Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent de begraafplaatsen (Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Westland 2013)

Geldend van 12-05-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent de begraafplaatsen (Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Westland 2013)

De raad van de gemeente Westland,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer 13-90672 van 3 september 2013;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 147 van de Gemeentewet;

gehoord de beraadslagingen van de commissie Ruimte van 1 oktober 2013;

besluit:

de “Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Westland 2013” vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de vigerende “Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Westland 2010”.

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): de gemeentelijke begraafplaats(en);

    • 1.

      De Lier Algemene Begraafplaats, Burgemeester Crezeelaan 28;

    • 2.

      Maasdijk Algemene Begraafplaats, Kerkhoflaan 2;

    • 3.

      Monster Rustplaats Molenlande, Molenstraat 141E;

    • 4.

      Naaldwijk Gemeentelijke Begraafplaats, Zandhaver 2;

    • 5.

      's-Gravenzande Begraafplaats Beukenhage, Naaldwijkseweg 101A;

    • 6.

      Wateringen Algemene Begraafplaats, Julianastraat 17A;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    zandgraf: een graf waarbij de kist direct in de grond wordt geplaatst;

  • d.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijkenworden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn vaneen bovengrondse muur of wand;

  • e.

    keldergraf: een betonnen kelder die in de grond wordt geplaatst en waarin de kist wordt geplaatst;

  • f.

    asbus: een hermetisch gesloten bus ter berging van as van een overledene;

  • g.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • h.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • i.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • j.

    keuzegraf: een nog uit te geven particulier graf, uitsluitend bestemd voor directe begraving, buiten de volgorde en binnen een bestaand grafvak;

  • k.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • l.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • m.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • n.

    verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemd terrein waarop verstrooiing van as plaats kan vinden;

  • o.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • p.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • q.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • r.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

Artikel 2. Uitbreiding begrip particulier graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorvoertuigen of bespannen voertuigen op de begraafplaats te rijden.

    • a.

      Het in het derde lid bedoelde verbod is niet van toepassing op voertuigen die gebruikt worden voor de uitvoering van een begrafenis of voor het vervoeren van materialen, mits deze voertuigen rijden op de daartoe aangewezen rijwegen en hun snelheid niet groter is dan 10 km per uur.

    • b.

      In bijzondere gevallen kan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend van het verbod bedoeld in het derde lid.

    • c.

      Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor het bepaalde in het derde lid van dit artikel.

  • 4. Het is verboden om op de begraafplaats aan enige vorm van reclame-uiting te doen.

  • 5. Het is verboden om rijwielen, bromfietsen of motorrijwielen te berijden of mee te voeren anders dan met het doel om deze in de daarvoor bestemde bewaarplaats te stallen,

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur twee werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula en de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder van de aula.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9. Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 09.00 tot 15.00 uur en op zaterdag van 09.00 tot 16.00 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere gedenkplaatsen.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben.

  • 3. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn zoals vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

  • 1. In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2. In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

  • 3. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de duur van beschikbaarstelling van de algemene graven. Deze duur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn zoals vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een particulier graf worden toegewezen buiten de volgorde van uitgifte indien het een keuzegraf betreft.

Artikel 14. Categorieën

Het college kan, bij nader vast te stellen regels, de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15. Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de bij nadere regels vast te stellen uitgifteduur het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden verlengd met een bij nadere regels vast te stellen termijn van telkens vijf, tien, vijftien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als bedoeld in dit artikel, kan slechts aan één aanvrager worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen, genoemd in artikel 17, lid 1. Verlenen van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder, al dan niet, met inbegrip van een afdekzerk overeenkomstig de door het college te stellen nadere regels.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende wordenovergeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf wordenovergeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien deaanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van derechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan hetcollege niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn vanzes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan hetcollege het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende,tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding, kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente, van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van de zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 19. Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende dan wel gebruiker van een graf/gedenkplaats vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 20. Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het algemene onderhoud van de begraafplaats.

Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, geplaatst houden, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening en risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft van de gebruiker, indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De rechthebbende of de gebruiker moet gedogen dat de grafbedekking door de beheerder of een met toestemming van de beheerder ingeschakelde derde geheel dan wel gedeeltelijk wordt verwijderd voor een begraving, bijzetting of andere dringende redenen.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden herbegraven in een verzamelgraf en de as wordt verstrooid op één van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven.

    De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7. GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

Artikel 25. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede en derde lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.

