Beleidsregel standplaatsen APV Vlissingen 2016

Geldend van 01-11-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel standplaatsen APV Vlissingen 2016

BELEIDSREGEL STANDPLAATSEN APV VLISSINGEN 2016

Burgemeester en wethouders van Vlissingen;

overwegende dat het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen;

dat het gewenst is beleid te formuleren voor het verlenen van standplaatsvergunningen met het oog op het beschermen van het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • c.

    het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    de verkeersvrijheid of - veiligheid;

  • e.

    een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse;

gelet op de artikelen 5:16 tot en met 5:19 van de Algemene plaatselijke verordening voor Vlissingen 2013 (hierna: de APV) en de artikelen 1:3, vierde lid en 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n:

bij het beoordelen van aanvragen om standplaatsvergunningen de volgende beleidsregel vast te stellen:

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze beleidsregel verstaat onder:

a.

Standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

b.

Branche:

artikelengroep;

c.

Locatie:

fysieke bepaling van de standplaats;

d.

Vergunninghouder:

de natuurlijke persoon die een vergunning heeft gekregen voor het innemen van een standplaats;

e.

Permanente standplaats:

een standplaats op een locatie die op één of meer dagen per week gedurende een kalenderjaar, wordt ingenomen;

f.

Incidentele standplaats:

een standplaats op een locatie die eenmalig wordt ingenomen gedurende een periode van maximaal twee maanden;

g.

Samplingstandplaats:

een standplaats op een locatie van waaruit voor reclamedoeleinden gratis voorwerpen, reclamemonsters of ander materiaal onder het publiek wordt verspreid;

h.

Seizoenstandplaats:

een standplaats op een locatie die eenmalig wordt ingenomen tijdens het zomerseizoen voor maximaal zes maanden;

i.

Dagstandplaats:

een standplaats op een locatie die één dag wordt ingenomen;

j.

Ideële standplaats:

een standplaats met een niet-commercieel karakter;

k.

Standplaatsen op particuliere grond

een standplaats op een locatie buiten een openbare plaats;

l.

College:

het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Artikel 2. Limitering

  • 1. Het aantal standplaatsvergunningen wordt gelimiteerd naar periode, branche en locatie.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 kan op sommige locaties meer dan één standplaats worden ingenomen.

Artikel 3. Periode

Een standplaatsvergunning wordt uitsluitend verleend voor de volgende periodes:

  • 1.

    Permanent: een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december) of;

  • 2.

    Incidenteel: maximaal twee dagen of;

  • 3.

    Incidenteel: 6 december tot en met 24 december of;

  • 4.

    Ideële: maximaal één dag of,

  • 5.

    Sampling: maximaal één dag per maand of,

  • 6.

    Zomerseizoen: 15 april tot en met 15 september of;

  • 7.

    Dag: minimaal een dag en maximaal zeven (losse) dagen.

Artikel 4. Dagen en tijden

  • 1. Het college verleent standplaatsvergunningen op de volgende dagen en tijden:

    • a.

      maandag t/m vrijdag van 08.00 tot 20.00 uur

    • b.

      zaterdag van 08.00 – 20.00 uur

    • c.

      zondag van 10.00 – 20.00 uur

    • d.

      dagdeel ’s morgens van 08.00 tot 13.00 uur

    • e.

      dagdeel ’s middags van 13.00 tot 20.00

    • f.

      op zondag is er geen dagdeel mogelijk

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid onder d en e geldt alleen voor locaties in Oost-Souburg, Papegaaienburg en Paauwenburg, overeenkomstig artikel 14, onder 4.

Artikel 5. Overgangssituatie

  • 1. Overdacht van een standplaats is alleen toegestaan aan:

    • a.

      familie in de eerste graad, mits mede-eigenaar van het bedrijf.

    • b.

      een medewerker, die aantoonbaar 2 jaar in loondienst is bij het bedrijf.

    • c.

      bij bedrijfsovername

  • 2. Een aanvraag tot overschrijven wordt ingediend binnen twee maanden na:

    • a.

      overlijden

    • b.

      blijvende arbeidsongeschiktheid.

    • c.

      terugtreden uit het bedrijf.

  • 3. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 6. Aanvragen

  • 1. Permanente standplaatsen worden voor de duur van maximaal vijf jaar verleend. Het college is bevoegd een kortere termijn vast te stellen. Nieuwe standplaatshouders wordt een proeftijd van drie maanden geboden.

  • 2. Een permanente, incidentele en zomerseizoen standplaatsvergunning wordt in principe gegeven aan degene die ook de voorgaande vijf jaar op dezelfde locatie en met dezelfde branche standplaats heeft ingenomen.

  • 3. Een aanvraag om verlenging van een standplaatsvergunning voor een nieuwe vergunningperiode moet uiterlijk 31 december daaraan voorafgaand worden ingediend.

Artikel 7. Volgorde afhandeling vergunningaanvragen

  • 1. Vrijkomende standplaatsen worden eenmalig bekend gemaakt in de gemeentelijke rubriek ‘In de Blauw geruite kiel’ in het huis-aan-huisblad en op de website www.vlissingen.nl

  • 2. Tussen de aanvragers die binnen veertien dagen na de eerste dag van de publicatie hebben gereageerd en voldoen aan alle in dit beleid opgenomen voorwaarden, wordt geloot.

  • 3. Met inachtneming van het hiervoor bepaalde wordt de aanvraag van degene die wordt geloot in behandeling genomen. Als tot vergunningverlening wordt overgegaan, worden de overige aanvragen afgewezen. Er wordt geen wachtlijst bijgehouden.

