Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels voor financieel beleid en beheer Financiële beheersverordening gemeente Weert

Geldend van 29-12-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, de regels voor het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Weert (verordening artikel 212 Gemeentewet (GW)

De raad van de gemeente Weert besluit;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

vast te stellen:

Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, de regels voor het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Weert.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling

    iedere afdeling binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen verantwoor-dingsplicht aan het college heeft.

  • b.

    administratie

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Weert en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    rechtmatigheid

    ontvangsten en bestedingen vinden plaats in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • d.

    doelmatigheid

    de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • e.

    doeltreffendheid

    de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

  • f.

    Inkomsten

    totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • g.

    netto schuld

    bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • h.

    overheidsbedrijf

    onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

HOOFDSTUK II Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor een raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen; dit wordt dan bij de voorjaarsnota en/of begroting expliciet gemeld.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. De begroting en jaarstukken zijn ingericht conform het gestelde in het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV) en voldoen aan de Kadernota rechtmatigheid van het Platform rechtmatigheid provincies en gemeenten.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college stelt uiterlijk 1 maart van het begrotingsjaar de uitgangspunten/kaders voor het volgende begrotingsjaar vast. Aansluitend worden deze uitgangspunten/kaders ter kennisgeving aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2. De uitgangspunten/kaders worden opgenomen in de voorjaarsnota en de begroting.

Artikel 5. Autorisatie

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen (inclusief de prioriteiten en vervangingsinvesteringen).

  • 2. Van de nieuwe investeringen (prioriteiten) en de vervangingsinvesteringen worden per investering het benodigde investeringskrediet en de bijbehorende kapitaallasten en/of exploitatielasten weergegeven. Dit geschiedt via de overzichten “voorstel prioriteiten” en “totaaloverzicht vervangingsinvesteringen”. Hierbij wordt tevens een nadere toelichting op de voorgestelde prioriteiten voor het begrotingsjaar gegeven.

  • 3. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan welke nieuwe investeringen op een later tijdstip moeten worden aangeboden, via een apart voorstel voor beschikbaarstelling en autorisatie van het investeringskrediet. Dit gebeurt door middel van het vetgedrukt weergeven van de betreffende investeringen op het overzicht “voorstel prioriteiten“.

  • 4. Voor investeringen en/of exploitatielasten in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf een (investerings)voorstel aan de raad voor.

  • 5. Over- en onderschrijdingen bij huisvesting onderwijs, 3 D’s en grondexploitatie (inclusief mutaties in de reserves) zijn door de raad geautoriseerd op basis van het raadsbesluit tot budgettaire neutraliteit op deze onderdelen.

  • 6. Nieuw beleid, beleidswijzigingen of begrotingsbijstellingen met budgettaire conse-quenties zijn een bevoegdheid van de gemeenteraad, die in elke raadsvergadering aan de orde kunnen komen.

  • 7. Begrotingsafwijkingen die per programma kleiner zijn dan 2% van het programma-budget, met een maximum van € 200.000,--, worden via vaststelling van de jaar-rekening door de raad geaccordeerd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van 3 tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar. Deze rapportages worden behandeld in de auditcommissie, raadscommissies en de raadsvergadering.

  • 2. In de voorjaarsnota wordt een beleidsmatige doorkijk gegeven naar het komende begrotingsjaar.

  • 3. In de tussentijdse rapportages wordt een rapportage over de lopende kapitaalkredieten opgenomen; hierbij wordt tenminste verantwoording afgelegd over kredieten ouder dan twee dienstjaren, mits dit niet strijdig is met de uitgangspunten rapportage afwijkingen kredieten.

Artikel 7. (Administratieve) begrotingswijzigingen

  • 1. Het college van B&W mag binnen programma’s budgetten op productniveau overhevelen binnen de aangegeven voorwaarden zoals deze zijn vermeld in de beleidsregels “administratieve begrotingswijzigingen”. Deze mutaties worden verwerkt in de tussentijdse rapportages.

  • 2. Het college van B&W informeert de raad over verschuivingen tussen producten die hoger zijn dan 10% van het budget met een minimum van € 25.000,--.

  • 3. Mutaties op de begroting, niet zijnde beleidswijzigingen, worden ingebracht in de tussentijdse rapportages. Dit geldt ook voor verschuivingen van budgetten over programma’s heen, zonder budgettaire consequenties en binnen het bestaand beleid.

  • 4. Administratieve begrotingswijzigingen mogen verwerkt worden onder door het college vastgestelde voorwaarden.

Artikel 8. Budgetoverheveling

  • 1. Het college van B&W kan de raad voorstellen om budgetten, die in een jaar nog niet volledig gebruikt zijn, over te hevelen naar het volgende jaar, indien voldaan wordt aan de criteria zoals opgenomen in de door het college vastgestelde beleidsregels “Criteria budgetoverhevelingen” en met inachtneming van het gestelde bij punt 2.

  • 2. Bij de vaststelling van de jaarrekening van het afgelopen jaar maken de budget-overhevelingen deel uit van de resultaatbestemming. De niet aangewende middelen worden, bij een positieve besluitvorming inzake de resultaatbestemming, toegevoegd aan het exploitatiebudget voor het nieuwe jaar.

Artikel 9. Beheersing kredieten

  • 1. Het college rapporteert aan de raad bij gesignaleerde afwijkingen en/of ontwikkelingen tot afwijkingen ten aanzien van kapitaalkredieten. De geformuleerde uitgangspunten over hoe om te gaan met afwijkingen en opschoningen ten aanzien van kapitaal-kredieten, zijn opgenomen in bijlage A “Rapportage afwijkingen kredieten”.

