Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de uitgangspunten van het financiële beleid, de inrichting van de financiële organisatie en het financiële beheer van de gemeente Tubbergen

Geldend van 10-08-2005 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten van het financiële beleid, de inrichting van de financiële organisatie en het financiële beheer van de gemeente Tubbergen (Financiële verordening gemeente Tubbergen)

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 september 2004, nr. 7159;

gelet op het advies van de commissie fow;

gelet op het bepaalde in artikel 212 Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

besluit:

vast te stellen de navolgende

Verordening op de uitgangspunten van het financiële beleid, de inrichting van de financiële organisatie en het financiële beheer van de gemeente Tubbergen

(Financiële verordening gemeente Tubbergen)

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1.

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

dienst:

elke, in de “organisatieregeling 2003 gemeente Tubbergen” genoemde organisatorische eenheid, die als zodanig een eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid heeft;

b.

administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tubbergen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

c.

financiële administratie:

de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegeven van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tubbergen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:- de financieel-economische positie;- het beheer van vermogenswaarden;- de uitvoering van de begroting;- het afwikkelen van vorderingen en schulden;alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

d.

administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

e.

beheer van vermogenswaarden:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Tubbergen;

f.

rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met de begroting en van toepassing zijnde wettelijke regelingen;

g.

doelmatigheid:

de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met zo beperkt mogelijke inzet van middelen of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

h.

doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

i.

programma:

een samenhangend geheel van door de gemeente te verrichten activiteiten.

Hoofdstuk II Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1. De raad stelt tenminste bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • -

      de beoogde maatschappelijke effecten (outcome);

    • -

      de te leveren goederen en diensten (output);

    • -

      de baten/lasten (input);

  • 3. Het college steltper programma -waar dat mogelijk en zinvol is- indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de beoogde en niet beoogde maatschappelijke effecten, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

  • 1. Bij elke begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan deprogramma’s.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen; dit wordt dan bij de begroting expliciet gemeld.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 1 juli een nota aan betreffende de kaders ten behoeve van het opstellen van de begroting voor het eerstkomende dienstjaar en de drie daarop volgende jaren.

  • 2. Daarin worden in ieder geval betrokken de bevindingen uit de rapportage van de begrotingsuitvoering als bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken als bedoeld in artikel 8.

  • 3. De raad stelt de nota uiterlijk één maand nadat deze hem is aangeboden vast.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels vast voor een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de begroting.

  • 2. Het college draagt betreffende de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

    • b.

      de budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen van de vastgestelde investeringsbesluiten eenduidig worden toegewezen aan de diensten;

    • c.

      de lasten van de programma’s niet worden overschreden;

    • d.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komen.

Beheersing en interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor een jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking waaronder die betreffende de output en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijking neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de interne toetsing op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen.

  • 3. Het college draagt zorg op basis van de resultaten van de toetsing genoemd in lid 2 voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4. Het plan van verbetering samen met de resultaten van de toetsing worden ter kennisname aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college legt verantwoording af aan de raad door middel van twee tussentijdse rapportages over de realisering van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden (voorjaarsrapportage) en de eerste acht maanden (najaarsrapportage) van het lopende boekjaar.

  • 2. Voor de opleverdata van de tussenrapportage aan de raad geldt:

  • 3. De voorjaarsnota wordt uiterlijk op 1 juli van het lopende begrotingsjaar aan de raad aangeboden;

  • 4. De najaarsrapportage wordt uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar aan de raad aangeboden.

    De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting. De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lastenen baten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de beoogde maatschappelijke effecten. In de rapportage wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • -

      de algemene uitkering;

    • -

      de renteontwikkeling;

    • -

      de onderuitputting;

    • -

      de rijksontwikkelingen

    • -

      de grondexploitatie.

  • 5. De in lid 4 vermelde afwijkingen kunnen leiden tot een wijziging van de programmabegroting. Een voorstel daartoe maakt onderdeel uit van de tussentijdse rapportage en wordt ter vaststelling aan de raad aangeboden.

  • 6. De raad kan aan de hand van de informatie als bedoeld in lid 4 bepalen of de (beleidsdoelen voor de) programma´s voor het lopende begrotingsjaar bijstelling behoeven.

