Regeling vervallen per 01-01-2020

Algemene subsidieverordening Venlo 2010

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2019

Intitulé

Algemene subsidieverordening Venlo 2010

De raad van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van het projectcollege van 10 maart 2009;

gehoord de herindelingscommissie van 18 maart 2009;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

mede gelet op de Wet samenvoeging gemeenten Arcen en Velden en Venlo;

besluit

vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Venlo 2010;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Venlo;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

  • d.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor geleverde goederen of diensten;

  • e.

    subsidieaanvrager c.q. -ontvanger: degene die gemeentelijk subsidie aanvraagt c.q. aan wie een subsidie is toegekend;

  • f.

    subsidieregel: een door het college vastgestelde nadere algemene regeling waarin in operationele zin het subsidiebeleid voor een specifiek beleidsveld is uitgewerkt;

  • g.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten;

  • h.

    structurele subsidies: subsidies voor activiteiten die in beginsel per boekjaar worden verstrekt;

  • i.

    eenmalige subsidies: incidentele subsidies voor bijzondere activiteiten, experimenten, projecten, aanschaffingen of investeringen die door het college van belang worden geacht en die naar het oordeel van het college niet binnen de reguliere exploitatie van de organisatie kunnen worden gedekt.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening

Deze verordening is van toepassing op subsidies op de volgende terreinen.

Onderwijs en educatie:

  • -

    onderwijsvernieuwing;

  • -

    onderwijsbegeleiding;

  • -

    leerlingenzorg;

  • -

    onderwijsvoorrang;

  • -

    voor- en vroegschoolse educatie;

  • -

    schakelklassen;

  • -

    onderwijs asielzoekersleerlingen;

  • -

    peuterspeelzaalwerk;

  • -

    volwasseneneducatie;

  • -

    natuureducatie;

  • -

    verkeersveiligheid;

Zorg en welzijn:

  • -

    participatie, ontwikkeling en welzijn van ouderen, jeugd- en jongeren, mensen met beperkingen;

  • -

    sociale samenhang en betrokkenheid op buurt en wijkniveau;

  • -

    activiteiten in de sfeer van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    maatschappelijke dienstverlening;

  • -

    informatie, advies en cliëntondersteuning;

  • -

    mantelzorg en vrijwilligers in de zorg;

  • -

    integratie;

  • -

    bestrijding discriminatie;

  • -

    volksgezondheid;

  • -

    maatschappelijke opvang en vrouwenopvang;

  • -

    verslavingszorg;

  • -

    openbare geestelijke gezondheidszorg;

  • -

    bestrijding huiselijk geweld;

  • -

    ondersteunende begeleiding;

Cultuur:

  • -

    volkscultuur;

  • -

    amateurkunstbeoefening;

  • -

    culturele activiteiten;

  • -

    cultuurbereik en -educatie;

  • -

    cultuurpodia;

  • -

    bibliotheekwerk;

  • -

    herdenkingen;

  • -

    lokale media;

  • -

    kunst;

  • -

    musea;

  • -

    cultureel erfgoed;

Sport:

  • -

    sportstimulering verenigingen;

  • -

    topsport.

Overig:

  • -

    evenementen;

  • -

    toeristische promotie;

  • -

    HALT;

  • -

    cradle to cradle.

Artikel 3 Bevoegdheden raad en college

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks via de gemeentebegroting de bedragen vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2.

    Het college is bevoegd binnen het financieel kader als bedoeld in lid 1 jaarlijks subsidieplafonds vast te stellen voor de verlening van subsidies voor activiteiten zoals genoemd in artikel 2.

  • 3.

    De subsidieplafonds worden bekend gemaakt voorafgaand aan het jaar waarop deze betrekking hebben.

  • 4.

    Het college kan subsidieregels vaststellen ter uitvoering van het subsidiebeleid binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders. Deze regels bevatten in ieder geval informatie over:

    • -

      de beleidskaders en -doelstellingen die van toepassing zijn;

    • -

      de voorwaarden op grond waarvan subsidies worden verstrekt;

    • -

      de methode aan de hand waarvan het subsidiebedrag wordt bepaald;

    • -

      de wijze van verdeling van de beschikbare middelen binnen het vastgestelde subsidieplafond.

  • 5.

    Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies.

  • 6.

    Het college besluit over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden en over het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb.

  • 7.

    Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de Awb en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23 lid 2 van de Awb van toepassing is. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    Het college kan bepalen dat bij aanvragen voor subsidieverlening en -vaststelling gebruik wordt gemaakt van standaardformulieren.

Artikel 4 Algemene vereisten

  • 1.

    De subsidieaanvrager is een rechtspersoon zonder winstoogmerk. Het college kan besluiten hierop uitzonderingen te maken.

  • 2.

    Een subsidieaanvrager dient in zijn begroting rekening te houden met een redelijke financiële bijdrage van leden c.q. deelnemers. Het college kan hierover nadere voorschriften geven.

  • 3.

    Een gesubsidieerde organisatie bevordert actief dat personeel, vrijwilligers en degenen waarvoor activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid zijn om invloed uit te oefenen op het beleid van de organisatie.

  • 4.

    In het personeelsbeleid van een gesubsidieerde organisatie worden gelijke kansen gewaarborgd voor vrouwen, mensen met beperkingen en leden van etnische minderheden.

  • 5.

    Activiteiten worden zodanig georganiseerd dat deze ook toegankelijk zijn voor mensen met fysieke beperkingen. In zijn algemeenheid moet rekening worden gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van potentiële deelnemers.

  • 6.

    De subsidieaanvrager is verplicht om de risico’s die hij niet zelf kan dragen afdoende te verzekeren. Minimaal geldt een verplichting voor een verzekering tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid en een brand- en inboedelverzekering indien men eigenaar is van een accommodatie.

Artikel 5 Administratie en onderzoek

  • 1.

    De subsidieaanvrager voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten.

  • 2.

    De subsidieontvanger, die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van meer dan 50% van de baten van deze instellingen bijdraagt of die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van minder dan 50% van de baten van deze instelling bijdraagt en waarbij een gerechtvaardigd belang voor onderzoek bestaat, verleent medewerking aan onderzoeken die de raad, het college of de rekenkamercommissie (artikel 81o van de Gemeentewet) uitvoert. De medewerking houdt in dat de subsidieontvanger:

    • -

      nadere inlichtingen verstrekt over jaarrekeningen, accountantsrapporten en overige documenten met betrekking tot de subsidieontvanger;

    • -

      genoemde jaarrekeningen, rapporten en documenten overlegt; en

    • -

      toestaat dat de administratie wordt onderzocht.

Artikel 6 Eigen vermogen

  • 1.

    In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Awb, kan de gemeente aan de subsidieontvanger, de verplichting tot het betalen van een vergoeding van de vermogenswaarden opleggen.

  • 2.

    De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.

Artikel 7 Betalingen

  • 1.

    Het college is bevoegd voorschotten op subsidies te verstrekken.

  • 2.

    Bij structurele subsidies beneden € 10.000,00 wordt het bedrag in de eerste maand van het boekjaar in zijn geheel als voorschot uitbetaald.

  • 3.

    Bij structurele subsidies hoger dan € 10.000,00 wordt in de beschikking tot subsidieverlening de wijze van bevoorschotting vermeld.

  • 4.

    Bij eenmalige subsidies wordt in de beschikking tot subsidieverlening de wijze van bevoorschotting vermeld.

  • 5.

    Als een subsidieontvanger verplicht is subsidiegelden terug te betalen dient dit te geschieden binnen een maand na dagtekening van de beschikking. Bij latere terugbetaling worden administratie- c.q. invorderingskosten in rekening gebracht.

Artikel 8 Accountantscontrole

  • 1.

    Bij een subsidiebedrag hoger dan € 50.000,00 is de subsidieontvanger verplicht om bij de aanvraag tot subsidievaststelling een accountantsverklaring te voegen.

  • 2.

    Het college kan ook bij een lager subsidiebedrag het indienen van een accountantsverklaring als voorwaarde bij de subsidieverlening opnemen.

  • 3.

    De accountant onderzoekt of het financieel verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en of het activiteitenverslag met het financieel verslag verenigbaar is.

  • 4.

    De accountant onderzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 5.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid.

Artikel 9 Weigering

  • 1.

    Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb geregelde gevallen worden geweigerd als naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op of niet aanwijsbaar in belangrijke mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Venlo, behalve als dit verklaarbaar is vanuit de regionale centrumfunctie van Venlo;

    • b.

      de gelden niet of onvoldoende zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      subsidieverlening niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • d.

      niet voldaan wordt aan de algemene vereisten of aan de voorwaarden zoals vermeld in de van toepassing zijnde subsidieregel;

    • e.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • f.

      meer specifiek de activiteiten strijdig zijn met de erkende rechten van de mens zoals vastgelegd in de Grondwet en internationale verdragen;

    • g.

      de activiteiten van godsdienstige of politieke aard zijn;

    • h.

      de activiteitenkosten betrekking hebben op verteer en vertier, behoudens reële kosten die verband houden met het waarderen en binden van vrijwilligers;

    • i.

      de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

  • 2.

    In die gevallen waarin geen subsidieplafond is vastgesteld en uit relevante wettelijke voorschriften geen aanspraak op subsidieverlening voortvloeit, kan het college een aanvraag om subsidie afwijzen op de enkele grond dat in de begroting geen gelden ter beschikking zijn gesteld.

Artikel 10 Liquidatie, splitsing, fusie of faillissement

  • 1.

    Een subsidieontvanger informeert het college terstond over het voornemen een fusie aan te gaan, dan wel de organisatie te liquideren of te splitsen. Deze informatieplicht geldt ook als surseance van betaling of een faillissement aanstaande is.

  • 2.

    Verleende subsidies worden bij liquidatie, splitsing of fusie voor het nog niet gerealiseerde deel van het doel waarvoor subsidie is verleend terugbetaald aan de gemeente.

  • 3.

    Bij liquidatie worden het batig saldo van de liquidatierekening en een overblijvend eigen vermogen, voor zover deze direct of indirect gevormd zijn met subsidies van de gemeente Venlo, door het college teruggevorderd.

  • 4.

    Bij splitsing of fusie besluit het college, na overleg met de betrokken instellingen, over de bestemming van het eigen vermogen voor zover dat direct of indirect gevormd is met subsidies van de gemeente.

  • 5.

    Het is de subsidieontvanger niet toegestaan om vrije reserves te vervreemden of onder te brengen bij gelieerde instellingen, behoudens voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het college.

Hoofdstuk 2 Structurele subsidie

Artikel 11 Boekjaar

  • 1.

    Bij structurele subsidies geldt als boekjaar het kalenderjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten het schooljaar als boekjaar aan te merken, waarbij dan tevens aangepaste data worden bepaald ten aanzien van subsidieaanvraag, -verlening en -vaststelling. De subsidiënt wordt hierover geïnformeerd.

  • Deze informatieplicht geldt ook als surseance van betaling of een faillissement aanstaande is.

  • 3.

    Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing, tenzij het college anders bepaalt.

  • 4.

    Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8. van de Awb zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing, tenzij het college anders bepaalt.

Artikel 12 Nadere bepalingen

  • 1.

    De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor het verrichten van de in artikel 4:71 eerste lid van de Awb genoemde handelingen, althans voor zover deze handelingen leiden tot risico’s ten aanzien van de besteding van subsidiegelden.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

  • 3.

    Artikel 4:76 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op subsidieontvangers die hun inkomsten in overwegende mate ontlenen aan de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 13 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag moet worden ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het boekjaar c.q. de meerjarige subsidieperiode.

  • 2.

    Het college is bevoegd om, in afwijking van lid 1, in een beschikking tot subsidieverlening op te nemen dat bij een vervolgaanvraag een andere indieningsdatum geldt.

  • 3.

    Bij de subsidieaanvraag worden gevoegd een activiteitenplan met beoogde prestaties c.q. effecten en een begroting van inkomsten en uitgaven.

  • 4.

    De subsidieaanvrager maakt melding van elders aangevraagde subsidies voor de onderhavige activiteiten en de stand van zaken hiervan.

  • 5.

    Het college kan nadere informatie verlangen die nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag. Deze informatie moet binnen de gestelde termijn worden overlegd.

  • 6.

    Bij een eerste subsidieaanvraag moeten tevens de volgende stukken worden ingediend: de statuten, een kopie van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en een opgave van de bestuurssamenstelling.

Artikel 14 Subsidieverlening

  • 1.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt meegedeeld welk bedrag beschikbaar wordt gesteld, voor welke periode, voor welke activiteiten en/of prestaties en onder welke aanvullende subsidievoorwaarden.

  • 2.

    Het college kan besluiten om de subsidieverlening en -vaststelling te laten samenvallen.

  • 3.

