Regeling vervallen per 01-06-2017

Verordening re-integratie Participatiewet Woudenberg 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-05-2017

Intitulé

Verordening re-integratie Participatiewet Woudenberg 2015

De raad van de Gemeente Woudenberg,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 21 april 2015;

gelet op de artikelen 6 lid 2, 8a lid 1 aanhef en onderdelen a, c, d en e, 8a lid 2, 10b lid 4 van de Participatiewet en artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen: 

de Verordening re-integratie Participatiewet Woudenberg 2015.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in Participatiewet (PW).

  • 2. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet;

    • b.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a, van de wet;

    • c.

      Anw-er: belanghebbende die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf;

    • d.

      Niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger): een belanghebbende als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a van de Participatiewet, maar 18 jaar of ouder.

Hoofdstuk 2. Verantwoording en financiën

Artikel 2. Verantwoording

Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 3. Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meerdere subsidie- en budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      De persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      De persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      De persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • d.

      Naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      De persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      De persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 2. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Artikel 5. Beperkingen Anw-ers en Nuggers

  • 1. Anw-ers en Nuggers hebben recht op ondersteuning indien:

    • a.

      het netto-inkomen van de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwden lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals bedoeld in artikel 5 aanhef en sub c van de Participatiewet en

    • b.

      zij minimaal 24 uur per week beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.

  • 2. De ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor Anw-ers en Nuggers wordt verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening, met uitzondering van vergoedingen voor reiskosten in verband met het re-integratietraject en voor kosten voor kinderopvang.

  • 3. Terugbetaling van de lening start na beëindiging van het re-integratietraject conform de beleidsregels terugvordering en verhaal.

  • 4. Het college kan na afloop van het re-integratietraject afwijken van de terugbetalingsverplichting op grond van individuele bijzondere omstandigheden van belanghebbende.

  • 5. Deze beperkingen gelden niet voor Anw-ers en Nuggers die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6 lid 1 aanhef en onder e Participatiewet voor zover het betreft de inzet van loonkostensubsidie, persoonlijke ondersteuning en no-riskpolis.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 6. Ondersteuning en soorten voorzieningen

  • 1. Ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan bestaan uit praktische hulp, advies,doorverwijzing naar andere organisaties of uit het aanbieden van één of meerderevoorzieningen die gelijktijdig of achtereenvolgend ingezet kunnen worden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de belanghebbende voorzieningen aanbieden in de vorm van onder andere:

    • a.

      sociale activering;

    • b.

      scholing;

    • c.

      ondersteuning bij aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt;

    • d.

      beschut werk;

    • e.

      persoonlijke ondersteuning;

    • f.

      no-riskpolis;

    • g.

      incidentele of structurele loonkostensubsidie;

    • h.

      werkvoorzieningen;

    • i.

      ondersteunende instrumenten, waaronder proefplaatsing, kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen, taal- en beroepsgerichte scholing, nazorg etc;

    • j.

      Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de re-integratie.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over de vorm van de in het tweede lid genoemde voorzieningen en de wijze waarop deze voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 7. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering:

    • a.

      Voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening; of

    • b.

      Gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

  • 3. Sociale activering wordt ingezet met zo min mogelijk middelen.

Artikel 8. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      het scholingstraject is noodzakelijk voor de toeleiding naar de arbeidsmarkt, en

    • b.

      duurt maximaal één jaar.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 9. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

Het college kan ondersteuning aanbieden aan personen, zoals bedoeld in artikel 10f, onder a, van de wet ten aanzien van wie het college van oordeel is dat dit nodig is in het kader van de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt.

Artikel 10. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2. Indien uitzicht bestaat op een dienstbetrekking in het kader van beschut werk, vraagt het college op grond van artikel 10b tweede lid van de wet, bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om een advies of de belanghebbende uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college neemt bij de voorselectie in aanmerking of sprake is van beperkingen van lichamelijke, verstandelijke, psychische of andere aard, die naar verwachting leiden tot een indicatie beschut werk.

  • 3. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4. Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt.

Artikel 11. Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 12. No-riskpolis

  • 1. Het college kan een werkgever in aanmerking laten komen voor een verzekeringspolis voor dekking van loonkosten over een periode waarin de werknemer uit de doelgroep arbeidsongeschikt is.

    • a.

      De no-riskpolis is bedoeld voor de werkgever die een werknemer in dienst neemt die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, of die een verhoogd risico heeft op verzuim, voor zover er geen beroep kan worden gedaan op de no-riskpolis van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

    • b.

