Besluit van het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe houdende regels omtrent de vergaderingen van het algemeen bestuur (Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m 27-03-2023

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe houdende regels omtrent de vergaderingen van het algemeen bestuur (Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021)

Besluit tot vaststelling van het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021

Het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe;

Op het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden van 19 oktober 2020;

gelet op de Waterschapswet, de Kieswet en het Reglement Waterschap Vallei en Veluwe;

b e s l u i t:

vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Dijkgraaf: de voorzitter van het algemeen bestuur of zijn plaatsvervanger;

  • b.

    College van dijkgraaf en heemraden: het dagelijks bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe;

  • c.

    Amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • d.

    Subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • e.

    Motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • f.

    Voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • g.

    Initiatiefvoorstel: een voorstel tot het nemen van een beslissing zonder dat daaraan een ontwerpbesluit van het college van dijkgraaf en heemraden ten grondslag ligt;

  • h.

    Interpellatie: vraag om inlichtingen of verantwoording in een vergadering van het algemeen bestuur over enig punt van algemeen waterschapsbelang;

  • i.

    Secretaris: de secretaris van Waterschap Vallei en Veluwe of de door het college van dijkgraaf en heemraden daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris;

  • j.

    Interruptie: korte directe onderbreking van een spreker voor het plaatsen van een opmerking of het stellen van een vraag;

  • k.

    Schriftelijk: zowel papier als elektronisch.

Artikel 2 De dijkgraaf

De dijkgraaf is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    zorgen voor het naleven van het reglement van orde;

  • d.

    wat de Waterschapswet, het Reglement Waterschap Vallei en Veluwe of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

  • 2. De secretaris kan, als hij daartoe uitgenodigd wordt door de dijkgraaf, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van een of meer adviescommissies en stelt voor de vergaderingen van deze commissie(s) een reglement van orde vast.

  • 2. Het algemeen bestuur kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

  • 3. Bij het besluit tot instelling van een bijzondere of tijdelijke commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.

Artikel 5 Fractievoorzittersoverleg

  • 1. Het algemeen bestuur heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit de dijkgraaf, de secretaris en de fractievoorzitters van het algemeen bestuur.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg overlegt in beslotenheid onder andere over de volgende onderwerpen:

    • a.

      zaken met betrekking tot het functioneren van het algemeen bestuur;

    • b.

      informatie van vertrouwelijke aard gericht op openbare besluitvorming;

    • c.

      vertrouwelijke mededelingen over openbare orde en veiligheid;

    • d.

      zaken die op korte termijn afstemming vragen.

  • 3. Het fractievoorzittersoverleg komt op initiatief van de dijkgraaf of ten minste twee van de fractievoorzitters bijeen. Een uitnodiging gaat vergezeld van een korte omschrijving van het te bespreken onderwerp.

  • 4. Het fractievoorzittersoverleg dan wel de dijkgraaf kan andere personen uitnodigen voor de vergadering.

  • 5. Elke fractievoorzitter kan een lid van het algemeen bestuur uit zijn fractie aanwijzen, dat hem bij zijn afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg vervangt.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING LEDEN COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN; FRACTIES

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur - op voordracht van de dijkgraaf - een commissie in bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door deze aan te wijzen ambtenaar.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist direct over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 4. Na een verkiezing roept de dijkgraaf de toegelaten leden van het algemeen bestuur op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de dijkgraaf een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over zijn toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7 Benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden

  • 1. De verkiezing van de heemraden vindt plaats tijdens de vergadering van het algemeen bestuur.

  • 2. In de periode tussen de verkiezingsuitslag en de vergadering waarin het college van dijkgraaf en heemraden wordt benoemd en bij een tussentijdse vacaturevervulling, wordt aandacht besteed aan de integriteit van de kandidaat-heemraad.

    • a.

      Daartoe zal elke kandidaat-heemraad:

      • i.

        een verklaring omtrent het gedrag (VOG) aanvragen conform het profiel politieke ambtsdrager;

      • ii.

        een gesprek voeren met de dijkgraaf. Bij dit gesprek is een door de secretaris aangewezen ambtenaar die zorgt voor verslaglegging;

      • iii.

        deelnemen aan de aangeboden risicoanalyse integriteit en over de uitkomsten mededelingen doen aan de dijkgraaf. Deze analyse wordt door een extern bureau uitgevoerd.