    In de beschikking wordt vermeld op basis waarvan de definitieve vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden, tenzij subsidieverlening en subsidievaststelling samenvallen.

  • 4.

    De beschikking tot subsidieverlening wordt meegedeeld uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het boekjaar.

  • 5.

    Het college kan afwijken van het bepaalde in het vierde lid. De subsidieaanvrager wordt hiervan gemotiveerd in kennis gesteld.

  • 6.

    In de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden worden opgenomen ten aanzien van het tussentijds rapporteren over de voortgang van de activiteiten c.q. te leveren prestaties.

Artikel 15 Meerjarige subsidies

  • 1.

    Het college kan besluiten om een meerjarige beschikking af te geven tot maximaal 4 boekjaren. In dat geval wordt jaarlijks een door het college te bepalen indexering toegepast.

  • 2.

    In een meerjarige beschikking wordt vermeld op grond waarvan tussentijds eventueel de beschikking tot subsidieverlening kan worden bijgesteld.

  • 3.

    Bij meerjarige beschikkingen kan het college besluiten om, voorafgaand aan een nieuw boekjaar, de beschikking te wijzigen indien het door de raad vastgestelde financiële kader daartoe aanleiding geeft.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1.

    Na afloop van het boekjaar dient de subsidieontvanger voor 1 mei een aanvraag in tot subsidievaststelling. Deze aanvraag bevat in ieder geval een inhoudelijk en financieel verslag.

  • 2.

    De definitieve vaststelling van de subsidie vindt plaats uiterlijk 3 maanden na indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Bij meerjarige subsidies en/of als subsidieverlening en subsidievaststelling samen vallen dient na afloop van het boekjaar voor 1 mei een financieel verslag te worden ingediend. Het tweede lid van dit artikel is hierbij niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 Eenmalige subsidie

Artikel 17 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag moet worden ingediend tenminste 6 weken voor de start van de activiteit.

  • 2.

    Het college kan in een subsidieregel een andere indieningstermijn bepalen.

  • 3.

    De subsidieaanvraag bevat een adequate motivering en beschrijving van de activiteit, evenals een hierop betrekking hebbende begroting van inkomsten en uitgaven.

  • 4.

    De subsidieaanvrager maakt melding van elders aangevraagde subsidies voor de onderhavige activiteit en de stand van zaken hiervan.

  • 5.

    Het college kan nadere informatie verlangen die nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag. Deze informatie moet binnen de gestelde termijn worden overlegd.

Artikel 18 Subsidieverlening

  • 1.

    Binnen 8 weken na indiening van de aanvraag neemt het college hierover een beslissing welke terstond aan de aanvrager wordt meegedeeld.

  • 2.

    Het college kan besluiten om de subsidieverlening en -vaststelling te laten samenvallen.

Artikel 19 Subsidievaststelling

  • 1.

    Binnen 3 maanden na de realisatie van de activiteit dient de aanvrager bij het college een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij dit verzoek is gevoegd een inhoudelijk en financieel verslag.

  • 2.

    Binnen 3 maanden na indiening van de verantwoording wordt de subsidie definitief door het college vastgesteld en meegedeeld aan de subsidieaanvrager.

  • 3.

    Als subsidieverlening en subsidievaststelling samen vallen kan de verantwoording worden beperkt tot een inhoudelijk verslag. Het tweede lid van dit artikel is dan niet van toepassing.

  • 4.

    Indien niet binnen 6 maanden na de subsidieverlening met de activiteit een aanvang is gemaakt dient dit door de subsidieaanvrager te worden gemeld bij het college. De subsidie wordt vervolgens op nihil vastgesteld en eventueel betaalde voorschotten worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere verplichtingen van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere omstandigheden bij individuele gevallen afwijken van een of meerdere bepalingen uit deze verordening.

  • 3.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2.

    Op dat tijdstip worden ingetrokken:

    • a.

      de Algemene subsidieverordening Venlo 2009, zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Venlo van 26 november 2008;

    • b.

      de Algemene subsidieverordening Arcen en Velden, zoals vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Arcen en Velden van 18 december 2008.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening Venlo 2010” ofwel “ASV 2010”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 4 januari 2010.
De griffier De voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De in dit artikel genoemde activiteiten zijn in principe onderwerp van gemeentelijk beleid waarbij subsidiëring als instrument wordt gehanteerd om gemeentelijke beleidsdoelen te realiseren. Met de subsidieverordening bestaat een wettelijke grondslag voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van de vermelde activiteiten.