  • 2. Door de raad is eenmalig een raamkrediet beschikbaar gesteld van € 100.000,-- om voorbereidingskosten ten behoeve van in de loop van het jaar opgekomen initiatieven te kunnen verantwoorden. De regels die ten aanzien van het raamkrediet in acht worden genomen zijn opgenomen in bijlage B “Raamkrediet”.

Artikel 10. Interne controle bestuurlijke informatievoorziening en beheershande-lingen

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfs-onderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatie-voorziening en de rechtmatigheid van beheershandelingen. Deze toetsing vindt plaats door middel van het toetsen van gemeentelijke werkprocessen op basis van het jaarlijks op te stellen onderzoeksplan.

  • 2. Indien de toetsing verbeterpunten tot gevolg heeft, zorgt het college op basis van de resultaten van de toets genoemd in lid 1 voor een plan van verbetering.

  • 3. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de desbetreffende commissie aangeboden.

Artikel 11. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

HOOFDSTUK III: Financieel beleid

Artikel 12. Waardering & afschrijving vaste activa en rente

  • 1. De waardering, afschrijving en rente van (vaste) activa geschiedt op basis van de door de raad vastgestelde notitie “afschrijvings- en rentebeleid activa” (bijlage C).

  • 2. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald op basis van het rentetotaal van het eigen en het vreemd vermogen in relatie tot de activa. Het rentepercentage van eigen vermogen wordt vastgesteld in de kadernota.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

Het college biedt 1 keer per 4 jaar als onderdeel van de begroting de notitie reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De notitie behandelt: het doel waarvoor de reserves en voorzieningen zijn ingesteld, de vorming en vrijval van reserves, de vorming en vrijval voorzieningen en de toerekening en verwerking van rente over de algemene reserves en bestemmingsreserves. Tussentijdse ontwikkelingen worden ter besluitvorming voorgelegd in de begroting, bestuursrapportages en/of jaarrekening.

Artikel 14. Kostprijsberekening

Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Weert wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostprijsberekening worden naast de directe kosten alleen de indirecte kosten meegenomen, die rechtsreeks samenhangen met de door de gemeente verrichte dienstverlening.

Het besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is vanaf van 1 januari 2017 gewijzigd. Een van de wijzigingen betreft de centrale registratie in één programma van de overheadkosten. Er dient meer inzicht gegeven te worden in de kostentoerekening bij de begroting.

De wijziging met betrekking tot het uitbreiden van het inzicht in de kostentoerekening schrijft voor dat in de paragraaf Lokale Heffingen de omvang van de diverse heffingen met een kostentoerekening moeten worden onderbouwd. Dat vraagt om inzicht in de directe en indirecte kosten (=overhead). Ten aanzien van de indirecte kosten kan gewerkt worden met een opslagpercentage.

Voor de vaststelling van het opslagpercentage zijn in beginsel twee methoden hanteerbaar:

  • Toerekening op basis van de omvang van de personeelslasten: of;

  • Toerekening op basis van de omvang van de kosten van het betreffende taakveld.

Bij de opstelling van de begroting 2017 is gekozen voor de eerste methode: toerekening op basis van de omvang van de personeelskosten.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16. Vaststelling tarieven

  • 1. Na het vaststellen van de begroting stelt de raad in zijn laatste vergadering van het jaar een aantal verordeningen met bijbehorende tarieventabellen vast (bijvoorbeeld: parkeer-, toeristen- en hondenbelastingen, leges, ozb en riool- en reinigingsheffingen).

  • 2. Het grondverkoop en –prijsbeleid wordt vastgelegd in de nota grondprijsbeleid, die door de raad wordt vastgesteld.

  • 3. Overige, niet hiervoor genoemde tarieven voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnde werken of inrichtingen, worden eveneens door de raad vastgesteld. Dit geldt tevens voor rechten voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

  • 4. De tarieven, met uitzondering van lid 2, worden zodanig vastgesteld dat de totaal geraamde baten van rechten niet uitgaan boven de totaal geraamde lasten ter zake.

Artikel 17. Financieringsfunctie

  • 1. zorgt in het kader van het uitoefenen van de financieringsfunctie voor het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden.

  • 2. Hiervoor zijn regels vastgelegd, die opgenomen zijn in het treasurystatuut, dat door de raad is vastgesteld en bij deze verordening is opgenomen als bijlage D.

HOOFDSTUK IV. Paragrafen

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de solvabiliteitsratio;

    • b.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • c.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • d.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • e.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

HOOFDSTUK V. Financiële organisatie en administratie

Artikel 19. Administratie/financiële administratie

  • 1. De administratieve organisatie is: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de sectoren.

  • 2. De financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Weert, teneinde te komen tot een goed inzicht in: de financieel-economische positie; het beheer van vermogenswaarden; de uitvoering van de begroting; het afwikkelen van vorderingen en schulden; alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 20 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en submandaten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten (vastgelegd in de manda-tenregeling).

Artikel 21. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

HOOFDSTUK VI. Slotbepalingen

Artikel 22. Inwerkingtreding

  • 1. De "Financiële beheersverordening gemeente Weert”, vastgesteld door de raad der gemeente Weert in de openbare vergadering van 12 februari 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang.

  • 2. Deze verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.

  • 3. De datum van ingang van de verordening is 2 november 2016.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële beheersverordening gemeente Weert”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 november 2016.
de burgemeester, de griffier,

Bijlage A: Rapportage afwijkingen kredieten

Rapportage afwijkingen kredieten

Bijlage B: Raamkrediet

Raamkrediet

Bijlage C: Notitie “waardering en afschrijving vaste activa en rente”.

Notitie “waardering en afschrijving vaste activa en rente”.

Bijlage D: Treasurystatuut

Treasurystatuut

Memorie van toelichting

Memorie van toelichting