Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 14 mei 2019, nr. 81EE78CA, tot openstelling van de regeling fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovaties en modernisering in de agrarische sector provincie Utrecht 2019)

Geldend van 28-05-2019 t/m 22-01-2020

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 14 mei 2019, nr. 81EE78CA, tot openstelling van de regeling fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovaties en modernisering in de agrarische sector provincie Utrecht 2019)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 1.3, 1.4 en paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende dat:

  • Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3), het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP), de Landbouwvisie (2018) en de Samenwerkingsagenda Landbouw 1.0 (2019) te behalen, waaronder de bredere uitrol van innovaties en modernisering in de agrarische sector die bijdragen aan de transitie naar een duurzame toekomst voor de landbouw.

Besluiten

  • I.

    Open te stellen: De regeling fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht - verder te noemen de Verordening subsidies POP3;

  • II.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 27 mei 2019 9:00 uur tot 26 augustus 2019 17:00 uur;

  • III.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.500.000 waarvan € 750.000 uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 750.000 uit het provinciale Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (AVP);

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening subsidies POP3: Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 21 september 2015 (nr. 815F72D7) houdende regels inzake de subsidieverstrekking ten behoeve van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 – 2020 provincie Utrecht, inclusief alle wijzigingen tot en met de laatste versie van 21 juni 2018;

  • b.

    De bredere uitrol van innovaties en modernisering: het stimuleren van investeringen door een grotere groep landbouwondernemingen in beproefde systemen, machines en installaties.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

In afwijking van artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3 kan subsidie worden verstrekt voor fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovaties binnen de agrarische sector zoals opgenomen in de investeringslijst in bijlage 1.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 2.2.3 van de Verordening subsidies POP3 wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      kosten van adviseurs en ingenieurs voor het bedrijfsklaar maken of installeren van de investering;

    • e.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware die verband houden met de investering;

    • f.

      kosten van koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa.

  • 2. Subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.12 lid 1 van de Verordening subsidies POP3, bestaan uit personeelskosten, kosten derden en afschrijvingskosten. Bijdragen in natura komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3. In afwijking van artikel 1.12, tweede lid van de Verordening subsidies POP3, wordt geen subsidie verstrekt voor voorbereidingskosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel 4 Hoogte subsidie

In afwijking van artikel 2.2.4 van de Verordening subsidies POP3 dient de subsidie op het moment van de subsidieverlening 40% van de subsidiabele projectkosten en minimaal € 10.000 te bedragen. Maximaal bedraagt de subsidie € 100.000.

Artikel 5 Rangschikking

  • 1. Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15, sub b en artikel 2.2.5 van de Verordening subsidies POP3 hanteren Gedeputeerde Staten de scores van de investeringslijst in bijlage 1;

  • 2. Voor iedere aanvraag wordt een score vastgesteld op basis van het gemiddelde van de aangevraagde investeringscategorieën;

  • 3. De onder het tweede lid bedoelde score wordt met 1 punt opgehoogd indien de aanvraag betrekking heeft op een groep van landbouwers zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 6 Aanvragers

Subsidie wordt verstrekt aan landbouwers of groepen van landbouwers. Onder groepen van landbouwers wordt verstaan samenwerkingsverbanden van landbouwers zonder rechtspersoonlijkheid die voldoen aan de voorwaarden van artikel 1.6 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 provincie Utrecht.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Een landbouwer kan de aanvraag voor een investering slechts op één wijze indienen: hetzij als zelfstandige aanvrager, hetzij als deelnemer in een samenwerkingsverband. Een aanvraag kan uit maximaal drie investeringen bestaan.

  • 2. In afwijking van artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 zijn de bepalingen uit dit artikel zoals genoemd in lid 2f, onderdeel 2 (probleemanalyse) én lid 3 (meerjarenbegroting met liquiditeitsplanning en overzicht van te onderscheiden fasen) niet van toepassing.

Artikel 8 Bevoorschotting

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP3 wordt maximaal 1 keer per jaar een voorschot verleend op basis van realisatie.

Artikel 9 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovaties in de agrarische sector provincie Utrecht 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 14 mei 2019 .

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Secretaris,

Bijlage 1 Investeringslijst

Nr.

Investeringscategorie

Punten

POP3 Thema: Investeringen in activiteiten die betrekking hebben op het volgende thema uit artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3:

c. maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid).

Provinciaal doel: Circulaire landbouw

1

Systemen en materieel voor het verwerken en toepassen van organisch restmateriaal; niet zijnde mest op bedrijfsniveau:

Investeringen in materieel voor het verwerken en toepassen van gewasresten, maaisel van slootkanten, bermen of natuurterreinen, slootbagger of compost hiervan, met als doel het verhogen van bodemkwaliteit.

Toelichting

Binnen de circulaire economie wordt nuttige toepassing van reststoffen binnen de bedrijfskringloop nagestreefd. Deze investeringen beogen een nuttige toepassing als bodemverbeteraar van organische producten die niet voor menselijke consumptie of diervoer geschikt zijn.

Subsidiabele onderdelen & activiteiten

- Het dient te gaan om investeringen die specifiek bedoeld zijn voor de verwerking van organisch restmateriaal. Een gewone grasmaaier die behalve voor het maaien van bermen ook gebruikt kan worden voor ander maaiwerk is niet subsidiabel. Materieel voor het composteren en verwerken van organisch restmaterieel en een baggerspuit voor het verspreiden van slootbagger over het perceel zijn wel subsidiabel. Het kan gaan om investeringen op bedrijfsniveau of op niveau van een groep boeren.