  • 2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

HOOFDSTUK 8. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 26. Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 9. INRICHTING REGISTER

Artikel 27. Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 28. Intrekking oude regeling

De beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Westland 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Westland 2010 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Westland 2010 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30. Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover de toepassing ervan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 31. Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, derde lid, 4 eerste, tweede en derde lid en artikel 5, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 3, derde lid, 4 eerste, tweede en derde lid en artikel 5 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 32. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad.

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Westland 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 oktober 2013.
de griffier, de voorzitter,
N.Broekema J. van der Tak

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Voor de totstandkoming van deze verordening is als basis de model-beheersverordening begraafplaatsen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) aangehouden en afgestemd op de situatie in Westland.

Hoofdstuk 1: inleidende bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Uit de begrippenlijst zijn de begrippen “algemeen kindergraf” en “algemeen foetusgraf” verwijderd. Het is niet wenselijk om dergelijke graven voor 30 of 40 jaar uit te geven. Evenmin is het wenselijk om drie kinderen (van verschillende families) in één kindergraf te begraven.

Uit de begrippenlijst is het begrip “particulier kindergraf” verwijderd. Op een particulier graf wordt een uitsluitend recht verleend. De rechthebbende kan dit recht aanwenden ten behoeve van een kindergraf of ten behoeve van een regulier particulier graf. Onder particulier graf wordt derhalve mede verstaan een particulier kindergraf.

Nadere uitwerking van de begrippen kindergraf en foetusgraf komen terug in het uitvoeringsbesluit het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

Artikel 2: uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Vanwege het verwijderen van de begrippen “algemeen kindergraf”, “algemeen foetusgraf” en

“particulier kindergraf” uit artikel 1, zijn deze begrippen ook verwijderd uit artikel 2. Een nadere uitwerking van kinder- en foetusgraven vindt plaats in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking. Voor een particulier graf, urnengraf, urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Hoofdstuk 2: openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3: openstelling begraafplaats(en)

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te

sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

 

Artikel 4: ordemaatregelen

De modelverordening van de VNG wordt hier aangehouden. De overige verboden (het maken van reclame, loslopende honden etc.) dienen door de beheerder bij de entree van de begraafplaats kenbaar te worden gemaakt op een informatiebord. De bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) zien niet op de gemeentelijke begraafplaats omdat deze niet kan worden aangemerkt als een openbare plaats in de zin van de APV. Hoewel de gemeentelijke begraafplaats een voor publiek toegankelijke plaats is, zijn er (anders dan bijvoorbeeld bij een openbare weg) aan deze openbaarheid restricties verbonden. Zo is de begraafplaats alleen toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang. Tussen deze momenten wordt de begraafplaats afgesloten met een hekwerk.

De beheersverordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Ter controle moet men een bewijs overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid, onder b, bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

 

Artikel 5: plechtigheden

Geen nadere toelichting.

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 6: opgraving en ruimen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3: voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7: kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

De termijn voor de bij de beheerder in de dienen schriftelijke kennisgeving is in afwijking van het model verruimd van één naar twee werkdagen. Zodende kan adequaat worden geanticipeerd op kennisgevingen die aan het einde van de werkdag worden ontvangen.

In het geval waarin sprake is van bijzonderheden die er toe leiden dat een lijk binnen 36 uur moet worden begraven, voorziet artikel 17 Wlb. Deze bevoegdheid komt enkel de burgemeester der gemeente, waar het lijk zich bevindt toe. Voor een dergelijk bijzondere situatie behoeft geen aanvullende bepaling te worden opgenomen in deze verordening.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8: gebouwen en muziekinstallatie

Geen nadere toelichting.

Artikel 9: over te leggen stukken

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorziet in afdeling 2.3 in bepalingen voor verkeer tussen burgers en bestuursorganen langs elektronische weg. In deze verordening worden hier geen verdere bepalingen over opgenomen. In het door de beheerder uit te reiken aanvraagformulier (ten behoeve van verlof/machtiging) dient kenbaar te worden gemaakt dat de elektronische weg is geopend en hiervan gebruik kan worden gemaakt.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten. Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het

particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht

dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten

minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in

particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de

uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of

bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn.

Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende

uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

Artikel 10: tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven.

Het college kan in een bijzonder geval van deze tijden afwijken. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

De genoemde eindtijd op zaterdag (12.00 uur) kent een maximale uitloopt tot 13.00 uur. Echter slechts tot 12.00 uur kan een begraving of bezorging van as worden ingepland.