      De no-riskpolis is mogelijk bij een arbeidsovereenkomst van tenminste zes maanden.

    • c.

      De no-riskpolis heeft een werkingsduur van 12 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.

    • e.

      artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is, en

    • f.

      de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente Woudenberg.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen waaraan de werkgever moet voldoen om voor een no-riskpolis in aanmerking te komen.

Artikel 13. Tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan een tijdelijke loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die met iemand uit de doelgroep als bedoeld in deze verordening, een arbeidsovereenkomst sluit gericht op arbeidsinschakeling anders dan de loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorziening als bedoeld in het eerste lid. Deze hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      De specifieke doelgroepen waarvoor incidentele loonkostensubsidie kan worden verleend;

    • b.

      De hoogte en duur van de incidentele loonkostensubsidie;

    • c.

      Het recht op de tijdelijke loonkostensubsidie gerelateerd aan de omvang van de dienstbetrekking;

    • d.

      Wijze van betaalbaar stellen;

  • 3. De tijdelijke loonkostensubsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. De tijdelijke loonkostensubsidie wordt alleen dan verstrekt als er voor dezelfde werknemer geen structurele loonkostensubsidie wordt verstrekt.

  • 5. Een tijdelijke loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

Artikel 14. Structurele loonkostensubsidie en loonwaarde

  • 1. Het college stelt vast of een belanghebbende die arbeidsmogelijkheden heeft, niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en daarmee behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub e van de wet.

  • 2. Het college stelt de loonwaarde van een belanghebbende vast, indien een werkgever voornemens is met deze persoon een dienstbetrekking aan te gaan.

  • 3. Het college gebruikt aan het eind van de verordening opgenomen omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

Artikel 15. Werkvoorzieningen

Het college kan aan de belanghebbende die arbeid verricht of gaat verrichten, werkvoorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.

Hoofdstuk 4. Rechten en plichten

Artikel 16. Aanspraak op ondersteuning

Personen die behoren tot de doelgroep van de wet hebben recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling of participatie anderszins en op een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling of participatie anderszins, indien zij er niet in slagen op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, en geen beroep kunnen doen op een andere wettelijke voorziening gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering.

Artikel 17. Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die behoort tot de doelgroep, als bedoeld in de wet, die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college van burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2. Indien een persoon als bedoeld in het eerste lid, die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen, dan kan het college diens uitkering of inkomensvoorziening verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Woudenberg 2015.

  • 3. Indien een niet-uitkeringsgerechtigde of een Anw-er, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen, dan kan het college van burgemeester en wethouders de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk verhalen op deze cliënt.

Artikel 18. Inkomstenvrijlating

In alle gevallen waarin zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n van de wet, is sprake van een vrijlating die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 5. Individuele Studietoeslag

Artikel 19. Doelgroep Individuele Studietoeslag

  • 1. Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een verzoek, zoals bedoeld in artikel 2, indienen om een Individuele Studietoeslag. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet; de belanghebbende:

    • a.

      is 18 jaar of ouder;

    • b.

      heeft recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • c.

      heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, en

    • d.

      is een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens een arbeidshandicap of langdurige medische beperkingen of belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;

    • e.

      woont zelfstandig, waaronder ook verstaan wordt zelfstandig wonen onder begeleiding.

  • 2. Geen recht op studietoelage bestaat als er sprake is van andere inkomsten naast de studiefinanciering.

Artikel 20. Hoogte, duur en uitbetaling van de toeslag

  • 1. De hoogte van de toeslag bedraagt € 100 per maand.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, gedurende maximaal vier jaar.

  • 3. De toeslag wordt maandelijks uitbetaald.

Artikel 21. Nadere uitvoeringsregels

Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen in het belang van een zorgvuldige uitvoering van de Individuele Studietoeslag.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 23. Inwerkingtreding en intrekken Verordening Werk en bijstand 2013

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015

  • 2. Per 1 juli 2015 wordt de Verordening werk en bijstand 2013, vastgesteld op 22 maart 2012, volledig ingetrokken (de hoofdstukken 3, 3a en 5 zijn al ingetrokken in raadsbesluiten van 18 december 2014).

  • 3. Per 1 juli 2015 wordt de Verordening IOAW en IOAZ, ingegaan per 1 juli 2010, volledig ingetrokken.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening re-integratie Participatiewet Woudenberg 2015”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van: 28 mei 2015.
K. Wiesenekker T. Cnossen
raadsgriffier voorzitter

Toelichting

Toelichting bij Verordening re-integratie Participatiewet Woudenberg 2015