Regeling vervallen per 12-07-2019

Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling Regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Provincie Zeeland

Geldend van 17-04-2019 t/m 11-07-2019

Intitulé

Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling Regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Provincie Zeeland

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 12 maart 2019, kenmerk 19005779, tot openstelling van de regeling als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 1 trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland.

Gedeputeerde Staten van Zeeland:

  • Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 5 van Hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland

Besluit vast te stellen

  • I.

    Open te stellen de regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties van de Verordening POP-3 voor de periode van 17 april 2019, 09.00 uur tot 12 juli 2019, 17.00 uur.

  • II.

    Het subsidieplafond is € 260.000,- volledig afkomstig uit middelen van het ELFPO.

  • III.

    De ELFPO-middelen moeten met eenzelfde bedrag aan nationale overheidsmiddelen aangevuld worden.

  • IV.

    Verdeling van de middelen vindt ingevolge artikel 1.15 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeelandplaats op grond van een rangschikking van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.

  • V.

    De volgende nadere regels vast te stellen:

Definities

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    POP-3: Het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma van Nederland in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020.

  • b.

    ELFPO: Europees Landbouwfonds Plattelandsontwikkeling.

  • c.

    Verordening: Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland (Verordening POP-3 subsidies Zeeland).

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties, het verzorgen van trainingen, workshops of onderlinge coaching aan een groep van landbouwondernemers met als doel het informeren over innovaties en modernisering zoals passend bij een transitie naar een meer volhoudbare landbouw, en de toepassing er van te bevorderen rond één of meerdere thema’s als genoemd in artikel 2.1.1. van de Verordening:

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

  • b.

    beter beheer van productierisico's, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • d.

    klimaatmitigatie;

  • e.

    klimaatadaptatie;

  • f.

    verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

  • g.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.

Artikel 4 aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag

Onverminderd hetgeen bepaald is in het tweede lid van artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag om subsidie ook een subsidie-intentie of –beschikking van een Nederlandse overheidsinstantie, voor het deel van de Nederlandse publieke financiering van het project waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 5 (niet-)subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor de onderstaande kosten gemaakt ter voorbereiding of uitvoering van projecten ten behoeve van demonstraties, het verzorgen van trainingen, workshops of onderlinge coaching of daar aan gekoppelde activiteiten:

  • 1.

    • a.

      personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

    • b.

      kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

    • c.

      materiaalkosten;

    • d.

      huur van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten;

    • e.

      kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit;

    • f.

      kosten van afschrijving, huur of lease voor fysieke investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit;

    • g.

      bijdrage in natura.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Verordening zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

    • a.

      kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

    • b.

      kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma’s of leergangen van het reguliere onderwijs;

    • c.

      Inbreng van eigen uren door landbouwers om aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 6 hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten met een minimumbedrag van € 60.000,-- en geldt voor de thema's zoals benoemd onder artikel 2.1.1. tweede lid van de Verordening;

Artikel 7 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de verordening wordt subsidie geweigerd als:

  • a.

    de te verstrekken subsidie van het project lager is dan € 60.000,-;

  • b.

    het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van de artikelen 9, 11 en 12 van dit openstellingsbesluit, lager is dan 18;

    of

  • c.

    indien de activiteit bedoeld is om aan een wettelijke verplichting te kunnen voldoen.

Artikel 8 bevoorschotting

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening kan één keer per jaar een voorschot verleend worden op basis van realisatie.

Artikel 9 selectiecriteria

Gedeputeerde Staten hanteren op basis van de selectie door de adviescommissie POP-3 voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening de volgende criteria:

  • 1.

    Mate van effectiviteit van de activiteit

    De effectiviteit is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:

    • a.

      de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan kennisoverdracht over:

      • i.

        ontwikkelingen die de vruchtbaarheid, structuur en weerbaarheid van de bodem verbeteren, als vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 5.8 Duurzame Landbouw;

      • ii.

        maatregelen die bijdragen aan een goede kwaliteit van alle regionale wateren ecologisch en chemisch, als vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 6.3 Water onderdeel waterkwaliteit;

      • iii.

        maatregelen die bijdragen aan beperking van de snelle afvoercomponent (af- en uitspoeling), als vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 6.3 Water onderdeel landbouw;

      • iv.

        het voorkomen en waar mogelijk opheffen van bodemverdichting in combinatie met een goede organische stofbalans, als vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 6.5 Klimaatadaptatie onderdeel hemelwater;

      • v.

        het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, de beschikbaarheid van voldoende zoet water en het versterken van de landschappelijke diversiteit, als vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 5.8 duurzame landbouw en nader uitgewerkt binnen het Ambitiedocument voor de Uitvoeringsagenda landbouw en natuur.