    • b.

      Voorafgaand aan de benoeming van de heemraden door het algemeen bestuur informeert de dijkgraaf het fractievoorzittersoverleg op hoofdlijnen over de resultaten van het in het tweede lid, sub a. ii bedoelde gesprek en op hoofdlijnen over de mededelingen van de risicoanalyse integriteit.

    • c.

      Het resultaat van de aanvraag verklaring omtrent gedrag wordt aan de secretaris van het bestuur overgelegd. De leden van het algemeen bestuur hebben recht van inzage.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt vast uit hoeveel leden het college van dijkgraaf en heemraden bestaat met in achtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement Waterschap Vallei en Veluwe.

  • 4. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de dijkgraaf, die daarvan mededeling doet aan het algemeen bestuur.

  • 5. Bij de verkiezing van de leden van het college vindt eerst de stemming plaats voor één zetel voor de geborgde categorieën. Vervolgens vindt de stemming plaats voor één zetel voor de categorie ingezetenen. Tot slot vindt de stemming plaats voor de overige zetels, zoveel als nodig is, voor de categorieën ingezetenen, ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk. Als er evenveel kandidaten zijn als door de desbetreffende categorieën te vervullen plaatsen, worden alle kandidaten als benoemd door het algemeen bestuur verklaard.

  • 6. Bij de benoeming van een lid van het college van dijkgraaf en heemraden van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.

Artikel 8 Fracties

  • 1. De leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, en de leden van het algemeen bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam ‘Ongebouwd’, ‘Natuurterreinen’ of ‘Bedrijven’.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als zijn plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de dijkgraaf. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven worden voor de categorie ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor respectievelijk de categorieën ‘Ongebouwd’, ‘Natuurterreinen’ en ‘Bedrijven’ de oudste in leeftijd.

  • 4.

    • a.

      Indien:

      • i.

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • ii.

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • iii.

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de dijkgraaf.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist of en zo ja op welke wijze de fracties door het waterschap worden ondersteund.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar. Het algemeen bestuur stelt uiterlijk in de laatste vergadering van een jaar het vergaderschema vast voor het volgende jaar. De dijkgraaf bepaalt plaats, dag en uur van de vergaderingen.

  • 2. De dijkgraaf kan in bijzondere en in spoedeisende gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 3. Ingeval de dijkgraaf of het college van dijkgraaf en heemraden dat nodig oordelen of één vijfde van het aantal zitting hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze vergadering binnen 14 dagen belegd.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De dijkgraaf zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden van het algemeen bestuur een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden.

  • 3. Van het genoemde in de leden 1 en 2 kan, indien er sprake is van een bijzonder geval of spoedeisend belang zoals bedoeld in artikel 9 lid 2, worden afgeweken.

Artikel 11 Agenda

  • 1. Bij de start van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of de dijkgraaf kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 2. Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor beraadslaging voorbereid acht, kan het algemeen bestuur het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college van dijkgraaf en heemraden nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 3. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de dijkgraaf kan het algemeen bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het kantoor van het waterschap ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het kantoor van het waterschap gebracht. In bijzondere gevallen kan de secretaris hiervan afwijken.

  • 3. Als omtrent stukken op grond van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en verleent deze de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het waterschap openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, en de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien;

    • c.

      op stukken waarop geheimhouding rust is artikel 12 lid 3 van toepassing.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, als digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst, tenzij deze onder geheimhouding vallen.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst. Als een lid voortijdig de vergadering verlaat, meldt het lid dit bij de voorzitter. De secretaris maakt hiervan een aantekening op de presentielijst onder vermelding van het tijdstip. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de dijkgraaf en de secretaris door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De dijkgraaf, de leden en de secretaris hebben een vaste zitplaats, door de dijkgraaf bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. Als daartoe aanleiding bestaat, kan de dijkgraaf de indeling herzien.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De dijkgraaf opent de vergadering op het vastgestelde uur, als meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer dertig minuten na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, constateert de dijkgraaf dat de vergadering niet gehouden kan worden. Na voorlezing van de namen van de afwezige leden, wordt door de dijkgraaf de dag en het uur van de volgende vergadering bepaald.