Niet subsidiabel:

Vergistingsinstallaties waarin mest of restmateriaal van buiten het bedrijf gebruikt wordt, zijn niet subsidiabel.

8

2

Emissiearme vloeren voor stallen in de melkveehouderij

Emissiearme vloer voor stallen in de rundveehouderij en aanleg daarvan.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- De vloerdelen van de volgende typen:

○ Rundveevloer MDV type A1.9: BWL 2010.30.V3, ligboxenstal met roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag en afdichtflappen in de roosterspleten, met mestschuif

○ Rundveevloer MDV type A1.10: BWL 2010.31.V4, ligboxenstal met roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag, met mestschuif

○ Rundveevloer MDV type A1.13: BWL 2010.34.V5, ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif

○ Rundveevloer MDV type A1.14: BWL 2010.35.V5, ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende sleuven, regelmatige mest afstorten voorzien van afdichtflappen, met mestschuif

Rundveevloer MDV type A1.21: BWL2013.01.V2, ligboxenstal met vlakke vloerplaten met tegelprofiel, hellende sleuven en regelmatige mest afstorten voorzien van afdichtflappen of -kleppen en mestschuif

Rundveevloer MDV type A1.23: BWL2013.04.V2, ligboxenstal met geprofileerde vloerplaten met sterk hellende langssleuven met urine- afvoergat en hellende dwarsgroeven, aaneengesloten gelegd of gescheiden door mest afstorten voorzien van emissiereductiekleppen, met mestschuif

○ Rundveevloer MDV type A1.28: BWL2015.05 ligboxenstal met roostervloer, voorzien van rubber matten en composiet nokken met een hellend profiel, kunststofcassettes met kleppen in de roosterspleten en met mestschuif.

○ (Robot) Mestschuifsysteem en robot mestcollectors voor genoemde typen vloeren.

○ Bijbehorende aanleg- en installatiekosten.

Niet subsidiabel:

- Fundering waarop vloer ligt.

- Mestkelder.

- Muren en dak stal.

- Mestkanaal.

- Sloopkosten oude vloer.

7

POP3 Thema: Investeringen in activiteiten die betrekking hebben op het volgende thema uit artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3:

c. maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid).

Provinciaal doel: Waterkwaliteit (KRW/N2000)

3 A t/m H

Systemen voor precisielandbouw betreffende plaats specifieke bemesting, plaats specifieke gewasbescherming, plaats specifieke opbrengst meting of plaats specifieke bewatering inclusief GPS/GIS-apparatuur:

A. systemen voor het gericht emissiearm, in de juiste dosering, zonder overlapping in de bodem toedienen van vloeibare stikstofhoudende meststoffen bij het planten, zaaien, aanaarden of het moment dat het gewas er aantoonbaar om vraagt;

B. voorzieningen ten behoeve van sleepslangbemesting. Inclusief maximaal 500 meter slang, GPS en automatische sectieafsluiting;

C. systemen om vloeibare meststoffen via druppelslangen in de juiste dosering en op het juiste moment toe te dienen aan het gewas;

D. automatische sectieafsluiting op zodenbemesters, zodeninjecteurs en bouwlandinjecteurs incl. GPS;

E. machine voor toediening rijenbemesting, inclusief GPS en automatische sectie-afsluiting;

F. systemen voor het meten van het stikstofgehalte van de toegediende mest met NIRS indien dit meteen wordt door vertaald in het doseren;

G. systemen voor het meten van opbrengsten op oogst- en rooimachines;

H. meetopstelling voor het volgen van tenminste het verloop van bodemtemperatuur, bodemvocht en geleidbaarheid in landbouwgrond.

Toelichting

Vloeibare meststoffen zijn nauwkeuriger te doseren dan vaste meststoffen. Met de eis dat de meststoffen in de bodem moeten worden toegediend wordt voorkomen dat toediening gepaard gaat met onnodige ammoniakemissie.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Alle soorten precisiemeters;

- Zowel zelfstandige werktuigen (zoals de spaakwielbemester) als opbouwmachines komen voor subsidie in aanmerking.

Niet subsidiabel:

- De tractor waaraan het systeem wordt gekoppeld.

9

4 A t/m C

Systemen voor vermindering van gebruik of de emissies van gewasbeschermingsmiddelen:

A. Mechanische onkruidbestrijding: schoffeltuig, frees voor onkruidbestrijding, wiedeg, wiedbed, onkruidbrander, onkruidsnijder, looftrekker, wortelsnijder, Ladurner onkruidbestrijder;

B. Gebruik spuittechnieken die drift vergaand reduceren, zoals wingsprayer of luchtondersteuning of driftarmere doppen;

C. Spuitmachine met restvloeistofreductie in de akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit- of vollegrondsteelt.

