Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent wegslepen (Wegsleepverordening gemeente Waadhoeke 2019)

Geldend van 28-12-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent wegslepen (Wegsleepverordening gemeente Waadhoeke 2019)

De raad van de gemeente Waadhoeke,

gelezen het voorstel van de het college van burgemeester en wethouders van Waadhoeke,

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet en het Besluit wegslepen van voertuigen;

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Wegsleepverordening.

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    Wet: Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    Besluit: Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    Voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a I, RVV 1990;

  • e.

    Motorvoertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c en d, van de wet;

  • f.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten, waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot één van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3 Plaats van bewaring en openingstijden

  • 1. Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen het terrein van C.L. Int., Oude Trekweg 86 te Harlingen.

  • 2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats zijn: dagelijks van 00.00 uur tot 24.00 uur.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren

  • 1. De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      € 200,- excl. b.t.w. wanneer de overbrenging van een voertuig geschiedt op werkdagen tussen 08.00 en 18.00 uur;

    • b.

      € 240,- excl. b.t.w. wanneer de overbrenging van een voertuig geschiedt op werkdagen tussen 18.00 en 08.00 uur en op zon- en algemeen erkende feestdagen.

  • 2. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen:

    • a.

      € 13,- excl. b.t.w. per etmaal of een gedeelte daarvan;

  • 3. Ingeval een voertuig niet naar een plaats van bewaring is overgebracht is de eigenaar of gebruiker desondanks een vergoeding verschuldigd wanneer de kraanwagen waarmee zijn voertuig zou worden overgebracht op de plaats van de overtreding is gearriveerd voordat de bestuurder/eigenaar is verschenen en met de takelwerkzaamheden is begonnen, maar het voertuig zich nog niet in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. De kosten bedragen in dat geval € 65,- excl. b.t.w.

  • 4. In geval van toepassing van artikel 171, eerste lid, onderdeel b van de wet kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten, verbonden aan de bekendmaking van de beschikking, waaronder de kosten ter opsporing van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt.

  • 5. In geval artikel 5:30 van de Awb op overeenkomstige wijze wordt toegepast, kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder begrepen de kosten van taxatie van het voertuig.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 30, vierde lid, artikel 164, zevende lid en artikel 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van voorliggende verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Beleidsregels

Het college stelt Beleidsregels vast waarin de uit te voeren taken en de daarbij behorende verantwoordelijkheden nader worden geregeld.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Wegsleepverordening gemeente Waadhoeke 2019”

Ondertekening

Bijlage behorend bij de toelichting op de Wegsleepverordening 2019

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

  • a.

    een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

  • b.

    een voertuig is tot stilstand gebracht:

    • 1.

      op een kruispunt, rotonde of een overweg;

    • 2.

      op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

    • 3.

      op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

    • 4.

      in een tunnel;

    • 5.

      bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien

    • 6.

      die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij

    • 7.

      het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

    • 8.

      op de rijbaan langs een busstrook;

    • 9.

      op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

    • 10.

      langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;

      • -

        op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of - behoudens in noodgevallen - op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

  • c.

    een voertuig is geparkeerd:

    • 1.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

    • 2.

      voor een inrit of een uitrit;

    • 3.

      buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • 4.

      langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

    • 5.

      op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

    • 6.

      binnen een erf, waarbij - voorzover het een motorvoertuig betreft - geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

    • 7.

      op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

    • 8.

      zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

      • -

        (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

  • d.

    een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon; (Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

  • e.

    een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. (Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is. In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10 RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uit- zondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad. In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990. In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990. In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RVV 1990. In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onder- deel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voor zover:

    • -

      het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

    • -

      het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • -

      het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • -

      tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • -

      tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

    • -

      die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunning- houders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uit- zondering van aangegeven dagen en uren.

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voor- beeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn eerder onder a tot en met i nader aangeduid.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven die diverse malen in deze verordening terugkomen. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. Voertuig: Het begrip “Voertuig, zoals in artikel 1, onder a1 RVV 1990” is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook (brom)fietsen, invalidenvoertuigen en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve over de werking van deze wegsleepregeling.

Ad e. Motorvoertuig: Het begrip motorvoertuig is apart omschreven omdat artikel 5 van deze verordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten, waar voertuigen kunnen worden verwijderd,overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

De bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt.

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c van de WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welk soort van wegen en weggedeelten het kan gaan. Zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke.

Het is aan de Raad om in deze Wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken.

In de tekst van deze verordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen. Een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen en voertuigen, en zijn aangewezen in de wegsleepverordening.

Voor de goede orde wordt nog opgemerkt dat een parkeerovertreding niet zonder meer kan leiden tot wegslepen. Per geval zal moeten worden beoordeeld of het gaat om een wegsleepwaardige situatie. Als een voertuig midden in de nacht op een laad- of loshaven geparkeerd staat, terwijl alle winkels gesloten zijn, dan kan normaal gesproken geen sprake zijn van wegslepen. Een dergelijk optreden is gezien de overtreding in het algemeen buiten proportie. Wegslepen zou eerst dan in de rede liggen, wanneer de winkels weer opengaan of enige tijd daarvoor en het betrokken voertuig nog altijd fout geparkeerd staat.

Artikel 3 Plaats van bewaring en openingstijden

Gelet op artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet de bewaarplaats van de voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen.

Daarnaast moet de bewaarplaats goed bereikbaar zijn. In dit verband kan gedacht worden aan bereik- baar per openbaar vervoer. De gemeente wenst het overbrengen en in bewaring stelling van voertuigen niet zelf uit te voeren maar aan een bedrijf uit te besteden. Daartoe zal met dit bedrijf een wegsleep- en bewaarovereenkomst worden aangegaan.

De openingstijden worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat de openingstijden ruim dienen te zijn, waaronder een avond- en weekendopstelling. Openstelling van de bewaarplaats alleen tijdens werkdagen is in onze ogen onvoldoende klantgericht.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten kosten, die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening gebracht kunnen worden. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten, die direct verband houden met het wegslepen, bewaren enzovoorts. Het gaat ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet, vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, alsmede renteverlies, WA-verzekeringen enzovoorts.

In deze verordening hoeven de kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard moeten de opgenomen kosten wel in overeenstemming zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moe- ten kunnen doorstaan.

Artikel 5Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van geblekenonvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbarekentekenplaat

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. In de wegsleepverordening zijn nu ook de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 6 Beleidsregels

Bij beleidsregels moet bijvoorbeeld gedacht worden aan procedure- en instructieregels.