Regeling vervallen per 13-01-2018

Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Openstelling niet-productieve investeringen water

Geldend van 10-11-2017 t/m 12-01-2018

Intitulé

Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Openstelling niet-productieve investeringen water

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland, 7 november 2017, kenmerk 17022929 houdende vaststelling Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water.

Gedeputeerde staten van Zeeland,

Gelet op artikel 1.3 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland.

Besluiten vast te stellen:

  • I.

    Gedeputeerde staten stellen open hoofdstuk 2, paragraaf 6 niet-productieve investeringen water van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland, verder te noemen de verordening;

  • II.

    Gedeputeerde staten bepalen het subsidieplafond voor het jaar 2017 met betrekking tot het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling ( ELFPO) pijler 2 ten behoeve van de openstelling, op € 400.000,-

  • III.

    De ELFPO-middelen moeten met eenzelfde bedrag aan overheidsmiddelen aangevuld worden.

  • IV.

    Gedeputeerde Staten stellen de volgende nadere regels vast:

Artikel 1 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in paragraaf 2.6 van de verordening kan worden ingediend in de periode van 13 november 2017 tot en met 12 januari 2018, 17.00 uur. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de voornoemde periode is ontvangen.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied van Zeeland die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het eerste lid, met een directe link met de landbouw.

  • 3.

    Aangezien de benodigde nationale publieke financiering niet in het openstellingbesluit beschikbaar wordt gesteld, dient een aanvraag voorzien te zijn van een subsidie-intentie of subsidiebeschikking van een nationale overheid (zoals bijvoorbeeld waterschap, provincie en/of gemeente).

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    provincies

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 4 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De minimale subsidie bedraagt €100.000,-;

  • 3.

    Indien er sprake is van een indiening in een samenwerkingsverband, dan geldt een maximum subsidiebedrag van € 30.000,- per individuele deelnemer binnen het samenwerkingsverband.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • 2.

    Andere kosten dan vermeld in artikel 5 lid 1 zijn niet subsidiabel.

Artikel 6 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van Verordening subsidies POP3 2014-2020 Zeeland de volgende criteria:

    • a.

      kosteneffectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid;

    • c.

      mate van effectiviteit van de activiteit;

    • d.

      urgentie.

  • 2.

    Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 1 tot en met 4 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor 1.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 20 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 7.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 8.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 9.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het achtste lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 10.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het negende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c, b en d, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag als eerste wordt gehonoreerd.

Artikel 7 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.23, derde lid, van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland heeft een aanvraag om een voorschot betrekking op minimaal € 50.000. Een aanvraag om een voorschot kan eenmaal per jaar worden ingediend.

Artikel 8 Adviescommissie

Gedeputeerde staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 6 van deze openstelling een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de verordening.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de verordening wordt subsidie geweigerd als:

  • a.

    de te verstrekken subsidie van het project lager is dan €100.000,-

  • b.

    het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van artikel 7, lager is dan 20.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit wordt aangehaald als Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water Zeeland 2017 en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin hij wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 7 november 2017.

Voorzitter, Drs. J.M.M. Polman

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 9 november 2017

De secretaris, A.W. Smit

Toelichting bij het Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water Zeeland

Algemeen

In het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (hierna: POP programma) is voor Water- en bodembeheer de volgende SWOT analyse gemaakt:

Sterk:

De belasting van het grond- en oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen, stikstof en fosfaat is afgenomen dankzij inspanningen van de landbouwsector.

Zwak:

  • -

    Overschrijding van normen voor grond- en

  • -

    oppervlaktewater;

  • -

    Ecologische doelen KRW nauwelijks gehaald;

  • -

    Mineralen overschot nog (te) hoog;

  • -

    Forse bodembelasting met fosfor;

  • -

    Bodemkwaliteit staat onder druk

Kansen:

Emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gereduceerd door precisielandbouw, aangepaste gangbare landbouw of biologische landbouw.

Bedreigingen:

Veel wateren zijn nog eutroof (rijk aan nutriënten zoals fosfaat, nitraat en andere voedingsstoffen), ondanks de inspanningen en verbeteringen die in de afgelopen decennia zijn gerealiseerd.

De gehele SWOT-analyse uit het POP programma laat zien dat voor de landbouw in Nederland een verdere verduurzaming met behoud van de concurrentiekracht de grootste uitdaging is. De maatschappij stelt eisen aan het milieu, klimaat, dierenwelzijn, diergezondheid, landschap, omgevingskwaliteit (inclusief waterkwaliteit) en biodiversiteit.

De landbouw heeft invloed op de toestand van het water, zowel chemisch, ecologisch als fysisch. De 2e nota duurzame gewasbescherming vraagt om het voorkomen en verminderen van waterverontreiniging door gewasbeschermingsmiddelen. De Kaderrichtlijn Water (verder te noemen KRW) beoogt om uiterlijk in 2027 een goede ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bereiken. Verdere informatie over de regionale doelen op het gebied van waterkwaliteit zijn te vinden in de Planherziening omgevingsplan Zeeland 2012-2018 van de Provincie Zeeland en in het Waterbeheerplan 2016-2021 van het waterschap Scheldestromen. Via de volgende link is een overzicht van de KRW waterlichamen te vinden: https://zldgwb.zeeland.nl/geoloket/?Viewer=Kaderrichtlijn.