De zondag staat niet vermeld in de tijden waarop begraven dan wel as bezorgd kan worden. Voor de zondag wordt teruggevallen op lid 2 waarin staat aangegeven dat het college in bijzondere gevallen van de vermelde tijden af kan wijken. De zondag wordt hier aangemerkt als bijzonder evenals de volgende algemeen erkende feestdagen (ingevolge art. 3 Algemene termijnenwet):

  • 1.

    Nieuwjaarsdag

  • 2.

    Goede vrijdag

  • 3.

    Tweede Paasdag

  • 4.

    Koningsdag

  • 5.

    Hemelvaartsdag

  • 6.

    Tweede Pinksterdag

  • 7.

    Eerste Kerstdag

  • 8.

    Tweede Kerstdag

 

Hoofdstuk 4: indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11: indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van

voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven

voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot

niet naar Nederland is vervoerd.

 

In het eerst lid, onder a is het begrip “particuliere kindergraven” geschrapt. Op een particulier graf wordt een uitsluitend recht verleend. De rechthebbende kan dit recht aanwenden ten behoeve van een kindergraf of ten behoeve van een regulier particulier graf. Onder particulier graf wordt derhalve mede verstaan een particulier kindergraf.

 

Vervolgens wordt in het tweede en derde lid gesproken over nadere regels zoals het college deze vast kan stellen. Deze nadere regels staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

 

Artikel 12: aantal overledenen in algemene graven

De nadere regels waarnaar in de leden van dit artikel wordt verwezen, staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

 

Artikel 13: volgorde van uitgifte

In het tweede lid van dit artikel staat vermeld dat een particulier graf kan worden toegewezen buiten de volgorde van uitgifte. Dit betreft alsdan een keuzegraf. Nadere regels omtrent een dergelijk keuzegraf staan beschreven in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen. Een graf zal slechts buiten de volgorde van liggen worden toegewezen indien dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

 

Artikel 14: categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor

de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de

begraafplaats.

 

Artikel 15: termijnen particuliere graven

Volgens artikel 28, lid 1 Wlb kan het recht op een graf voor tenminste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Om die reden is voor de uitgiftetermijn de mogelijkheid gegeven om te kiezen voor een periode gelegen tussen de tien en dertig jaar en wel in een veelvoud van vijf. Voor verlenging is de mogelijkheid gegeven om te kiezen voor een periode gelegen tussen de vijf en twintig jaar, in een veelvoud van vijf.

 

De in het tweede lid genoemde termijnen, betreffen keuzeopties en zijn overgenomen uit de modelverordening. De binnen Westland te hanteren termijnen staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen.

 

In het tweede lid van artikel 28 Wlb staat vermeld dat binnen een jaar na de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht, de houder van de begraafplaats aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is, schriftelijk mededeling doet van het verstrijken van de termijn en van het bepaalde in het eerste lid. De verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres ligt uitdrukkelijk bij de rechthebbende. Van de houder van de begraafplaats wordt niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Indien niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

 

Artikel 16: grafkelder

Westland beschikt over de ruimte tot het aanbrengen van een grafkelder. Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het hierin voor eigen rekening aanbrengen van een grafkelder met inbegrip van een afdekzerk, waarvoor geldt dat dit in beginsel op iedere begraafplaats kan, maar niet op iedere locatie binnen deze begraafplaatsen. Het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking geeft hiervoor nadere regels.

 

Artikel 17: overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin

wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen

begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats

in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als

bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger

aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan

zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden

overgeschreven op een ander.

 

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt

aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden

kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden

gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen

reden een langere termijn aan te houden.

 

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde

termijn af te wijken.

 

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden

bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans

worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen

getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op

naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg

Nederland.

 

Artikel 18: afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het

graf kan doen. Daarnaast vervallen de grafrechten ook bij het niet nakomen van de financiële verplichtingen en bij het opheffen van de begraafplaats.