  • 4. Als een vrijgekomen standplaats na publicatie nog niet is vergund, kan deze worden vergund aan de eerste aanvrager voor die standplaats.

Artikel 8. Tijdelijk andere plaats

Wanneer dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met bijzondere evenementen of werkzaamheden, kan het college tijdelijk een vervangende standplaats aanwijzen.

Artikel 9. Wijzigen of intrekken vergunning

  • 1. De vergunning kan, naast het bepaalde in artikel 1:6 van de APV, worden gewijzigd of ingetrokken indien:

    • a.

      de vergunninghouder zonder opgave van redenen drie achtereenvolgende weken geen standplaats heeft ingenomen of niet open is voor het publiek;

    • b.

      de vergunninghouder overlijdt;

    • c.

      als gebleken is dat een ander dan de vergunninghouder de standplaats in gebruik heeft genomen zonder dat daarvoor ontheffing is verleend;

    • d.

      de vergunninghouder bij herhaling de vergunningsvoorschriften overtreedt en hij daarvoor een schriftelijke waarschuwing van het college heeft gekregen;

    • e.

      de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

    • f.

      de vergunninghouder niet of niet tijdig de verschuldigde precariobelasting voldoet;

    • g.

      niet voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand;

      • 2.

        Indien het college het voornemen heeft om de standplaatsvergunning in te trekken, gaat zij hiertoe niet over dan nadat de vergunninghouder in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.

      • 3.

        Het college kan, als zij onverwijld optreden noodzakelijk acht, de vergunninghouder in afwachting van de besluitvorming het recht ontzeggen om de standplaats tijdens een periode van maximaal vier weken daadwerkelijk te gebruiken.

Artikel 10. Weigeren vergunning

    • 1.

      Het verbod als bedoeld in artikel 5:17 van de APV is niet van toepassing op het innemen van een kleine standplaats in het buitengebied bij een agrarisch bedrijf waar uitsluitend producten, die uit het eigen bedrijf voortkomen, worden aangeboden.

    • 2.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van de APV kan de vergunning worden geweigerd:

  • a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • b. vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • c. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is, dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 11. Natuurlijk persoon

  • 1. Een standplaatsvergunning wordt uitsluitend verleend aan een handelingsbekwaam natuurlijk persoon, die is ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 2. De vergunninghouder moet, behoudens bijzondere omstandigheden, de standplaats persoonlijk innemen.

  • 3. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 4. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 5. Het college kan in bijzondere gevallen, waaronder (langdurig) ziekte of afwezigheid wegens vakantie, na schriftelijk verzoek daartoe de vergunninghouder voor de resterende looptijd van de vergunning ontheffing verlenen om de standplaats persoonlijk in te nemen.

Artikel 12. Branches

Het college kan voor elk van de volgende branches een standplaatsvergunning verlenen:

  • a.

    frites, snacks, geringe eetwaren, alcoholvrije dranken en consumptie-ijs;

  • b.

    consumptie-ijs;

  • c.

    buitenlandse snacks;

  • d.

    oliebollen/gebakkraam;

  • e.

    haring, bewerkt en zuurwaren;

  • f.

    verse vis, haring, bewerkt, zuurwaren en frites;

  • g.

    zuivelproducten en vleeswaren;

  • h.

    aardappelen, groenten en fruit;

  • i.

    poelierswaren;

  • j.

    brood en banket;

  • k.

    tuin- en plantartikelen, bloemen;

  • l.

    kerstbomen;

  • m.

    non-food.

Artikel 13. Standplaatsvergunning naar branche, periode, aantal en locaties

Het college verleent maximaal 28 standplaatsvergunningen, met dien verstande dat per dag per branche niet meer dan het achter de branche vermelde aantal voorkomen. Tevens worden deze branches verdeeld over het aantal locaties waarbij is aangegeven welke branche waar standplaats mag innemen.

Branche

Periode

Maximum

Locatie(s)

1.

frites, snacks, geringe eetwaren, alcoholvrije dranken en consumptie-ijs

Permanent

twee

·een nader te bepalen locatie in Vlissingen (niet binnen een straal van 250 meter van een middelbare of hogeschool), die na een proefperiode van drie maanden kan worden aangewezen.

·overgang Fort Rammekens, Schorerpolderweg te Ritthem.

2.

buitenlandse snacks

Permanent

twee

·de Govert Flincklaan (parkeerterrein).

·een nader te bepalen locatie buiten de binnenstad, die na een proefperiode van drie maanden kan worden aangewezen.

3.

verse vis, haring, bewerkt, zuurwaren en frites

Permanent

één

het De Ruijterplein: het gedeelte van het plein tegen de kademuur van de Koopmanshaven.

4.

verse vis, haring, bewerkt en zuurwaren

Permanent

twee

parkeerterrein Papegaaienburg en Paauwenburg

5.

zuivelproducten en vleeswaren

Permanent

één

·het Oranjeplein: het dichtst bij de Paspoortstraat gelegen plein onder de volgende voorwaarden en beperkingen:

a) één standplaats gedurende één dag per week op dinsdag, woensdag en donderdag; (standplaats kan worden gegeven per dagdeel)

b) vier standplaatsen met een verschillende branche op zaterdag (geen extra vis en geen kaas)

·de Verlengde Kanaalstraat:

op zaterdag.

