Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregels briefadres Gemeente Waddinxveen 2014

Geldend van 18-12-2014 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregels briefadres Gemeente Waddinxveen 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen

gelet op het bepaalde in:

  • 1.

    artikelen 2.23, 2.39, 2.40, 2.41, 2.42, 2.45 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP);

  • 2.

    artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP);

  • 3.

    artikelen 17, 18, 19 Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP);

  • 4.

    artikel 40 Wet werk en bijstand;

  • 5.

    artikel 4:81 - 4:84 Algemene wet bestuursrecht (awb)

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

beleidsregels briefadres Waddinxveen 2014

Artikel 1 redenen briefadres

Redenen voor de inschrijving op een briefadres zijn:

  • 1.

    de uitoefening van een ambulant beroep en men niet beschikt over een woonadres;

  • 2.

    verblijf in het buitenland korter dan twee derde van een jaar;

  • 3.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang;

  • 4.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 Wet BRP en op grond van artikel 40, lid 2 van de Wet Werk en Bijstand;

  • 5.

    een overbrugging van ten hoogste 6 maanden tussen twee woonadressen

  • 6.

    dak- of thuisloosheid;

  • 7.

    indien naar het oordeel van de burgemeester het opnemen van een woonadres om veiligheidsredenen niet wenselijk is.

Artikel 2 inschrijvingsvoorwaarden

  • 1. Inschrijving op een briefadres op grond van artikel 1 onder 5 en 6 vindt plaats voor de duur van ten hoogste zes maanden;

  • 2. Inschrijving op een briefadres op grond van artikel 1 onder 2; vindt plaats voor de duur van ten hoogste 8 maanden in 1 jaar als er is geen woonadres in Nederland beschikbaar is;

  • 3. Inschrijving op een briefadres op grond van artikel 1 onder 5 en 6 kan worden verlengd voor de duur van zes maanden indien er geen sprake is van een weigeringgrond genoemd in artikel 3;

  • 4. Na de periode van 6 maanden inschrijving op een briefadres op grond van artikel 1 onder 5 en 6 wordt een onderzoek ingesteld naar de verblijfplaats en of nog aan alle voorwaarden wordt voldaan.

  • 5. Na een periode van 8 maanden inschrijving op een briefadres op grond van artikel 1 onder 2 wordt een onderzoek ingesteld naar de verblijfplaats en of nog aan alle voorwaarden wordt voldaan.

  • 6. Of aan de inschrijvingsvoorwaarden wordt voldaan moet blijken uit de ingevulde vragenlijst die de aangever tegelijk met de aangifte/onderzoek van het briefadres en bij het onderzoek naar de verblijfplaats moet invullen en ondertekenen.

Artikel 3 weigeringgronden

De inschrijving van een briefadres wordt in elk geval geweigerd indien:

  • 1.

    De aanvrager een woonadres heeft;

  • 2.

    op het aangegeven adres bij wie het briefadres wordt aangevraagd al 3 personen met een briefadres zijn ingeschreven;

  • 3.

    een onderzoek naar de woonsituatie van de hoofdbewoner op het opgegeven adres niet is afgerond;

  • 4.

    het briefadres geen bestaand adres met woonbestemming is in de basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) tenzij het een adres betreft van een rechtspersoon, dat door burgemeester en wethouders is aangewezen als briefadres;

  • 5.

    de aanvrager in de vragenlijst verklaart op twee verschillende adressen te verblijven;

  • 6.

    het briefadres een woonadres betreft waarop geen personen staan ingeschreven.

Artikel 4 wijze van aangifte

  • 1. Een aangifte van een briefadres wordt gedaan op een door het college vastgesteld formulier aangifte van briefadres met bijbehorende vragenlijst briefadres.

  • 2. Alle personen die het formulier aangifte van briefadres ondertekenen voegen bij de aangifte een kopie van een identiteitsbewijs toe;

  • 3. De aangever levert het aangifteformulier ingevuld en ondertekend in met de volgende bijlagen:

    • a.

      een kopie van een geldig identiteitsbewijs van alle personen die het formulier ondertekenen;

    • b.

      een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres;

    • c.

      een schriftelijke verklaring van instemming van degene bij wie het briefadres wordt gehouden (briefadresgever) en een verklaring dat hij de stukken in ontvangst neemt en zorg draagt dat de poststukken de briefadreshouder bereiken;

    • d.

      een kopie in het huur- of koopcontract van de briefadresgever waaruit blijkt dat hij de huurder of eigenaar is van het adres.