  • 3. Op de nieuw belegde vergadering, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid van dit artikel was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan helft van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 4. Wanneer tijdens de vergadering blijkt dat niet meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is, sluit de dijkgraaf de vergadering.

Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de dijkgraaf mee bij welk lid van het algemeen bestuur, een hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Verslag en besluitenlijst

  • 1. De secretaris draagt zorg voor een kort verslag inclusief een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt zo mogelijk gelijktijdig met de oproep voor de vergadering aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur, het college van dijkgraaf en heemraden en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen, als het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.

  • 4. Het verslag bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de dijkgraaf, de secretaris, de leden van het algemeen bestuur, van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, bij hoofdelijke stemming met vermelding van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;

    • g.

      een omschrijving van alle in de vergadering genomen besluiten.

  • 5. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de dijkgraaf en de secretaris wordt ondertekend.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1. Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Op voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden stelt het algemeen bestuur de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de dijkgraaf afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel;

    • c.

      het lid van het college van dijkgraaf en heemraden, dat in het bijzonder belast is met het in behandeling zijnde onderwerp.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Spreekregels

  • 1. De leden van het algemeen bestuur en de secretaris spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de dijkgraaf.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de dijkgraaf bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur of de secretaris voeren het woord na het aan de dijkgraaf gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 22 Spreektijd

  • 1. Op voorstel van de dijkgraaf of een lid van het algemeen bestuur kan het algemeen bestuur voor daarbij te bepalen onderwerpen de spreektijd per fractie vaststellen.

  • 2. Zodra de aan de fractie gegeven spreektijd is verstreken, nodigt de dijkgraaf de fractie uit zijn rede te beëindigen. Het fractielid is gehouden daaraan direct gevolg te geven.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de dijkgraaf het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De dijkgraaf kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Als een spreker zich beledigend of onbetamelijk uitdrukt, als hij afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, of een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de dijkgraaf tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de dijkgraaf hem gedurende die vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De dijkgraaf kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Artikel 24 Uitsluiting van de vergadering

  • 1. De dijkgraaf kan aan het algemeen bestuur voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, uit te sluiten van verdere bijwoning van de vergadering. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd.

  • 2. Onmiddellijk na aanneming van het voorstel, als bedoeld in het eerste lid, verlaat dat lid de vergadering. In geval van weigering zorgt de dijkgraaf ervoor dat het lid uit de vergaderzaal wordt verwijderd.

  • 3. Bij herhaling van zijn gedrag, als bedoeld in het eerste lid, kan het lid van het algemeen bestuur voor ten hoogste drie maanden toegang tot de vergadering en de daarbij horende stukken worden ontzegd.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de dijkgraaf of een lid van het algemeen bestuur beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de dijkgraaf kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van dijkgraaf en heemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de dijkgraaf of één der leden van het algemeen bestuur genomen voor dat met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 27 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 28 Beslissing

  • 1. Wanneer de dijkgraaf vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de dijkgraaf het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De dijkgraaf vraagt of stemming wordt verlangd. Als geen stemming wordt gevraagd en ook de dijkgraaf dit niet verlangt, stelt de dijkgraaf vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Als door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de dijkgraaf daarvan mededeling.

  • 4. Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de dijkgraaf of één der leden hoofdelijke stemming verlangt.

  • 5. De dijkgraaf verzoekt eerst de leden die ‘voor’ zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden die ‘tegen’ zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de dijkgraaf of één van de leden niet duidelijk is, wordt er alsnog hoofdelijk gestemd.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming roept de dijkgraaf (of de secretaris) de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 7. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 8. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de dijkgraaf de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10. Als de stemmen staken in een voltallige vergadering of voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, is het voorstel verworpen. Als de stemmen staken in een niet-voltallige vergadering, wordt het nemen van het besluit uitgesteld tot een volgende vergadering waarin de beraadslagingen worden heropend. Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering waarin alle zittinghebbende leden, voor zover zij zich niet van stemmen moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

  • 11. De dijkgraaf deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Als op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Als twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de dijkgraaf de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel en vervolgens over de motie gestemd.

  • 5. Als er een motie is ingediend over een niet op de agenda opgenomen onderwerp, wordt over de motie gestemd na behandeling van de motie.

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de dijkgraaf drie leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen uniform te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de dijkgraaf beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan 1 naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, als het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de dijkgraaf.