Artikel 3

Naast het bepalen van subsidieplafonds, binnen het financiële kader dat door de raad is vastgesteld, is het college bevoegd om subsidieregels vast te stellen. Aan de hand van subsidieregels kan worden bepaald of activiteiten voor subsidie in aanmerking komen en hoe de subsidie wordt berekend. Met name voor groepen van gelijksoortige organisaties wordt gewerkt met subsidieregels, zoals bij sportverenigingen, amateurkunst, jeugd enz.

Zie wat betreft de uitvoeringsovereenkomst, genoemd in het zesde lid, de toelichting bij artikel 13.

In het zevende lid is geregeld dat het college ook bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidie in gevallen waarin op grond van artikel 4:23 lid 3 van de Awb subsidie mag worden toegekend, ondanks het feit dat geen wettelijke grondslag aanwezig is. Het gaat hierbij met name om incidentele subsidieverlening en de verlening van subsidie in een situatie waarin de gemeentebegroting de subsidieontvanger vermeld, evenals het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 4

In dit artikel staan een aantal algemene vereisten die gelden bij subsidieverlening. Om de administratieve druk op (vrijwilligers)organisaties te beperken wordt niet bij elke subsidieaanvraag verlangd dat op alle genoemde punten wordt gerapporteerd. Dit neemt niet weg dat deze zaken van belang zijn. Bij signalen en/of als van gemeentewege wordt geconstateerd dat een organisatie in strijd is of handelt met de vereisten wordt actie ondernomen. In het uiterste geval kan dit leiden tot beëindiging van de subsidie. Op advies van het Wmo-forum zullen de algemene vereisten zoals genoemd in lid 3 t/m 6 voortaan steeds in de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld.

De vereiste van een ‘redelijke financiële bijdrage van leden c.q. deelnemers’ geldt voor de meeste organisaties. In sommige gevallen zal deze eigen bijdrage nihil zijn vanwege de aard van de activiteiten. Te denken valt aan maatschappelijke dienstverlening, vrijwilligerswerk in de zorg, voorlichtingsactiviteiten e.d.

Artikel 5

Op basis van dit artikel bestaat zowel voor het college als voor de raad of de rekenkamercommissie de mogelijkheid om onderzoek te doen naar een gesubsidieerde organisatie. Deze is verplicht hieraan alle medewerking te verlenen.

Artikel 6

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om te bepalen dat de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is bij een met subsidiegelden opgebouwd vermogen. In een dergelijk geval zal rekening worden gehouden met bestemmingsreserves en de buffer die nodig is voor een gezonde exploitatie.

In artikel 4:41 lid 2 van de Awb wordt aangegeven in welke gevallen van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.

Artikel 9

Subsidieaanvragen worden in eerste instantie getoetst aan de hier vermelde weigeringsgronden alvorens een verdere behandeling plaats vindt.

Artikel 4:25 regelt dat een subsidie ook kan worden geweigerd als toekenning zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond. Artikel 4:35 noemt nog meer gevallen, zoals het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of als een organisatie failliet is verklaard.

Artikel 11

Afdeling 4.2.8 van de Awb geeft in zijn algemeenheid regels voor het gehele proces van per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Door hiernaar te verwijzen verklaren we deze regels van toepassing op al deze subsidies.

Omdat deze verordening moet kunnen dienen als een handvat voor subsidieaanvragers zijn de belangrijkste elementen van het genoemde hoofdstuk van de Awb verwerkt in de artikelen 13 t/m 16: aanvraag, verlening, meerjarige subsidies, vaststelling.

Volgens artikel 4:66 van de Awb wordt subsidie slechts verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Uitzonderingen zijn mogelijk. Het vierde lid van ons artikel 12 is met name van toepassing op organisaties die in oprichting zijn en nog niet over volledige rechtspersoonlijkheid beschikken. Een uitzondering betreft ook de subsidie aan een topsporter cf. de betreffende subsidieregel.

Artikel 12

Artikel 4:71 van de Awb noemt een aantal juridische handelingen, zoals het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon, het wijzigen van statuten, het verwerven van eigendom, het vervreemden of bezwaren van registergoederen, het aangaan van geldleningen of kredietovereenkomsten, enz. Toestemming van het college is nodig als dit leidt tot risico’s ten aanzien van de besteding van subsidiegelden.

