Regeling vervallen per 01-01-2020

Inconveniëntenregeling gemeente Vlissingen

Geldend van 13-10-2014 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Inconveniëntenregeling gemeente Vlissingen

Vastgesteld door het college van B&W te Vlissingen op 30 september 2014

Burgemeester en wethouders van Vlissingen;

  • -

    gelet op hoofdstuk 3 van de CAR/UWO;

  • -

    gelet de Bezoldigingsregeling gemeente Vlissingen;

  • -

    gelet op de instemming van de commissie voor het Georganiseerd Overleg te Vlissingen op 11 september 2014;

besluiten:

vast te stellen het navolgend “Inconveniëntenregeling gemeente Vlissingen”

Artikel 1. Begripsbepaling

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    College: burgemeester en wethouders van Vlissingen;

 

  • -

    Algemeen directeur: de functionaris als bedoeld in het “Organisatiebesluit gemeente Vlissingen 2009” dan wel zijn plaatsvervanger;

 

  • -

    Afdeling: de organisatorische eenheid zoals bedoeld in het “Organisatiebesluit gemeente Vlissingen 2009“;

 

  • -

    Medewerker: degene die op grond van de CAR/UWO in tijdelijke of vaste dienst bij de gemeente Vlissingen is aangesteld;

 

  • -

    Inconveniënt: een omstandigheid, voortvloeiend uit het werk, de werkmethode en/of werkomgeving, die -afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren- als extra bezwarend wordt ervaren , die in redelijkheid niet vermijdbaar is en die als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken;

 

  • -

    functiedeskundige: de met de uitvoering van de inconveniëntenregeling belaste (externe) deskundige(n) op het gebied van functiebeschrijving en -waardering;

 

  • -

    Toetsingscommissie: als bedoeld in de procedureregeling functiebeschrijven, functiewaarderen en plaatsing gemeente Vlissingen 2008.

Artikel 2. Gezichtspunten

Bij het bepalen van de mate van bezwarende werkomstandigheden als bedoeld in de vigerende bezoldigingsregeling, worden de volgende gezichtspunten in aanmerking genomen:

  • 1.

    dynamische en statische spierbelasting, oplettendheid, werksfeer (vuil en afkeer; weer en temperatuur; geluidsoverlast; trillingen; hinderlijke beschermingsmiddelen) en persoonlijk risico.

  • 2.

    hoe vaak en hoe lang komt een inconveniënt voor (incidenteel, nu en dan, regelmatig, voortdurend) en

  • 3.

    de mate waarin het werk als inconveniënt wordt ervaren (gering, matig, aanmerkelijk, groot).

Artikel 3. Toelage

  • 1.

    De compensatie van het inconveniënt geschiedt in geld in de vorm van een tijdelijke toelage.

  • 2.

    De toelage wordt maandelijks uitbetaald.

  • 3.

    Voor de berekening van de toelage wordt er van uitgegaan dat 1 regel het verschil bedraagt tussen de laatste en de op één na laatste periodiek van schaal 3 van bijlage IIa van de CAR.

  • 4.

    De toelage kan bestaan uit 2 regels, 1½ of 1 regel en wordt naar rato van het dienstverband toegepast.

 

Artikel 4. Inconveniëntensysteem

  • 1.

    De toelage is gebaseerd op het inconveniëntensysteem, welke als bijlage 1 is toegevoegd aan deze regeling en de conversietabel zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 2.

    Met behulp van de vragenlijst inconveniënten zoals opgenomen in bijlage 2, worden voor de functies met bezwarende werkomstandigheden inconveniëntenbeschrijvingen opgesteld, op basis waarvan de compensatie wordt vastgesteld.

  • 3.

    Bij wijziging van de functie, het takenpakket of de aard van de werkzaamheden wordt de inconveniëntenbeschrijving en waardering opnieuw opgemaakt.

Artikel 5.Inconveniëntenbeschrijving

  • 1.

    De afdelingsmanager en de P&O adviseur dragen zorg voor de totstandkoming van de inconveniëntenbeschrijvingen. Zij kunnen daarin worden bijgestaan door een door P&O aangewezen in- en/of externe deskundige. De direct hiërarchisch leidinggevende heeft daarbij de rol als informant.

  • 2.

    De conceptbeschrijving wordt besproken met de direct hiërarchisch leidinggevende en de betreffende medewerker(s). Indien nodig past de afdelingsmanager de conceptbeschrijving aan en tekenen beide partijen voor gezien.

