Regeling vervallen per 08-06-2023

Beleidslijn gemeente Zaanstad voor subsidies in het kader van de Wet Bibob - 2019

Geldend van 22-03-2019 t/m 07-06-2023

Intitulé

Beleidslijn gemeente Zaanstad voor subsidies in het kader van de Wet Bibob - 2019

1. Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (de Wet Bibob) in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen. De Wet is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een subsidie te weigeren of in te trekken. Bij de toepassing van de Wet Bibob wordt naast de integriteit van de aanvrager ook de integriteit van de bij de aanvraag betrokken zakelijke partners beoordeeld.

2. Begrippen

  • De Wet: de Wet Bibob

  • Bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad;

  • Betrokkene: de natuurlijke of rechtspersoon die een subsidie aanvraagt of ontvangt.

  • Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen, ontleend aan de Wet, aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, een beschikking in te trekken, te beëindigen, te wijzigen of hieraan voorschriften te verbinden dan wel een vastgoedtransactie niet aan te gaan of te beëindigen of een overheidsopdracht niet te gunnen, al dan niet na adviesaanvraag bij het Bureau;

  • Bibob-vragenformulier: een formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de Wet;

  • Het Bureau: Het Landelijk Bureau Bibob.

  • Indicatorenlijst: Een lijst met indicatoren die criminogene risico’s voorspellen, opgesteld door de screeningsautoriteit Justis.

  • Tip OvJ: Artikel 26 De Wet bepaalt dat de officier van justitie die beschikt over gegevens die er op wijzen dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd of nog gepleegd zullen worden, het bestuursorgaan of de aanbestedende dienst kan wijzen op de wenselijkheid het Bureau om een advies te vragen

  • RIEC: Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum is opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en te ondersteunen, onder andere bij de toepassing van de Wet.

3. Waarom de Wet Bibob toepassen bij subsidies?

Indien de integriteit van de betrokkene ernstig in twijfel wordt getrokken, biedt het instrumentarium van de Wet Bibob voordelen om - naast de mogelijkheden die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt - aanvullend te worden ingezet.

De Awb kent verschillende bestuurlijke instrumenten om misbruik van een subsidie te sanctioneren1. Zo kan een subsidie bijvoorbeeld worden ingetrokken, lager of op nihil worden vastgesteld wanneer een subsidieontvanger zich niet aan de subsidievoorwaarden houdt of verplichtingen niet nakomt. Reeds uitbetaalde bedragen kunnen vervolgens worden teruggevorderd. Ook kan in sommige gevallen een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Deze instrumenten uit de Awb zien op het aanpakken van misbruik van de subsidie zelf in een latere fase van het subsidieproces. Het intrekken of lager vaststellen van een subsidie is immers pas na een subsidieverlening mogelijk. Soms is het dan al te laat: de subsidiegelden zijn al uitgegeven of aan derden verstrekt. Terugvordering roept praktische bezwaren op, omdat verhaal op de subsidieontvanger niet altijd mogelijk is. Daarnaast beperken deze instrumenten zich tot misbruik van de subsidie door de subsidieontvanger zelf.

De Wet kan echter in alle fasen van het subsidieproces worden ingezet. Daarbij biedt de Wet de mogelijkheid om de strafrechtelijke achtergrond van zowel de subsidieaanvrager of –ontvanger als diens relevante zakelijke omgeving te controleren. Op basis van die strafrechtelijke informatie kan een subsidieaanvraag preventief worden geweigerd of een verstrekte subsidie worden ingetrokken, zodat crimineel misbruik in de toekomst kan worden voorkomen2.

De bevoegdheid om de Wet Bibob toe te passen bij subsidies is gegeven in artikel 6 van de Wet Bibob.

De Wet Bibob kan bij subsidies in de volgende gevallen worden toegepast:

  • Voor het weigeren van een subsidieaanvraag

  • Voor het intrekken van een reeds verleende subsidie

NB: Op grond van artikel 2 van de Wet wordt onder intrekking tevens begrepen de vaststelling van de subsidie op een lager bedrag dan bij de verlening is bepaald, alsmede de wijziging van de subsidieverstrekker ten nadele van de subsidieontvanger.

Op grond van artikel 3 Wet kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

  • 1.

    Sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van crimineel geld);

  • 2.

    Sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld drugshandel of als dekmantel);

  • 3.

    Feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

4. Waarom een beleidslijn

Artikel 10 lid 1 onder b van de Algemene Subsidie Verordening 2018 (hierna: ASV) van de gemeente Zaanstad maakt melding van het feit dat op basis van de Wet Bibob een subsidie kan worden geweigerd c.q. kan worden ingetrokken.

Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidslijn, waarin het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze de Wet gemeentebreed zal worden toegepast. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een door de gemeenteraad in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

5. Bibob beleidslijn Gemeente Zaanstad

De toepassing van de Wet Bibob maakt deel uit van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit en ondermijning van lokaal bestuur dat is opgenomen als een van de speerpunten in het Collegeprogramma 2018-2022 van de gemeente Zaanstad. Het is een van de instrumenten die de overheid tot haar beschikking heeft om te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert door middel van o.a. het verlenen van subsidies.

Uitgangspunten voor de gemeente Zaanstad in deze Bibob-beleidslijn zijn:

  • 1.

    Er dient een balans te zijn tussen de inzet van het Bibob-instrumentarium en overige belangen die de gemeente dient te behartigen, zoals het mogelijk maken van investeringen in de stad, het faciliteren van ondernemers en andere partners en het verminderen van regeldruk.

  • 2.

    Het instrument wordt vooral ingezet waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is. Door het Bibob-instrumentarium risicogericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers beperkt en worden bonafide ondernemers zoveel mogelijk ontzien. Ondernemers en marktpartijen die te maken kunnen krijgen met een Bibob-onderzoek worden hier in een zo vroeg mogelijk stadium over geïnformeerd.

  • 3.

    De toepassing van de Wet Bibob is één van de middelen binnen de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en vormt samen met de strafrechtelijke en fiscale benadering een integraal geheel.

6. Algemene beleidsuitgangspunten bij subsidies

De Wet heeft ook op het terrein van subsidieverlening een belangrijk doel: te voorkomen dat het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert met gemeenschapsgeld. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet. Het bestuursorgaan dient eerst te bekijken of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden uit de diverse subsidieverordeningen en de Algemene wet bestuursrecht mogelijkheden bieden om een subsidie al dan niet te weigeren of in te trekken met andere woorden, alvorens advies wordt aangevraagd aan het Bureau, dienen eerst de gangbare en minder vergaande mogelijkheden te zijn benut.

Verder wordt er altijd standaard bij iedere nieuwe subsidieontvanger de inschrijving bij de kamer van koophandel gecontroleerd. Daarnaast vindt achteraf verantwoording plaats waarbij middels verschillende bewijsstukken (o.a. een accountantsverklaring en jaarverslagen) de rechtmatige uitgave vastgesteld wordt.

In deze verantwoording wordt op de navolgende wijze onderscheid gemaakt:

  • -

    Tot € 5.000 wordt er door instellingen niet verantwoord, dit geldt niet voor burgers (zij moeten verantwoorden d.m.v. een factuur, betaalbewijs en foto).

  • -

    Tussen € 5.000 en € 100.000 leveren de instellingen een inhoudelijk- en financieel verslag en meestal een balans in.

  • -

    Vanaf € 100.000 levert de instelling een inhoudelijk- en financieel verslag en een balans in. Tevens dienen de instellingen een accountsverklaring in te zenden.

6.1 Activiteitensubsidies, signaal gestuurd

Gezien de vele subsidieaanvragen die de Gemeente Zaanstad jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten om niet alle aanvragen standaard aan een (uitgebreide) Bibob-toets te onderwerpen maar de Wet Bibob signaal gestuurd in te zetten. Er is daarbij voor gekozen, dat een medewerker van de gemeente ten aanzien van iedere rechtspersoon die een activiteitensubsidie aanvraagt - die op basis van de ASV en/of een specifieke subsidieregeling - ongeacht de hoogte van het bedrag, een eenvoudige toets uitvoert door een open bronnen onderzoek. Slechts als hieruit aanwijzingen volgen, gaat de medewerker verder zoeken en wordt standaard opgeschaald naar een bredere Bibob-toets in open, half open en gesloten bronnen.

