Regeling vervallen per 01-01-2021

Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2020

Intitulé

Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002

De raad van de gemeente Zeewolde,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2001;

gelezen de nota "3D: Denken, durven, doen";

dat ter uitvoering daarvan de "Organisatieverordening gemeente Zeewolde" dient te worden herzien;

gelet op de artikelen 103, tweede lid, en 159 van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen de volgende Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002.

Hoofdstuk 1. De structuur van het ambtelijk apparaat

De raad van de gemeente Zeewolde,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2001;

gelezen de nota "3D: Denken, durven, doen";

dat ter uitvoering daarvan de "Organisatieverordening gemeente Zeewolde" dient te worden herzien;

gelet op de artikelen 103, tweede lid, en 159 van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen de volgende "Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002":

Artikel 1

  • 1. De ambtelijke organisatie van de gemeente Zeewolde kent twee niveaus van verantwoordelijkheid te weten de directie en de afdelingshoofden. De ambtelijke organisatie wordt ingedeeld in organisatorische eenheden, die aangeduid worden met de algemene benaming van 'afdeling'.

  • 2. De directie kan besluiten tot het instellen van tijdelijke organisatorische verbanden tussen afdelingen, ter voorbereiding en/of uitvoering van beleid dat meerdere afdelingen aangaat. Het beheer van zo'n verband wordt opgedragen aan een projectleider. Tot het instellen van zo'n verband wordt niet besloten dan nadat de Ondernemingsraad is gehoord.

Artikel 2

  • 1.

    Als afdelingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, worden ingesteld:

    • a.

      de afdeling Publiekservice;

    • b.

      de afdeling Maatschappelijke Diensten;

    • c.

      de afdeling Veiligheid;

    • d.

      de afdeling Ontwikkeling;

    • e.

      de afdeling Facilitaire Diensten;

    • f.

      de afdeling Bedrijfsvoering;

    • g.

      de afdeling Personeel en Bestuur;

    • h.

      de afdeling Binnensport;

    • i.

      de afdeling Bibliotheek.

  • 2.

    De brandweer wordt eveneens als afdeling aangemerkt voor wat betreft het bepaalde in:

    • -

      hoofdstuk 2: de artikelen 11 en 12 met dien verstande dat de instemming van de commandant brandweer moet zijn verkregen;

    • -

      hoofdstuk 6;

en verder voor zover het aangelegenheden betreft die binnen de bevoegdheden van burgemeester en wethouders als bestuursorgaan vallen.

Artikel 3

  • 1. Het algemeen beheer van de ambtelijke organisatie berust bij burgemeester en wethouders. Het dagelijks beheer van de ambtelijke organisatie berust bij de directie en omvat de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de organisatie.

  • 2. Het algemeen beheer van een afdeling berust bij de directie.

  • 3. Onder toezicht van de directie is het dagelijks beheer van een afdeling opgedragen aan het afdelingshoofd.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen voor elk directielid, onder wie de secretaris, een nadere instructie vaststellen. Daarnaast kunnen zij taakopdrachten voor elk directielid, onder wie de secretaris, vaststellen, waarin de op het beheer en de ontwikkeling van de ambtelijke organisatie betrekking hebbende taken voor een bepaalde periode worden vastgesteld.

  • 5. De directie kan voor elk afdelingshoofd een instructie vaststellen. Daarnaast kan zij taakopdrachten voor elk afdelingshoofd vaststellen, waarin de op het beheer en de ontwikkeling van de afdeling betrekking hebbende taken voor een bepaalde periode worden vastgesteld.

Artikel 4

  • 1. De directieleden, met uitzondering van de secretaris en de afdelingshoofden worden benoemd en ontslagen door burgemeester en wethouders. De secretaris bevordert het tot stand komen van de voordracht.

  • 2. Tot het doen van een aanbeveling tot benoeming van de secretaris door de gemeenteraad, respectievelijk voordracht tot benoeming van de overige directieleden wordt niet overgegaan dan nadat, op basis van de door de raad vastgestelde verordening inzake de medezeggenschap, het personeel bij de selectie is betrokken.