  • 3.

    De afdelingsmanager legt de conceptbeschrijving ter vaststelling voor aan de algemeen directeur, tezamen met de eventuele (schriftelijke) opmerkingen van de direct hiërarchisch leidinggevende en de betrokken medewerker(s).

  • 4.

    De vastgestelde inconveniëntenbeschrijving wordt aan de functiedeskundige ter waardering voorgelegd.

Artikel 6. Bedenkingen tegen de conceptbeschrijving

  • 1.

    Indien één of meerdere medewerkers de conceptbeschrijving niet juist en/of niet volledig acht, wordt in overleg met betrokkene(n) getracht tot overeenstemming te komen. Wordt deze overeenstemming niet bereikt, dan wordt de conceptbeschrijving door de afdelingsmanager voorgelegd aan de algemeen directeur met de zienswijze van betrokkene(n).

  • 2.

    De algemeen directeur neemt een beslissing binnen vier weken. Deze beslissing wordt meegedeeld aan degene, die de beschrijving in concept heeft opgesteld, aan de hiërarchisch direct leidinggevende, de betrokken medewerkers en de functiedeskundige.

Artikel 7. De analyse en de waardering

  • 1.

    De functiedeskundige vervaardigt aan de hand van de vastgestelde inconveniënten-beschrijving een concept inconveniëntenwaarderingsadvies met behulp van het inconveniëntensysteem.

  • 2.

    De toetsingscommissie adviseert bij het opstellen van het inconveniëntenwaarderings-advies.

Artikel 8. Vaststelling

  • 1.

    De toetsingscommissie legt het concept inconveniëntenwaarderingsadvies, ter vaststelling voor aan het college.

  • 2.

    Het college stelt de inconveniëntenwaarderingen vast.

  • 3.

    Het besluit van het college wordt aan de betrokken medewerker schriftelijk bekend gemaakt.

Artikel 9. Afbouw toelage

  • 1.

    Aan een medewerker wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage, een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij die toelage ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    Bij vermindering of het wegvallen van inconveniënten wegens reorganisatie, andere inrichting van het werk, dan wel op medische of sociale gronden, wordt de toelage met ingang van de eerste dag van de volgende maand afgebouwd.

De afgebouwde toelage bedraagt:

  • a.

    75% van de oorspronkelijke toelage, gedurende het eerste jaar;

  • b.

    50% van de oorspronkelijke toelage, gedurende het tweede jaar en

  • c.

    25% van de oorspronkelijke toelage, gedurende het derde jaar.

Het tijdvak gedurende welke deze afbouw wordt toegepast is nooit langer dan de periode gedurende welke inconveniënten aan de functie waren verbonden.

  • 3.

    Indien de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, behoudt hij tot de datum van zijn ontslag de (verminderde) toelage waarop hij laatstelijk recht had.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als 'Inconveniëntenregeling gemeente Vlissingen' en treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf  1 januari 2014.

  • 2.

    De 'Inconveniëntenregeling gemeente Vlissingen' vastgesteld door het college op 16 februari 1998, wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

 

 

Vlissingen, 30 september 2014

 

 

Burgemeester en wethouders van Vlissingen

 

 

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1

 

INCO-SYSTEEM

Onder een inconveniënt wordt verstaan een omstandigheid, voortvloeiend uit het werk, de werkmethode en/of werkomgeving, die -afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren- als extra bezwarend wordt ervaren , die in redelijkheid niet vermijdbaar is en die als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken.

Psychische factoren worden in deze methode buiten beschouwing gelaten, daar deze moeilijk meetbaar en objectief kwantificeerbaar zijn.

De bezwaren verbonden aan het werken op afwijkende uren, op onregelmatige tijden, met gebroken diensten, gedurende een meer dan normaal aantal uren per week e.d. blijven bij de inconveniënten-gradering buiten beschouwing; hiervoor gelden immers afzonderlijke rechtspositionele regelingen.

Het begrip ‘werk’ wordt in dit verband gedefinieerd als het geheel van werkzaamheden, dat door de ambtenaar is te verrichten.

Bij de bepalingen van de scores voor de diverse gezichtspunten wordt er van uitgegaan dat alle wettelijke en bedrijfsveiligheidsvoorschriften in acht worden genomen, evenals de bedrijfsinstructies!