Toelichting

Indien systemen of technieken worden gebruikt waarmee de totale hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden beperkt zal er minder van deze middelen in het oppervlaktewater terecht komen. Sommige middelen die in de fruitteelt worden gebruikt vinden we terug in de grondwaterbeschermingsgebieden.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Investeringen in technieken ten behoeve van mechanische onkruidbestrijding, zoals schoffelwerktuigen, eggen, frezen en branders voor de veehouderij, akkerbouw, glastuinbouw en/of fruitteeltsector met als doel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen;

- Spuitmachine met drift reducerende technieken, zoals driftarme doppen, elektrische kantdoppen, luchtondersteuning of wingsprayer;

- Spuitmachine bestemd voor het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen of vloeibare meststoffen aan gewassen in de akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit- of vollegrondsteelt, waarbij het ontstaan van restvloeistof in de spuittank wordt voorkomen of met ten minste 50% wordt gereduceerd;

- Een spuitmachine met volledig gescheiden vloeistofsystemen voor schoon water en spuitvloeistof (gescheiden schoonwater- en spuitvloeistofcircuit);

- Een spuitmachine waarbij de gewasbeschermingsmiddelen op het laatste moment voor het spuiten op het gewas in de spuitleiding vermengd worden door een selectieve doseringseenheid;

- GPS/GIS-apparatuur voor het systeem. GPS en GIS-apparatuur voor dit systeem is alleen in combinatie met het systeem subsidiabel;

- Bijbehorende installatiekosten.

Niet subsidiabele onderdelen:

- Kosten voor gebruik van drift reducerende additieven;

- De tractor waaraan wordt gekoppeld of zelfrijders zijn niet subsidiabel. Enkel het systeem dat kan worden aangekoppeld is subsidiabel.

Let op: het percentage restvloeistofreductie moet worden vermeld in het projectplan en op de offerte bij het betaalverzoek.

A:9

B:7

C:7

5

Permanente of mobiele drinkbakken op zonne-energie midden in het perceel om vertrapping en nutriëntenuitspoeling te voorkomen

Toelichting

Als koeien uit een bak drinken in plaats vanaf de oever, blijft deze oeverzone stabieler en kan de vegetatie in de oever zich beter ontwikkelen. Daarnaast zullen de uitwerpselen meer op het perceel komen dan op de oever.

Subsidiabele onderdelen:

- Waterreservoir;

- Zonnepaneel;

- Pomp;

- Accu;

- Schakelaar.

7

6

Mestopslagcapaciteit voor minimaal 10 maanden

Toelichting

Indien de mestopslag wordt vergroot biedt dit de mogelijkheid om de mest uit te rijden wanneer het gewas erom vraagt en ermee kan worden gewacht indien de omstandigheden niet optimaal zijn.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Het uitbreiden van bestaande opslagcapaciteit naar 10 maanden, waarbij alleen de meerprijs ten opzichte van de verplichte opslag van 7 maanden subsidiabel is.

Aan te leveren onderbouwing bij aanvraag:

- Bewijs van aantal dieren op aanvraagdatum;

- Berekening van de mestproductie van deze dieren in 7 maanden en 10 maanden;

- Duidelijke berekening / verantwoording van omvang huidige opslag in m3;

- Duidelijke berekening van nieuwe opslag in m3, de omvang van de opslag dient ook te blijken uit de ontvangen offerte.

Aan te leveren onderbouwing bij vaststelling:

Wanneer u na realisatie van uw investering het verzoek tot definitieve vaststelling van het subsidiebedrag indient, zal het definitieve subsidiebedrag worden berekend op basis van het werkelijke aantal dieren in uw volledige bedrijf, zoals blijkt uit uw mestboekhouding op het moment van indiening van uw verzoek tot vaststelling. Deze documenten dient u mee te leveren met uw verzoek tot subsidievaststelling na realisatie van uw investering.

8

7 A t/m D

Systemen voor grondbewerking voor het behoud of bevordering van de bodemstructuur:

A. Machines voor niet kerende grondbewerking

B. Machine voor grondbewerking en zaaien tegelijk

C. Werktuigen voor strokenbewerking

D. Het maken of laten maken van digitale bodemkaarten om de variatie in organisch stofgehalte, pH, bemestingstoestand of bodemstructuur in beeld te brengen

Toelichting

Een betere bodemstructuur is goed voor het bodemleven en daarmee de productiviteit, maar ook voor het vasthouden van water, wat goed is bij droogte en afspoeling van nutriënten tegengaat.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Machines ten behoeve van niet kerende grondbewerking, zoals cultivators, woelpoten, etc.;

- Zaaimachines die zonder voorbewerking kunnen zaaien, zoals schijvenzaaimachines en machines ten behoeve van niet kerende grondbewerking in combinatie met een zaaimachine;

- Machines die werkgangen combineren door tegelijk grond te bewerken én te zaaien/poten/planten;

- GPS/GIS-apparatuur voor het systeem. GPS en GIS-apparatuur voor dit systeem is alleen in combinatie met het systeem subsidiabel;

- Bijbehorende installatiekosten.

Niet subsidiabele onderdelen:

- De tractor waaraan wordt gekoppeld of zelfrijders zijn niet subsidiabel. Enkel het systeem dat kan worden aangekoppeld is subsidiabel.

