Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene subsidieverordening Tubbergen

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening Tubbergen

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1december 2011, nr. 14A;

gelet op het advies van de commissie Samenleving en Bestuur van 28 november 2011;

gelet op artikel 149 en artikel 156 van de Gemeentewet;

met inachtneming van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T:

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING TUBBERGEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

accountantsverklaring:

een verklaring omtrent het onderzoek van een (register-) accountant naar de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verstrekte informatie en de gedeclareerde subsidie;

b.

activiteit:

de werkzaamheid die door de instelling wordt uitgevoerd en die door het college kan worden gesubsidieerd;

c.

activiteitenplan:

het door een instelling opgestelde overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen.

d.

activiteitenverslag:

verslag met daarin de in het betreffende subsidietijdvak of daaraan voorafgaande periode daadwerkelijk gerealiseerde activiteiten;

e.

college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen;

f.

eenmalige subsidie:

subsidie ten behoeve van incidentele activiteiten;

g.

instelling:

vereniging met beperkte dan wel volledige rechtsbevoegdheid of stichting;

h.

periodieke subsidie:

subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

i.

project:

op te starten activiteit met een incidenteel of voortdurend karakter, gericht op realisering van een nader omschreven beleidsdoelstelling;

j.

raad:

raad van de gemeente Tubbergen;

k.

subsidie

Eenmalige of periodieke subsidie;

l.

subsidietijdvak:

één of meer (boek)jaren waarover subsidie wordt verstrekt;

m.

verordening:

de Algemene subsidieverordening Tubbergen.

n.

verstrekken:

het verlenen of het zonder voorafgaande verlening direct vaststellen van een subsidie.

Artikel 2. Bevoegdheid van het college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten omtrent alle subsidieaanvragen.

  • 2. Op grond van deze verordening kan voor de volgende beleidsterreinen subsidie worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      kunst en cultuur;

    • c.

      sport en recreatie;

    • d.

      jeugd en jongeren;

    • e.

      senioren;

    • f.

      maatschappelijke zorg;

    • g.

      welzijn.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de hoogte en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

  • 4. Voorts kan eenmalige subsidie of periodieke subsidie voor de duur van maximaal drie jaren worden verstrekt voor door de raad aangewezen projecten.

Artikel 3. Voorwaarden en voorschriften

  • 1. Het college is bevoegd om voorwaarden en voorschriften aan een beschikking tot verstrekking van subsidie te verbinden.

  • 2. Het college neemt de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond in acht. Als de begroting nog niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd, verbindt het college aan een besluit tot subsidieverlening de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 4. Bedragen

Voor periodieke subsidies gelden de in deze verordening genoemde bedragen per (boek)jaar.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van één of meer subsidieplafonds.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Het college kan daartoe aanvraagformulieren vaststellen.

  • 2. Bij een aanvraag om eenmalige of periodieke subsidie tot een bedrag van € 5000,- overlegt de aanvrager:

    • a.

      een activiteitenverslag, of

    • b.

      indien het een eerste aanvraag betreft: een exemplaar van de statuten en een activiteitenplan.

  • 3. Bij een aanvraag om eenmalige of periodieke subsidie met een bedrag hoger dan € 5000,- overlegt de aanvrager:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting;

    • c.

      de jaar- en/of resultatenrekening en de balans van het voorgaande jaar, en

    • d.

      indien het een eerste aanvraag betreft: een exemplaar van de statuten.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien het die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag aangewezen acht.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een periodieke subsidie tot een bedrag van ten hoogste € 5000,- wordt ingediend vóór 1 maart van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een periodieke subsidie tot een bedrag hoger dan € 5000,- wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een periodieke subsidie binnen 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1. Naast de in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen kan het college een aanvraag voor subsidie weigeren indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de subsidieontvanger niet een zodanige werkwijze toepast en de activiteiten niet zodanig toegankelijk zijn dat de door hem of gemeentelijk beoogde beleidsdoelstellingen redelijkerwijs kunnen worden bereikt;

    • c.

      met inbegrip van de aangevraagde subsidie de benodigde financiële middelen niet ter beschikking staan om realisering van de doelstellingen te verwerkelijken.

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      in die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders wordt voorzien;

  • 2. Een subsidie kan voorts worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvraag in strijd is met regels bij of krachtens deze verordening gesteld;

    • b.

      de aanvraag is ingediend nadat de activiteit heeft plaatsgevonden of het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd is verstreken;

    • c.

      de subsidieontvanger geen medewerking verleent aan het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verantwoordingsverplichtingen

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Bij een voor meerdere jaren verstrekte periodieke subsidie kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Hoofdverplichting

De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 12. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verstrekt, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot verstrekking van subsidie verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht. 

  • 4. Het college kan aan subsidiebesluiten verplichtingen verbinden als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Direct vast te stellen subsidies

  • 1. Subsidies tot € 5.000,- worden door het college zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid die voor meerdere jaren worden verstrekt, worden uitbetaald:

    • a.

      in het eerste jaar vóór 1 juli;

    • b.

      in de overige jaren vóór 1 maart.

Artikel 14. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,-

  • 1. Indien de subsidieverstrekking meer bedraagt dan € 5.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een periodieke subsidie, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening), en

    • c.

      indien de subsidieverstrekking meer bedraagt dan € 50.000,-: een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 15. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze, indien het college tot vaststelling daarvan is overgegaan.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18. Intrekking

De Algemene subsidieverordening 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 19. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. Een aanvraag om budgetsubsidie die onder de werking van de Algemene subsidieverordening 2003 vóór 1 oktober 2011 is ingediend, wordt aangemerkt als een aanvraag om periodieke subsidie.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening Tubbergen”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare
vergadering van 12 december 2011
de griffier, de voorzitter,
F.G.S. Droste, mr. M.K.M. Stegers