    • b.

      Voor de bijdrage aan het bereiken van de beleidsdoelstelling worden als volgt punten toegekend:

      0 punten: zeer geringe bijdrage

      1 punt: geringe bijdrage

      2 punten: matige bijdrage

      3 punten: voldoende bijdrage

      4 punten: goede bijdrage

      5 punten: zeer goede bijdrage

    • c.

      bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar:

      * aantal bijeenkomsten,

      * aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,

      * aantal deelnemers,

      * breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,

      * aantal contacturen per deelnemer

    • d.

      Voor het bereik van de activiteit worden als volgt punten toegekend:

      0 punten: zeer beperkt bereik

      1 punt: beperkt bereik

      2 punten: matig bereik

      3 punten: voldoende bereik

      4 punten: groot bereik

      5 punten: zeer groot bereik

    • e.

      wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd

    • f.

      Voor de mate van borging worden als volgt punten toegekend:

      0 punten: zeer geringe borging

      1 punt: geringe borging

      2 punten: matige borging

      3 punten: voldoende borging

      4 punten: goede borging

      5 punten: zeer goede borging

  • De hoogte van de gevraagde subsidie wordt bij de beoordeling van de effectiviteit in ogenschouw genomen.

  • 2.

    Kosteneffectiviteit

    Gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).

    Voor de kosteneffectiviteit worden als volgt punten toegekend:

    0 punten: onvoldoende kosteneffectiviteit

    1 punt: geringe kosteneffectiviteit

    2 punten: matige kosteneffectiviteit

    3 punten: voldoende kosteneffectiviteit

    4 punten: goede kosteneffectiviteit

    5 punten: zeer goede kosteneffectiviteit

  • 3.

    Kans op succes / haalbaarheid

    De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:

    • a.

      de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:

      * de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk:

      * mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen1

    • b.

      de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:

      * hoe realistisch is het plan,

      * zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,

      * kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

      * zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

    • c.

      de mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

  • Voor de haalbaarheid/kans op succes worden als volgt punten toegekend:

    0 punten: zeer geringe kans op succes

    1 punt: geringe kans op succes

    2 punten: matige kosteneffectiviteit

    3 punten: voldoende kans op succes

    4 punten: goede kans op succes

    5 punten: zeer goede kans op succes

Artikel 10 adviescommissie

Gedeputeerde Staten van Zeeland stellen een adviescommissie in voor de rangschikking van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-3) 2014-2020 Zeeland.

Artikel 11 puntenmethodiek

Indien een aanvraag minder dan 18 punten behaalt, zijnde 60% van het totaal aantal te behalen punten, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

Artikel 12 weging van de selectiecriteria

Gedeputeerde Staten wegen de punten die zijn behaald op grond van de onder artikel 9 benoemde selectiecriteria als volgt mee voor de rangschikking van aanvragen:

  • a.

    Mate van effectiviteit van de activiteit: wegingsfactor 1.

  • b.

    Kosteneffectiviteit : wegingsfactor 1.

  • c.

    Kans op succes / haalbaarheid: wegingsfactor 2.

Artikel 13 inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 14 citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: "Openstellingsbesluit Regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Zeeland" .

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 12 maart 2019.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 1 april 2019

De secretaris A.W. Smit

Toelichting bij het Openstellingsbesluit Regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Zeeland

Algemeen POP-3

Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 goedgekeurd (POP-3). Dit is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland en wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Openstelling

Binnen het POP-3 wordt nu de regeling “trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Zeeland” opengesteld. Op grond van deze regeling kunnen partijen subsidie aanvragen om te investeren in kennisoverdracht in Zeeland. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een project een directe link met de landbouw hebben.

Het subsidiepercentage voor deze openstelling bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten.

De openstellingsperiode loopt van 17 april 2019, 09.00 uur tot12 juli 2019, 17.00 uur. In deze periode kunnen aanvragen worden ingediend bij de Provincie Zeeland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

De provincie heeft met een aantal partijen, waaronder de ZLTO (de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, een Agenda landbouw en natuur vastgesteld. Centraal uitgangspunt van deze (uitvoerings-)­agenda is de transitie naar een meer volhoudbare landbouw, waarvoor ingezet wordt op grondgebonden landbouw, biologische landbouw en aquacultuur met behoud van omgevingskwaliteit, behoud van biodiversiteit, beperken van de milieubelasting, minder uitstoot van broeikasgassen en levering van grondstoffen voor de biobased industry. De thema’s bodem, beheer (zoet)water en biodiversiteit zijn daarbij centraal gesteld als onderdelen van een volhoudbare bedrijfsvoering, die voor een zo groot mogelijke doelgroep bereikbaar gemaakt wordt. Kennisoverdracht bij deze uitvoeringsagenda is dus een belangrijke, aanvullende activiteit.