Het incoveniënten-systeem (INCO-systeem) kent de volgende gezichtspunten met de daarbij behorende afweegfactoren (=AF)

Gezichtspunten

Dynamische spierbelasting

Statische spierbelasting 2

Oplettendheid 1

Werksfeer

- Vuil en Afkeer 2

- Weer en temperatuur 1

- Geluidsoverlast 1

- Trillingen 1

- Hinderlijke beschermingsmiddelen 2

Persoonlijk risico

Afweegfactor

2

2

1

2

1

1

1

2

GRADERINGSTABEL

Met behulp van de graderingstabel en voorbeelden van graderingen wordt de zwaarte van een inconveniënt afgelezen.

 

De graderingstabel kent 2 ingangen, te weten:

- een voor de tijdsduur, die aangeeft hoe vaak en hoe lang een bepaald inconveniënt voorkomt (horizontaal);

- een voor de omvang, die aangeeft in welke mate het werk als inconveniënt wordt ervaren (verticaal).

 

AFWEEGFACTOREN

De in deze methode gehanteerde gezichtspunten verschillen ten opzichte van elkaar in zwaarte. Deze verschillen worden tot uitdrukking gebracht met behulp van zogenaamde afweegfactoren. Dit zijn getallen waarmee de score die in de graderingstabellen staan moeten worden vermenigvuldigd, alvorens de totaal-score, als optelsom van de score van de verschillende gezichtspunten, kan worden vastgesteld. De aldus verkregen totaalscore vormt de maatstaf voor de zwaarte, die aan de in functie voorkomende inconveniënten wordt toegekend.

 

Tijdsduurgradaties

Bij de bepaling van de tijdsduur wordt uitgegaan van de netto tijd dat het inconveniënt-gezichtspunt in de functie aanwezig is. (Een belader tilt slechts een gedeelte van de dag.) In veel gevallen zal de tijdsduur, gedurende welke bepaalde werkzaamheden moeten worden verricht, in mindere of meerdere mate bepalen of deze werkzaamheden als bezwarend worden ervaren en derhalve als inconveniënt moeten worden aangemerkt. In verband daarmede wordt aan de in de graderingstabellen voorkomende gradaties met betrekking tot veelvuldigheid en duur de volgende betekenis toegekend:

 

INCIDENTEEL:

gemiddeld een enkele keer per dag; gemiddeld ca. 0,5 tot 1,5 uur/dag;

NU EN DAN:

gemiddeld regelmatig met langere tussenpozen; gemiddeld 1,5 tot 3 uur/dag;

REGELMATIG:

gemiddeld regelmatig met korte tussenpozen; gemiddeld 3 tot 5,5 uur/dag;

VOORTDUREND:

onafgebroken; gemiddeld meer dan 5,5 uur/dag;

Bij de bepaling van de tijdsduur wordt uitgegaan van de gemiddelde tijdsduur. De afwisseling in het werk is van invloed op de score.

 

Omvang gradatie

Voor zover in de graderingstabellen geen objectieve normen zijn opgenomen ter omschrijving van de omvang van het inconveniënt, worden met betrekking tot de mate waarin het werk als een inconveniënt wordt beschouwd de volgende begripsomschrijvingen gehanteerd:

GERING:

het bezwaar is redelijk gemakkelijk te verdragen, doordat het nauwelijks merkbaar/aanwezig is en/of niet meer dan irritant of vervelend is;

MATIG:

het bezwaar is minder gemakkelijk te verdragen, doordat het merkbaar/aanwezig is en/of hinderlijk of lastig is;

AANMERKELIJK:

het bezwaar is moeilijk te verdragen, doordat het duidelijk merkbaar/aanwezig is en/of hinderlijk of lastig is;

GROOT:

het bezwaar is nagenoeg niet te verdragen, doordat het in extreme vorm merkbaar/aanwezig is en/of uiterst hinderlijk;

Bij wisselende tijdsduur en wisselende omvang vindt een ‘dia’ score plaats.

Nadat alle functies zijn gegradeerd vindt een paarsgewijze vergelijking plaats naar totaalscore en per gezichtspunt.

Via een conversietabel wordt het compensatie-niveau afgelezen. Dit compensatieniveau kan worden uitgedrukt in:

- geld;

- tijd;

- tijd en geld.

Aan iedere functie is wel een bepaalde hoeveelheid inconveniënten verbonden. Gelet op het algemeen maatschappelijk gevoelen is een deel van deze bezwarende werkomstandigheden zodanig dat geen extra beroep wordt gedaan op de bereidheid om onder dergelijke omstandigheden te werken. Pas boven een bepaald niveau is hiervan sprake en wel zodanig dat hiervoor een compensatie dient te worden gegeven.