  • 7. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Als bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist direct het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de dijkgraaf op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedaan en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de dijkgraaf een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 34 Amendementen

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan tijdens de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

    Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op een ingediend amendement een subamendement in te dienen.

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de dijkgraaf worden ingediend, tenzij de dijkgraaf - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Het indienen van een (sub)amendement moet door tenminste drie andere leden worden ondersteund.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Moties

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden door tenminste drie andere leden worden ondersteund en schriftelijk bij de dijkgraaf ingediend, tenzij de dijkgraaf - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Voorstellen van orde

  • 1. De dijkgraaf en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur direct.

Artikel 37 Initiatiefvoorstel

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan een initiatiefvoorstel indienen. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en tenminste 24 uur voor de vergadering bij de dijkgraaf worden ingediend.

  • 2. De dijkgraaf deelt aan het begin van de vergadering het voorstel mee en geeft voor de aanvang van de beraadslaging over het desbetreffende voorstel de voorsteller het woord om zijn voorstel toe te lichten.

  • 3. Als het voorstel daarna naast de voorsteller door tenminste drie leden wordt ondersteund, besluit het algemeen bestuur of de behandeling in dezelfde of in een volgende vergadering zal plaatsvinden.

Artikel 38 Interpellatie

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan een verzoek tot het houden van een interpellatie indienen. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de dijkgraaf spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de vergadering schriftelijk bij de dijkgraaf ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.

  • 2. De dijkgraaf brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek op de agenda geplaatst als het verzoek naast de interpellant door tenminste drie leden wordt ondersteund. Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van het algemeen bestuur niet meer dan eenmaal, tenzij het algemeen bestuur hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan de dijkgraaf of aan het college van dijkgraaf en heemraden schriftelijke vragen stellen.

  • 2. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 3. De vragen worden bij de secretaris ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en de dijkgraaf worden gebracht.

  • 4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering. Als beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5. De vragen, en de antwoorden worden door tussenkomst van de secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de dijkgraaf of door het college van dijkgraaf en heemraden gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 40 Inlichtingen

  • 1. Als een lid van het algemeen bestuur over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf.

  • 2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK 5 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 41 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid, de dijkgraaf of de secretaris, die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Indien het algemeen bestuur een bespreking van het verslag wenst, kan de dijkgraaf dit aan de desbetreffende adviescommissie overlaten.

  • 2. Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het algemeen bestuur één van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK 6 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 42 Algemeen

  • 1. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. Naast de dijkgraaf en de secretaris, zijn enkel bestuursleden aanwezig tijdens een besloten vergadering. Het algemeen bestuur kan toelaten dat andere, door het college van dijkgraaf en heemraden aangewezen personen, de besloten vergadering mogen bijwonen.

  • 3. De onder 2 genoemde personen zijn eveneens verplicht geheimhouding te bewaren over hetgeen ter vergadering aan de orde komt.

Artikel 43 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage. In bijzondere gevallen kan de secretaris hiervan afwijken.

  • 2. Dit verslag wordt in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de dijkgraaf en de secretaris ondertekend.

Artikel 44 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 45 Opheffing geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Als het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 7 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 46 Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 47 Spreekrecht toehoorders

  • 1. De dijkgraaf stelt toehoorders bij een openbare vergadering in de gelegenheid het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het bestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk een half uur voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De dijkgraaf geeft het woord op volgorde van aanmelding. De dijkgraaf kan van de volgorde afwijken als dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De dijkgraaf verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De dijkgraaf kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de dijkgraaf hem dit heeft verleend.

  • 7. De dijkgraaf geeft de leden van het algemeen bestuur gelegenheid vragen van feitelijke aard te stellen aan degene die van het spreekrecht gebruik heeft gemaakt, waarna betrokkene de vraag kan beantwoorden. Over gestelde vragen en gegeven antwoorden wordt niet beraadslaagd.

  • 8. Na beraadslaging in eerste termijn van het algemeen bestuur en beantwoording vanuit het college van dijkgraaf en heemraden over het betreffende agendapunt bestaat voor de spreker de mogelijkheid om aansluitend in tweede instantie, indien nodig en alleen ter verduidelijking, een korte toelichting te geven.

  • 9. Op lid 8 zijn de leden 5, 6 en 7 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 48 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de dijkgraaf.