Hoofdstuk 2. Het ambtelijk apparaat in relatie tot de bestuursorganen

Paragraaf 1: Secretaris in relatie tot de bestuursorganen

Artikel 5

  • 1. De secretaris draagt zorg voor een doelmatige ondersteuning van de leden van de raad.

  • 2. Hij draagt er desgevraagd of eigener beweging zorg voor dat de leden van de raad informatie wordt verstrekt omtrent onder het gemeentebestuur berustende documenten, waarvan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester kennis heeft genomen en voor zover bedoelde leden, in hun hoedanigheid van raadslid daarover beschikking behoeven.

  • 3. Het bepaalde in het Reglement van orde voor de gemeenteraad en de regeling ambtelijke bijstand zijn op het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De secretaris draagt er zorg voor dat de leden van de raad desgevraagd technische bijstand krijgen bij het formuleren van moties, amendementen en voorstellen, het voorbereiden van interpellaties, het stellen van vragen en in het Reglement van orde voor de gemeenteraad voorziene initiatieven van leden van de raad.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in het tweede en vierde lid. Deze nadere regels mogen niet in strijd zijn met deze verordening, niet met het Reglement van orde voor de gemeenteraad noch met de regeling ambtelijke bijstand.

  • 6. De secretaris staat de voorzitter van de raad ter zijde bij zijn zorg voor een goede voorbereiding en een goed verloop van de vergaderingen van de raad.

Artikel 6

  • 1. De secretaris draagt onverminderd de verantwoordelijkheden van de burgemeester zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van burgemeester en wethouders.

  • 2. De secretaris draagt er desgevraagd en uit eigen beweging zorg voor dat burgemeester en wethouders over alle informatie kunnen beschikken die zij behoeven om hun functie goed te kunnen uitoefenen.

  • 3. Hij draagt zorg voor een tijdige advisering aan burgemeester en wethouders. Zo nodig adviseert de secretaris, met inachtneming van het bepaalde in artikel 20, burgemeester en wethouders ten behoeve van de door dat college te nemen besluiten.

  • 4. Hij is verantwoordelijk voor een adequaat verloop van voor het proces van besluitvorming noodzakelijke procedures en bevordert de uitvoering van de besluiten van burgemeester en wethouders.

  • 5. De secretaris draagt er zorg voor dat door burgemeester en wethouders genomen besluiten worden vastgelegd.

  • 6. De secretaris oefent zijn taak op grond van dit artikel waar nodig uit in nauwe samenwerking met de directie.

  • 7. Ten aanzien van de in dit artikel omschreven taken kunnen burgemeester en wethouders de secretaris nadere regels stellen.

Artikel 7

Tenzij bij afzonderlijke verordening of besluit anders is geregeld, is het bepaalde in de artikelen 5 en 6 voor zover het betreft de daarin opgedragen taken ten aanzien van door de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester ingestelde commissies van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het stellen van nadere regels en richtlijnen als bedoeld in voornoemde artikelen geschiedt door burgemeester en wethouders, casu quo de burgemeester.

Artikel 8

  • 1. De secretaris staat de burgemeester in diens hoedanigheid van bestuurlijk coördinator ter zijde.

  • 2. Hij bevordert hiertoe samen met de burgemeester een goede afstemming tussen de bestuursorganen enerzijds en het ambtelijk apparaat anderzijds.

  • 3. Voorts is hij de burgemeester behulpzaam bij de bevordering van een goede samenwerking en afstemming ter zake van het functioneren van de bestuursorganen alsmede bij de bewaking van het functioneren van burgemeester en wethouders als collegiaal bestuur.

  • 4. Het bepaalde in artikel 6 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester, voor zover het de op hem rustende taken betreft.

Artikel 9

Onverminderd de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de directie en met inachtneming van de bevoegdheden van de overige directieleden heeft de secretaris de eindverantwoordelijkheid voor:

  • a.

    een voldoende kwaliteit van de ambtelijke advisering en ondersteuning van de bestuursorganen;

  • b.

    het tijdig en voldoende voorzien van de bestuursorganen van de nodige ambtelijke adviezen en ondersteuning;

  • c.

    een voldoende planning van activiteiten en de uitvoering daarvan met inachtneming van het ter zake vastgestelde beleid;

  • d.

    de samenhang alsmede een voldoende gecoördineerd en geïntegreerd handelen van de onderscheiden onderdelen;

  • e.

    een goede kwaliteit van het management en de organisatie van het ambtelijk apparaat;

  • f.

    het op doelmatige wijze ter zijde staan van de bestuursorganen door het ambtelijk apparaat.