Artikel 8 Jaarrekening

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de diensten naar productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 2. Het college legt verantwoording af over de programma’s via beantwoording van de vragen:

    • -

      wat is er bereikt (outcome) ?

    • -

      wat is ervoor gedaan (output) ?

    • -

      wat heeft het gekost (input) ?

  • 3. De raad kan bepalenaan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’svoor het lopende begrotingsjaar bijstelling behoeven.

Hoofdstuk III Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9. Tussentijdse informatieplicht

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenraming is opgenomen.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten, voorzover die als zodanig zijn aangeduid op de betreffende investeringslijsten met in achtneming van hetgeen onder lid 3 is vermeld.

  • 3. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • -

      investeringen groter dan € 10.000,-

    • -

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 10.000,-

    • -

      het verstrekken van leningen, anders dan aan de Woningstichting Tubbergen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000,-

    • -

      nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 10.000,-

  • 4. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt ten minste eens in de 4jaar, zulks voor het eerst uiterlijk in 2005de (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 2. De nota behandelt:

    • -

      de vorming en vrijval van reserves;

    • -

      de vorming en vrijval voorzieningen;

    • -

      de toerekening en verwerking van rente over de algemene reserves en bestemmingsreserves.

Artikel 11 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling, agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven. De kosten worden alleen dan geactiveerd als de plannen omtrent het actief waarvoor de kosten worden gemaakt al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn en de kosten in te schatten zijn.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Op investeringen met een economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, wordt lineair afgeschreven in:

    • A:

      50 jaar

      • -

        gemeentehuis

      • -

        rioleringen/bergbezinkbassins;

    • B:

      40 jaar

      • -

        nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen;

      • -

        nieuwbouw sporthallen;

      • -

        nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • C:

      25 jaar

      • -

        aangelegde rioleringen van vóór 1999;

      • -

        renovatie en restauratie van monumenten, gemeentehuis en school- en bedrijfsgebouwen;

      • -

        duurzame activa, materiaal hout/hard;

      • -

        duurzame voorzieningen in schoolgebouwen;

      • -

        aangelegd gronddepot;

    • D:

      20 jaar

      • -

        duurzame kunstwerken;

      • -

        technische installaties in bedrijfsgebouwen;

    • E:

      15 jaar

      • -

        aanschaf c.q. vervanging van (school)meubilair;

      • -

        geluidinstallaties;

      • -

        1e inrichtingskosten bij basisscholen;

      • -

        vloerbedekking;

      • -

        vaste weeginstallaties;

      • -

        noodlokalen voor scholen;

      • -

        herstel van CV leidingen in schoolgebouwen;

      • -

        brandpreventieve voorzieningen;

      • -

        rioleringgemalen/rioolpompen;

      • -

        tankautospuit;

    • F:

      12 jaar

      -halteplaatsen openbaar vervoer;

    • G:

      10 jaar

      -duurzame gebruiksgoederen, w.o. diverse apparatuur, stemmachines, voorzieningen aan hulpverleningsvoertuigen, gebouwen en apparatuur op de werf, brandweerapparatuur w.o. portofoons, containers, speelvoorzieningen.

    • H:

      8 jaar

      -transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto´s, lichte motorvoertuigen;

    • I:

      4 jaar

      -uitbreiding c.q. vervanging hardware automatiseringsapparatuur. De afschrijving op software is afhankelijk van de overeengekomen termijn(en) met de leverancier;

  • 4. De navolgende investeringen worden op annuïteitenbasis afgeschreven:

    • -

      rioleringen in het buitengebied, welke zijn aangelegd vóór 1997, worden op basis van een 25 jarige annuïteit afgeschreven.

    • -

      het voormalige rabobank gebouw, welk gebouw de dependance vormt van het gemeentehuis wordt op basis van een 30 jarige annuïteit afgeschreven.

    • -

      de investeringen in het overdekt zwembad worden op basis van een 25 jarige annuïteit afgeschreven.

    • -

      diverse voorzieningen invoering diftar worden op basis van een 10 jarige annuïteit afgeschreven.

    • -

      bouwkosten van het afvalbrengpunt worden op basis van een 25 jarige annuïteit afgeschreven.

    • -

      de weegbruggen op het afvalbrengpunt worden op basis van een 15 jarige annuïteit afgeschreven.