6.

verse vis, haring, bewerkt, zuurwaren en frites

Permanent

twee

7.

aardappelen, groenten en fruit

Permanent

één

9.

poelierswaren

Permanent

één

10

non-food

Permanent

één

11

tuin- en plantartikelen, bloemen

Permanent

12

zuivelproducten en vleeswaren

Permanent

één

de Coosje Buskenstraat / kop Walstraat, alleen op zaterdag

13

buitenlandse snacks

Permanent

één

14

aardappelen, groenten en fruit

Permanent

één

15

poelierswaren

Permanent

één

16

tuin- en plantartikelen, bloemen

Permanent

één

17

haring, bewerkt en zuurwaren

zomerseizoen

één

·de Boulevard Bankert: het gedeelte van het trottoir aan de zeezijde ter hoogte van het Maritiem Instituut De Ruijter/Hogeschool Zeeland;

·op de Boulevard op de stoep voor het Maritiem Instituut De Ruijter /Hogeschool Zeeland.

18

consumptie-ijs

zomerseizoen

één

19

buitenlandse snacks

zomerseizoen

één

food /non-food

zomerseizoen

één

·op een nader te bepalen locatie op de Boulevard, die na een proefperiode van drie maanden kan worden aangewezen.

20

oliebollen/gebakkraam

Incidenteel – november en december

één

·op een nader te bepalen locatie in de binnenstad.

21

oliebollen/gebakkraam

incidenteel – november en december

één

T-kruising Burgemeester Stemerdinglaan / Oranjeplein: op het trottoir tegen de groenstrook tegenover de Lekstraat.

22

kerstbomen

incidenteel –

6 tot en met 24 december

vier

·de Gildeweg: op het terrein van Albert Heijn XL

·nader te bepalen locaties in de wijken Oost-Souburg, Ritthem, Groot – Lammerenburg of Paauwenburg en/of centrum-binnenstad.

23

nader te bepalen branche

nader te bepalen

Twee

·op een nader te bepalen locatie in de gemeente Vlissingen, die na een proefperiode van drie maanden definitief kan worden aangewezen.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doel.

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel standplaatsen APV Vlissingen 2016” en treedt in werking op de eerste dag die volgt na bekendmaking.

Vlissingen, 1 november 2016.

Hoogachtend, burgemeester en wethouders van Vlissingen,

de secretaris, de burgemeester,

mr. drs. ing. M. van Vliet, drs. A.R.B. van den Tillaar

Toelichting bij Beleidsregel Standplaatsen Vlissingen 2016

Algemene toelichting

Het juridisch kader voor het standplaatsenbeleid wordt door de volgende wetten en regelingen bepaald:

• EG-Verdrag;

• Grondwet (Gw);

• Gemeentewet (Gemw);

• Winkeltijdenwet (Wtw);

• Wet ruimtelijke ordening (Wro);

• Voedsel en Warenautoriteit (Vwa);

• Wet milieubeheer (Wm);

• Woningwet (Wonw);

• Algemene wet bestuursrecht (Awb);

• Burgerlijk Wetboek (BW);

• APV.

Op de standplaatsen is een breed juridisch kader van toepassing. Met name specifiek voor standplaatsen is dat hierop zowel het privaatrecht als het publiekrecht van toepassing is. Als eigenaresse van de gemeentegrond (5:1 BW), kan de gemeente haar bevoegdheden mede vanuit het privaatrechtelijk kader uitoefenen. De gemeente is echter een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 Awb. Gelet hierop moet met het leerstuk van de tweewegenleer rekening worden gehouden. Dit leerstuk houdt, kort gezegd in, dat indien het resultaat door het bewandelen van de publiekrechtelijke weg, identiek is aan het resultaat door het bewandelen van de privaatrechtelijke weg, er sprake is van een onaanvaardbare doorkruising van de publiekrechtelijke regeling1. De publiekrechtelijke weg zal dan moeten worden bewandeld. Hieronder zal kort op de belangrijkste bepalingen van het juridisch kader worden ingegaan.

EG-verdrag

In de artikelen 43 jo. 48 van het EG-Verdrag is de primaire vestigingsvrijheid geborgd. De vestigingsvrijheid is het overkoepelende uitgangspunt van het standplaatsenbeleid. Dit artikel verbiedt beperking van het recht oprichting en beheer van ondernemingen. Beperking van dit recht is evenwel, ex artikel 46 EG-Verdrag beperkt mogelijk in het kader van de openbare orde en veiligheid alsmede de volksgezondheid.

Grondwet

Artikel 19 lid 3 Gw bepaalt dat een ieder vrije keuze van arbeid heeft, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. De gemeente heeft op grond van artikel 108 van de Gemeentewet, de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente (autonomie). Hieronder valt ook de uitgifte van standplaatsen.

Gemeentewet

Op grond van artikel 149 Gemw kan de gemeenteraad de verordeningen vaststellen, welke deze in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Hiertoe is onder andere de APV opgesteld, die een vergunningsplicht voor standplaatsen inhoudt (art. 5:17 e.v. APV).

Winkeltijdenwet

Op grond van artikel 1 lid 2 jo. lid 1 Wtw is het verboden op de onder vermelde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren:

HR 26 januari 1990, AB 1990, 408 m.nt. G.P. Kleijn (Windmill)

  • ·

    op zondagen;

  • ·

    op Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag (na 19.00 uur), tweede Paasdag, Dodenherdenking (na 19.00 uur) Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, op Kerstavond (na 19.00 uur) en op eerste en tweede Kerstdag;

  • ·

    op werkdagen voor 06.00 uur en na 22.00 uur.