  • 4. ls deze procedure niet op de in dit artikel genoemde wijze wordt uitgevoerd, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

Artikel 5 Onvolledige aangifte

  • 1. De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 4, eerste, tweede en derde lid, zijn ingeleverd.

  • 2. Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3. Indien de aangifte niet binnen veertien dagen kan worden aangevuld, kan op verzoek de termijn éénmalig worden verlengd met veertien dagen

  • 4. Indien de aangifte niet binnen veertien dagen na aangifte of aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt de aangifte buiten behandeling gesteld.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 7 inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 18 december 2014.

Artikel 8 citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels briefadres Waddinxveen 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders in de vergadering van 2 december 2014

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

mw. A.B. Blomme

de burgemeester,

drs. H.P.L. Cremers

Toelichting bij de beleidsregels briefadres 2014

Algemeen

Burgers dienen bereikbaar te zijn voor overheidsinstanties. Daartoe is geregeld dat de gemeente burgers in de basisregistratie personen (BRP) inschrijft op de adressen waar ze wonen. De wet basisregistratie personen (Wet BRP) biedt de burger de mogelijkheid om, bij gebrek aan een woonadres, zich te laten registreren op een briefadres. Het briefadres is bedoeld voor mensen die om welke reden dan ook, geen vaste woon of verblijfplaats hebben of verblijven in een instelling. Toch biedt de wet te weinig handvatten om hier kritisch naar te kijken. Mede ter voorkoming van misbruik of oneigenlijk gebruik is het wenselijk om beleidsregels vast te stellen hoe de gemeente Waddinxveen omgaat met de inschrijving op een briefadres.

In de Wet BRP zijn regels vastgesteld ter bevordering van de doelmatigheid van de voorziening van persoonsgegevens. In artikel 1 van de Wet staat de definitie van een woon- en briefadres genoemd. Op grond van het bepaalde in deze wet wordt indien het woonadres ontbreekt of wanneer daarvoor gegronde redenen zijn, op aangifte een briefadres opgenomen. Degene die aangifte heeft gedaan van een briefadres is verplicht om op verzoek van het college, desverlangd in persoon, over zijn aangifte van dat briefadres de inlichtingen te geven en de bewijzen over te leggen die van belang zijn voor de registratie daarvan in de basisregistratie personen. In de aangifte van een briefadres moeten de redenen voor de aangifte van een briefadres worden meegedeeld en bij deze aangifte moet een schriftelijke verklaring van instemming worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden.

Deze beleidsregels geven aan hoe het college in de praktijk om gaat met zijn bevoegdheid tot bepaling van de inlichtingen die bij de aangifte van een briefadres worden gegeven en de stukken die daarbij worden ingeleverd.

Bijlage Toelichting relevante regelgeving

Artikel 2.23 Wet BRP

  • 1.

    Indien het woonadres ontbreekt dan wel artikel 2.40 of artikel 2.41 van toepassing is, wordt op aangifte een briefadres opgenomen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ambtshalve een briefadres op te nemen indien het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt gedaan van een briefadres. Het college neemt ambtshalve geen briefadres op dan met instemming van de briefadresgever.

Artikel 2.39 Wet BRP

  • 1.

    De ingezetene die zijn adres wijzigt doet hiervan schriftelijk aangifte bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

  • 2.

    Hij doet niet eerder aangifte dan vier weken vóór de beoogde datum van adreswijziging en niet later dan de vijfde dag na de adreswijziging. Hij doet in de aangifte mededeling van de datum van adreswijziging en van de gegevens over het nieuwe en het vorige adres.

  • 3.

    Indien een ingezetene geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.40 Wet BRP

  • 1.