TOEPASSING VAN HET INCO-SYSTEEM VEREIST EEN GROTE MATE VAN DESKUNDIGHEID.

 

DYNAMISCHE SPIERBELASTING

Het gaat hierbij om de dynamische spierbelasting van het gehele lichaam of van bepaalde spiergroepen; de mate waarin de belasting van spieren/spiergroepen in beweging bezwarend is als gevolg van de zwaarte van de materialen, onderdelen, werktuigen, gereedschappen e.d., waarmede wordt gewerkt, zulks in samenhang met het vereiste werktempo. De vereiste vaardigheid blijft hierbij buiten beschouwing, aangezien deze bij de functiewaardering tot uitdrukking komt.

 

Bij het graderen worden in beschouwing genomen:

 

  • a.

    de uit te oefenen kracht, zo mogelijk uitgedrukt in kilogrammen; als basis wordt hier het gemiddeld gewicht genomen

  • b.

    de veelvuldigheid en de duur van de belasting; de tijd wordt aan het gemiddeld gewicht gerelateerd.

Uitsluitend de gemiddelde netto duur per dag over een langere periode bepaalt de duur.

Tabel: Dynamische Spierbelasting (Afweegfactor 2)

 

Veelvuldigheid en duur van de belasting

Uit te oefenen kracht

Incidenteel 0,5-1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5-3 uur/dag

Regelmatig 3-5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

 

1

2

3

4

 

 

 

 

 

 

gering

5 kg

 

a

 

0

 

2

 

4

 

6

 

matig

5-15 kg

 

b

 

2

 

4

 

6

 

9

 

aanmerkelijk 15-35 kg

 

c

 

4

 

6

 

9

 

-

 

groot

35-50 kg

 

d

 

6

 

9

 

-

 

-

 

STATISCHE SPIERBELASING (eenzijdige beweging en inspannende houding)

Het gaat hierbij om de statische belasting van een of meer spiergroepen zonder mogelijkheid van tussentijdse ontspanning. Het betreft de waardering van de mate waarin de belasting van spieren/spiergroepen in een bepaalde, eenzijdige houding bezwarend is. Bepalend voor de belasting is onder andere de tijdsduur waarin ontspanning niet mogelijk is en het aantal spiergroepen dat eenzijdig wordt belast. Het gaat om de vraag in hoeverre buiten kracht uitoefening nog andere lichamelijke bijzondere weerstanden moeten worden overwonnen; bijvoorbeeld labiel evenwicht, boven de macht werken, eenzijdige belasting van bepaalde spieren (incl. de oogspieren), dan wel of er sprake is van eenzijdige en daardoor bijzonder vermoeiend spiergebruik.

Bij het graderen moeten in beschouwing genomen worden:

  • a.

    de mate, waarin de houding inspannend is;

  • b.

    de veelvuldigheid en de duur van de inspannende houding;

 

ad a.

Een moeilijke houding, eenzijdige belasting van de bepaalde spieren en eenzijdige beweging kunnen lichamelijke inspanning en vermoeiend zijn, terwijl toch niet van lichamelijke krachtuitoefening -vallend onder het gezichtspunt Dynamische Spierbelasting- kan worden gesproken. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    het in een lastige houding verrichten van op zichzelf lichte werkzaamheden;

  • -

    het maken van bewegingen die, ondanks hun dynamiek, geen krachtsuitoefening met zich meebrengen, maar die, door hun eenzijdigheid wel tot plaatselijk overmatige en daardoor bezwaarlijke vermoeidheid aanleiding geven, b.v. het werken boven de macht, werken in kleine ruimten e.d;

  • -

    het gefixeerd houden van de oogspieren bij het onafgebroken in het oog houden van een object of persoon.

 

ad b.

Bij de beoordeling van de veelvuldigheid en de duur van de inspannende houding moet in beschouwing worden genomen:

  • -

    hoe vaak een inspannende houding voorkomt;

  • -

    hoe lang achtereen de houding inspannend is (wisselend of langdurig achtereen)

Wanneer bijvoorbeeld een op zichzelf genomen aanmerkelijk inspannende houding eenmaal per dag lang achtereen moet worden volgehouden is dat bezwaarlijker dan wanneer deze houding regelmatig gedurende slechts kortere tijd voorkomt. Indien een aanmerkelijk inspannende houding eenmaal per week/maand lang achtereen voorkomt moet deze inspannende houding worden teruggerekend naar het aantal uren per dag.