 

Hoofdstuk 5: grafbedekkingen

Artikel 19: vergunning grafbedekking

Regelgeving voor grafbedekking is noodzakelijk teneinde om het aanzien van de begraafplaats niet chaotisch te laten worden. Anderzijds dient er ruimt te zijn voor persoonlijke of kunstzinnige uitingen. Met name veiligheidsaspecten zijn van belang. Nadere regels omtrent de minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

De vergunningseis voor de grafbedekking geldt voor zowel algemene als particuliere graven. Daarnaast omvat de eis het gedenkteken en de winterharde planten. Indien geen grafbedekking wordt aangebracht dient wel te worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

 

Artikel 20: onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het algemene onderhoud van de begraafplaats (paden, gebouwen en groen). Dit onderhoud omvat een minimale zorg, bedoeld om de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien te geven. Het overige onderhoud (met name aan gedenktekens en beplanting bij de graven) komt voor rekening van de gebruiker/rechthebbende.

 

Artikel 21: onderhoud door rechthebbende of gebruiker

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens artikel 32a Wlb, bij de rechthebbende dan wel de gebruiker. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting of opgraving, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en eigen rekening van de rechthebbende of de gebruiker. Rechthebbende en gebruikers zijn verplicht de - door welke omstandigheden dan ook - aan een grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het aanzien van de begraafplaats schaadt.

 

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de

begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten

van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in

artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf

jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is

voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust

 

Artikel 22: niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding, echter niet zonder dat vooraf een waarschuwing is gegeven. Het beleid ten aanzien van bloemen en planten dient om die reden bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking kenbaar te worden gemaakt. Ook dient het beleid bekend te worden gemaakt op het mededelingenbord bij de begraafplaats. Op die manier wordt voorkomen dat steeds per brief een rechthebbende of gebruiker moet worden gewaarschuwd. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen, omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

 

Artikel 23: verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging tenminste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

 

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de gebruiker bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

 

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft

verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen, of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

In het vorige model was voor de rechthebbende of de gebruiker de mogelijkheid opgenomen een

aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Awb.

 

Hoofdstuk 6: ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24: ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging. De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruikers van algemene graven. Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische

betekenis is.

 

Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid om bij ruiming van algemene graven de

stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke

genoemd is in het derde lid.

 

Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere

overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

 

Indien in het kader van ruimingsbeleid een zeker vak op de begraafplaats wordt heringericht, dan komt dit betreffende vak niet in aanmerking om aldaar te worden herbegraven.

 

Met betrekking tot het ruimen heeft de gemeente als beheerder van de begraafplaats een zorgplicht. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

 

Hoofdstuk 7: gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25: Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke

begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de

gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van

toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter

beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het

minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 20).

 

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van

enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die

gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

 

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te

ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van

een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de

rechthebbende of de gebruiker verplicht is volgens artikel 21 van dit model. Soms waakt een

kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om steeds als zich de

noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal

aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan beraden hoe te

handelen.

 

Hoofdstuk 8: in stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26: Lijst

Met het opnemen van dit artikel moet worden voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht worden geruimd. Een graf kan van bijzondere waarde zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluiten vanwege het gedenkteken. Nader dient te worden uitgewerkt welke criteria hiervoor gelden.

 

Hoofdstuk 9: inrichting register

Artikel 27: voorschriften

Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging (4 december 1997) geeft gedetailleerde voorschriften voor dit register.

 

Hoofdstuk 10: slotbepalingen

Artikel 28: intrekking oude regeling

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 29: overgangsbepaling

Reeds in artikel 32 lid 2 van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Westland 2010 is het volgende opgenomen: alle rechten die voortvloeien uit de beheerverordening die komt te vervallen, blijven geldig vanaf de datum van het aangaan van een recht tot de einddatum van het verkregen recht. Na de vervaldatum valt ieder recht, verlenging c.q. wijziging onder de vigerende verordening met de inwerkingtreding zoals die in lid 1 is vermeld. Vanwege deze verwijzing in de oude verordening, is het niet nodig om ook in de huidige verordening een dergelijke bepalingen op te nemen omtrent de oude rechten.

 

Artikel 30: hardheidsclausule

De verordening stelt rechten en plichten vast. De hardheidsclausule maakt het mogelijk om af te wijken van de dwingende bepalingen zoals opgenomen in de verordening. Dit kan geboden zijn wanneer strikte toepassing de regelgeving een individueel geval onevenredig treft in zijn/haar belangen. In verband met de rechtszekerheid is het van belang om terughoudend om te gaan met het toepassen van de hardheidsclausule. Het toepassen van de hardheidsclausule kan alleen indien belangen onevenredig worden geschaad en dit niet in verhouding staat tot de doelen die met de regelgeving worden nagestreefd. Het college kan slechts in dergelijke gevallen afwijken van het bepaalde in deze verordening.