    • -

      de 10 grote containers op het afvalbrengpunt worden op basis van een 10 jarige annuïteit afgeschreven.

  • 5. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 6. Wanneer zich situaties voordoen dat de economische levensduur van een bepaald actief zich met de vastgelegde afschrijvingstermijn niet verhoudt kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de onder het derde en vierde lid vermelde afschrijvingstermijnen.

    Investeringen met een verkrijgingsprijs van minder dan € 2.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

  • 7. Investeringen in openbare ruimten met een maatschappelijk nut als bedoeld in artikel 35, lid 1 onder b juncto artikel 59, lid 4 van het Besluit begroting en verantwoording worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 62 van dat besluit, geactiveerd en jaarlijks lineair afgeschreven;

  • 8. Het college draagt er zorg voor dat de in lid 4 bedoelde afschrijvingen stelselmatig en volgens een vast stramien plaatsvinden;

  • 9. Indien en zodra daartoe in financieel opzicht de mogelijkheid bestaat kan op de in het vierde lid bedoelde investeringen extra worden afgeschreven. Jaarlijks kan de raad daartoe bij gelegenheid van de resultaatbestemming in het kader van de jaarverantwoording een voorstel worden gedaan.

  • 10. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincie en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen,straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimte, parken en overig openbaar groen.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten meegenomen, die een relatie hebben met de door de gemeente verrichte dienstverlening.

  • 2. Bij de kostentoerekening bedoelde indirecte kosten worden meegenomen de bijdragen aan reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het totaal van het rentelast van de uitstaande leningen vermeerderd met de bij de begroting vastgestelde, berekende rente over het eigen vermogen de voorzieningen alsmede de geraamde rente over het financieringstekort.

  • 4. Uit de in het kader van de jaarverantwoording geconstateerde afwijkingen tussen voorcalculatorische en nacalculatorische kostprijzen vloeien voor dat jaar geen verrekeningen meer voort. Deze worden daarentegen wel betrokken bij de bepaling van de voor het eerstkomende begrotingsjaar te hanteren voorcalculatorische kostprijzen.

Uitvoering, beheersing en interne controle

Artikel 13. Registratie bezittingen en activa

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet of netto-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar.

  • 3. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten en het (eventuele) plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Hoofdstuk IV Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen

  • 1. Jaarlijks bij de begrotingsbehandeling en bij de jaarverantwoording verschaft het college in de paragraaf lokale heffingen informatie omtrent:

    • a.

      uitgangspunten tariefbeleid;

    • b.

      ontwikkelingen;

    • c.

      eventuele tariefsaanpassingen;

    • d.

      een aanduiding van de lokale belastingdruk:

    • e.

      het kwijtscheldingsbeleid alsmede een overzicht van het aantal daaruit voortvloeiende kwijtscheldingen en de daarmee gemoeide bedragen;

  • 2. Het college draagt er voorts zorg voor dat er jaarlijks een actueel overzicht wordt verstrekt van (het verloop van) de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verleende dienst;

  • 3. Ten behoeve van het vaststellen door de raad van (de hoogte van) de gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verleende dienst(en) waarvoor de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht alsmede per verordening het totaal van de geraamde kosten en de mate van kostendekkendheid van de daarin genoemde, door de gemeente verleende dienst(en).

Artikel 15. weerstandsvermogen en risicomanagement

Jaarlijks bij de begroting en de jaarverantwoording verschaft het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement informatie omtrent:

  • a.

    het beleid met betrekking tot de weerstandscapaciteit en de risico’s;

  • b.

    de weerstandscapaciteit;

  • c.

    de financiële risico’s van materieel belang en de inschattingskans dat deze zich voordoen;

  • d.

    of en zo ja in hoeverre (veronderstelde) schade en verliezen als gevolg van risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit als bedoeld onder c dan wel door verzekeringen en/of voorzieningen kunnen worden opgevangen;

  • e.

    de noodzakelijke of gewenste minimale omvang van het weerstandsvermogen in relatie tot de te lopen risico’s.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

Jaarlijks bij de begroting en de jaarverantwoording verschaft het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen informatie omtrent:

  • a.

    het beleid met betrekking tot het onderhoud van wegen, riolering, water- en kunstwerken, groen en gebouwen:

  • b.

    de gehanteerde uitgangspunten en richtlijnen voor de raming van het onderhoud en beheer van de onder a genoemde kapitaalgoederen en de daaruit voortvloeiende, in de begroting op te nemen meerjarige budgetten;

  • c.

    de voortgang in het geplande onderhoud en het eventueel achterstallig onderhoud aan de onder a genoemde kapitaalgoederen;

  • d.

    de eventuele afwijkingen in de onder b genoemde budgetten.