 

Tabel: Statische Spierbelasting (Afweegfactor 2)

 

 

Veelvuldigheid en duur van de belasting

Mate, waarin de houding inspannend is

Incidenteel 0,5-1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5-3 uur/dag

Regelmatig 3-5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

 

1

2

3

4

 

 

 

 

 

 

gering

 

 

a

 

0

 

2

 

4

 

6

 

matig

 

 

b

 

2

 

4

 

6

 

9

 

aanmerkelijk

 

 

c

 

4

 

6

 

9

 

-

 

groot

 

 

d

 

6

 

9

 

-

 

-

 

OPLETTENDHEID

Het gaat hierbij om het geven van aandacht in de werksituatie, waarbij tevens doorlopend aandacht dient te worden geschonken aan de kwaliteit van het eindproduct. De aandacht roept een zodanige spanning op (veroorzaakt door de omgeving en/of door een veelheid van factoren), dan wel wordt door de een-toningheid (het continu verrichten van dezelfde handelingen, monotonie of het opmerken van zeer incidentele afwijkingen) zo weinig levendig gehouden, dat zulks als bezwarend moet worden aangemerkt.

De zonder meer in de functie vereiste oplettendheid wordt bij dit gezichtspunt niet in beschouwing genomen.

Bij het graderen moet in beschouwing worden genomen:

  • 1.

    de mate van de vereiste oplettendheid, voorzover deze door binnen het werk gelegen factoren wordt bemoeilijkt;

  • 2.

    de veelvuldigheid en de duur van de oplettendheid.

 

ad a.

De mate van de vereiste oplettendheid wordt bepaald door:

  • 1.

    het aantal, de aard en de samenhang van de tegelijkertijd optredende feiten, waarop de functionaris moet letten;

  • 2.

    het tempo waarin deze feiten moeten worden verwerkt;

  • 3.

    de duur van de arbeidscyclus; een korte arbeidscyclus werkt slechts dan verzwarend, indien men niettegenstaande de eentonigheid bij elke handeling telkens opnieuw moet opletten. Indien de handeling een automatisch/herhalend karakter hebben, neemt de oplettendheid echter af (niet te verwarren met monotonie);

  • 4.

    de intensiteit van de vereiste concentratie;

  • 5.

    de verlangde mate van zekerheid dat niets over het hoofd zal worden gezien.

De mate van vereiste oplettendheid wordt verhoogd ingeval er sprake is van afleidende factoren die inherent aan het werken zijn en op zichzelf geen aandacht behoeven, maar wel de aandacht kunnen afleiden of bemoeilijken. Hieronder moet tevens worden begrepen het facet ‘Hinderlijk zicht’. Factoren die hinderlijk zijn voor het zicht op het werk zoals stof, rook, damp, nevel, mist, belichting[1].

 

Het gaat bij de oplettendheid tevens om de vraag, in hoeverre de werkzaamheden, die op een bepaald moment de aandacht vragen, in verband met het weinig interessante of het eentonige karakter daarvan of om een andere reden de aandacht bemoeilijken. Voorts in hoeverre er bij de uitoefening van de functie op een gegeven moment niet uit te schakelen en binnen het werk gelegen factoren optreden, die de vereiste aandacht of concentratie verstoren.

 

Dezelfde factoren die afleidend kunnen werken, kunnen dientengevolge een verschillende mate van extra oplettendheid in de functie vereisen. Het de gehele werktijd moeten opletten scoort op zichzelf niet. Het enkele feit dat werk herhaald wordt of eenvormig is, behoeft nog geen bezwaar op te leveren. Wel is het een bezwaar, ingeval de vereiste oplettendheid toch telkens weer moet worden opgelet. Normale verkeersdeelname scoort niet.

 

ad b.

De duur van de vereiste oplettendheid, maar ook andere redenen, kunnen veroorzaken, dat de werkzaamheden die een grote oplettendheid vereisen, worden afgewisseld door andere werkzaamheden. Ook kan het voorkomen, dat er slechts met korte of langere tussenpozen dient te worden opgelet. Hoe geringer het percentage van de arbeidsduur, gedurende hetwelk moet worden opgelet, des te minder wordt de oplettendheid als bezwarend aangemerkt.

 

Tabel: Oplettendheid (Afweegfactor 1)

 

[1] het lichamelijk onaangename van deze factoren wordt bij de gradering voor dit gezichtspunt buiten beschouwing gelaten en komt ter sprake bij het gezichtspunt Werksfeer.