Een niet-uitputtende opsomming van signalen is opgenomen in de indicatorenlijst van Justis3 (bijlage 1) bij dit beleid, die hierbij gebruikt kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan signalen die betrekking hebben op de samenstelling van het bestuur of de leiding van de aanvragende instantie, signalen m.b.t. criminele antecedenten, de financiële situatie van aanvragende instantie (schulden, in surseance) of ongebruikelijke financiering van het niet-gesubsidieerde deel.

6.2 Uitzondering jaarlijkse subsidies

De zogenaamde jaarlijkse subsidies zijn in principe uitgezonderd van het bovengenoemde standaard open bronnen onderzoek. Dit geldt niet indien een tip van het OM of anderszins concrete informatie van bijvoorbeeld politie, Belastingdienst of RIEC wordt ontvangen, dan wel indien het een nieuwe subsidieaanvraag betreft, ongeacht de hoogte van het bedrag of de regeling. Ook dan kan -zo nodig- opgeschaald worden naar een bredere Bibob-toets. Normaliter worden de jaarlijkse subsidies echter aangevraagd door instanties waarvan het risico op criminele beïnvloeding en activiteiten gering wordt geacht, nu er regelmatig contact is met medewerkers van de gemeente en deze instellingen “redelijk” bekenden zijn van de gemeente.

De gemeente Zaanstad maakt per geval de afweging of men de Wet Bibob alsnog toepast in gevallen waarin deze beleidslijn niet voorziet terwijl er wel signalen c.q. bezwaren c.q. ernstige vermoedens zijn m.b.t.:

  • a.

    de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

  • b.

    de financiering van de onderneming;

  • c.

    de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming;

  • d.

    (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van misbruik met de subsidie;

  • e.

    (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven subsidie een strafbaar feit is gepleegd.

7. Bibob-vragenformulier

De Gemeente Zaanstad verlangt van de subsidie-aanvrager of –ontvanger slechts in de volgende gevallen dat hij een Bibob-vragenformulier invult:

  • 1.

    De Bibob-officier van justitie heeft op grond van artikel 26 de Wet de gemeente gewezen op de wenselijkheid het Bureau om advies te vragen;

  • 2.

    De gemeente Zaanstad beschikt over informatie - bijvoorbeeld uit gelieerde dossiers of eigen onderzoek - die duidt op criminele beïnvloeding en aanleiding kan vormen voor een nader Bibob-onderzoek;

  • 3.

    Eén van de partners van het Regionale Informatie en Expertisecentrum (RIEC) beschikt over informatie die duidt op criminele beïnvloeding en aanleiding kan vormen voor een nader Bibob-onderzoek.

Via een Bibob-vragenformulier kan het bestuursorgaan de subsidieaanvrager (en ook de subsidieontvanger) vragen te stellen die zich richten op de bedrijfsstructuur, (mede-)financiering, betrokken (rechts)personen etc. Dit Bibob-vragenformulier kan het bestuursorgaan helpen om tot een goede beoordeling te komen.

Door pas naar aanleiding van de hierboven genoemde drie gevallen het Bibob-vragenformulier te gebruiken, is de extra belasting voor de burger, ondernemer en ook voor het bestuur zelf beperkt. Daarnaast maakt de Gemeente Zaanstad optimaal gebruik van de informatie die in haar bezit is of die geraadpleegd kan worden.

8. Beoordeling aanvraag

Zoals reeds hierboven opgemerkt wordt de subsidieaanvrager of -ontvanger alleen onderworpen aan een Bibob-toetsing wanneer er aanwijzingen op criminele beïnvloeding bestaan (aan de hand van een OM-tip, eigen informatie of het RIEC, zie hoofdstuk 7). Hierbij kan de Bibob coördinator van de gemeente Zaanstad een zelfstandige afweging maken. Daarnaast kan het Subsidiebureau gebruik maken van de expertise van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC). Mocht bij een beoordeling na eigen onderzoek nog vragen onbeantwoord zijn, dan kan een beroep worden gedaan op het Bureau. Het Bureau heeft toegang tot gesloten bronnen, zoals politieregisters, strafregisters en gegevens van de Belastingdienst, waardoor zij een diepgaander onderzoek kan doen dan de gemeente en een brede screening van de subsidieaanvrager en overige zakelijke partners mogelijk is.

De Bibob-coördinator kan in de volgende gevallen het Subsidiebureau adviseren een beroep te doen op het Bureau:

  • 1.