Paragraaf 2: Ambtelijk apparaat en uitoefening van bestuursbevoegdheid

Artikel 10

  • 1. Tenzij de regeling waarop hun bevoegdheid steunt zich daartegen verzet, kunnen burgemeester en wethouders voor nader door hen aan te geven categorieën van zaken de uitoefening van een of meer bevoegdheden en de ondertekening van stukken mandateren aan door hen aan te wijzen ambtnaren.

  • 2. Mandatering vindt niet plaats zonder instemming van de betrokken ambtenaar en voor zover van toepassing van diens afdelingshoofd. De gemandateerde bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders uitgeoefend. Zij geven te dien aanzien zo nodig nadere aanwijzingen.

  • 3. Burgemeester en wethouders verwerken hun besluiten tot het verlenen van mandaat in een verzamelbesluit, dat voor een ieder ter inzage wordt gelegd. Zij doen daarvan mededeling aan de raad.

Artikel 11

Het bepaalde in artikel 10 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester als bestuursorgaan.

Paragraaf 3: Uitvoerende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het ambtelijk apparaat

Artikel 12

  • 1. Tot het dagelijks beheer van de ambtelijke organisatie als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt gerekend het realiseren van de met burgemeester en wethouders overeen te komen omvang en kwaliteit van dienstverlening en de verantwoordelijkheid voor de daartoe ter beschikking te stellen middelen.

  • 2. Ter uitvoering van het bepaalde in het vorige lid en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk XIII van de Gemeentewet komt de directie met elk afdelingshoofd voor een begrotingsjaar overeen:

    • a.

      het werkplan van de afdeling en in relatie daarmee:

    • b.

      het budget van elke afdeling, ten minste verdeeld naar het toegestane personeelsbudget en het toegestane activiteitenbudget;

  • 3. Indien tussen burgemeester en wethouders en de directie of de directie en een afdelingshoofd geen overeenstemming wordt bereikt als bedoeld in het eerste en tweede lid, stellen burgemeester en wethouders deze aangelegenheden eenzijdig vast.

Hoofdstuk 3. Werkwijze van het ambtelijk apparaat

Paragraaf 1: De directie

Artikel 13

  • 1. Ten aanzien van alle aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken neemt de directie alle besluiten, die zij in het belang van de uitvoering daarvan nodig oordeelt. Ten behoeve van het nemen van besluiten komt de directie ten minste eenmaal per twee weken in vergadering bijeen.

  • 2. In de directie hebben naast de secretaris maximaal twee directieleden zitting.

  • 3. De secretaris is voorzitter van de directie.

  • 4. De directieleden zullen elkaar in geval van afwezigheid wegens verlof of ziekte vervangen. In geval van afwezigheid van de voorzitter treedt de eerste dan wel tweede loco-secretaris als voorzitter op.

  • 5. De directieleden streven in hun besluitvorming zoveel mogelijk unanimiteit na. Indien consensus in de directie ontbreekt, wordt de besluitvorming tot de eerstvolgende directievergadering aangehouden. In bedoelde vergadering wordt bij meerderheid van stemmen besloten. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  • 6. Aan directievergaderingen wordt een notulist(e) toegevoegd. In de besluitenlijsten van directievergaderingen worden de namen van de aan de vergadering deelnemende personen vermeld, alsmede de hoofdzaak van het beslotene in de vergadering.

Artikel 14

  • 1. De voorzitter van de directie stelt de vergaderdata en de agenda voor de directievergaderingen vast. De directieleden kunnen zaken voor agendering indienen bij de voorzitter. De voorzitter zorgt ervoor dat de agenda en bijbehorende stukken worden gereedgemaakt en, zo mogelijk, ten minste twee dagen voor de vergadering in het bezit zijn van de directieleden.