 

Artikel 33: citeertitel

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 32: inwerkingtreding

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 31: strafbepaling

Geen nadere toelichting.

 

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Voor de totstandkoming van deze verordening is als basis de model-beheersverordening begraafplaatsen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) aangehouden en afgestemd op de situatie in Westland.

Hoofdstuk 1: inleidende bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Uit de begrippenlijst zijn de begrippen “algemeen kindergraf” en “algemeen foetusgraf” verwijderd. Het is niet wenselijk om dergelijke graven voor 30 of 40 jaar uit te geven. Evenmin is het wenselijk om drie kinderen (van verschillende families) in één kindergraf te begraven.

Uit de begrippenlijst is het begrip “particulier kindergraf” verwijderd. Op een particulier graf wordt een uitsluitend recht verleend. De rechthebbende kan dit recht aanwenden ten behoeve van een kindergraf of ten behoeve van een regulier particulier graf. Onder particulier graf wordt derhalve mede verstaan een particulier kindergraf.

Nadere uitwerking van de begrippen kindergraf en foetusgraf komen terug in het uitvoeringsbesluit het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

Artikel 2: uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Vanwege het verwijderen van de begrippen “algemeen kindergraf”, “algemeen foetusgraf” en

“particulier kindergraf” uit artikel 1, zijn deze begrippen ook verwijderd uit artikel 2. Een nadere uitwerking van kinder- en foetusgraven vindt plaats in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking. Voor een particulier graf, urnengraf, urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Hoofdstuk 2: openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3: openstelling begraafplaats(en)

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te

sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

 

Artikel 4: ordemaatregelen

De modelverordening van de VNG wordt hier aangehouden. De overige verboden (het maken van reclame, loslopende honden etc.) dienen door de beheerder bij de entree van de begraafplaats kenbaar te worden gemaakt op een informatiebord. De bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) zien niet op de gemeentelijke begraafplaats omdat deze niet kan worden aangemerkt als een openbare plaats in de zin van de APV. Hoewel de gemeentelijke begraafplaats een voor publiek toegankelijke plaats is, zijn er (anders dan bijvoorbeeld bij een openbare weg) aan deze openbaarheid restricties verbonden. Zo is de begraafplaats alleen toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang. Tussen deze momenten wordt de begraafplaats afgesloten met een hekwerk.

De beheersverordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Ter controle moet men een bewijs overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid, onder b, bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

 

Artikel 5: plechtigheden

Geen nadere toelichting.

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 6: opgraving en ruimen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3: voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7: kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

De termijn voor de bij de beheerder in de dienen schriftelijke kennisgeving is in afwijking van het model verruimd van één naar twee werkdagen. Zodende kan adequaat worden geanticipeerd op kennisgevingen die aan het einde van de werkdag worden ontvangen.

In het geval waarin sprake is van bijzonderheden die er toe leiden dat een lijk binnen 36 uur moet worden begraven, voorziet artikel 17 Wlb. Deze bevoegdheid komt enkel de burgemeester der gemeente, waar het lijk zich bevindt toe. Voor een dergelijk bijzondere situatie behoeft geen aanvullende bepaling te worden opgenomen in deze verordening.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8: gebouwen en muziekinstallatie

Geen nadere toelichting.

Artikel 9: over te leggen stukken

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorziet in afdeling 2.3 in bepalingen voor verkeer tussen burgers en bestuursorganen langs elektronische weg. In deze verordening worden hier geen verdere bepalingen over opgenomen. In het door de beheerder uit te reiken aanvraagformulier (ten behoeve van verlof/machtiging) dient kenbaar te worden gemaakt dat de elektronische weg is geopend en hiervan gebruik kan worden gemaakt.

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten. Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het

particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht

dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten

minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in

particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de

uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of

bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn.

Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende

uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

Artikel 10: tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven.

Het college kan in een bijzonder geval van deze tijden afwijken. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

De genoemde eindtijd op zaterdag (12.00 uur) kent een maximale uitloopt tot 13.00 uur. Echter slechts tot 12.00 uur kan een begraving of bezorging van as worden ingepland.

De zondag staat niet vermeld in de tijden waarop begraven dan wel as bezorgd kan worden. Voor de zondag wordt teruggevallen op lid 2 waarin staat aangegeven dat het college in bijzondere gevallen van de vermelde tijden af kan wijken. De zondag wordt hier aangemerkt als bijzonder evenals de volgende algemeen erkende feestdagen (ingevolge art. 3 Algemene termijnenwet):

  • 1.

