzorgen” bedoelt het college van B en W het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten. Deze term sluit aan bij de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De onder 1 en 2 genoemde functies betreffen de functies zoals deze ook door het Rijk worden gehanteerd in deze Subsidieregeling.

Onderdeel b Overige

Onder onderdeel b vallen de overige activiteiten op het gebied van professionele kunsten. Subsidieaanvragers kunnen zowel voor onderdeel a als onderdeel b subsidieaanvragen. Indien de aanvraag na het doorlopen van de kwaliteitstender niet voor subsidie op grond van onderdeel a in aanmerking blijkt te komen is het mogelijk subsidie voor onderdeel b te krijgen. Een subsidieaanvrager krijgt echter slechts voor een van beide onderdelen subsidie.

Artikel 5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb, en de weigeringsgronden uit artikel 11, Asv.

Artikel 6 Subsidievereisten

Eerste lid Vereisten

Onder b Soort instelling

De regeling is gericht op producerende instellingen (muziek-, theater-, dansgezelschappen), letterenorganisaties, festivals, manifestaties, presentatie-instellingen, broedplaatsen/ontwikkelinstellingen, werkplaatsen, concoursen

Onder d, onder 1 Hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit

Met een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit bedoelt het college van B en W dat er sprake moet zijn van een visie, een beeld van de artistiek-inhoudelijke ontwikkelingen die de organisatie beoogt op langere termijn, in relatie tot de positie die de organisatie inneemt in de sector en de discipline op lokaal, regionaal of nationaal niveau. Het college denkt bij een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit ook aan oorspronkelijkheid, die zich vertaalt in onderscheidende activiteiten en zich onderscheidt van andere makers in de stad, regio of het land. Ook is bij een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit belangrijk dat de activiteiten met vakmanschap worden uitgevoerd. Het gevolgd hebben van een vakopleiding is daarbij niet doorslaggevend, het gaat om de vaardigheid waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd. Tenslotte beoordeelt het college bij dit vereiste of de activiteiten zeggingskracht hebben en het publiek of beoogde publiek zullen aanspreken. De subsidieaanvrager dient dan ook blijk te geven van kennis van het publiek dat men er mee hoopt te bereiken.

Onderdeel d, onder 2 en onderdeel e Hoge zakelijke kwaliteit

Met hoge zakelijke kwaliteit bedoelt het college dat de organisatie een gezonde bedrijfsvoering dient te hebben, die voldoende vertrouwen geeft om de voorgenomen activiteiten inhoudelijk te realiseren en het beoogde publiek te bereiken. Van belang daarbij is dat er sprake is van een realistische mix van inkomstenbronnen, inclusief een visie op het omgaan met risico’s en dat het ondernemerschap wordt ingevuld qua marketing- en communicatiestrategie. Ook de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Culturele Diversiteit zeggen iets over de zakelijke kwaliteit van een organisatie. Derhalve dient een subsidieaanvrager in zijn aanvraag te verklaren dat hij die codes onderschrijft en heeft het college het toepassen van de code Governance Code Cultuur in de uitvoeringsperiode 2021 tot en met 2024 als verplichting opgelegd en geldt voor de andere codes dat duidelijk wordt gemaakt hoe de aanvrager hiermee omgaat

Onderdeel d, onder 3 Bovenlokale functie

Het college let bij dit vereiste op het lokale belang in relatie tot het regionale of landelijke belang van de organisatie. Daarbij wordt getoetst of de organisatie invulling geeft aan de verbinding met de samenleving en of de organisatie bijdraagt aan een samenhangend cultuuraanbod. Maar ook of en op welke wijze de organisatie en de activiteiten in de periode 2021-2024 zich verhouden tot stad en regio en of de organisatie bijdraagt aan spreiding van het cultuuraanbod.

Onderdeel f Publiekswerking

Bij dit vereiste let het college van B en W er met name op of de organisatie, naast het blijven bedienen en verbinden van het bestaande publiek, ook een visie heeft om aanbod en publiek bij elkaar te brengen en te investeren in duurzame opbouw van publiek met het oog op de toekomst, bijvoorbeeld door het verlagen van drempels voor doelgroepen die niet eerder bereikt werden, door aan te sluiten op zaken die in de (lokale) maatschappij spelen of door zich te verbinden met bredere doelgroepen dan alleen het bestaande publiek. De visie op de publiekswerking en de monitoring daarvan dienen te blijken uit een communicatiestrategie.

Onderdeel g Periode

Het betreft hier een subsidie in de exploitatiekosten voor de jaren 2021 tot en met 2024.

Tweede lid Aanvullende vereisten artikel 4

Onder c Cofinanciering rijk

Het betreft hier de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapp. Een subsidieaanvrager komt dus alleen voor subsidie op grond van artikel 4, onder a, in aanmerking als hij tevens in aanmerking denkt te komen voor subsidie door het rijk. Dit dient te blijken uit een afschrift van de subsidieaanvraag bij het rijk.

Artikel 14 Prestatieverantwoording

Meldingsplicht

Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij het college van B en W. Het college kan dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.