8

8A t/m F

Systemen en maatregelen voor op het erf om afspoeling van voer(resten), mest(resten), perssappen en percolaat naar het oppervlaktewater te voorkomen:

A. Aanleg van een verharde, vloeistofdichte wasplaats (al dan niet overdekt) voor spuitmachines incl. voorziening voor de opvang en opslag van waswater;

B. Chemisch zuiveringssysteem voor was- en spoelwater van spuitmachines mits opgenomen in de BZG lijst;

C. Biologisch zuiveringssysteem voor was- en spoelwater van spuitmachines;

D. Waterdichte opslagput voor de opvang van perssap, percolatiewater en afstromend water van kuilplaten, voerplein of koepad;

E. Veegmachine voor het schoonhouden van het erf;

F. Permanente afdekinstallatie voor kuilvoerplaats.

Toelichting

Het erf is een bron van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. Door het erf schoon te houden en water op te vangen kan deze emissie worden voorkomen. Er zijn systemen die het water opvangen en in meer of mindere mate gezuiverd lozen, maar systemen waarbij geen emissie plaatsvindt hebben de voorkeur.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- vloeistofdichte vul- en wasplaats inclusief buizen en opvang;

- wasplaats met afbraak gewasbeschermings-middelen door compost;

- biologische zuiveringssystemen als phytobac of biofilter;

- een waterdichte opvangput waarmee verontreinigd afvalwater van het bedrijf gescheiden blijft van regulier rioolsysteem, inclusief de buizen, goten, richels voor afvoer;

- waterveegmachine met opvangbak erfafspoeling of bedrijfsafvalwater;

- veegmachine voor het schoonhouden van het erf ter voorkoming van erfafspoeling bij regen;

- opvangsysteem van perssappen (onder sleufsilo’s);

- zuiveringssystemen voor schoonspuitplaatsen die het water dusdanig zuiveren, dat dit geloosd kan worden op oppervlaktewater, waaronder een olievetscheider;

- bijbehorende installatiekosten.

Niet subsidiabele onderdelen:

- overkapping voor een mestopslag;

- kosten voor herinrichting van het erf;

- erfverharding;

- hemelwatersysteem waaronder dakgoten, buizen voor afvoer en reguliere riolering;

- kuilplaten of sleufsilo’s;

- installaties of machines voor opvang van perssap of percolaat indien een overloopvoorziening is of wordt aangebracht naar het reguliere riool, de bodem of het oppervlaktewater;

- waterzuiveringsinstallatie anders dan de bovengenoemde.

A: 9

B: 8

C: 6

D: 7

E: 8

F: 7

POP3 Thema: Investeringen in activiteiten die betrekking hebben op het volgende thema uit artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3:

d. klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie)

Punten

Provinciaal doel: Reductie uitstoot CO2 door energiebesparing

9

Systemen voor optimalisatie van het energiegebruik op het landbouwbedrijf door gebruik te maken van energieopslag.

Toelichting:

Met een investering in energieopslag kan de bestaande duurzaam opgewekte elektriciteit (zonnestroom) op het bedrijf optimaal worden ingezet voor het grootgebruik (elektrische boilers, de melkmachine, de melkkoeling, ventilatoren of een groot verlichtingssysteem). Ook door aanschaf van landbouwwerktuigen die ingezet kunnen worden voor de opslag van duurzaam opgewekte energie kan elektriciteit worden opgeslagen. De aanvrager moet aan kunnen tonen dat er op het bedrijf energie uit zon of wind wordt opgewekt. U bent verplicht te onderbouwen/aan te tonen dat u in dit geval energie uit zon of wind opwekt.

Subsidiabele onderdelen & activiteiten

- Accusystemen;

- Elektrisch aangedreven landbouwwerktuigen zoals een elektrische shovel of transporter waarbij voor de opslag van energie een of meerdere accu’s worden toegepast;

- Software voor de aansturing van het opslagsysteem;

- Installatiewerkzaamheden.

8

10

Zonnewarmtesystemen

Toelichting

Zonnewarmtesystemen zorgen voor een besparing op het verwarmen van bijvoorbeeld spoelwater.

Subsidiabele onderdelen & activiteiten

- Zonnecollectoren;

- Bevestigingsmaterialen;

- Boiler;

- Pomp;

- Transportvloeistof;

- Controller;

- Installatiewerkzaamheden.

Niet subsidiabele onderdelen

- Vervanging van een bestaande boiler;

- Cv-installatie;

- Warmtepomp;

- Radiatoren;

- Leidingen.

N.B.: zonnepanelen die elektriciteit opwekken zijn uitgesloten.

6

11

Windmolen of kleine windturbine

Klimaat neutrale landbouw

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Windmolen;

- Windturbine met een ashoogte van 15 meter of lager.

- Bijbehorende installatiekosten.

De opgewekte energie moet gebruikt worden door de eigen landbouwonderneming. Het worden van (netto) energieleverancier door deze investering is niet subsidiabel.

6

POP3 Thema: Investeringen in activiteiten die betrekking hebben op het volgende thema uit artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3:

e. klimaat adaptatie (door het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting);

Provinciaal doel: klimaatadaptatie

12

Investeringen in stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in waterlopen die vrij afwateren op een beek.

Toelichting

Klimaatverandering geeft meer droogte en meer piekneerslag. In beide situaties is het goed als in het Utrechtse beeksysteem en aangrenzende waterlopen water vertraagd tot afvoer komt. Bij beken werkt de maatregel goed voor klimaatadaptatie, terwijl het afsluiten van sloten in poldersystemen in het westen leidt tot meer versnippering, een achteruitgang van de waterkwaliteit bij verondiepen en het afsluiten van vismigratieroutes. De maatregel is daarom alleen subsidiabel voor sloten die vrij afwateren op een beeksysteem.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Het plaatsen van een LOP-stuw;

- Het verhogen van een bestaande duiker;

- Het dempen van sloten;

- Het verhogen van de slootbodem.