    Nieuwjaarsdag

  • 2.

    Goede vrijdag

  • 3.

    Tweede Paasdag

  • 4.

    Koningsdag

  • 5.

    Hemelvaartsdag

  • 6.

    Tweede Pinksterdag

  • 7.

    Eerste Kerstdag

  • 8.

    Tweede Kerstdag

 

Hoofdstuk 4: indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11: indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van

voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven

voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot

niet naar Nederland is vervoerd.

 

In het eerst lid, onder a is het begrip “particuliere kindergraven” geschrapt. Op een particulier graf wordt een uitsluitend recht verleend. De rechthebbende kan dit recht aanwenden ten behoeve van een kindergraf of ten behoeve van een regulier particulier graf. Onder particulier graf wordt derhalve mede verstaan een particulier kindergraf.

 

Vervolgens wordt in het tweede en derde lid gesproken over nadere regels zoals het college deze vast kan stellen. Deze nadere regels staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

 

Artikel 12: aantal overledenen in algemene graven

De nadere regels waarnaar in de leden van dit artikel wordt verwezen, staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

 

Artikel 13: volgorde van uitgifte

In het tweede lid van dit artikel staat vermeld dat een particulier graf kan worden toegewezen buiten de volgorde van uitgifte. Dit betreft alsdan een keuzegraf. Nadere regels omtrent een dergelijk keuzegraf staan beschreven in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen. Een graf zal slechts buiten de volgorde van liggen worden toegewezen indien dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

 

Artikel 14: categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor

de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de

begraafplaats.

 

Artikel 15: termijnen particuliere graven

Volgens artikel 28, lid 1 Wlb kan het recht op een graf voor tenminste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Om die reden is voor de uitgiftetermijn de mogelijkheid gegeven om te kiezen voor een periode gelegen tussen de tien en dertig jaar en wel in een veelvoud van vijf. Voor verlenging is de mogelijkheid gegeven om te kiezen voor een periode gelegen tussen de vijf en twintig jaar, in een veelvoud van vijf.

 

De in het tweede lid genoemde termijnen, betreffen keuzeopties en zijn overgenomen uit de modelverordening. De binnen Westland te hanteren termijnen staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen.

 

In het tweede lid van artikel 28 Wlb staat vermeld dat binnen een jaar na de aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht, de houder van de begraafplaats aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is, schriftelijk mededeling doet van het verstrijken van de termijn en van het bepaalde in het eerste lid. De verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres ligt uitdrukkelijk bij de rechthebbende. Van de houder van de begraafplaats wordt niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Indien niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

 

Artikel 16: grafkelder

Westland beschikt over de ruimte tot het aanbrengen van een grafkelder. Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het hierin voor eigen rekening aanbrengen van een grafkelder met inbegrip van een afdekzerk, waarvoor geldt dat dit in beginsel op iedere begraafplaats kan, maar niet op iedere locatie binnen deze begraafplaatsen. Het uitvoeringsbesluit voor de graven, asbezorging en gedenkplaatsen en het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking geeft hiervoor nadere regels.

 

Artikel 17: overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin

wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen

begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats

in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als

bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger

aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan

zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden

overgeschreven op een ander.

 

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt

aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden

kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden

gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen

reden een langere termijn aan te houden.

 

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde

termijn af te wijken.

 

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden

bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans

worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen

getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op

naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg

Nederland.

 

Artikel 18: afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het

graf kan doen. Daarnaast vervallen de grafrechten ook bij het niet nakomen van de financiële verplichtingen en bij het opheffen van de begraafplaats.

 

Hoofdstuk 5: grafbedekkingen

Artikel 19: vergunning grafbedekking

Regelgeving voor grafbedekking is noodzakelijk teneinde om het aanzien van de begraafplaats niet chaotisch te laten worden. Anderzijds dient er ruimt te zijn voor persoonlijke of kunstzinnige uitingen. Met name veiligheidsaspecten zijn van belang. Nadere regels omtrent de minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen staan vermeld in het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekking.

De vergunningseis voor de grafbedekking geldt voor zowel algemene als particuliere graven. Daarnaast omvat de eis het gedenkteken en de winterharde planten. Indien geen grafbedekking wordt aangebracht dient wel te worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

 

Artikel 20: onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het algemene onderhoud van de begraafplaats (paden, gebouwen en groen). Dit onderhoud omvat een minimale zorg, bedoeld om de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien te geven. Het overige onderhoud (met name aan gedenktekens en beplanting bij de graven) komt voor rekening van de gebruiker/rechthebbende.