Artikel 17. Financiering

Jaarlijks bij de begroting en de jaarverantwoording verschaft het college in de paragraaf financiering in ieder geval informatie omtrent:

  • a.

    de stand van zaken, de ontwikkelingen en de eventueel te nemen acties met betrekking tot de kasgeldlimiet;

  • b.

    de stand van zaken, de ontwikkelingen en de eventueel te nemen acties met betrekking tot de renterisiconorm;

  • c.

    de liquiditeitspositie van het afgelopen jaar alsmede de financieringsbehoefte voor het komende jaar;

  • d.

    de rentelasten en -baten voortvloeiende uit de financieringsfunctie.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

  • 1. In de bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting wordt ingegaan op de beleidsvoornemens en de actuele onderwerpen van dat moment de bedrijfsvoering betreffende. In de bedrijfsvoeringparagraaf bij de jaarverantwoording wordt verslag gedaan van de daadwerkelijke ontwikkelingen betreffende die onderwerpen in de loop van het dienstjaar alsmede van eventuele zich voorgedaan hebbende nieuwe ontwikkelingen in de bedrijfsvoering die niet voorzien waren bij de aangekondigde beleidsvoornemens in de begroting.

  • 2. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf bij de begroting en de jaarverantwoording omtrent de voortgang in de eventueel lopende onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid als bedoeld in artikel 213a van de Gemeentewet.

Artikel 19. Verbonden partijen

  • 1. Jaarlijks bij de begroting en de jaarverantwoording verschaft het college in de paragraaf verbonden partijen informatie omtrent:

    • a.

      het beleid ten aanzien van verbonden partijen

    • b.

      de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen uit de begroting

    • c.

      het aangaan van nieuwe participaties in verbonden partijen, het wijzigen of beëindigen van bestaande verbonden partijen en ontwikkelingen in de bestuurlijke en/of financiële belangen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1. Jaarlijks bij de begroting en de jaarverantwoording verschaft het college in de paragraaf grondbeleid informatie omtrent:

    • a.

      de visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s uit de begroting;

    • b.

      de strategische visie met betrekking tot het (toekomstig) grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling zijnde projecten;

    • d.

      de (voorraad)verwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen;

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarverantwoording wordt informatie verschaft omtrent:

    • a.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie alsmede de beleidsuitgangspunten ten behoeve van de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s ter zake; daarvoor kan gebruik worden gemaakt van de informatie zoals die voortvloeit uit de in artikel 70, lid 1 van het Besluit begroting en verantwoording voorgeschreven toelichting op het onderhanden werk inzakegrondexploitatie c.q. wordt verwezen naar de in artikel 10 genoemde nota reserves en voorzieningen;

    • b.

      de beleidsuitgangspunten ten behoeve van en de daarop gebaseerde, geraamde of gerealiseerde winstnemingen.

Hoofdstuk V Financiële organisatie en administratie

Artikel 21. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de Provincie en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van registergoederen, kapitaalgoederen, voorraden, vorderingen en schulden, c.a.;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 23. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informaties aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de diensten van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

Artikel 24 Inkoop en aanbesteding

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels omtrent de inkoop van goederen en diensten en het aanbesteden van werken, alsmede de algemene inkoopvoorwaarden van de gemeente en de voorwaarden voor aanbesteding van werken van de gemeente

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 25. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt, onder verwijzing naar artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet, in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking, echter met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2005 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Met ingang van die datum vervalt de door de raad op 2 december 1996 vastgestelde Beheersverordening, zoals die verordening luidt met inachtneming van de eerste en tweede wijziging, met dien verstande dat de verordening, voorzover van toepassing, in stand blijft tot het moment dat het college een besluit als bedoeld in artikel 23 van deze verordening heeft genomen.

Artikel 26. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Tubbergen”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare
vergadering van 13 september 2004
de griffier, de voorzitter,
J.M.G. Waaijer, mr. M.K.M. Stegers