Omdat de gemeente Vlissingen in haar Winkeltijdenverordening een uitzonderingspositie inneemt vanwege het toeristische karakter van de gemeente, is openstelling op zon- en feestdagen mogelijk. De openings- en sluitingstijden voor de standplaatsen zijn in lijn met de tijden in de Winkeltijdenverordening Vlissingen.

Welstand

Voor sommige locaties gelden restricties ten aanzien van de verkoopinrichting (bijv. kar, kraam of verkoopwagen) waarmee een standplaats mag worden ingenomen. Dit ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, verkeersveiligheid dan wel de zorg voor het bewaren van het toeristische en recreatieve element ter plaatse.

Wet ruimtelijke ordening

Het innemen van een standplaats moet overeenstemmen met de bestemming van de betreffende locatie.

Voedsel en Warenautoriteit (Vwa)

Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Vwa(eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, andere dan van tabak en drinkwaren, alsmede andere roerende zaken), zijn de bepalingen uit de Vwa van toepassing. De Vwa geldt dus ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats. De Vwa stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Met betrekking tot het toezicht op het naleven van de bepalingen van de Vwa is een afzonderlijk regime van toepassing. De voorschriften die uit de Vwa voortvloeien gelden naast de voorschriften die door burgemeester en wethouders gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.

Wet milieubeheer (activiteitenbesluit)

De Wet milieubeheer geeft bepalingen voor inrichtingen die hinder kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor de meeste standplaatshouders. Als er sprake is van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, moet de standplaatshouder aan milieuvoorschriften voldoen om hinder voor de omgeving tegen te gaan. Het gaat daarbij om voorschriften die onder andere niet acceptabele stank- en geluidshinder moeten tegengaan. Voor het afgeven van een standplaatsvergunning zal getoetst moeten worden of er sprake is van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en of aan de milieuregelgeving kan worden voldaan. Indien het geen inrichting is zoals bedoeld in de Wet milieubeheer zal getoetst worden of het afgeven van de vergunning niet tot onacceptabele hinder voor de omgeving leidt. Als leidraad voor deze toetsing dient de Wet milieubeheer.

Door de relatie van deze beleidsregel met de APV kan het naleven van de milieuwet en regelgeving leiden tot het weigeren cq. intrekken van de standplaatsvergunning.

De Wet milieubeheer zal verder worden geïntegreerd met de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo). Voor zover van toepassing moet de Wet milieubeheer als Wabo worden gelezen.

De standplaats, die langer dan zes maanden op dezelfde locatie staat, wordt gezien als een inrichting. Wanneer er ter plaatse voedingsmiddelen worden bereid dient de stand-plaatshouder een milieu-melding te doen. In het algemeen volgen daar te treffen maatregelen uit (aanbrengen van vetvangput en een deugdelijke ontgeuringsinstallatie).

Woningwet

De Woningwet (hoofdstuk II) stelt inrichtingseisen aan standplaatsen. Ook heb Bouwbesluit 2003 stelt diverse eisen aan standplaatsen.

Burgerlijk Wetboek

Zie boven.

APV

In artikel 5:16 eerste lid van de APV is de begripsbepaling van een standplaats opgenomen. Onder standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. In lid 2 worden vaste plaatsen op een (jaar)markt of evenement uitgezonderd. Deze beleidsnota is derhalve niet van toepassing op standplaatsen die in het kader van een (jaar)markt of evenement worden ingenomen. De vergunningsplicht voor standplaatsen is opgenomen in artikel 5:17 eerste lid van de APV. De weigeringsgronden voor de standplaatsvergunning zijn opgenomen in het tweede en derde lid van dit artikel. Een vergunning kan worden geweigerd:

  • ·

    indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • ·

    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is, dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Daarnaast zijn de algemene weigeringsgronden voor vergunningen, als opgenomen in artikel 1:8 APV van belang. De standplaatsvergunning kan eveneens worden geweigerd in het belang van:

  • ·

    de openbare orde;

  • ·

    de openbare veiligheid;

  • ·

    de volksgezondheid;

  • ·

    de bescherming van het milieu.

Intrekking of wijziging van de standplaatsvergunning is mogelijk op grond van artikel 1:6 APV. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • ·

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • ·

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • ·

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • ·

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn, dan wel bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • ·

    indien de houder dit verzoekt.

Beleidsregel met betrekking tot het verlenen van vergunningen voor het innemen van standplaatsen als bedoeld in artikel 5:16 van de APV. De beleidsregel geeft een definitie van de verschillende soorten standplaatsen. Daarnaast geeft de beleidsregel aan op welke locaties standplaatsen kunnen worden ingenomen.

Weigeringgronden

Conform artikel 1:8 en artikel 5:17 van de APV kan een standplaatsvergunning worden geweigerd in het belang van (1:8)

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu en (op basis van 5:17):

  • e.

    wegens strijd met een geldend bestemmingsplan;

  • f.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • g.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

De criteria zijn meegenomen in de beoordeling van de vastgestelde locaties voor standplaatsen in gemeente. De weigeringgronden gelden dan ook niet voor de locaties van de standplaatsen. Ze kunnen door de marktmeester toegepast worden ter beoordeling van het soort standplaats en de branche waartoe deze behoort.

a. Openbare orde

Indien met reden moet worden gevreesd dat het innemen van een standplaats aanleiding zal geven tot verstoring van de openbare orde, wordt een vergunning geweigerd. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien de toegankelijkheid voor hulpdiensten en de bereikbaarheid van woningen, winkels, kantoren e.d. in het gevaar komen.