    Degene die zijn woonadres heeft in een instelling die is aangewezen op grond van het derde of het vierde lid kan, in afwijking van de artikelen 2.38, eerste lid, en 2.39, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen.

  • 2.

    Een instelling wordt slechts aangewezen indien de aard van de instelling meebrengt, dat door opneming van het adres daarvan in de basisregistratie de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen onevenredig zou kunnen worden geschaad.

  • 3.

    Onze Minister kan categorieën van instellingen dan wel instellingen afzonderlijk aanwijzen, voor zover het betreft:

    • a)

      instellingen voor gezondheidszorg;

    • b)

      instellingen op het gebied van de kinderbescherming

    • c)

      penitentiaire instellingen.

Artikel 2.41 Wet BRP

  • 1.

    Voor zover het opnemen van een woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is, kan de betrokkene in afwijking van artikel 2.38, eerste lid, en 2.39, eerste lid, in plaats van zijn woonadres een briefadres kiezen en daarvan overeenkomstig de genoemde bepalingen aangifte doen.

  • 2.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de toepassing van het eerste lid.

Artikel 2.42 Wet BRP

Als briefadresgever kan worden gekozen:

  • 1.

    een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven;

  • 2.

    een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden.

Artikel 2.43 Wet BRP

  • 1.

    De ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven, doet bij het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek. De aangiftetermijn vangt aan op de vijfde dag voor de dag van vertrek.

Artikel 29 Besluit BRP

  • 1.

    Niet verplicht tot het doen van aangifte van vertrek is de ingezetene die vanaf het tijdstip van het vertrek uit Nederland naar redelijke verwachting niet langer dan twee jaar buiten Nederland verblijft en die gedurende zijn verblijf buiten Nederland beroepshalve vaart aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft.

  • 2.

    Het eerste lid is alleen van toepassing indien de betrokkene gedurende zijn verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland.

Artikel 17 Regeling BRP

Als instellingen voor gezondheidszorg als bedoeld in artikel 2.40, derde lid, onderdeel a, van de Wet BRP, worden aangewezen: de instellingen, bedoeld in artikel 1, onder 14 en 18, van het Uitvoeringsbesluit WTZi.

Artikel 18 Regeling BRP

Als instellingen op het gebied van de kinderbescherming als bedoeld in artikel 2.40, derde lid, onderdeel b, van de Wet BRP, worden aangewezen: de justitiële jeugdinrichtingen, bedoeld in artikel 3a van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, en accommodaties als bedoeld in artikel 29k, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg.

Artikel 19 Regeling BRP

Als penitentiaire instellingen als bedoeld in artikel 2.40, derde lid, onderdeel c, van de Wet BRP, worden aangewezen: de inrichtingen die door de Minister van Veiligheid en Justitie zijn bestemd voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsbeneming, niet zijnde inrichtingen als bedoeld in artikel 18.

Artikel 40 Wet Werk en bijstand. Woonplaats en adresgegevens

  • 1.

    Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven in de basisregistratie personen wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.

  • 2.

    Het college verbindt aan de verlening van bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven in de basisregistratie personen de verplichting dat hij aangifte doet van een door hen ter beschikking gesteld briefadres.

  • 3.

    Indien bij de beoordeling van het recht op bijstand blijkt dat het door een belanghebbende verstrekte adres van zichzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de basisregistratie personen is ingeschreven, schort het college de betaling van de bijstand op.

  • 4.

    Geen opschorting vindt plaats indien:

    • a.

      de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de bijstand;

    • b.

      de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt;

    • c.

      daarvoor naar het oordeel van het college dringende redenen aanwezig zijn.

  • 5.

    Het college doet schriftelijk mededeling van de opschorting, bedoeld in het derde lid, aan de belanghebbende en geeft daarbij de gelegenheid tot adreswijziging in de basisregistratie personen binnen een door het college te stellen termijn.

  • 6.

    De opschorting wordt beëindigd zodra het aan het college gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het vijfde lid gestelde termijn nog bestaat, herziet het college het besluit tot toekenning van de bijstand of trekt het dit in met ingang van de eerste dag waarop de betaling van de bijstand is opgeschort.

Algemene wet bestuursrecht artikel 4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.