Handhavingsverordening gemeente Westland 2015

Geldend van 07-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Handhavingsverordening gemeente Westland 2015

De raad van de gemeente Westland;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de vaststelling van de Handhavingsverordening gemeente Westland 2015;

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 8b van de Participatiewet;

  • -

    artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • -

    artikel 35, eerste lid, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • -

    artikel 147 van de Gemeentewet.

Overwegende:

  • -

    dat het in het kader van het financiële beheer noodzakelijk is bij verordening regels te stellen over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van uitkeringen en het misbruik en oneigenlijk gebruik van de genoemde regelingen.

Besluit:

Vast te stellen de Handhavingsverordening gemeente Westland 2015.

Artikel 1. Gebruikte afkortingen

In deze verordening worden de volgende afkortingen gebruikt:

  • a.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      raad: de gemeenteraad;

    • c.

      wet: de Participatiewet, IOAW of IAOZ;

    • d.

      uitkering: algemene en bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet dan wel een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ;

    • e.

      handhaving: een stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen, ontmoedigen en bestrijden van misbruik of oneigenlijk gebruik van een uitkering;

    • f.

      fraude: het verwijtbaar achterhouden van informatie of verwijtbaar onjuiste informatie verstrekken, met het doel een (hogere) uitkering te ontvangen dan waarop men recht zou hebben bij juiste en/of volledige informatieverstrekking;

    • g.

      misbruik: het verwijtbaar ontvangen van een uitkering in strijd met wettelijke voorschriften;

    • h.

      oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering volgens de regels van de wet, maar in strijd met of buiten de bedoeling van de wet zoals die bij de totstandkoming van de wet bestond;

    • i.

      inlichtingenplicht: de plicht zoals bedoeld in de wet, of de verplichtingen bedoeld in artikel 30c tweede en derde lid, Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • j.

      aangiftegrens: de grens als bedoeld in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude.

  • 2. De begripsbepalingen uit de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Awb zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3. Opdracht college

  • 1. Het college zorgt voor een rechtmatige en een doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude en het ontmoedigen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Ten aanzien van de taak als bedoeld in het eerste lid, stelt het college handhavingsbeleid vast. Hierin beschrijft het college in ieder geval:

    • a.

      de maatregelen die gericht zijn op fraudepreventie;

    • b.

      wijze van controle bij een verzoek om uitkering, de voortzetting ervan en de beëindiging van het recht op uitkering;

    • c.

      de handelwijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van het recht op uitkering;

    • d.

      de uitvoering van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd en vergeleken.

  • 3. Het college verstrekt informatie over de rechten en plichten die verbonden zijn aan het ontvangen van een uitkering, alsmede over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van een uitkering.

Artikel 4. Terugvordering en debiteurenplan

  • 1. Het college maakt gebruik van de mogelijkheid tot herziening, terugvordering, verhaal en invordering van ten onrechte verstrekte uitkeringen[1].

     

    [1] Uitgangspunt is dat fraude niet lonend mag zijn

  • 2. Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot:

    • a.

      de wijze waarop het invulling geeft aan de mogelijkheid tot herziening, terugvordering en verhaal als bedoeld in het eerste lid, en;

    • b.

      de wijze waarop wordt het overgaat tot invordering.

Artikel 5. Bestuurlijke boete en aangifte bij het Openbaar Ministerie

  • 1. Als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht legt het college een bestuurlijke boete op zoals bedoeld in artikel 18a van de Participatiewet.

  • 2. Wanneer het bedrag aan ten onrechte verstrekte bijstand door het schenden van de inlichtingenplicht hoger is dan de aangiftegrens, wordt in afwijking van het eerste lid, bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan.

  • 3. Wanneer het Openbaar Ministerie niet overgaat tot strafrechtelijke vervolging dan wel indien de belanghebbende niet wordt veroordeeld, legt het college alsnog een bestuurlijke boete op, zoals bedoeld in artikel 18 a van de Participatiewet.

Artikel 6. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Handhavingsverordening gemeente Westland 2012, zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 1 januari 2012.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Handhavingsverordening gemeente Westland 2015.

Artikel 8. Intrekken oude verordening

De Handhavingsverordening gemeente Westland 2013ev wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 25 november 2014,
De griffier, de voorzitter,
N. Broekema, J. van der Tak

Leeswijzer Handhavingsverordening gemeente Westland 2015

Met ingang van 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. De Participatiewet vervangt de Wet werk en bijstand. Als gevolg van de wetswijziging moet de Handhavingsverordening worden geactualiseerd op de naamswijziging en artikelnummering van de Wet werk en bijstand naar de Participatiewet.