    De Bibob-officier van Justitie heeft het bestuursorgaan gewezen op de wenselijkheid het Bureau om advies te vragen. Dit geldt zowel bij aanvragen om subsidies als om reeds verleende subsidies.

  • 2.

    Na de bestudering van het dossier en het ingevulde Bibob-formulier door de Bibob- coördinator blijven vragen bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur of de activiteiten met betrekking tot de subsidie;

    • b.

      de mede-financiering van de activiteiten waar de subsidie voor is aangevraagd of verleend;

    • c.

      de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming;

    • d.

      (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van misbruik van de subsidie;

    • e.

      (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende subsidie een strafbaar feit is gepleegd.

  • 3.

    Indien de Bibob-coördinator en/of (een van de partners van) het RIEC over informatie beschikken die bijvoorbeeld aanleiding kan vormen voor nader Bibob-onderzoek en/of uit gelieerd onderzoek vermoedens voor misstanden bestaan.

9. Het onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob

Het Bureau zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

Het Bureau onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet. Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek. In artikel 3 van de Wet is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • -

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • -

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • -

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • -

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat,

óf dat deze strafbare feiten door een rechtspersoon zijn gepleegd (als bedoeld in artikel 51 Wetboek van Strafrecht) én betrokkene:

  • -

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan die rechtspersoon, dan wel

  • -

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over die rechtspersoon, dan wel

  • -

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan die rechtspersoon.

Het Bureau kan drie soorten adviezen afgeven:

  • 1.

    Er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • 2.

    Er is sprake van een mindere mate van gevaar;

  • 3.

    Er is sprake van geen gevaar.

Naar aanleiding van het afgegeven advies dient het bestuursorgaan op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid van de Wet een afweging te maken tussen het integriteitsrisico en de maatregel. Het bestuursorgaan kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften of te weigeren / in te trekken.

Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het besluit dat wordt genomen, al dan niet op basis van het advies van het Bureau.

Bij de afweging van de te nemen beschikking worden de volgende aspecten betrokken:

  • a.

    de maatregelen die een Partij heeft getroffen om herhaling van het integriteitsrisico te voorkomen;

  • b.

    de zwaarte van het integriteitsrisico in kwestie;

  • c.

    het totale aantal integriteitsrisico’s of onderliggende delicten of kwesties;

  • d.

    de verstreken tijd sinds het zich voordoen van het integriteitsrisico;

  • e.

    de vraag of er reeds een (passende) sanctie is opgelegd naar aanleiding van het integriteitsrisico in kwestie;

  • f.

    de mate van betrokkenheid van leidinggevenden of sleutelpersoneel bij het integriteitsrisico.

10. Procedure

Het bestuursorgaan vraagt een advies aan bij het Bureau. Tegen deze beslissing kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een subsidie te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De aanvrager of ontvanger van de in deze beleidslijn genoemde subsidies wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd. Het Bureau kan contact opnemen met de subsidieaanvrager of -ontvanger , teneinde over andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven aanvullende vragen te stellen (artikel 12, vierde lid van de Wet). Het Bureau moet binnen acht weken adviseren aan het bestuursorgaan. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Het Bureau zal het bestuursorgaan hiervan in kennis stellen. Het bestuursorgaan zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor het bestuursorgaan om te beslissen op de subsidieaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau.

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies zal het bestuursorgaan de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen4. Betrokkene kan dan het advies inzien. Derden die in de beschikking zijn genoemd worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten ook in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, enkel dat deel wat op hun van toepassing is.

Tegen de subsidiebeschikking van het bestuursorgaan waarin een Bibob-advies is verwerkt kan bezwaar en beroep ingesteld worden.

NB: De essentie van deze beleidslijn is het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van onbewust faciliteren van criminele activiteiten. Teneinde dit beleidsdoel te kunnen realiseren wordt gedurende het Bibob-onderzoek naar een subsidieaanvraag niet overgegaan tot het uitkeren van (een deel van) het gevraagde subsidiebedrag of voorschot op de gevraagde subsidie.