 

Veelvuldigheid en duur van de oplettendheid

Mate van de ver-eiste oplettendheid voor zover deze door in het werk gelegen factoren wordt bemoeilijkt.

 

Incidenteel 0,5 - 1,5 uur/dag

 

Nu en dan 1,5 - 3 uur/dag

 

Regelmatig 3 - 5,5 uur/dag

 

Voortdurend > 5,5 uur/dag

 

1

2

3

4

 

 

 

 

 

 

gering

 

 

a

 

0

 

2

 

4

 

6

 

matig

 

 

b

 

2

 

4

 

6

 

9

 

aanmerkelijk

 

 

c

 

4

 

6

 

9

 

-

 

groot

 

 

d

 

6

 

9

 

-

 

-

 

 

WERKSFEER

Door middel van dit gezichtspunt komen tot uitdrukking de bezwaren die in het werk worden ondervonden ten gevolge van omgevingsinvloeden.

 

We onderscheiden de volgende subkenmerken:

- Vuil en Afkeer

- Weer, temperatuur

- Geluidsoverlast

- Trillingen

- Hinderlijke beschermingsmiddelen

 

Bij het graderen moet in beschouwing worden genomen:

  • a.

    de mate waarin de werksfeer (de omgevingsinvloeden) bezwaarlijk onaangenaamheid is/zijn;

  • b.

    de veelvuldigheid en de duur, gedurende welke onder dergelijke onaangename omstandigheden moet worden gewerkt.

 

Bezwaren van de werksfeer mogen niet op zichzelf worden beschouwd buiten het verband van de gehele functie. Gebeurt dit wel dan zou men bijvoorbeeld factoren als inconveniënt graderen die in breder verband bekeken niet als zodanig mogen worden aangemerkt, omdat ze slechts een facet vormen van een situatie, die men in het geheel niet als een inconveniënt kan beschouwen. De facetten van een situatie mogen dus niet geïsoleerd worden bezien.

 

Bij de duur van de werksfeer kan het voorkomen, dat de werkzaamheden die in een bepaalde werksfeer worden uitgevoerd, worden afgewisseld door andere werkzaamheden (onder een aangenamere werksfeer). Ook kan het voorkomen, dat er slechts met korte of langere tussenpozen gewerkt dient te worden onder een bepaalde werksfeer. Hoe geringer het percentage is van de arbeidsduur, gedurende hetwelk moet worden gewerkt, des te minder wordt de werksfeer als bezwarend aangemerkt.

 

Het gezichtspunt Werksfeer kent 1 graderingstabel, de subkenmerken kennen diverse afweegfactoren.

 

Vuil en Afkeer

Verontreiniging, van lichaam(sdelen) en/of kleding door:

- vuil (droog, vochtig, nat);

- olie/vet (schoon, verontreinigd); dat moeilijk is te verwijderen.

 

Werken in situaties, die stank (onaangename geur) geven of die walging/afkeer oproept of lichamelijke reacties (huidprikkelingen, irritatie) teweeg brengen, zoals rook, damp, nevel, fecaliën, e.d.

 

Weer, temperatuur

Werken in weersomstandigheden (klimatologische omstandigheden), die bezwarend zijn bij de werkuitvoering door het onaangename karakter, zoals regen, sneeuw, mist, koude, hitte, wind. Werken bij grote hitte of koude of bij sterke temperatuurwisselingen (ook tocht) of in een onbehaaglijke atmosfeer (hoge luchtvochtigheid).

 

De score wordt bepaald door de mate waarin de werkzaamheden onder bepaalde weersomstandigheden al dan niet moeten worden uitgevoerd (schuilgelegenheid, de mate van uitstel van uitvoering van de werkzaamheden, de voorzieningen die men treft om de invloed van het weer te beïnvloeden, e.d.).

 

- Werken bij overwegend gunstige weersomstandigheden: score a2-2

- Werken onder praktisch alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, bij slechte weersomstandigheden kan men schuilen: score b2-4

- Werken onder alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, maar ook bij regen, zeer warm of koud weer, maar waarbij de uitvoering van de werkzaamheden niet terstond moeten worden uitgevoerd (bv. doordat de aard van de storing zodanig is dat enig uitstel in opheffen van de storing mogelijk is): score dia 5

- Werken onder alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, maar ook bij regen, zeer warm of koud weer, maar waarbij de uitvoering van de werkzaamheden terstond moeten worden uitgevoerd (bv. doordat de aard van de storingen zodanig is dat deze direct moeten worden opgeheven): score dia 6

- Werken onder alle weersomstandigheden, zoals bij lichte en zware vorst, regen en warm weer, (bv. belader): score dia 7.