Artikel 49 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt op 1 januari 2021 in werking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe 2013 vastgesteld bij besluit van 13 november 2012.

Artikel 50 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe van 25 november 2020.

Toelichting Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 De dijkgraaf

De dijkgraaf is voorzitter van het algemeen bestuur en van het college van dijkgraaf en heemraden. Artikel 94 van de Waterschapswet schrijft dit dwingend voor. De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet. De dijkgraaf heeft het recht op grond van artikel 94, tweede lid, van de Waterschapswet in de vergaderingen van het algemeen bestuur aan de beraadslaging deel te nemen. Als dijkgraaf zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De secretaris

Het algemeen bestuur is verplicht een secretaris te benoemen (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan het algemeen bestuur, het college van dijkgraaf en heemraden en de dijkgraaf. Hij is in principe in elke vergadering van het algemeen bestuur en college van dijkgraaf en heemraden aanwezig. De Waterschapswet eist dat het college van dijkgraaf en heemraden de vervanging van de secretaris regelt (artikel 55a).

Artikel 4 Commissies

Dit artikel biedt de kapstok voor het instellen van commissies. Het is aan het algemeen bestuur te besluiten of en zo ja op welke wijze de besluitvorming over voorstellen aan het algemeen bestuur wordt voorbereid. Onderscheid wordt gemaakt tussen het instellingsbesluit en het besluit tot vaststelling van een reglement van orde voor de vergaderingen van de commissies.

Artikel 5 Fractievoorzittersoverleg

Met de intrede van fracties kan het gewenst zijn overleg tussen voorzitter en algemeen bestuur te reguleren. Hiervoor is het fractievoorzittersoverleg ingesteld.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING LID VAN HETCOLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN; FRACTIES

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

De verkiezingen van de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen zijn in 2014 onder de werking van de Kieswet gebracht. Sindsdien is de benoeming van de vertegenwoordigers van die categorie geregeld in hoofdstuk V van de Kieswet. Na de bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Tegelijkertijd geeft hij schriftelijk kennis van de benoeming aan het algemeen bestuur. Deze kennisgeving is de zogenoemde geloofsbrief. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt. Voordat tot zijn toelating is besloten kan hij op die aanneming terugkomen. Tegelijk met de mededeling dat de benoeming wordt aanvaard worden aan het algemeen bestuur stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het algemeen bestuur toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:

  • a.

    een ondertekende verklaring van de benoemde met een opgave van de andere functies dan het lidmaatschap van het algemeen bestuur die hij bekleedt;

  • b.

    een gewaarmerkt afschrift uit de basisregistratie personen met de woonplaats, geboorteplaats en geboortedatum van de benoemde.

De benoeming van de vertegenwoordigers van de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven is geregeld in hoofdstuk IV van de Waterschapswet. Zij worden benoemd door de organisaties die daartoe zijn aangewezen in artikel 14 Waterschapswet of krachtens dat artikel in het Reglement Waterschap Vallei en Veluwe. De organisaties geven de benoemden en het algemeen bestuur schriftelijk kennis van de benoeming. Deze kennisgeving heeft dezelfde functie als de geloofsbrief. De verdere benoemingsprocedure is gelijk aan die voor de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen in de Kieswet.

Wanneer sprake is van herbenoeming van een zittend lid behoeft niet opnieuw een afschrift uit de basisregistratie personen te worden overgelegd (artikel V 3, tweede lid, Kieswet en artikel 18, derde lid, Waterschapswet).

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Dit onderzoek wordt voorbereid door een door het algemeen bestuur te benoemen ‘commissie onderzoek geloofsbrieven’. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie onderzoek geloofsbrieven brengt verslag uit aan het algemeen bestuur; dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Het algemeen bestuur beslist over de toelating van zijn leden. De formulering van het eerste lid benadrukt derhalve dat het algemeen bestuur en niet de dijkgraaf een commissie instelt.

Bij het onderzoek van de geloofsbrieven beslist het algemeen bestuur tevens over de geschillen die met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen, dan wel voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven, en daarnaast of de benoeming is uitgevoerd overeenkomstig de wet en het reglement. Het onderzoek strekt zich echter niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten (artikel V 4 Kieswet).

Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuw algemeen bestuur of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing dienen de algemeen bestuursleden in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De dijkgraaf zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het algemeen bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van het algemeen bestuur bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het algemeen bestuur moet afleggen, is in artikel 34 van de Waterschapswet vastgelegd. Tegen de beslissing van het algemeen bestuur omtrent de toelating kan geen beroep worden ingesteld. Dit is bepaald in artikel 8:4, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7 Benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden

Door wijziging van artikel 41 Waterschapswet is de benoeming van de leden van het college van dijkgraaf en heemraden in de eerste vergadering na de verkiezingen niet langer noodzakelijk. Hierdoor is enerzijds ruimte ontstaan in het onderhandelingsproces van de coalitievorming. Anderzijds is er ruimte voor activiteiten rondom de borging van integriteit. Uiteraard moet eerst een besluit worden genomen over de omvang van het college van dijkgraaf en heemraden met inachtneming van het bepaalde in het Waterschapsreglement. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties aanbevolen kandidaten. Stemmingen in het algemeen bestuur over benoemingen van heemraden zijn vrije stemmingen. Vanuit de gedachte dat er ten minste één heemraad moet worden benoemd uit de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven is er voor gekozen eerst deze heemraad te benoemen. Het zesde lid geeft invulling aan een leemte in de Waterschapswet. De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het college van dijkgraaf en heemraden, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het college van dijkgraaf en heemraden zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen 31 en 45 Waterschapswet).Het ligt voor de hand om voor het benoemen van lid van het college van dijkgraaf en heemraden van buiten de kring van het algemeen bestuur ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Artikel 8 Fracties

De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het algemeen bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. En voor de categorie ingezeten hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan politieke groeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van algemeen bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties. Bij de aanvang van de eerste zitting van het nieuwe algemeen bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van het algemeen bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het algemeen bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden het algemeen bestuur verlaten. Het beëindigen van de zitting in het algemeen bestuur kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de dijkgraaf mede. Het is ook mogelijk dat een lid van het algemeen bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie van de categorie ingezetenen. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). Het algemeen bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de dijkgraaf is voldoende.

Het algemeen bestuur is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie. Het provinciaal reglement bepaalt de omvang van de vertegenwoordigers van de geborgde belangen; het is dus formeel niet mogelijk dat een gekozen vertegenwoordiger van die categorie ingezetenen lid wordt van een fractie samengesteld uit benoemde vertegenwoordigers en omgekeerd dat benoemde vertegenwoordigers lid worden van een fractie uit de categorie ingezetenen.

HOOFDSTUK 3 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Tijd en plaats van vergaderen

Het algemeen bestuur vergadert zo vaak het daartoe heeft besloten en voorts als de dijkgraaf of het college van dijkgraaf en heemraden dit nodig oordeelt, in een bijzonder of een spoedeisend geval, of als ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 10 Oproep

De dijkgraaf nodigt de leden van het algemeen bestuur schriftelijk (kan zowel op papier als elektronisch) uit voor de vergadering. Het eerste lid bepaalt dat de dijkgraaf ten minste zeven dagen vóór een vergadering de leden een oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 37, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. De oproep wordt per post of digitaal toegezonden. In spoedeisende gevallen kan de oproep mondeling worden gedaan. De stukken worden per post of, digitaal beschikbaar gesteld. De leden kunnen aangeven hoe zij de oproep en de stukken wensen te ontvangen.

Als er sprake is van een bijzonder of spoedeisend geval zoals bedoeld in artikel 9 lid 2, kan van het genoemde in de leden 1 en 2 worden afgeweken.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in het algemeen bestuursvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken. Omdat leden van het algemeen bestuur zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, zou ervoor gekozen kunnen worden niet alle leden van het algemeen bestuur alle onderliggende stukken toe te sturen. Uiteraard dienen alle leden van het algemeen bestuur en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de oproep ter inzage gelegd. Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de Wob. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn, dat een lid van het algemeen bestuur of een ander het ter inzage gelegde stuk mee naar huis neemt. Een lid van het algemeen bestuur of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. De stukken met betrekking tot voorstellen aan het algemeen bestuur die geheim moeten blijven, worden bij de secretaris ter inzage gelegd voor de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op de website van het waterschap te plaatsen.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit artikel 38b en 38c Waterschapswet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen. De ondertekening door dijkgraaf en secretaris dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 15 Zitplaatsen

Voor ordentelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder zijn vaste zitplaats heeft. De dijkgraaf kan de indeling herzien, als daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De dijkgraaf is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

Artikel 16 Opening vergadering

De vergadering kan beginnen, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende algemeen bestuursleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Ingeval een vergadering niet kan worden geopend, kan ingevolge artikel 38b, tweede lid, onder b, van de Waterschapswet in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum.