11. Algemene afsluiting

Onvolledige aanvragen en termijnen

Op grond van artikel 4:5 Awb dient het bestuursorgaan na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. Een aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager, in de gevallen genoemd in deze beleidslijn, tevens het Bibob-formulier en aanvullende bescheiden heeft ingediend. Is de aanvraag onvolledig, dan laat het bestuursorgaan de aanvrager weten welke bescheiden nog ontbreken. De aanvrager dient vervolgens binnen de gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens te completeren. Doet hij dat in het geheel niet dan wel onvolledig, dan kan het bestuursorgaan de aanvraag buiten behandeling laten. Gedurende de periode dat de aanvrager zijn aanvraag volledig maakt, wordt de beslistermijn opgeschort op grond van artikel 4:15 Awb.

Overige sectoren die onder de Wet vallen

Ingeval er naast een aanvraag om een subsidie ook gelijktijdig een vergunningsaanvraag bij het bestuursorgaan is ingediend (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor bouw), zal een adequate afstemming en regie plaatsvinden door de Bibob-coördinator, in samenwerking met de desbetreffende afdelingen. In de praktijk kan het voorkomen dat een vergunning of subsidie van een ondernemer is c.q. wordt geweigerd of ingetrokken op grond van de Wet, terwijl deze persoon, dan wel zijn zakelijke relaties ook betrokken is (dan wel zijn) bij bijvoorbeeld een andere subsidieaanvraag of verleende subsidie. Als er al een advies van het Bureau voorhanden is met betrekking tot deze persoon hoeft niet opnieuw een advies te worden gevraagd.

Geheimhouding en privacy

Informatie-uitwisseling tussen rechtspersonen met een overheidstaak over bedrijven is alleen mogelijk in overeenstemming met de Algemene verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een andere beperking tot vrije uitwisseling van informatie ligt in de geheimhoudingsplicht als opgenomen in art. 28 van de Wet, die bepaalt dat een ieder die krachtens de Wet informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht is tot geheimhouding van deze informatie. Bedrijven dienen voorts door het bestuursorgaan te worden geïnformeerd op basis van welke informatie zij worden uitgesloten om daar evt. in rechte tegen op te kunnen treden. Deze aspecten zijn uitgewerkt op de gemeentelijke website.

12. Slotbepalingen

Evaluatie en aanpassing

De gemeente Zaanstad zal de inzet van het Bibob-instrumentarium in het kader van subsidies blijvend evalueren. Aandachtspunten daarbij zijn onder andere knelpunten bij de uitvoering van de Wet, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners en samenwerking met het Bureau. De beleidslijn zal op onderdelen worden aangepast na wijziging van de Wet, naar verwachting medio 2019. Als dan zullen de gewijzigde onderdelen van de beleidslijn opnieuw ter vaststelling worden aangeboden aan de bevoegde bestuursorganen.

Citeertitel

Deze beleidslijn wordt aangehaald als “Beleidslijn gemeente Zaanstad voor subsidies in het kader van de Wet Bibob - 2019”.

Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Intrekking

De “Bibob beleidsregels Zaanstad 2017”, vastgesteld op 9 mei 2017 is met de inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.

Bekendmaking

Dit beleid zal worden bekendgemaakt door plaatsing in het Gemeenteblad en publicatie op overheid.nl.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 12-03-2019.

drs. J. Hamming, burgemeester

drs. F.H.M. Apeldoorn, gemeentesecretaris


Noot
1

Zie bijv. de artikelen 4:46; 4:48 en 4:49 Awb

Noot
2

Artikel 4:35 Awb bevat ook een bevoegdheid om subsidie in bepaalde gevallen preventief te weigeren, maar deze bevoegdheid is aanzienlijk beperkter.

Noot
3

Om het integriteitsrisico te beoordelen is de indicatorenlijst ontwikkeld (bijlage 1). De indicatoren kunnen duiden op misbruik van de subsidie, waarbij dient te worden opgemerkt dat de lijst niet meer dan een hulpmiddel is en dat sommige indicatoren eerder bij vergunningen van toepassing zijn dan bij subsidies. Veel van de signalen kunnen ook duiden op slecht ondernemerschap. Ook indien er meerdere indicatoren voorkomen, is het dus niet zeker dat er inderdaad sprake is van strafbare feiten.

Noot
4

Let op: naast de opschortende termijn van 12 weken voor advies van het Bureau, komt er nog een redelijke termijn voor zienswijze bij.