 

Geluidsoverlast

Werken in een omgeving, waarbij lawaai hinderlijk is, dan wel onaangenaam is in fysieke zin. Naarmate de geluidsbron verder van de werkplek verwijderd is zal de mate van onaangenaamheid lager zijn. Werken langs wegen met normale verkeersintensiteit scoort niet. Normale verkeersdeelname scoort niet.

Trillingen

Werken met hulpmiddelen/apparatuur die trillingen veroorzaken resp. veroorzaakt.

Hinderlijke beschermingsmiddelen

Werken met beschermende middelen (bedoeld om de gebruiker te beschermen tegen nadelige gevolgen van de omstandigheden waaronder moet worden gewerkt), die het contact belemmeren/bemoeilijken, bewegingen beperken, dan wel bepaalde lichaamsfuncties (transpireren) bemoeilijken. De mate van hinder die men ondervindt van de beschermende middelen (bv. laarzen, regenkleding, gehoorbeschermingsmiddelen e.d.) is afhankelijk van de werkzaamheden die men uitvoert. Dezelfde beschermende middelen scoren hierdoor verschillend.

 

Tabel: Werksfeer (diverse Afweegsectoren)

 

 

Veelvuldigheid en duur van de werksfeer

Mate van

onaangenaamheid

Incidenteel 0,5 - 1,5 uur/dag

Nu en dan 1,5 - 3 uur/dag

Regelmatig 3 - 5,5 uur/dag

Voortdurend > 5,5 uur/dag

 

1

2

3

4

 

 

 

 

 

 

gering

 

 

a

 

0

 

2

 

4

 

6

 

matig

 

 

b

 

2

 

4

 

6

 

9

 

aanmerkelijk

 

 

c

 

4

 

6

 

9

 

-

 

groot

 

 

d

 

6

 

9

 

-

 

-

 

Subkenmerk

Vuil en Afkeer 2

Weer, temperatuur 1

Geluidsoverlast 1

Trillingen 1

Hinderlijke beschermingsmiddelen 2

 

Afweegfactor

2

1

1

1

2

Persoonlijk risico

Met name bij dit gezichtspunt speelt het hanteren van wettelijke voorschriften een belangrijke rol. Niettemin blijft bij het toepassen ervan de kans op ongeval, letsel of ziekte aanwezig. Het gaat hierbij om de mate waarin het risico, waaraan de voor zijn/haar taak berekende medewerk(st)er met inachtname van alle wettelijke en bedrijfsveiligheidsvoorschriften, blootstaat aan het oplopen van schade aan de gezondheid door lichamelijk letsel of ziekte, als bezwaar wordt gevoeld.

Bij het graderen moet in beschouwing worden genomen:

  • a.

    de gevolgen van mogelijke ongevallen en ziekten;

  • b.

    de kans dat een ongeval (met letsel) plaatsvindt of een ziekte ontstaat.

 

ad a.

Er wordt verschil gemaakt, of er gevaar bestaat voor:

  • -

    gering letsel;

  • -

    schade aan de gezondheid, die tijdelijke of gedeeltelijke ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn/haar functie tot gevolg heeft (bv. functieafkeuring);

  • -

    schade aan de gezondheid, die een blijvende ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn/haar functie tot gevolg heeft (bv. functieafkeuring);

  • -

    schade aan de gezondheid, die een volledige arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of dood tot gevolg heeft.

 

ad b.

Bij de bepaling van de kans op schade aan de gezondheid wordt uitgegaan van het inachtnemen van de wettelijke- en bedrijfsveiligheidsvoorschriften. Ook de tijd dat de functionaris aan een bepaald risico blootstaat beïnvloedt de kans en dient bij deze ingang te worden betrokken. Daartoe dient dezelfde staffel als gehanteerd voor ‘veelvuldigheid en duur’. De kansingang wordt mede bepaald door de mate waarin de werkzaamheden onder bepaalde risico’s al dan niet moeten worden uitgevoerd, worden afgewisseld door andere werkzaamheden (met minder risico). Ook kan het voorkomen, dat er slechts met korte of langere tussenpozen gewerkt dient te worden met een bepaald risico. Hoe geringer het percentage is van de arbeidsduur, gedurende hetwelk moet worden gewerkt, des te minder wordt het persoonlijk risico als bezwarend aangemerkt.