b. Openbare veiligheid

Het is niet verantwoord een standplaats zodanig aan te wijzen, dat daardoor bijvoorbeeld de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht. Door het selecteren van mogelijke standplaatslocaties wordt voorkomen dat de verkeersveiligheid in het gedrang komt. Ook is per locatie bekeken of het innemen van een standplaats niet ten koste gaat van het aantal beschikbare parkeerplaatsen. Wel kan de grootte van een wagen een reden zijn om hiervoor geen vergunning te verlenen omdat zodoende de verkeersveiligheid in het gedrang komt.

c. Volksgezondheid

Ook in het belang van de volksgezondheid kan een vergunning worden geweigerd. Dit is een nieuwe weigeringgrond waarmee nog ervaring moet worden opgedaan.

d. Bescherming milieu

Teneinde overlast, zoals vervuiling van de omgeving, stank, lawaai, e.d., te voorkomen wordt door het vaststellen van standplaatsen een concentratie van standplaatsen tegengegaan. Teneinde te verwachte overlast veroorzaakt door de standplaatshouder zelf te voorkomen, kan een vergunning geweigerd worden.

e. Bestemmingsplan

Wanneer het bestemmingsplan standplaatsen uitsluit kan hier geen vergunning voor gegeven worden. Het is echter niet gewenst om standplaatsen via het bestemmingsplan gedetailleerd te regelen, omdat hiermee niet voldoende adequaat kan worden ingespeeld op allerlei (onvoorziene) ontwikkelingen. Regeling door middel van standplaatsenbeleid heeft daarom de voorkeur. De vastgestelde standplaatslocaties zijn getoetst aan de bestemmingsplannen en hier niet mee in strijd bevonden: in bestemmingsplannen worden standplaatsen niet uitgesloten. Uit recente jurisprudentie blijkt echter dat een uitdrukkelijke bepaling moet zijn opgenomen in bestemmingsplannen om het innemen van standplaatsen toe te staan. Voor de nieuwe standplaatslocaties waar voorheen nog geen vergunningen voor zijn gegeven wordt een ontheffingsbesluit voor de bestemmingsplannen genomen. Op standplaatslocaties waar voorheen standplaatsen zijn ingenomen is overgangsrecht van toepassing. In de eerst volgende actualisatie van het bestemmingsplan zal een ontheffingsmogelijkheid worden opgenomen bij de bestemming “verkeersdoeleinden”.

f. Eisen van redelijke welstand

Deze weigeringgrond kan worden gehanteerd ter bescherming van het zogenaamde eisen van redelijke welstand indien één of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats of wijze dat het straatbeeld (in meer of mindere mate) wordt verstoord. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een standplaats een zeer rommelige aanblik biedt. Daarnaast kan hiermee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige verbanden worden gewaarborgd. Het college bepaald zelfstandig de inhoud van deze weigeringgrond. Bij het toepassen van deze weigeringgrond kan advies te worden gevraagd aan de welstandscommissie.

Op grond van artikel 5:17 derde lid onder a van de APV, kan de gemeente een standplaatsvergunning weigeren, indien de standplaats op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet aan de redelijke eisen van welstand voldoet. De kraam c.q. standplaats moet in ieder geval aan de onderstaande vereisten voldoen. Dit kan repressief worden getoetst.

  • ·

    goede staat van onderhoud;

  • ·

    gebruik van neutrale kleuren;

  • ·

    gebruik van normale, gebruikelijke materialen (geen golfplaten, etc.);

  • ·

    passen in / aansluiten bij de omgeving.

g. Verzorgingsniveau

De formele wetgever heeft de gemeentelijke overheid in beginsel de bevoegdheid ontnomen om in te grijpen in de aanbodzijde van de markt ter regulering van de concurrentie. Het regelen van concurrentieverhoudingen wordt niet gerekend tot de huishoudelijke belangen van de gemeente. Slechts in een uitzondering, waarin het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente gevaar loopt, staat de rechter de gemeentelijke overheid toe om in het belang van de consument in strijd te handelen met het beginsel van "vrije concurrentie". Zo zou deze weigeringgrond gebruikt kunnen worden indien binnen het verzorgingsgebied in een bepaalde branche slechts één winkel gevestigd is die door concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan waardoor het verzorgingsniveau ter plaats in het gedrang komt. Deze weigeringgrond kan echter slechts worden gebruikt wanneer aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier wordt aangetoond dat het voortbestaan van de winkel gevaar loopt.

De weigeringgrond is alleen van toepassing op de verkoop van goederen. Op het verlenen van diensten geldt de Europese Dienstenrichtlijn en is de weigeringgrond niet van toepassing omdat het in strijd is met het vrij verkeer van diensten.

Vergunningsvoorschriften

Aan de vergunning worden voorschriften verbonden die de standplaatshouder dient na te leven. Deze lijst wordt in de vergunning aan de standplaatshouder kenbaar gemaakt.

Voorwaarden:

Algemeen

  • ·

    Het is niet toegestaan zonder uitdrukkelijke toestemming van het college een standplaats in te nemen op een andere plaats dan waarvoor vergunning is gegeven.

  • ·

    De plaats van opstelling van het verkooppunt op de in de vergunning vermelde plaats wordt aangewezen door de marktmeester.

  • ·

    Verkoopactiviteiten mogen uitsluitend plaatsvinden overeenkomstig de dagen en uren zoals in de vergunning omschreven.

  • ·

    Het college is bevoegd over het terrein geheel of gedeeltelijk te beschikken zo dikwijls en zolang het dat in het gemeentelijk belang of ter uitvoering van werken nodig acht.