  • 2. De directie draagt, binnen de daartoe door burgemeester en wethouders gegeven richtlijnen en het door dezen gevoerde beleid, met inachtneming van de wettelijke bepalingen inzake de positie van de secretaris en diens taak, zorg voor:

    • a.

      afdelingsoverschrijdende beleidscoördinatie en integrale advisering op hoofdlijnen en

    • b.

      afdelingsoverschrijdende vormgeving van het middelenbeleid.

  • 3. Het in het tweede lid, sub a, vermelde taakgebied bevat onder andere als deeltaken:

    • -

      aangeven van langere-termijnontwikkelingen;

    • -

      advisering over bestuursopdrachten;

    • -

      coördinatie en bewaking van de beleidscyclus;

    • -

      vertaling van bestuursbesluiten in concrete werkplannen voor de ambtelijke organisatie.

  • 4. Het in het tweede lid, sub b, vermelde taakgebied bevat onder andere als deeltaken:

    • -

      advisering aan burgemeester en wethouders over de uitgangspunten van het te voeren middelenbeleid, zoals het personeelsbeleid, financieel beleid en het informatiserings- en automatiseringsbeleid;

    • -

      coördinatie van en toezicht op het beheer en de inzet van deze middelen, alsmede de verantwoording over het gevoerde middelenbeheer;

    • -

      bevordering van een cultuur die bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de organisatie;

    • -

      sturing en beheersing van al dan niet tijdelijke, horizontale, interdisciplinaire samenwerkingsverbanden;

    • -

      planning en voortgangsbewaking van belangrijke beleidsprocessen;

    • -

      verantwoordelijkheid voor de structuur van de gemeentelijke ambtelijke organisatie;

    • -

      zorg voor de huisvesting van de ambtelijke organisatie en de inrichting van de gebouwen.

  • 5. Omtrent de in het derde en vierde lid genoemde taken brengt de directie gevraagd en ongevraagd advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 6. De directie heeft de bevoegdheid die maatregelen en voorzieningen te treffen die nodig zijn om de taken te kunnen vervullen, waaronder het instellen van werkgroepen.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere richtlijnen vaststellen ten aanzien van de werkwijze, de taakgebieden en de bevoegdheden van de directie.

Paragraaf 2: De voorzitter van de directie

Artikel 15

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 bevordert de voorzitter van de directie een goede samenwerking en samenhang tussen de afdelingen.

Hij doet, indien noodzakelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 16, voorstellen aan burgemeester en wethouders tot het geven van richtlijnen aan de directieleden om de samenwerking en samenhang te verzekeren.

Artikel 16

De voorzitter van de directie is bevoegd maatregelen te nemen die de bevoegdheden van de overige directieleden doorkruisen dan wel inperken. Hij kan deze bevoegdheden alleen maar uitoefenen nadat:

  • a.

    hij dit van te voren in een directievergadering besproken heeft;

  • b.

    burgemeester en wethouders hiermee instemmen.

Artikel 17

Voor zover hij zulks in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze verordening is bepaald nodig acht, stelt de voorzitter van de directie in overleg met de overige directieleden procedures vast voor de behandeling van zaken die door het bestuur aan de ambtelijke organisatie ter voorbereiding of uitvoering zijn opgedragen.

Paragraaf 3: Procedures/spelregels

Artikel 18

  • 1. Uitgangspunt bij beleidsontwikkeling en -uitvoering is integrale advisering aan de bestuursorganen.

  • 2. Indien een zaak het taakgebied van meerdere afdelingen raakt, vraagt de primair met de voorbereiding of uitvoering belaste afdeling aanvullend advies aan die andere afdeling(en).

  • 3. Het aanvullend advies wordt rechtstreeks uitgebracht aan de afdeling die met de voorbereiding of uitvoering belast is.

  • 4. Een afdeling kan ook eigener beweging aanvullend advies uitbrengen. De voorzitter van de directie wordt hiervan op de hoogte gesteld, indien hierdoor eerder afgesproken planningen en procedures zouden worden beïnvloed.