Op 1 januari 2013 is de nieuwe wet 'Aanscherping handhaving en sanctiebeleid Sociale Zaken en Werkgelegenheid' in werking getreden. Deze wet is bedoeld om ervoor te zorgen dat uitkeringen en toeslagen bij die mensen terechtkomen die er recht op hebben. Door deze wet wordt er bij het schenden van de inlichtingenplicht geen afstemming meer toegepast, maar een bestuurlijke boete opgelegd. De Handhavingsverordening moet daarom verwijzen naar “bestuurlijke boete opleggen ingevolge artikel 18a van de Participatiewet, in plaats van “de uitkering afstemmen ingevolge de Afstemmingsverordening”. Deze technische wijziging is met deze verordening doorgevoerd.

Bij de Handhavingsverordening 2012 was geen toelichting geschreven. Voor de volledigheid is deze nu toegevoegd.

Toelichting op de Handhavingsverordening gemeente Westland 2015

Deze verordening gaat in op de bestrijding en voorkoming van het onterecht ontvangen van uitkering. In verband met artikel 8a Participatiewet en de artikelen 35 van de IOAW en de IOAZ is de gemeenteraad verplicht regels te stellen over het bestrijden van het ten onrechte ontvangen van Participatiewet, IOAW- en IOAZ-uitkeringen alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten.

Een goed handhavingsbeleid is belangrijk omdat dit voorkomt dat onterecht gemeenschapsgeld wordt uitgegeven. In het kader van effectieve fraudebestrijding is terugvordering van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkering belangrijk. Niet tot terugvordering overgaan, betekent een verlaging van de drempel om tot frauderen over te gaan. Frauderen mag niet lonend zijn. Daarnaast is terugvordering belangrijk in het kader van gelijke behandeling. Er moet worden voorkomen dat sommigen in een bevoorrechte positie raken.

Terugvordering van kosten van bijstand, voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, is in de Participatiewet, IOAW en IOAZ verplicht. Voor overige gevallen is terugvordering een bevoegdheid van het college. Het is daarbij aan het college om te bepalen hoe met deze bevoegdheid wordt omgegaan. Deze bevoegdheid, en hoe hier mee om wordt gegaan, is uitgewerkt in het stuk “Beleidsregels terug- en invordering, herziening, intrekking en verhaal gemeente Westland 2013ev. De bepalingen rond terugvordering in die regeling zijn nog steeds van kracht.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen die bepalingen die nadere toelichting vragen, worden hier behandeld.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Artikel 3. Opdracht college

In dit artikel wordt aangegeven dat de opdracht voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet bij het college ligt.

Artikel 4. Terugvordering en debiteurenplan

Dit artikel geeft aan dat het college gebruik maakt van haar wettelijke bevoegdheid de uitkering terug te vorderen in de situatie dat het niet gaat om terugvordering naar aanleiding van het schenden van de inlichtingenplicht. Ten aanzien van terugvordering, het afzien hiervan, invordering en kwijtschelding wordt een verwijzing gemaakt naar de nader door het college vast te stellen beleidsregels aangezien dit een taak van het college is. Dit is gebeurd met het stuk “Beleidsregels terug- en invordering, herziening, intrekking en verhaal gemeente Westland 2013ev”.

Artikel 5. Bestuurlijke boete en aangifte bij het Openbaar Ministerie

Bij constatering van het niet nakomen van aan de inlichtingenverplichting legt het college een bestuurlijke boete op. Dit is geregeld met de invoering van de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, die ingegaan is per 1 januari 2013, en artikel 18a van de Participatiewet.

Wanneer er meer dan van € 50.000,- ten onrechte aan uitkering is genoten, wordt aangifte gedaan bij het ministerie.

De Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, zoals opgesteld door het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie (OM), bepaalt onder meer dat sociale zekerheidsfraude door een uitkeringsgerechtigde tot een nadeel van € 50.000,- door het college wordt bestraft (op grond van artikel 18a van de Participatiewet). Bij een hoger nadeel (of wanneer de fraudeur geen uitkering meer ontvangt) moet aangifte worden gedaan bij het OM, waarna de zaak strafrechtelijk zal worden afgedaan. In dat geval wordt geen bestuurlijke boete opgelegd, tenzij het OM de zaak seponeert of geen veroordeling plaatsvindt.