Artikel 18 Verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de secretaris en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het conceptverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden.

Artikel 19 Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een commissie, ter afdoening in handen stellen van het college van dijkgraaf en heemraden etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de dijkgraaf buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur zijn ook een ingekomen stuk. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

Als het algemeen bestuur van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan het daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de dijkgraaf elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de algemeen bestuursleden in de eerste en tweede termijn. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de dijkgraaf niet te honoreren. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 22 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat het algemeen bestuur ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De dijkgraaf hoeft dit niet voor te stellen. De dijkgraaf kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van het algemeen bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de dijkgraaf bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van het algemeen bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.

Artikel 24 Uitsluiting van de vergadering

Voor de formulering van dit artikel is aansluiting gezocht bij artikel 26 van de Gemeentewet.

Artikel 25 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid de vergadering te schorsen voor nader onderling beraad.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 39 Waterschapswet geregelde verschoningsrecht van leden van het algemeen bestuur en anderen die deelnemen aan de vergadering. De dijkgraaf heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 94 van de Waterschapswet. In het tweede lid wordt het begrip ‘beslissing’ gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 27 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de dijkgraaf de wijze van stemming aan de orde stelt.

Artikel 28 Beslissing

De dijkgraaf kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij het algemeen bestuur anders beslist. De dijkgraaf formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Als geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

Als een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Als regel zal stemmen bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijke stemming. Het algemeen bestuur heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan enkel toepassing krijgen, als de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van het algemeen bestuur kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van het algemeen bestuur verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een lid van het algemeen bestuur als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers of benoemende koepels) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 17. Uit de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet (overeenkomend met artikel 38a Waterschapswet) afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2.4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in vertegenwoordigende lichamen. In deze uitspraak heeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2.4 Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Voorop dient te staan dat de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele lid van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan slechts waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging (artikel 156 Waterschapswet) als individuele leden van het algemeen bestuur door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken. Het is mogelijk in de gedragscode als bedoeld in artikel 33, derde lid, Waterschapswet hierover iets op te nemen, ook al is de gedragscode in juridische zin niet bindend. Als bij het staken van de stemmen de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

Als er een motie is over een aanhangig onderwerp of voorstel en/of een amendement op het voorstel is ingediend, worden amendement en/of motie betrokken bij de beraadslaging. Hierdoor kan een integrale afweging over het aanhangig voorstel of onderwerp worden gemaakt. Bij stemming wordt er eerst over het amendement, vervolgens over het voorstel en als laatste over de motie gestemd.

Artikel 31 Stemming over personen

Over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dient de stemming schriftelijk te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze is geheimhouding gewaarborgd. Het reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Het algemeen bestuur oordeelt uiteindelijk of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Bij een benoeming stelt het algemeen bestuur een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (secretaris, ombudsman etc). Op het stembiljet wordt alleen de naam van de te benoemen persoon vermeld. Op het stembiljet wordt niet de partij of opties als ‘voor’ en ‘tegen’ vermeld. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor het algemeen bestuur bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, het algemeen bestuur mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming. Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’ én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld. Bij een stemming over de benoeming van een heemraad is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. Een lid van het algemeen bestuur mag als beoogd heemraad meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan ‘wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht op een herstemming is beperkt’ (artikel 38a, derde lid Waterschapswet). Dat is in casu niet aan de orde, omdat er ook op een ander persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.

Artikelen 32 en 33 Herstemming over personen en beslissing door het lot

Als bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 32 geen besluit valt moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 34 Amendementen

De definitie van amendement is opgenomen in artikel 1. Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van het algemeen bestuur reëel inhoud krijgen. Ook kleine fracties en individuele leden van het algemeen bestuur moeten in staat gesteld worden (sub)amendementen in te dienen. Het indienen van een (sub)amendement moet door drie andere leden worden ondersteund, ten einde te voorkomen dat al te lichtvaardig amendementen worden ingediend. Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31.