  • ·

    De vergunning geldt niet op dagen waarop de standplaats wordt ingenomen door kermisattracties, bij een evenement of voor wat de bestemming van de locatie betreft een wijziging ondergaat waardoor inname van de standplaats niet meer mogelijk is.

  • ·

    Indien het standplaatsenbeleid inhoudelijk wijzigt en dit gevolgen heeft voor de vergunning, kunnen er geen rechten meer ontleend worden aan deze vergunning.

  • ·

    De bepalingen van de APV, Warenwet, Wet ruimtelijke ordening, Wet milieubeheer en de Amvb Horeca de zijn van toepassing.

Gebruik

·De standplaats dient zodanig te worden ingenomen dat:

  • o

    het (voetgangers)verkeer hiervan niet meer hinder ondervindt dan strikt noodzakelijk moet worden geacht. Er dient minimaal 150 cm loopruimte voor voetgangers te zijn en 350 cm voor calamiteitenverkeer.

  • o

    de toegang tot winkels en woonhuizen niet wordt belemmerd.

    • ·

      Het is verboden de standplaats te plaatsen op een parkeervak voor betaald parkeren of parkeren voor vergunninghouders.

    • ·

      Een bakkraam dient minimaal vijf meter van een gevel met een raam te worden geplaatst.

    • ·

      De standplaats mag niet aan derden worden afgestaan of in gebruik worden gegeven. De standplaats moet worden ingenomen door de vergunninghouder of zijn werknemers (overleggen van een arbeidsverklaring).

    • ·

      Wanneer een vaste standplaats gedurende twee maanden niet is ingenomen door de standplaatshouder wordt de vaste vergunning ingetrokken. Vaste vergunningen dienen per kwartaal te worden opgezegd.

    • ·

      De standplaats mag niet worden ingenomen met een andere verkoopinrichting dan waarvoor vergunning is gegeven. Op de standplaats mogen geen andere artikelen in voorraad worden gehouden dan in de vergunning omschreven.

    • ·

      Het verhandelen of in voorraad hebben van alcoholhoudende dranken of middelen als bedoeld in de Opiumwet is te allen tijde verboden.

    • ·

      Het is verboden reclameborden en uitstallingen te plaatsen op en/of nabij de standplaats.

    • ·

      Het is verboden zonder toestemming van het college een aansluiting tot stand te brengen of te verbreken met de stroomkasten die eigendom zijn van de gemeente. Indien de vergunninghouder gebruik wil maken van een beschikbare gemeentelijke stroomkast dient dit tenminste vijf werkdagen van te voren verzocht te worden bij de marktmeester. Eventuele aansluitkosten verbonden aan de gemeentelijke stroomkast zijn voor rekening van de vergunninghouder.

    • ·

      Indien de vergunninghouder in zijn stroomvoorziening gebruik wil maken van een eigen aggregaat, dient dit aggregaat van een ‘geluidsarm’ type te zijn. Het equivalent geluidsniveau van het betreffende aggregaat mag, gemeten op zeven meter afstand van het aggregaat, niet meer bedragen dan 68 dB(A).

    • ·

      De standplaatshouder die voor het innemen van de standplaats inrij-, parkeer- en/of stopverboden dient te overtreden krijgt bij de vergunning een ontheffing verstrekt (art. 87 van het RVV). De ontheffing dient zichtbaar onder de voorruit van het voertuig te worden geplaatst. Het is verplicht de op de ontheffing vermelde aan- en afvoerroute te hanteren. De ontheffing dient in combinatie met de standplaatsvergunning getoond te worden op vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar. Het is niet toegestaan het trekkende voertuig ook bij de standplaats te parkeren.

    • ·

      De standplaatshouder dient de hem toegewezen standplaats en de omgeving daarvan (een cirkel van 30 meter) tijdens het gebruik van de standplaats schoon te houden en deze bij het verlaten ervan schoon achter te laten. Eventuele kosten van reiniging zullen bij de vergunninghouder in rekening worden gebracht.

Schade

  • ·

    De vergunninghouder moet de redelijkerwijs mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente, of derden, door het gebruik van deze vergunning hinder en/of overlast ondervinden of schade lijden;

  • ·

    De vergunninghouder is aansprakelijk voor alle schade die hij door het gebruik van deze vergunning toebrengt aan personen of eigendommen van gemeente Vlissingen en/of derden.

Toezicht

  • ·

    De vergunninghouder is verplicht deze vergunning op de eerste vordering van de politie, de marktmeester alsmede van met toezicht belaste ambtenaren ter inzage af te staan. Nadere aanwijzingen van bovengenoemde personen dienen stipt en terstond te worden opgevolgd.

  • ·

    Indien de vergunninghouder de gestelde voorwaarden niet of niet voldoende in acht neemt of als er in strijd wordt gehandeld met de Algemeen plaatselijk verordening is het college gerechtigd de verleende vergunning in te trekken of te wijzigen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

e.

Permanente standplaatsen:

Hierbij wordt gedacht aan een permanente vis-, snack- of bloemenkraam bij een winkelcentrum. Deze vergunningen worden niet meer voor de binnenstad afgegeven.

f.