 

Artikel 21: onderhoud door rechthebbende of gebruiker

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens artikel 32a Wlb, bij de rechthebbende dan wel de gebruiker. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting of opgraving, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en eigen rekening van de rechthebbende of de gebruiker. Rechthebbende en gebruikers zijn verplicht de - door welke omstandigheden dan ook - aan een grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het aanzien van de begraafplaats schaadt.

 

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de

begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten

van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in

artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf

jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is

voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust

 

Artikel 22: niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding, echter niet zonder dat vooraf een waarschuwing is gegeven. Het beleid ten aanzien van bloemen en planten dient om die reden bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking kenbaar te worden gemaakt. Ook dient het beleid bekend te worden gemaakt op het mededelingenbord bij de begraafplaats. Op die manier wordt voorkomen dat steeds per brief een rechthebbende of gebruiker moet worden gewaarschuwd. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen, omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

 

Artikel 23: verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging tenminste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

 

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de gebruiker bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.

De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

 

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft

verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen, of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

In het vorige model was voor de rechthebbende of de gebruiker de mogelijkheid opgenomen een

aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Awb.

 

Hoofdstuk 6: ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24: ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging. De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruikers van algemene graven. Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische

betekenis is.

 

Het vierde lid van artikel 24 opent de mogelijkheid om bij ruiming van algemene graven de

stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke

genoemd is in het derde lid.

 

Volgens het vijfde lid van artikel 24 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere

overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

 

Indien in het kader van ruimingsbeleid een zeker vak op de begraafplaats wordt heringericht, dan komt dit betreffende vak niet in aanmerking om aldaar te worden herbegraven.

 

Met betrekking tot het ruimen heeft de gemeente als beheerder van de begraafplaats een zorgplicht. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

 

Hoofdstuk 7: gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25: Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke

begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de

gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van

toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter

beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het

minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 20).

 

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van

enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die

gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

 

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te

ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van

een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de

rechthebbende of de gebruiker verplicht is volgens artikel 21 van dit model. Soms waakt een

kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om steeds als zich de

noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal

aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan beraden hoe te

handelen.

 

Hoofdstuk 8: in stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26: Lijst

Met het opnemen van dit artikel moet worden voorkomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht worden geruimd. Een graf kan van bijzondere waarde zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluiten vanwege het gedenkteken. Nader dient te worden uitgewerkt welke criteria hiervoor gelden.

 

Hoofdstuk 9: inrichting register

Artikel 27: voorschriften

Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging (4 december 1997) geeft gedetailleerde voorschriften voor dit register.

 

Hoofdstuk 10: slotbepalingen

Artikel 28: intrekking oude regeling

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 29: overgangsbepaling

Reeds in artikel 32 lid 2 van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Westland 2010 is het volgende opgenomen: alle rechten die voortvloeien uit de beheerverordening die komt te vervallen, blijven geldig vanaf de datum van het aangaan van een recht tot de einddatum van het verkregen recht. Na de vervaldatum valt ieder recht, verlenging c.q. wijziging onder de vigerende verordening met de inwerkingtreding zoals die in lid 1 is vermeld. Vanwege deze verwijzing in de oude verordening, is het niet nodig om ook in de huidige verordening een dergelijke bepalingen op te nemen omtrent de oude rechten.

 

Artikel 30: hardheidsclausule

De verordening stelt rechten en plichten vast. De hardheidsclausule maakt het mogelijk om af te wijken van de dwingende bepalingen zoals opgenomen in de verordening. Dit kan geboden zijn wanneer strikte toepassing de regelgeving een individueel geval onevenredig treft in zijn/haar belangen. In verband met de rechtszekerheid is het van belang om terughoudend om te gaan met het toepassen van de hardheidsclausule. Het toepassen van de hardheidsclausule kan alleen indien belangen onevenredig worden geschaad en dit niet in verhouding staat tot de doelen die met de regelgeving worden nagestreefd. Het college kan slechts in dergelijke gevallen afwijken van het bepaalde in deze verordening.

 

Artikel 33: citeertitel

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 32: inwerkingtreding

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 31: strafbepaling

Geen nadere toelichting.