Artikel 3 aanvrager

Voor samenwerkingsverbanden geldt artikel 1.6 van de Verordening.

Artikel 4 aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag

In artikel 1.7, lid 2, van de Verordening is bepaald dat de aanvraag tenminste de kostenbegroting en een toelichting daarop bevat, alsmede een financieringsplan, een opgave van subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteit, een overzicht van inkomsten en een projectplan bevatten. De aanvullende bepaling is opgenomen om inzichtelijk te krijgen hoe de cofinanciering voor het betreffende project is geregeld.

Een bijzonder punt van aandacht in het (aan de subsidieaanvraag toe te voegen) projectplan is de rol van erfbetreders. Ondernemers in de landbouwsector krijgen vaak verschillende adviseurs op het erf, met ieder eigen kennis en/of belangen. Uit de aanvraag dient duidelijk naar voren te komen hoe de betrokken erfbetreders tot een integrale advisering komen in het traject naar een bedrijfsvoering in een volhoudbare landbouw.

Artikel 5 (niet-)subsidiabele kosten

Overeenkomstig het bepaalde in de Verordening geldt voor de hieronder genoemde kostensoorten het volgende:

Personeelskosten

  • 1.

    Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

  • 4.

    Personeelskosten kunnen ook worden gedeclareerd op basis van een Integrale Kosten Systematiek indien deze systematiek is geaccordeerd door het tarieventeam van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en systematisch wordt toegepast binnen de organisatie. 

Omdat innovatie en verduurzaming centrale begrippen vormen bij de POP-3-subsidiemaatregelen, zijn er aparte maatregelen voor de ontwikkeling van nieuwe kennis. Om diezelfde reden zijn kosten voor reguliere kennisoverdracht en de eigen uren voor deelname aan kennisoverdrachtsactiviteiten ook niet subsidiabel.

 

Artikel 6 hoogte van de subsidie

In navolging artikel 2.1.1 en 2.1.6. van de Verordening bedraagt de subsidie 80% van de subsidiabele kosten als de activiteiten tot doel hebben het informeren over innovaties en modernisering, en de toepassing te bevorderen rond:

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

  • b.

    beter beheer van productierisico's, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • d.

    klimaatmitigatie;

  • e.

    klimaatadaptatie.

  • f.

    verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    en/of

  • g.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

De provincie wenst alleen omvangrijke, integrale projecten voor subsidie in aanmerking te laten komen. Geen subsidie wordt verleend indien het totaalbedrag aan subsidie minder zou zijn dan € 60.000,--.  Dat komt neer op een Europese bijdrage van € 30.000,-- en cofinanciering door een Nederlandse overheid van eveneens € 30.000,--.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen beoordeeld. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet de aanvraag minstens 18 punten behalen (60% van het maximaal te behalen aantal van 30 punten).

 

Naast de in art. 1.8 van de Verordening en in het onderhavige openstellingsbesluit genoemde weigeringsgronden bevatten ook art. 4:35 Algemene wet bestuursrecht en de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) mogelijke weigeringsgronden.

De Wet Bibob heeft als doel om de integriteit te bevorderen bij o.a. aanvragers van subsidies. Als gevolg van deze wet bestaat de mogelijkheid om de integriteit van een aanvrager te (laten) toetsen en om het resultaat van een dergelijke toets als grond te gebruiken voor afwijzing van de gevraagde subsidie.

 

Artikel 8 bevoorschotting

In art. 1.23 van de Verordening en art. 8 van het voorliggende openstellingsbesluit is het mogelijk om een voorschot aan te vragen. Het college van gedeputeerde staten wijst zo’n verzoek toe indien sprake is van aannemelijk maken van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten en die kosten tenminste 25% van de verleende subsidie of meer dan € 50.000,-- bedragen.

 

Artikel 9, 11 en 12 selectiecriteria, puntentoekenning en weging

Er is conform de Verordening gekozen voor een selectie van de projecten op basis van de criteria

  • effectiviteit van de activiteiten

  • kosteneffectiviteit

  • kans op succes/haalbaarheid

De selectie van de projecten zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’. Alle ingediende aanvragen worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en er zal een puntentoekenning plaatsvinden. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (artikel 11, lid 2) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens aflopend (hoog naar laag aantal punten) gerangschikt aan de hand van het puntentotaal.

Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor in subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score. Bij meerdere projecten met gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op het criterium “effectiviteit van de activiteit”. Voor zover dit onvoldoende onderscheidend is zal loting plaatsvinden.

 

Effectiviteit van de activiteiten

Bij dit selectiecriterium wordt naar drie deelaspecten gekeken: de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit, het bereik van de activiteit en de borging van de aangeboden kennis. Met name de bijdrage van het project aan het realiseren van de beleidsdoelstelling(en) is voor de subsidieverlenende overheid van belang.

Ook aanvragers hechten grote waarde aan het criterium effectiviteit. Ook daarom kunnen op ieder onderdeel tot maximaal vijf punten gescoord worden (in een schaal 0 tot 5). Het totaal aantal te behalen punten voor het criterium effectiviteit bedraagt derhalve 15. Omwille van de zuivere en meer geobjectiveerde toekenning van de scores is voor dit gedifferentieerde systeem gekozen en niet voor één score voor effectiviteit met een hogere wegingsfactor.

 

Bij de beoordeling van de te bereiken doelstelling(en), wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dat betekent overigens niet dat het criterium rekenkundig (‘impact delen door subsidiebedrag’) wordt uitgelegd. De impact, dus het resultaat van de actie, blijft het leidende element. Door het gevraagde subsidiebedrag mee te wegen wordt bezien in welke mate naar verwachting wordt bijgedragen aan de realisatie van het beoogde doel / de beoogde doelen en of de kosten in verhouding staan tot die verwachte bijdrage aan de doelrealisatie.

Met deze invulling wordt voorkomen dat de adviescommissie bij de beoordeling wordt ‘gedwongen’ om grotere projecten een hogere score te geven dan projecten die op een kleinere schaal worden uitgevoerd. (bijvoorbeeld een project dat betrekking heeft op 300 hectare moet niet per definitie hoger scoren dan een project dat betrekking heeft op 100 hectare).

 

Kosteneffectiviteit

De beste projecten moeten zo efficiënt mogelijk uitgevoerd worden. Om dit te kunnen beoordelen wordt in het algemeen gekeken naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

Onder kosteneffectiviteit wordt dus verstaan: gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen):

  • 0 punten: onvoldoende kosteneffectiviteit Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

  • 1 punt: geringe kosteneffectiviteit De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

  • 2 punten: matige kosteneffectiviteit Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde zijn in kaart gebracht en gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

  • 3 punten: voldoende kosteneffectiviteit De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde zijn in kaart gebracht en gebruikt voor de basis van het projectplan.

  • 4 punten: goede kosteneffectiviteit De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.

  • 5 punten: zeer goede kosteneffectiviteit De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde.

 

Kans op succes / haalbaarheid

De kans op succes is gerelateerd aan de kwaliteit van het projectplan en de concrete omstandigheden. Uitgangspunt is dat de haalbaarheid van een project groter is, als in het projectplan eisen worden gesteld aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider alsmede van de organisatie die de aanvraag doet, als het projectplan realistisch is, als de relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, als planning, opzet en begroting realistisch zijn en als het project snel in uitvoering kan worden genomen. Het kunnen overleggen van opleidingsniveau en -richting van de projectleider(s), aantonen van de vervangbaarheid van de projectleider binnen de organisatie en het overleggen van referentieprojecten zullen bij dit criterium een rol spelen.

 

Weging van de selectiecriteria

In een systeem van weging dient er sprake te zijn van onderscheidendheid en evenwichtigheid. Het mag immers niet zo zijn dat een onderscheidend selectiecriterium zoveel invloed heeft op de totaalscore dat de andere criteria er niet meer toe doen. Daarom is er voor gekozen de effectiviteit geen zware wegingsfactor te geven en meer in verhouding te laten zijn tot de andere selectiecriteria.

Het aantal behaalde punten per selectiecriterium wordt vermenigvuldigd met de wegingsfactor. Dit leidt tot het totaal aantal punten (maximaal 30) dat wordt toegekend aan de aanvraa


Noot
1

algemeen vereiste is dat voldaan moet zijn aan minimumvereisten voor kennisoverdrachtsacties. Binnen de groep aanbieders die daaraan voldoet, wordt bezien welke aanbieder de meeste kennis en ervaring in kan brengen voor de gevraagde kennisoverdracht.