Incidentele standplaatsen:

Hieronder valt een diversiteit aan standplaatsen. Gedacht wordt aan de tijdelijke eindejaarsstandplaatsen voor de verkoop van oliebollen of kerstbomen. Deze standplaatsen hebben een nadrukkelijk commercieel karakter. Onder incidentele standplaatsen vallen ook bijzondere (diensten)standplaatsen. Bij deze categorie kan worden gedacht aan standplaatsen met een bijzonder karakter, zoals een gehoorbus, bloedsuikertest, consumententests van goederen, kookbus, etc. Deze standplaatsen worden in de binnenstad aan de hand van het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt” uitgegeven.

Bijzondere (diensten)standplaatsen worden alleen ingenomen op de locatie Spuistraat en op de kop van de Walstraat. De maximale vergunningsduur bedraagt twee dagen. Elke aanvrager mag maximaal één keer per maand een bijzondere (diensten)standplaats innemen. Om verstoring van de openbare orde en veiligheid en overbelasting van de binnenstad te voorkomen, kan in de binnenstad alleen op de locatie Spuistraat en op de kop van de Walstraat standplaats worden ingenomen. Voor de winkeliers in de binnenstad wordt hierop uitzondering gemaakt. De winkeliers kunnen één keer per kwartaal een standplaats innemen in verband met een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard, direct voor of naast hun winkel. Gedacht kan worden aan een verkoopstandplaats in het kader van Pasen; moederdag; Hemelvaartsdag; vaderdag; Pinksteren; uitverkoop; Kerstmis; opening nieuwe winkel of andere bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard.

g.

Sampling standplaatsen:

Het moet hier steeds gaan om vernieuwende concepten, die nog niet langer dan één maand in de handel zijn. Het gratis uitdelen van (losse) reclamemonsters (genotmiddelen), etc. mag alleen op een standplaats. Het verspreiden van drukwerk valt onder flyeren en is vergunningvrij en dus toegestaan. Uitdelen van producten in hard plastic (petfles) is niet toegestaan. Bij een samplingstandplaats mogen geen voertuigen worden geplaatst. Deze moeten op een reguliere parkeerplaats worden geparkeerd. Een samplingstandplaats kan alleen op vrijdagavond (koopavond van 18.00 tot 21.00 uur), zaterdag (10.00 tot 18.00 uur) en koopzondag (10.00 tot 17.00 uur) worden ingenomen.

Op bepaalde feestdagen, als Koninginnedag, tijdens een evenement op het evenemententerrein en tijdens de weekmarkt op het terrein van de weekmarkt, is het innemen van een samplingstandplaats niet toegestaan. Samplingstandplaatsen worden alleen ingenomen op de locatie Spuistraat, Kleine Markt, Oude Markt en de kop van de Walstraat. De maximale vergunningsduur bedraagt één dag. Elke aanvrager mag maximaal één keer per maand een samplingstandplaats innemen.

h.

Seizoen standplaatsen:

Gedacht wordt aan de tijdelijke verkoop van seizoensgebonden artikelen, zoals haring en consumptie-ijs, maar ook non-food. Deze standplaatsen hebben een nadrukkelijk commercieel karakter.

i.

Dag standplaatsen:

Voor alle overige dan de in artikel 12 genoemde branches geldt voor de binnenstad en Oost-Souburg een limitering van twee standplaatsen per dag. Deze vergunningen worden per dag gegeven. Voor de Boulevard geldt de limitering dat de artikelen moeten liggen in de toeristisch-recreatieve sfeer en alleen tijdens het zomerseizoen in de periode van 15 april tot en met 15 september.

j.

Ideële standplaatsen:

deze standplaatsen hebben een niet-commercieel karakter. Gedacht kan worden aan standplaatsen in het kader van landelijke verkiezingen of gemeenteraadsverkiezingen en standplaatsen voor goede doelen. (Indien het enkel gaat om flyeren, handtekeningen verzamelen etc. zonder dat er een standplaats wordt ingenomen, is er geen vergunning vereist.) Bij de uitgifte wordt het principe “wie het eerst komt, het eerst maalt” gehanteerd. Ideële standplaatsen worden voor de duur van maximaal een dag gegeven. Er wordt een vergunning voor maximaal één dag afgegeven. Standplaatsen worden alleen ingenomen op de locatie Spuistraat (op deze locatie niet op de vrijdag van 7.00 -18.00 uur i.v.m. weekmarkt), Kleine Markt, Oude Markt en de kop van de Walstraat.

k.

Standplaatsen op particuliere grond:

voor zover een openbare, in de open lucht gelegen plaats in particuliere eigendom wordt gebruikt om een standplaats in te nemen, is het vergunningstelsel van artikel 5:17 van de APV eveneens van toepassing. Artikel 5:18 van de APV bepaalt bovendien, dat het de rechthebbende op een perceel, verboden is toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt of is ingenomen. Het is, in het kader van de openbare orde en veiligheid en de openbare gezondheid, van belang, dat deze standplaatsen aan dezelfde regels als standplaatsen die op gemeentegrond worden ingenomen, voldoen. Daarnaast kan er, indien een privé-eigenaar eigen, tegenstrijdige eisen zou mogen stellen aan de standplaats, sprake zijn van misbruik van het eigendomsrecht en strijd met het algemeen belang. De gemeente is niet bevoegd om voor het innemen van een standplaats op particuliere grond huur in rekening te brengen of precariobelasting te heffen. Uiteraard worden voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag wel leges in rekening gebracht. De aanvrager moet bij de aanvraag de schriftelijke toestemming van de grondeigenaar overleggen.

Artikel 2. Limitering

Naar aanleiding van de vele verzoeken om een standplaatsvergunning is het een noodzaak te komen tot een limitering van het aantal uit te geven vergunningen, dit uit het oogpunt van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • c.

    het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    de verkeersvrijheid of - veiligheid;

  • e.

    een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse.