De belasting van het oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen neemt volgens de SWOT-analyse slechts in geringe mate af waardoor de ecologische doelen van het waterbeleid slechts beperkt gehaald worden en normen voor grond- en oppervlaktewater ook niet gehaald worden. Dit wordt ook veroorzaakt door de sterk op snelle afvoer gerichte watergangen in agrarisch gebied. De opgave is daarom het ecologisch functioneren van het watersysteem in het agrarisch gebied te verbeteren door het herstel van de natuurlijke hydrologie en morfologie en door de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Daarnaast is het van belang efficiënt om te gaan met onze hulpbronnen.

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in of nabij watersystemen. De investeringen moeten een bijdrage leveren aan de doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water en de 2e nota duurzame gewasbescherming, zoals bijvoorbeeld het verminderen van emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. De investeringen moeten tevens een directe relatie hebben met de landbouw.

Het openstellingsbesluit vormt samen met de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland het kader waaraan aanvragen om subsidie moeten voldoen.

Het onderhavige besluit betreft de openstelling van een subsidieregeling met betrekking tot paragraaf 2.6 van de verordening, niet-productieve investeringen water. Subsidiëring is mogelijk voor projecten op het gebied van waterkwaliteit.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

Lid 1. Het begrip niet-productieve investering (NPI) betekent dat de investering niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming. Een investering moet om als NPI aangemerkt te kunnen worden dus primair gericht zijn op het behalen van de agromilieuklimaatdoelstellingen, waarbij eventuele productieve elementen slechts “bijvangst” zijn.

Lid 2. Link met de landbouw.

Projecten dienen een direct verband met landbouwactiviteiten te hebben. Dit verband moet expliciet beschreven worden in de subsidieaanvraag.

Artikel 3. Doelgroep

De doelgroep is conform artikel 2.6.2. van de verordening. Voor indieners van een samenwerkingsverband verwijzen we naar artikel 1.6 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2020 Zeeland.

Artikel 4. Subsidiehoogte

Om projecten van enige omvang te verkrijgen, en aldus de uitvoeringskosten van de regeling te beperken, is ten aanzien van de subsidiabele kosten een minimumgrens opgenomen van 100.000 euro.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

Lid 1. Kosten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

Het aantal subsidiabele kostencategorieën is minder dan de in artikel 2.6.3. lid 1 en lid 2 van de verordening genoemde lijst.

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • -

    personeelskosten

  • -

    voorbereidingskosten;

  • -

    de kosten van tweedehands installaties: de marktwaarde van deze goederen is zeer lastig vast te stellen;

  • -

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken, omdat de doelstelling van de regeling publiek van aard is, terwijl octrooien, licenties, auteursrechten en merken alle zijn aan te merken als privaat belang;

  • -

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • -

    afschrijvingskosten, omdat zij zeer moeilijk zijn te becijferen. De bewijskosten zijn vaak hoger dan de POP3-opbrengsten in subsidiegeld, de kans op fouten en dus boetes is groot;

  • -

    de kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied.

Artikel 6. Selectiecriteria

De selectie van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle tijdig ingediende aanvragen worden, indien ze voldoen aan de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen, gescoord op basis van vier criteria. Indien de score tenminste gelijk is dan het minimum aantal punten (20 punten) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend dan gaan projecten met hogere scores voor. In het geval er meerdere aanvragen op dezelfde plaats gerangschikt worden en vanwege het bereiken subsidieplafond niet al die aanvragen kunnen worden gehonoreerd wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag met de hoogste score op het criterium ‘mate van effectiviteit’. Indien de aanvragen even hoog scoren op het criterium ‘mate van effectiviteit’, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag met de hoogste score op het criterium ‘kosteneffectiviteit’. Scoren de aanvragen ook op dit criterium even hoog, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag die het hoogst scoort op het criterium ‘haalbaarheid’. Scoren de aanvragen ook op dit criterium even hoog, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag die het hoogst scoort op het criterium ‘urgentie’. Scoren de aanvragen ook op dit punt even hoog, dan beslist het lot welke aanvraag wordt gehonoreerd.

Criterium a: de kosteneffectiviteit van de activiteit

Met dit criterium wordt gekeken naar de kosten van de investering in relatie met de effectiviteit van de investering (value for money). De kosten van een investering kunnen zeer hoog zijn, maar tegelijk kan de investering ook heel effectief zijn (door de investering wordt een grote bijdrage geleverd aan de verbetering van de waterkwaliteit/ wateropgave).

Zijn de kosten van de investering relatief hoog ten opzichte van het effect (het gaat om een relatief kostbare investering met bijvoorbeeld een beperkt effect op de waterkwaliteit), dan al de kosteneffectiviteit matig zijn.

1 punt wordt toegekend indien de totale subsidiabele kosten zeer hoog zijn ten opzichte van het effect van de investering op de doelstelling(en) van de openstelling.