9

POP3 Thema: Investeringen in activiteiten die betrekking hebben op het volgende thema uit artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3:

f. verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

Provinciaal doel: verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid

13

Koematras, waterbed, diepstrooiselbox of zandbed

Toelichting

Koematrassen zorgen ervoor dat koeien gemakkelijk kunnen liggen en opstaan. Dit levert comfort voor de koe en minder stress en daardoor een betere gezondheid en minder (poot)blessures.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Matrassen voor koeien om op te rusten.

- Waterbedden voor koeien om op te rusten.

- Diepstrooiselboxen voor koeien om op te rusten.

- Zandbedden voor koeien om op te rusten.

- Montagekosten voor matrassen, waterbedden, diepstrooiselboxen of zandbedden voor koeien.

Niet subsidiabel:

- Alle andere varianten op rustmogelijkheden voor dieren;

- De stal of plek waar de matrassen, waterbedden, diepstrooiselboxen of zandbedden in komen te staan.

8

14

Varkensvriendelijke vloeren

Toelichting

Varkensvriendelijke vloeren zorgen ervoor dat varkens gemakkelijker kunnen rusten en bewegen en daardoor een betere gezondheid hebben met minder (poot) blessures.

Varkensvriendelijke vloeren definities:

Dichte vloer volgens Besluit Houders van dieren, omschrijving dichte vloer, artikel 2.18.6:

Een vloer of een gedeelte daarvan, die is voorzien van gier doorlatende openingen, wordt als dicht beschouwd indien:

a. het totaal aan gier doorlatende openingen niet meer bedraagt dan 5% van de totale oppervlakte van het dichte deel van de vloer, en;

b. de breedte van gier doorlatende spleten ten hoogste 10 mm en de doorsnede van ronde gier doorlatende openingen ten hoogste 20 mm bedraagt.

Harde dichte vloer is bijvoorbeeld beton/composietvloer of een metalen plaat.

Zachte dichte vloer is bijvoorbeeld

  • geplastificeerd metaal of rubbercoating.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten:

- Verblijfvloer / stalvloer voor guste en dragende zeugen; Een dichte vloer met een oppervlak van minimaal 1,50 m2 per guste of dragende zeug;

- Vloer voor ligplaats voor kraamzeugen: Een dichte vloer van minimaal 1,40 meter lengte en 0, 60 meter breedte per zeug (de dichte vloer mag ingestrooid worden, maar dat is niet verplicht);

- Verblijfvloer / stalvloer voor gespeende biggen: Een dichte vloer met een oppervlakte van minimaal 0,20 m2 per gespeende big;

- Verblijfvloer / stalvloer voor vleesvarkens: Een dichte vloer met een oppervlakte van minimaal 0,40 m2 per vleesvarken;

- Vloeruitvoering mestplaats vleesvarkens roosters: Een vloer voor een mestplaats voor vleesvarkens bestaande uit betonroosters of composietroosters.

Niet subsidiabele onderdelen zijn:

- Gietijzeren roosters, geprofileerde metaalroosters of kunststof roosters;

- Vloeruitvoering mestplaats vleesvarkens harde dichte vloer: Een vloer voor een mestplaats voor vleesvarkens van dichte beton/composietvloer met gierafvoer en dagelijkse mestverwijdering (de dichte vloer mag ingestrooid worden, maar dat is niet verplicht);

- Verblijfvloer/stalvloer voor dekberen of ligplaatsen voor dekberen: Een dichte vloer met een oppervlakte van minimaal 76% per dekbeer.

8

15

Sensoren of automatisch verwerken van beeldmateriaal gericht op het meten van dierenwelzijn, signaleren probleemkoeien of voorspellen van grasgroei en grasopname

Toelichting

Sensoren en automatische verwerking van gegevens, met ook waarschuwingsmodule waar nodig, voor input van een snellere en adequate bedrijfsvoering. Afhankelijk van de aanwending en gebruik van de apparatuur is dit in het belang van dierenwelzijn en aanpassingen in taakuitvoering op het bedrijf, zo mogelijk leidt dit ook tot andere aanpassingen op het bedrijf.

Subsidiabele onderdelen en activiteiten

Het dient te gaan om investeringen, die specifiek bedoeld zijn voor de verwerking van het beeldmateriaal.

9

POP3 Thema: Investeringen in activiteiten die betrekking hebben op het volgende thema uit artikel 2.2.1 van de Verordening subsidies POP3:

g. behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

Provinciaal doel: Natuurinclusieve landbouw en behoud landschappelijke kwaliteit

16

Systemen voor het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door gebruik van biodiversiteit

Natuurlijke plaagbestrijding (zoals de bestrijding van de perenbladvlo) door het lokken van roofinsecten het behouden van deze nuttige roofinsecten d.m.v. het aanbieden van schuilplaatsen en het sparen van nuttige roofinsecten d.m.v. selectieve middelenkeuze.

Subsidiabele onderdelen & activiteiten

- Landbouwwerktuig zoals combinatie freesmachine + zaaimachine én een specifieke maaimachine, die de bloemenstrook kan laten staan en het gras naast de bloemenstrook wel maait;

- Schuilplaatsen voor roofinsecten;

- Installatiewerkzaamheden.

Niet subsidiabele onderdelen:

- De tractor waaraan wordt gekoppeld of zelfrijders. Enkel het systeem wat kan worden aangekoppeld is subsidiabel;

- Zaaigoed.