  • 5. Bij (blijvend) verschil van inzicht voegt de afdeling die primair met de voorbereiding of uitvoering van het advies belast is, de aanvullende adviezen onverkort aan het advies toe.

Artikel 19

  • 1. 1.Ten aanzien van zaken waarin dit gewenst wordt, geven burgemeester en wethouders een kader aan voor de inbreng van het ambtelijk apparaat bij het ontwikkelen van beleid.

    Dit kader wordt aangeduid met de benaming 'bestuursopdracht'. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast waaraan de inhoud van bestuursopdrachten moet voldoen.

  • 2. Ter voorbereiding van strategische beleidsbeslissingen wordt enkele malen per jaar een overleg tussen het college van burgemeester en wethouders en de directie gehouden.

    Dit overleg wordt betiteld als "strategisch overleg".

Artikel 20

  • 1. Elke zaak wordt primair voorbereid en uitgevoerd door de afdeling tot wiens taakgebied de desbetreffende zaak behoort, tenzij in een bestuursopdracht anders wordt bepaald.

  • 2. Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan een afdeling uitstrekt, en ten aanzien van die zaak geen toepassing is gegeven aan artikel 1, lid 2, wijst de directie een afdeling aan die primair verantwoordelijk is voor de voorbereiding of de uitvoering alsmede voor de tijdsplanning en de bewaking van de voortgang.

Paragraaf 4: Het managementoverleg

Artikel 21

  • 1. Ter bewaking van de eenheid in de uitoefening van de aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken voert de directie regelmatig overleg met de afdelingshoofden. Dit overleg, dat ten minste één maal per vier weken wordt gehouden, wordt aangeduid met de benaming 'managementoverleg'.

  • 2. De voorzitter van de directie is ook voorzitter van het managementoverleg. In geval van afwezigheid van de voorzitter treedt zijn plaatsvervanger als voorzitter op.

  • 3. Aan het managementoverleg wordt een notulist(e) toegevoegd. In de verslagen van het managementoverleg worden de namen van de aan het overleg deelnemende personen vermeld, alsmede de hoofdzaak van het besprokene in het overleg.

Paragraaf 5: Hoofden van de afdelingen

Artikel 22

  • 1. Het afdelingshoofd is bevoegd de medewerkers van zijn afdeling te benoemen en op eigen verzoek te ontslaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast voor de inspraak van medewerkers bij benoemingen en de te volgen procedure.

Artikel 23

  • 1. Met inachtneming van door de directie gestelde regels treft het afdelingshoofd de maatregelen en voorzieningen, die hij omwille van een doelmatige uitvoering van de aan zijn afdeling opgedragen taken nodig acht. Indien daartoe maatregelen door de directie zijn te nemen, rapporteert hij daaromtrent aan de directie.

  • 2. In de door de raad vastgestelde verordening inzake de medezeggenschap is geregeld hoe het personeel hierbij is betrokken.

Artikel 24

Periodiek en in elk geval op nader door de directie aangegeven tijdstippen legt het afdelingshoofd aan de directie verantwoording af over het door hem gevoerde dagelijks beheer.

Hoofdstuk 4. Financieel management en de administratieve organisatie van de gemeente

Artikel 25

  • 1. Op grond van de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet worden in een afzonderlijke verordening in elk geval de navolgende aangelegenheden geregeld:

    • a.

      de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de comptabele, de administrateurs, de kassier en sub-kassiers en de deurwaarder;

    • b.

      de interne administratief-organisatorische voorschriften;

    • c.

      het beheer van de geldmiddelen;

    • d.

      het betalingsverkeer;

    • e.

      de gemeentebegroting en -rekening;

    • f.

      de budget- en kredietbewaking;

    • g.

      de controle op de financiële administratie en de controle op het beheer van de geldmiddelen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde verordening nadere regels door middel van een uitvoeringsbesluit en instructies voor functionarissen belast met financiële zaken.

Artikel 26

  • 1. De afdelingshoofden zijn ervoor verantwoordelijk dat door hen bij burgemeester en wethouders ingediende beleidsvoorstellen zijn getoetst op:

    • a.

      de rechtmatigheid;

    • b.

      de juistheid en de volledigheid van de gegeven informatie, onder andere met het oog op handhaving van de vastgestelde begrotingsdiscipline;

    • c.

      de doelmatigheid;

    • d.

      de juistheid van de gevolgde en te volgen procedure;

    • e.

      toedeling van verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de besluiten waartoe het voorstel leidt.