Tabel: Persoonlijk risico (Afweegfactor 1)

 

De kans dat er een ongeval plaatsvindt of een ziekte intreedt

Gevolg van mogelijke ongevallen of

(beroeps-)ziekten.

 

Gering

 

Matig

 

Aan-merkelijk

 

Groot

 

1

2

3

4

 

 

 

 

 

 

gering letsel

 

 

a

 

0

 

2

 

4

 

6

tijdelijke of gedeeltelijke ongeschiktheid

 

b

 

2

 

4

 

6

 

9

 

blijvende ongeschiktheid

 

c

 

4

 

6

 

9

 

-

volledige arbeids-

ongeschiktheid of de dood

 

d

 

6

 

9

 

-

 

-

 

Bijlage 2

 

Vragenlijst Inconvenienten GEMEENTE vLISSINGEN

Functienaam :

Taken :

Afdeling : Beheer Leefomgeving

Datum : juni 2013

1. Dynamische spierbelasting

Bij dit punt gaat het om de kracht die nodig is bij het werken met materialen, werktuigen, ge­reedschap­pen e.d. Hierbij gaat het om het tillen of dragen van spullen of het werken met gereedschappen die een gewicht hebben tussen de 5 en 25 kilogram.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

2. Statische spierbelasting

Inspannende/lastige houding doordat de medewerker bijvoorbeeld boven zijn macht moet werken, geknield zit of werkt met een diep gebogen houding.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

3. Oplettendheid/aandacht

Met dit punt worden die situaties bedoeld waarbij de hele tijd opgelet moet worden of het goed gaat. Het gaat hier niet om af en toe even kijken, maar doorlopende aandacht voor het werk, of wanneer er nagenoeg niet gebeurt of niets verandert. Het is ook mogelijk dat er goed opgelet moet worden maar dat de medewerker telkens afgeleid wordt van het punt waarnaar hij kijkt. Dit kan doordat er geen goed zicht op het werk is door bijvoorbeeld stof, rook, nevel, mist of onvoldoende licht of doordat het werk wat de medewerker doet erg eentonig is.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

4 Werkomgeving

Met werkomgeving worden die situaties bedoeld die het werk onaangenaam of onprettig maken. Hierbij gaat het om de volgende punten:

a. Vuil en afkeer:

Smerig worden van het lichaam en/of kleding door vuil of door olie of vet, waarbij dat vuil moeilijk te verwijderen is. En situaties die stank (onaangename geur) geven of die walging of afkeer oproepen of waardoor de huid geïrriteerd raakt bij­voorbeeld door rook, damp of stof of door bepaalde materialen die de medewerker vastpakt.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

b. Weer:

Dit punt heeft betrekking op werk in weersomstandigheden, zo­als regen, sneeuw, mist, kou, hitte, wind of tocht.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

c. Geluid:

Het gaat bij dit punt om werken in een omgeving waar lawaai is.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

d. Trilling:

Hiermee wordt bedoeld het werken met gereedschappen of ap­pa­ra­ten die trillingen veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn: boor­ha­mer, slijpschaaf, klopboormachine of grote apparaten die trillen of stampen.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

e. Beschermingsmiddelen:

Met dit punt worden die situaties bedoeld waarbij de medewerker tijdens het werkbeschermingsmid­de­len (helm, oorbeschermers, hand­schoe­nen, beschermende kleding e.d.) moet dragen waardoor hij zich moei­lijker kan bewegen of moeilijker iets kan pakken of waardoor hij het extra warm krijgt en erg gaat transpireren.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

5.Risico

Het gaat hier om het gevaar of het risico dat (de kans die) de medewerker loopt om tijdens het werk een on­geval te krijgen, lichamelijk letsel op de lopen of ziek te worden. Het gaat hier alleen om die situaties waarbij aan alle wettelijk en bedrijfsvoorschriften voldaan is.

Komt dit regelmatig voor tijdens het werk? Ja / Nee ¹

Naar waarheid ingevuld,

Operationeel Manager:

 

 

Voor accoord,

Manager:

 

 

datum:

 

 

 

 

 

datum:

 

Bijlage 3

Conversietabel

Behorende bij de inconveniëntenregeling van de gemeente Vlissingen en het Inco-systeem

Punten Inco

0-29

30-49

509

70 en meer

Vergoeding in regels

0

1

1,5

2