9

17

Investeringen ten behoeve van stimulering weidegang

Subsidiabele onderdelen & activiteiten

- Weideselectiepoorten;

- GPS voor koeien;

- Drink- en voervoorzieningen voor in de wei;

- Melkrobot in de weide.

Niet subsidiabele onderdelen:

- Waterleidingen;

- Afrasteringsmateriaal (zoals schrikdraad);

- Kavelpad.

8

Toelichting

Inleiding

In het kader van het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) heeft de provincie Utrecht de mogelijkheid om maatregelen open te stellen voor het indienen van projectvoorstellen die voor een EU-subsidie in het kader van het POP3 in aanmerking kunnen komen.

Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken en tegelijkertijd te voldoen aan de (inter)nationale milieuwetgeving is een blijvende investering in innovatie en modernisering van de landbouw noodzakelijk. Dit ook om de beoogde transitie van de landbouw verder door te zetten. Door deze investeringen kan de concurrentiekracht van de sector in stand worden gehouden en waar mogelijk verhoogd. Waarbij ook de emissies naar het milieu worden beperkt.

Met de regeling fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen wil de provincie Utrecht agrariërs uitdagen om met investeringsprojecten te komen die een meerwaarde bieden voor de ontwikkeling van hun bedrijf en een bijdrage leveren aan: circulaire landbouw (1), natuur inclusieve landbouw (2), klimaat neutrale landbouw (3) en het verbeteren van dierenwelzijn (4), een en ander conform de transitiedoelen van de Landbouwvisie 2018.

Ad 1. Circulair: In de recentelijk verschenen Landbouwvisie van het Rijk (“Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden”, 2018) staat circulaire landbouw centraal. Gestreefd wordt naar een omschakeling van het minimaliseren van de kostprijs naar het minimaliseren van het grondstoffenverbruik. Dit vraagt een fundamentele transitie van het huidige landbouwsysteem naar een circulair systeem zonder onnodige verliezen. De provincie Utrecht gaat mee in deze ambitie van het Rijk, verwoord in de Landbouwvisie 2018, en heeft de doelen voor 2030 overgenomen.

Ad 2. Natuur inclusieve landbouw: Bij natuur inclusieve bedrijven staat het streven naar een zorgvuldig gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het duurzaam beheren van de bodem en het minimaliseren van emissies centraal. Het accent ligt op een verantwoord gebruik van natuur en natuurlijke processen. Een productie op zodanige wijze dat de kwaliteit van de leefomgeving voor de mens toeneemt en de Utrechtse biodiversiteit wordt versterkt.

Ad 3. Klimaat neutrale landbouw: Voor de realisatie van een klimaat neutrale landbouwsector vormt het landelijk (ontwerp) Klimaatakkoord het uitgangspunt. Bronaanpak van emissies is nadrukkelijk naar voren gekomen als gewenst actiepunt. Ook zijn afspraken gemaakt over landgebruik; onder andere maatregelen die veenoxidatie tegengaan.

Ad 4. Verbeteren van dierenwelzijn: Het zorgvuldig omgaan met dieren is voor de provincie Utrecht een belangrijke voorwaarde bij de transitie naar een vitale, duurzame landbouw.

De uitdagingen voor de landbouw zijn groot en gaan verder dan het produceren van gezond en duurzaam voedsel. Het landelijk gebied zal een bijdrage moeten leveren aan andere maatschappelijke waarden zoals schone energie, klimaat en biodiversiteit. In de dichtbevolkte en groeiende Utrechtse regio kan de landbouw een belangrijke bijdrage leveren aan een gezond stedelijk leven. Voorwaarde is wel dat ondernemers dit een plek kunnen geven in een economisch rendabele bedrijfsvoering nu en in de toekomst.

Het innovatieve karakter van investeringen kan in sommige gevallen aanleiding zijn voor extra stimulering. Deze regeling zet in op de bredere uitrol van innovaties en modernisering bij een grotere groep landbouwondernemers. Wat de bredere uitrol van innovaties betreft is gekozen voor een investeringslijst waarmee bewezen innovaties gerangschikt zijn en waarop een brede groep aanvragers een subsidieverzoek kan indienen.

Er is gekozen voor een lijst van investeringen die bijdragen aan de volgende POP3-thema’s uit artikel 2.2.1 lid 2 van Verordening Subsidies POP3:

  • a.

    Verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    Het doel is om ondernemers te stimuleren nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen en de omschakeling naar nieuwe vormen van gecertificeerde teelten met specifieke kwaliteitskenmerken zoals streekproducten of biologisch te realiseren.

  • b.

    Beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    Het doel is om ondernemers te stimuleren productierisico’s in eigen hand te nemen door het verkorten van ketens en bijvoorbeeld door het inzetten van innovaties en modernisering op het gebied van logistiek en houdbaarheid.

  • c.

    Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

    Het doel is om bovenwettelijke investeringen te stimuleren die emissies beperken en om het gebruik van grondstoffen op het bedrijf te beperken door toepassing van kringlooplandbouw zodat uiteindelijk EU-waterkwaliteitsdoelen kunnen worden gehaald. Emissievermindering speelt in alle sectoren, zoals de veehouderij en de fruitteelt. Het thema past goed in de provinciale ambitie op het gebied van duurzaamheid, waaronder circulaire economie. Denk hierbij aan het hergebruik van proceswater op landbouwbedrijven, waardoor dit niet meer geloosd hoeft te worden. Ook kan gedacht worden aan het opnieuw gebruiken van organische reststromen voor biobased toepassingen.

  • d.

    Klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

    Het doel is om ondernemers te stimuleren, in de klimaat neutrale ontwikkeling van het bedrijf, investeringen door te voeren op het gebied van onder andere het terugwinnen van energie uit stallen. Maar ook andere vormen van hernieuwbare energie en het toepassen van nieuwe opslagtechnieken worden hier bedoeld.

  • e.

    Klimaatadaptatie (door het tegengaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting);

    Het doel is het watersysteem en het waterbeheer meer robuust te maken. Door water op te vangen of vast te houden kan bij droogte langer gebruik worden gemaakt van het opgevangen water en kan bij piekneerslag wateroverlast worden voorkomen. Ook het vasthouden van water in de bodem draagt bij aan deze doelen en is gunstig voor de gewasgroei in droge tijden.

  • f.

    Verbetering van dierenwelzijn/diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    Het doel is om ondernemers te stimuleren innovatieve technieken ter vernieuwing en modernisering van het bedrijf toe te passen ten behoeve van de volksgezondheid en dierenwelzijn/diergezondheid.

  • g.

    Behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

    Het doel is de realisatie van innovatieve vormen van bedrijfsvoering die leiden tot het beter inpasbaar maken van maatregelen gericht op biodiversiteit en verbetering van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld initiatieven voor biodiversiteitsvriendelijke landbouw.

Met dit openstellingsbesluit wordt aan de realisatie van bovenstaande doelstellingen invulling gegeven.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Deze investeringsregeling is gericht op investeringen in bewezen innovaties. Deze zijn opgenomen in een integrale investeringslijst in bijlage 1.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

Per investering kunnen zijn de volgende kosten subsidiabel:

  • a.

    kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

    Bij a en b kan gedacht worden aan de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen of de aanpassing van bestaande gebouwen.

  • c.

    kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    Onder c kunnen kosten voor bijvoorbeeld bedrijfsmiddelen worden opgevoerd, nieuwe landbouwmachines en -installaties bijvoorbeeld. De aanschaf van de bedrijfsmiddelen moet gericht zijn op het blijvend gebruiken ervan door de eindbegunstigde van subsidie. D e volledige aan- of huurkoopwaarde is subsidiabel tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel die aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgt.

  • d.

    kosten van adviseurs en ingenieurs voor het bedrijfsklaar maken of installeren van de investering;

    Onder d worden kosten bedoeld voor bijvoorbeeld het configureren van machines of het inregelen van software. De kosten zijn subsidiabel voor zover die aantoonbaar met het gebruiksklaar maken van de investering te maken hebben.

  • e.

    kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware die verband houden met de investering;

    Hier kan het gaan om software voor het monitoren en regelen van bijvoorbeeld GPS-systemen of andere software die nodig is voor nieuwe machines en installaties.

  • f.

    kosten van koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa.

    Kosten van de koop van tweedehands machines en installaties zijn subsidiabel tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel. In het format projectplan behorend bij de regeling is een rekenmethode opgenomen voor de onderbouwing van het begrote bedrag. Deze onderbouwing kan gebaseerd worden op bouwjaar, economische levensduur, nieuwprijs, aanschafjaar en begroot bedrag.

Voorbereidingskosten die voorafgaan aan het moment van indienen zijn niet subsidiabel.

Artikel 4 Hoogte subsidie

De kosten zoals begroot voor de investeringen en die als subsidiabel beoordeeld worden, kunnen voor maximaal, 40% gesubsidieerd worden. De ondergrens van een project bedraagt € 10.000 aan subsidie. Deze ondergrens moet worden gehaald op het moment van de subsidieverlening op basis van de subsidiabele kosten. Het kan zijn dat er € 15.000 wordt aangevraagd maar dat hiervan ‘slechts’ € 9.000 uiteindelijk aan subsidie overblijft na beoordeling van de aanvraag. In dat geval wordt de subsidie niet verleend. De maximum subsidie is € 100.000 per aanvraag. Door in een samenwerkingsverband (groep van landbouwers) een aanvraag in te dienen voor de wat kleinere investeringscategorieën biedt deze openstelling de mogelijkheid om de drempel van € 10.000 subsidie te bereiken.

Artikel 5 Rangschikking

Subsidie wordt verstrekt aan investeringen zoals deze zijn opgenomen in de investeringslijst in bijlage 1.

De investeringslijst is opgesteld om landbouwers te stimuleren te investeren in innovatie en modernisering van hun bedrijf. De regeling is vooral bedoeld om de aanschaf van modernere installaties en machines te stimuleren, waarmee de landbouwers hun positie op het gebied van innovatie en modernisering in duurzaamheid versterken. Modernisering die bijdraagt aan een circulaire, natuur inclusieve en klimaat neutrale bedrijfsvoering en/of aan korte ketens in de landbouw.

Investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de rentabiliteit van bedrijven en vervanging van dezelfde goederen die al op het bedrijf aanwezig zijn komen niet voor op de lijst en komen dus niet voor subsidie in aanmerking.

Op de investeringslijst zijn alleen investeringen opgenomen die voldoen aan de minimale bijdrage aan de doelen voor innovatie en modernisering, zodat het niet nodig is een minimumscore op te nemen. De score per investeringscategorie is bepaald op basis van de mate waarin de investering bijdraagt aan innovatie en modernisering en de beleidsmatige voorkeur van de provincie Utrecht.