Met een verwijzing naar de Awb biedt het derde lid de mogelijkheid van een egalisatiereserve bij de gesubsidieerde instellingen. Zeker bij grote instellingen is het van belang dat enige buffer aanwezig is om tekorten van het ene jaar te kunnen opvangen met overschotten van een ander jaar. Hiermee kan een doelmatige besteding en doelmatig beheer van subsidiegelden wordt bevorderd. Artikel 4:72 van de Awb bevat nog enkele nadere voorschriften over de vorming van een egalisatiereserve.

Artikel 4:76 bevat een aantal normen ten aanzien van de financiële verslaglegging door organisaties die volledig van subsidie afhankelijk zijn. Het vijfde lid van ons artikel 6 regelt dat dit ook van toepassing is op organisaties die slechts voor een deel van subsidie afhankelijk is. Volgens de Awb kan ‘in overwegende mate’ gelezen worden als meer dan de helft, maar in specifieke gevallen zal de jurisprudentie moeten worden geraadpleegd.

Artikel 13

Een subsidieaanvraag moet voor 1 oktober worden ingediend. Dit houdt in dat vóór 1 oktober de gemeente de aanvraag in bezit moet hebben. Het college kan voor een specifieke organisatie de indieningstermijn van een subsidieaanvraag vervroegen. Te denken valt aan professionele organisaties, als vanwege de complexiteit meer ruimte gewenst is voor de behandeling van de subsidieaanvraag.

In zijn algemeenheid moet zowel bij een structurele als bij een incidentele subsidieaanvraag expliciet worden vermeld welk subsidie wordt aangevraagd. Uitzonderingen gelden slechts als de van toepassing zijnde subsidieregel een grondslag kent op basis van het aantal leden.

Wat betreft activiteitenplan en beoogde prestaties gelden bij vrijwilligersorganisaties andere normen dan bij professionele organisaties. Zo zullen verenigingen vaak kunnen volstaan met vermelding van de aard van de activiteiten en het aantal leden. De subsidieregels geven hierover nadere informatie.

Bij professionele organisaties kan gekozen worden voor een uitvoeringsovereenkomst op maat. Artikel 4:36 van de Awb biedt hiertoe de mogelijkheid. In ons artikel 3 lid 6 wordt hiernaar verwezen. In een dergelijke overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verleend. In overleg tussen gemeente en instelling wordt geregeld op welke manier de activiteiten en de voorgenomen prestaties worden vastgelegd.

Artikel 14

Subsidieaanvragers moeten voorafgaand aan het subsidiejaar weten of en hoeveel subsidie wordt verleend. Uitzonderingen zijn denkbaar als zich in het voortraject complicaties hebben voorgedaan. In dergelijke gevallen zal steeds goed worden gecommuniceerd met de subsidieaanvrager.

Artikel 15

Als sprake is van activiteiten die met grote continuïteit worden uitgevoerd, wordt de voorkeur gegeven aan een meerjarige subsidiebeschikking. Zowel voor de betreffende organisatie als voor de gemeente ontstaat hierdoor eenvoud in de procedure.

Artikel 17

Zoals uit de definitie in artikel 1 blijkt heeft het hoofdstuk ‘eenmalige subsidies’ betrekking op uiteenlopende zaken: van een kleine bijzondere activiteit, aanschaf van materialen, tot een investering of een groot project. Het is de eenmaligheid die maakt dat toch dezelfde basisregels kunnen gelden. De verordening biedt de mogelijkheid om onderdelen van de regeling op maat aan te passen. De beoordeling van een investering kan bijvoorbeeld meer tijd in beslag nemen dan 8 weken. De ruimte bestaat om een afwijkende termijn te bepalen (artikel 20).

Artikel 18

De bevoegdheid om besluiten te nemen over eenmalige subsidieaanvragen kan worden gedelegeerd aan het afdelingshoofd. De uitvoering van deze bevoegdheid geschiedt vervolgens in overleg met de portefeuillehouder.

Artikel 20

De subsidieverordening betreft een algemene regeling. Het college is bevoegd hiervan af te wijken als toepassing van bepaalde regels voor bv. een belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met deze verordening worden beoogd (zie Awb, artikel 4:84).

Als het gaat om afwijking van termijnen kan het betreffende afdelingshoofd worden gemandateerd om hiertoe namens het college te besluiten.