Artikel 35 Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politiek-bestuurlijke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politiek-bestuurlijke betekenis. Daarom is het college van dijkgraaf en heemraden formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college van dijkgraaf en heemraden leiden tot een vertrouwensbreuk tussen algemeen bestuur en college van dijkgraaf en heemraden en uiteindelijk leiden tot ontslagbesluiten van één of meer leden van het college van dijkgraaf en heemraden (m.u.v. de dijkgraaf), als deze niet eigener beweging ontslag nemen. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Het indienen van een motie moet door drie andere leden worden ondersteund.

Artikel 36 Voorstellen van orde

De dijkgraaf legt aan het algemeen bestuur ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door het algemeen bestuur. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 29, tiende lid, tweede zin, is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Als het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 37).

Artikel 37 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar leden van het algemeen bestuur moeten ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij het algemeen bestuur kunnen indienen als het college van dijkgraaf en heemraden niet of naar het oordeel van één of meer leden niet tijdig zelf met voorstellen komt. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. De dijkgraaf geeft de voorsteller de gelegenheid het voorstel toe te lichten. Als het voorstel daarna door drie andere leden wordt ondersteund beslist het algemeen bestuur of het behandeling plaatsvindt in dezelfde of in een volgende vergadering.

Artikel 38 Interpellatie

Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een lid van het algemeen bestuur om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf te vragen.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van het algemeen bestuur het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een lid van het algemeen bestuur schriftelijke vragen stellen aan het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college van dijkgraaf en heemraden kan besluiten dat de verantwoordelijke portefeuillehouder voor schriftelijke beantwoording zorg draagt.

Artikel 40 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college van dijkgraaf en heemraden (artikel 89, tweede lid, Waterschapswet) en de dijkgraaf (artikel 97, tweede lid, Waterschapswet) hebben ten opzichte van het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 5 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 41 Verslag en verantwoording

Leden van het algemeen bestuur (of in voorkomende gevallen de dijkgraaf, een lid van het college van dijkgraaf en heemraden of de secretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, die hen heeft aangewezen. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in een adviescommissie kan plaatsvinden. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 39 van dit reglement. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het ligt in de rede de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin het algemeen bestuur een of meer van zijn leden of de dijkgraaf heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan stichtingen (bijv. tot instandhouding van een of meer molens/gemalen) en vennootschappen (bijv. een slibverbrandingsinstallatie). Hierin voorziet het vierde lid.

HOOFDSTUK 6 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 42 Algemeen

In artikel 35 Waterschapswet is bepaald dat de vergaderingen van het algemeen bestuur in de openbaarheid plaats vinden. In artikel 35 van de Waterschapswet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.

Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal het algemeen bestuur moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 37 van de Waterschapswet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Alleen algemeen bestuursleden zijn aanwezig bij een besloten vergadering. Commissieleden niet zijnde gekozen bestuursleden worden in principe niet toegelaten tijdens een besloten vergadering, tenzij het algemeen bestuur dat toelaat.

Artikel 43 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 35, vierde lid, van de Waterschapswet. In overeenstemming met artikel 18 is de secretaris verantwoordelijk voor het verslag van het algemeen bestuursvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt bij hem ter inzage. In bijzondere gevallen kan de secretaris hiervan afwijken. Leden van het algemeen bestuur kunnen bij de secretaris schriftelijk voorstellen doen voor wijzigingen van het verslag. Mochten er geen voorstellen tot wijzigingen zijn, dan kan het verslag in de openbare vergadering worden vastgesteld. Mochten er wel voorstellen tot wijziging zijn, dan zal het verslag in een besloten vergadering moeten worden vastgesteld. Indien het algemeen bestuur heeft besloten om andere, door het college van dijkgraaf en heemraden aangewezen personen, tot de besloten vergadering toe te laten kan het verslag van de besloten vergadering ook door hen worden ingezien.

Artikelen 44 en 45 Geheimhouding en opheffing daarvan

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet noodzakelijk. Het college van dijkgraaf en heemraden, de dijkgraaf of een commissie kunnen ook geheimhouding opleggen. Deze vervalt als het algemeen bestuur deze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt in een vergadering waar een quorum aanwezig was. Het algemeen bestuur kan de geheimhouding niet ineens opheffen, maar eerst nadat daarover in een besloten vergadering is beraadslaagd.

Einde toelichting