2 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten hoog zijn ten opzichte van het effect van de investering op de doelstelling(en) van de openstelling.

3 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten redelijk zijn ten opzichte van het effect van de investering op de doelstelling(en) van de openstelling .

4 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten zeer redelijk zijn ten opzichte van het effect de investering op de doelstelling(en) van de openstelling .

Er is niet gekozen om dit criterium te beoordelen op basis van normkosten. Onder dit openstellingsbesluit kunnen verschillende soorten investeringen gesubsidieerd worden. Het is dan ook niet mogelijk om voor deze openstelling een uitputtende lijst van investeringen met normkosten daaraan gekoppeld vast te stellen.

Criterium b: haalbaarheid

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • -

    in projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider,

  • -

    hoe realistisch is het projectplan,

  • -

    zijn relevante partijen voldoende bij de uitvoering van het plan betrokken,

  • -

    kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

  • -

    mate waarin het project al is voorbereid/ snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde grond, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

Op basis van bovenstaande punten wordt de haalbaarheid van de activiteit als onvoldoende, redelijk, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt bij onvoldoende score op genoemde aspecten

2 punten bij redelijke score op genoemde aspecten

3 punten bij goede score op genoemde aspecten

4 punten bij zeer goede score op genoemde aspecten

Criterium c: mate van effectiviteit van de activiteit

Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Een activiteit is minder effectief (matig) als er met de investering slechts een kleine bijdrage aan

bijvoorbeeld de verbetering van de waterkwaliteit van één overig water (niet KRW-water), wordt geleverd. Een activiteit is voldoende als in 2 tot 5 overige wateren een bijdrage aan verbetering van de waterkwaliteit wordt geleverd. Een activiteit krijgt de kwalificatie goed als in meer dan 5 overige wateren een bijdrage wordt geleverd voor de verbetering van de waterkwaliteit. Een activiteit is zeer effectief als de bijvoorbeeld door de activiteit de waterkwaliteit in één of meer KRW waterlichaam wordt verbeterd.

Een voorbeeld van een activiteit zijn maatregelen om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen richting het water te verminderen.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

Criterium d: de mate van urgentie om de doelen bedoeld onder a te realiseren.

1 punt op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen pas op langere termijn aanpak hoeft,

2 punten op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen pas binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden,

3 punten op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden,

4 punten op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale en waterbeheerplannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden,

Wegingsfactoren

Aan de criteria ‘kosteneffectiviteit’ en ‘mate van effectiviteit’ wordt de hoogste wegingsfactor toegekend. De effectiefste activiteiten dragen het meeste bij aan de beleidsdoelen. Ook is van belang dat die bijdrage kosteneffectief gebeurt. Het criterium ‘urgentie’ heeft de laagste wegingsfactor. De maatregelen waarvoor subsidie wordt gevraagd zullen naar verwachting allen urgent zijn.

Artikel 9

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor bovenwettelijke activiteiten. In het Programmadocument POP3 is in het maatregelfiche ‘niet-productieve investeringen water’ opgenomen dat geen investeringen worden ondersteund om aan eisen te voldoen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen. Omdat deze zin voor meer dan één uitleg vatbaar was, is in de notificatie POP3 deze passage scherper geformuleerd, namelijk: "Voor deze submaatregel is de investering er op gericht verder te gaan dan de eisen die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water of 2e nota duurzame gewasbescherming, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ Schelde 2016-2021 .

De samenvatting maatregelenprogramma kent de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Communautaire waterbeschermingswetgeving. Dit betreft het implementeren van de Europese richtlijnen in de nationale wetgeving.

Hoofdstuk 2. Overige basismaatregelen. Dit betreft onder andere maatregelen die op basis van generiek beleid worden genomen, gericht op een duurzaam en efficiënt watergebruik, puntbronnen, diffuse bronnen, waterbeweging en hydromorfologie, directe lozing van stoffen in grondwater, prioritaire stoffen en ter voorkoming van calamiteiten.

Hoofdstuk 3. Aanvullende maatregelen, met onderscheid naar:

  • -

    Gebiedsgerichte maatregelen, die te herleiden zijn naar een specifieke locatie, op grond van artikel 11, lid 4 van de KRW.

  • -

    Extra maatregelen, waarmee wordt gedoeld op Maatregelen op grond van artikel 11, lid 5 van de KRW.

Hoofdstuk 4. Maatregelen voor specifieke knelpunten. Hieronder worden onder andere verstaan de aanpak van gewasbeschermingsmiddelen, nutriënten en aanpak van knelpunten in de inrichting van een watersysteem.

Van deze maatregelen komen alleen de maatregelen als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 voor POP3 subsidie in aanmerking. Hoofdstuk 1 en 2 zijn maatregelen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen en zijn ‘wettelijk verplicht’. Ook activiteiten die op grond van een bijvoorbeeld de keur van het waterschap verplicht zijn, zoals mitigerende maatregelen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In de toetsing van aanvragen in het kader van de Uitvoeringsregeling POP3 zal hiermee rekening worden gehouden.