De investeringen zijn ingedeeld onder een aantal POP3-thema’s, aangevuld met een toelichting van provinciaal Landbouwbeleid:

  • a.

    Verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

  • b.

    Beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

  • c.

    Maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

  • d.

    Klimaatmitigatie (vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie, productie van hernieuwbare energie);

  • e.

    Klimaatadaptatie (door het tegengaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten en -overschotten en toenemende verzilting);

  • f.

    Verbetering van dierenwelzijn/ diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

  • g.

    Behoud en versterking van biodiversiteit en omgevingskwaliteit.

De investeringsmaatregelen in de investeringslijst zijn al door voorlopers met succes toegepast maar een bredere toepassing is onvoldoende op gang gekomen. Het is voor de provincie Utrecht beleidsmatig van belang om dergelijke investeringen te stimuleren. De investeringen in bijlage 1 zijn gericht op een aantal thema’s die de provincie heeft vastgesteld in haar landbouwvisie. Het gaat daarbij om circulaire, klimaat neutrale en natuur inclusieve bedrijfsvoering en om het verbeteren van dierenwelzijn.

Aan de hand van selectiecriteria uit het POP3-handboek selectiecriteria (https://regiebureau-pop.eu/nieuwe-versie-handboek-selectiecriteria) zijn aan een aantal investeringscategorieën vastgesteld die bewezen innovatief zijn en waar de kans op succes heel groot is. De scores zijn vervolgens bepaald op basis van effectiviteit en efficiëntie.

Alle ingediende, ontvankelijke aanvragen worden gerangschikt op de score van de investeringen. Indien een aanvraag uit meerdere investeringen (maximaal 3) bestaat wordt de score bepaald op basis van de gemiddelde score. Dit wil zeggen dat de score van de individuele investeringen bij elkaar worden opgeteld en gedeeld door het aantal investeringen.

Artikel 6 Aanvragers

Uitsluitend landbouwers en groepen van landbouwers kunnen een aanvraag voor subsidie indienen. Groepen van landbouwers zijn samenwerkingsverbanden van landbouwers zonder rechtspersoonlijkheid. Dit betekent dat er een penvoerder aangewezen moet worden. Dit kan een gemachtigde zijn namens het samenwerkingsverband. Door samen te werken kunnen kleinere individuele investeringen van landbouwers gebundeld worden waardoor sneller aan de voorwaarde van het minimumbedrag van € 10.000 subsidie (€ 25.000 totale kosten) voldaan kan worden. Bij een aanvraag door groepen van landbouwers gelden de volgende voorwaarden, conform artikel 1.6 uit de Verordening subsidies POP3.

Artikel 1.6 Samenwerkingsverbanden

  • 1.

    Indien bij of krachtens deze regeling is bepaald dat een subsidie kan worden verstrekt aan een samenwerkingsverband, komen in geval van samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid slechts voor subsidie in aanmerking samenwerkingsverbanden:

    • a.

      waarvan de deelnemers natuurlijke personen of rechtspersonen, ieder met een andere eigenaar en niet in eigendom van een deelnemende natuurlijke persoon, zijn, en;

    • b.

      die voldoen aan de concurrentieregels zoals die gelden krachtens de artikelen 206 tot en met 210 van Verordening (EU) Nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

  • 2.

    Indien een aanvraag namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband wordt ingediend bevat de aanvraag om subsidie tevens:

    • a.

      een door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen, waarin onder meer door alle partijen wordt verklaard dat iedere partij hoofdelijk aansprakelijk is voor onverschuldigd betaalde subsidiebedragen;

    • b.

      de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen.

    • c.

      gegevens waaruit blijkt dat de penvoerder is aangewezen door de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband om de aanvraag om subsidie in te dienen.

  • 3.

    Ingeval een subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband:

    • a.

      berusten de verplichtingen die daaruit voortvloeien hoofdelijk op iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband;

    • b.

      is de penvoerder verplicht de projectadministratie als bedoeld in artikel 1.17, aanhef en onder f, te voeren en de administratie en daartoe behorende bescheiden te bewaren tot de datum als bepaald in artikel 1.17, aanhef en onder g;

  • 4.

    c. kunnen onverschuldigd betaalde subsidiebedragen overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht hoofdelijk worden teruggevorderd bij iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband. Bij terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen zal de penvoerder van het project als eerste worden aangesproken.

Artikel 7 Aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend voor investeringen uit de investeringslijst (bijlage 1). Een aanvrager mag meerdere investeringen (tot een maximum van 3) opgeven uit de betreffende lijst. In het geval een landbouwondernemer een aanvraag indient voor een bepaalde investering als individuele ondernemer en tevens dezelfde investering indient als onderdeel van een samenwerkingsverband (groep van landbouwers), dan wordt de subsidie geweigerd voor dat gedeelte van de aanvraag die de ondernemer heeft ingediend als individuele ondernemer. Het gevolg kan zijn dat de aanvraag volledig wordt geweigerd als daarmee de ondergrens van € 10.000 niet wordt gehaald.

Artikel 8 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt en betaald zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket, het POP3 webportal (https://www.pop3-webportal.nl/). Aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door de provincie Utrecht verstrekte vaste formats te worden gebruikt. Alle formats behorend bij deze openstelling zijn terug te vinden op de website van de provincie Utrecht.

U kunt tot en met vrijdag 13 augustus 2019 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk 19 augustus 2019 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens aan de hand van de scores gerangschikt. Op basis van de rangschikking neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.