Artikel 3. Periode

In de vergunning wordt vastgesteld op welke dagdelen de aanvrager gebruik mag maken van de locatie. Men moet op de aanvraag aangeven op welke tijdstippen men gebruik wil maken van de standplaats. Zodoende kunnen voor één standplaatslocatie op dezelfde dag meer vergunningen worden uitgegeven met een maximum van twee verschillende standplaatshouders. Het is echter verplicht de standplaats ook daadwerkelijk op de aangevraagde tijdstippen in te nemen. Het is niet toegestaan voor een gehele dag vergunning te vragen om zo een plaats te reserveren.

Artikel 4. Dagen en tijden

Alle standplaatsvergunningen worden voor verschillende tijdvakken verstrekt. Om toch enige zekerheid te bieden voor de vergunninghouder is dit artikel opgenomen.

Artikel 5. Overgangssituatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Aanvragen

De mogelijkheid om een standplaats voor een kortere termijn dan vijf jaar te verlenen is om te voorkomen dat standplaatshouders de volle vijf jaar aan de vergunning zijn gebonden. Mocht de standplaatslocatie niet voldoen aan de verwachtingen van de vergunninghouder, dan kan hij verzoeken om de vergunning in te trekken. Om de aanvrager de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een standplaats een schriftelijk bewijs krijgt.

Artikel 7. Volgorde afhandeling vergunningaanvragen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 8. Tijdelijk andere plaats

Bij bijzondere evenementen valt onder andere te denken aan de jaarlijkse kermis, het straatfestival en de midzomernachtmarkt. Bij werkzaamheden valt te denken aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden en dergelijke.

Artikel 9. Wijzigen of intrekken vergunning

Voor de noodzakelijke continuïteit in het bezetten van de standplaats is het van groot belang vergunninghouders aan een verschijningsplicht te houden.

Artikel 10. Weigeren vergunning

Per aanvrager/ondernemer wordt slechts één vergunning gegeven om te komen tot een evenwichtige verdeling van het aantal uit te geven standplaatsen.

Onder bijzondere omstandigheden valt te denken aan vakantie of ziekte.

Artikel 11. Natuurlijk persoon

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 12. Branches

Een toelichting op de branche:

  • a.

    frites, snacks, geringe eetwaren, alcoholvrije dranken en consumptie-ijs houdt in: frites, snacks, belegde broodjes, verpakt en onverpakt ijs, frisdranken.

  • b.

    consumptie-ijs: verpakt en onverpakt ijs.

  • c.

    buitenlandse snacks: Vietnamese loempia's, Turkse kebab, Ghurros, enz.

  • d.

    oliebollen/gebakkraam: oliebollen, appelflappen, berlinerbollen, wafels en dergelijke.

  • e.

    haring, bewerkt en zuurwaren: vers, bewerkt, ingeblikt, gestoomd, gerookt, broodje haring en broodje makreel.

  • f.

    verse vis, haring, bewerkt, zuurwaren en frites: gebakken en niet gebakken, vers, haring, verpakt, ingeblikt, gestoomd, gerookt, broodje met vis en vis met frites.

  • g.

    zuivelproducten en vleeswaren: melk, boter, kaas, eieren en vleeswaren.

  • h.

    aardappelen, groenten en fruit: inlands en exotisch incl. alle paddenstoelsoorten.

  • i.

    poelierswaren: inclusief kruiden t.b.v. poelierswaren.

  • j.

    brood en banket.

  • k.

    tuin- en plantartikelen, bloemen: zaden, bloembollen, bomen, heesters, perkplanten, moestuinplanten, snijbloemen, potplanten en kamerplanten.

  • l.

    kerstbomen;

  • m.

    non-food.

Artikel 13. Standplaatsvergunning naar branche, periode, aantal en locaties

In dit artikel worden de uit te geven standplaatsen per branche, periode, aantal en locatie aangegeven. Met betrekking tot punt 12 tot en met 16 (Coosje Buskenstraat) geldt tot nu toe dat de standplaatsen worden uitgegeven aan personen die een vaste plaats innemen op de wekelijkse vrijdagmarkt. De achterliggende gedachte is dat zij in staat worden gesteld hun verse en aan bederf onderhevige waren nog voor het weekeinde aan de man te kunnen brengen. Dit is evenwel geen rechtens, op grond van de APV, te beschermen belang. Bij het bepalen van de toegelaten branches is echter rekening gehouden dat het gaat om verse producten. Ook de standplaatshouders op de weekmarkt kunnen op basis van de beleidsregel een standplaats krijgen.

Voor de Boulevard geldt de beperking dat de artikelen moeten liggen in de toeristisch en recreatieve sfeer. Hierbij valt te denken aan zelf vervaardigde sieraden en portrettekenen. Een standplaats voor de Boulevards geldt voor minimaal één dag en maximaal zeven dagen per seizoen.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Door middel van de hardheidsclausule wordt toepassing geven aan het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel geeft het college een zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit betekent dat het overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In dat geval is het bestuursorgaan – hoewel gesproken wordt van een bevoegdheid – verplicht om van de beleidsregel af te wijken. In dit opzicht verschilt een beleidsregel van een algemeen verbindend voorschrift, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Strikt genomen behoeft de beleidsregel zelf geen hardheidsclausule te bevatten, gelet op deze inherente afwijkingsbevoegdheid. Bij stelselmatige afwijkingen van een beleidsregel dient deze te worden aangepast.