  • 2. Deze toetsing vindt in elk geval plaats aan de hand van de verordening en de besluiten als bedoeld in artikel 25.

Hoofdstuk 5. Deelneming in gemeenschappelijke regelingen en overige rechtspersonen

Artikel 27

Bij raadsbesluit waarin wordt besloten een gemeenschappelijke regeling te treffen tot oprichting van of deelneming in rechtspersonen als bedoeld in artikel 155 van de Gemeentewet, wordt bepaald welke afdeling(en) ten behoeve van de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, ondersteunende werkzaamheden verricht(en).

Artikel 28

De vertegenwoordigers van het gemeentebestuur en de op grond van artikel 27 aangewezen afdeling(en) bevorderen voor zover mogelijk dat het beheer van de door het gemeentebestuur opgerichte rechtspersonen plaatsvindt alsof die rechtspersonen afdelingen zijn in de zin van deze verordening.

Artikel 29

Zij, die als vertegenwoordiger van het gemeentebestuur deel uitmaken van enig bestuur of raad van rechtspersonen, zijn verplicht om op nader door het orgaan, dat de betreffende vertegenwoordiger heeft benoemd of aangewezen, te bepalen wijze regelmatig verslag uit te brengen omtrent hun werkzaamheden in dat bestuur.

Hoofdstuk 6. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 30

  • 1. Voor 1 januari 2003, of zoveel eerder als hij redenen daartoe aanwezig acht, brengt de voorzitter van de directie aan burgemeester en wethouders een rapport uit inzake het functioneren van het bij of krachtens deze verordening bepaalde. Vervolgens rapporteert hij om de twee jaar en voorts op ieder tijdstip, wanneer hij dit nodig acht. In zijn rapport besteedt hij bijzondere aandacht aan de vraag of de organisatie aanpassing behoeft bij voorbeeld ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkelingen en/of het door de raad vastgestelde beleid.

  • 2. Burgemeester en wethouders brengen het in het eerste lid bedoelde rapport ter kennis van de raad, vergezeld van het door hen daarover ingenomen standpunt.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde rapporten en het standpunt van burgemeester en wethouders als bedoeld in het tweede lid vormen, voordat zij ter kennis van de raad worden gebracht, onderwerp van bespreking in de medezeggenschapscommissie(s) en in de commissie voor Georganiseerd Overleg in ambtenarenzaken.

Artikel 31

Voor zover dit nodig is, kunnen door burgemeester en wethouders voor bepaalde aangewezen afdelingen of delen daarvan afwijkende en/of aanvullende regels worden vastgesteld.

Artikel 32

  • 1. Voor zover uit hoofdstuk 4 van deze verordening taken en verantwoordelijkheden voortvloeien die betrekking hebben op dienstjaren voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, berusten deze bij de functionarissen die voor dat tijdstip met overeenkomstige taken en verantwoordelijkheden waren belast, tenzij hiervoor in onderling overleg een andere regeling wordt getroffen.

  • 2. Tot het tijdstip van inwerkingtreding van op grond van deze verordening te nemen nadere besluiten, blijven op de daarin nader te regelen aangelegenheden betrekking hebbende regelen en instructies, die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn vastgesteld, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1. De Organisatieverordening gemeente Zeewolde, zoals vastgesteld door de raad op 22 december 1994, wordt met ingang van 1 januari 2002 ingetrokken.

  • 2. Voor zover in enige verordening de benoeming van ambtenaren in een bepaalde functie is opgedragen aan de raad, en daarvan in deze verordening wordt afgeweken, vindt benoeming van ambtenaren in functies plaats overeenkomstig het bepaalde in deze verordening.

Artikel 34

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Organisatieverordening gemeente Zeewolde 2002".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Zeewolde in zijn openbare vergadering van 29 november 2001.
de secretaris, de voorzitter,
R.C. van Nunspeet T.A. Viezee