Regeling vervallen per 03-05-2017

Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2011 (Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2011)

Geldend van 01-03-2013 t/m 02-05-2017

Intitulé

Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2011 (Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2011)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tot vaststelling van de Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2011 (Prov. Blad 2011, nr. 47) en gewijzigd bij besluit van 26 februari 2013 (Prov. Blad 2012, nr. 24).

 Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. afdeling: een organisatorische eenheid, primair belast met de beleidsvoorbereiding, beleidsondersteuning en beleidsrealisering op een of meer beleidsterreinen van de directie dan wel dienst waarvan de afdeling deel uitmaakt;

  • b. afdelingshoofd: de manager van een afdeling. Hij is als strategisch verbinder integraal verantwoordelijk ten opzichte van de directeur van de directie voor de aan de afdeling opgedragen taken;

  • c. ambtelijk apparaat: alle medewerkers, werkzaam bij de provincie Zuid-Holland, met uitzondering van de medewerkers werkzaam zijn ten behoeve van Provinciale Staten;

  • d. bedrijfsvoering: de sturing en beheersing van de primaire en ondersteunende processen binnen de provincie om de beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren;

  • e. begroting: de begroting zoals bedoeld in hoofdstuk XIII van de Provinciewet;

  • f. bureau: een organisatorische eenheid, belast met beleidsvoorbereiding, beleidsondersteuning en beleidsrealisering op een logisch afgebakend en samenhangend deel van het (beleids)terrein van de afdeling waarvan het bureau onderdeel uitmaakt;

  • g. bureauhoofd: de manager van een bureau;

  • h. cluster: een eenheid binnen een bureau van een directie, belast met de uitvoering van een afgebakend, logisch samenhangend deel van de taakvelden van het bureau, waarvan het cluster deel uitmaakt;

  • i. Commissaris van de Koningin: de door de Kroon benoemde functionaris bedoeld in artikel 61 van de Provinciewet, zijnde voorzitter van het college van Gedeputeerde Staten, zelfstandig bestuursorgaan en rijksorgaan;

  • j. concerncontrol: het beheersen van de primaire en ondersteunende processen van de provinciale organisatie;

  • k. concerncontroller: de eerste adviseur van de algemeen directeur (secretaris), als het gaat om het beheersen van de primaire en ondersteunende processen van de organisatie;

  • l. dienst: een organisatorische eenheid, belast met beleidsvoorbereiding, beleidsondersteuning en beleidsrealisering op een of meerdere samenhangende taakvelden en belast met de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten tussen de provincie en derden op een of meerdere samenhangende taakvelden;

  • m. directeur: de manager van een directie;

  • n. directeur van een dienst: de manager van een dienst;

  • o. directie: een organisatorische eenheid, belast met de beleidsvoorbereiding, de beleidsondersteuning en de beleidsrealisering op meerdere beleidsterreinen;

  • p. directieplan: een door de directeur van de betreffende directie jaarlijks op te stellen plan waarin inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de doelen en prestaties van de productgroepen zoals benoemd in de productenraming planmatig worden gerealiseerd. Het plan geeft (tevens) inzicht in de uitvoering van de bedrijfsvoering;

  • q. dienstplan: een door de directeur van de betreffende dienst jaarlijks op te stellen plan waarin inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de doelen en prestaties van de productgroepen zoals benoemd in de productenraming planmatig worden gerealiseerd. Het plan geeft (tevens) inzicht in de uitvoering van de bedrijfsvoering;

  • r. directieteam: het hoogste ambtelijk overlegorgaan binnen de provinciale ambtelijke organisatie;

  • s. hoofdproces (primair en ondersteunend): een logisch geheel aan stappen in (een deel van) het primair en ondersteunend proces op basis van de missie en de strategische doelen van de provinciale organisatie. De primaire processen resulteren in een product of dienst. De ondersteunende processen zijn essentieel voor het effectief kunnen uitvoeren van de primaire processen;

  • t. integraal management: de verantwoordelijkheid en beslissingsbevoegdheid van de manager op alle gebieden die invloed hebben op het product of de dienstverlening van zijn organisatieonderdeel, binnen de kaders die hiervoor door het college van Gedeputeerde Staten dan wel het directieteam zijn vastgesteld;

  • u. jaarstukken: de stukken bedoeld in hoofdstuk XIII van de Provinciewet;

  • v. managementteam: een overlegorgaan en afstemmingsorgaan van leidinggevenden binnen een directie, dienst dan wel afdeling;

  • w. medewerker: een voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd in provinciale dienst aangesteld persoon, die belast is met het verrichten van werkzaamheden, die ertoe leiden dat de provinciale doelen worden bereikt, hieronder begrepen ingehuurde en gedetacheerde personen;

  • x. meerjarenraming: de door Provinciale Staten vast te stellen raming, waarin de financiële consequenties van het beleid zijn doorgerekend en inzichtelijk gemaakt;

  • y. organisatiecode: de sleutel door middel waarvan rapportages worden ingericht;

  • z. organisatietabel: het overzicht van de organieke indeling van de provinciale organisatie, waarvan de organisatiecode deel uitmaakt;

     

  • aa. planning- en controlkalender: een plan dat inzicht geeft in de planning en controlcyclus, de generieke onderwerpen voor de planning- en controlproducten en -processen, alsmede de planning voor de planning- en controlproducten in een kalenderjaar;

  • bb. portefeuillehouder: lid van het college van Gedeputeerde Staten, belast met een of meer beleidsterreinen;

  • cc. proceseigenaar: een manager wiens verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn directeur of afdelingshoofd door het directieteam is uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor het procesontwerp en de toetsing van de procesimplementatie voor een bepaald proces;

  • dd. productenraming: de uitwerking van door Provinciale Staten vastgestelde programma’s in productengroepen, de geraamde baten, lasten en saldo per productgroep en de relatie tussen producten en programma’s teneinde de kosten per product dan wel per programma te kunnen presenteren;

  • ee. productenrealisatie: de verantwoording van de uitvoering van de productenraming, de gerealiseerde baten en lasten en het saldo per product, waarbij wordt aangegeven welke de financiële resultaten van het afgelopen boekjaar zijn; de toelichting op de productenrealisatie bestaat tenminste uit een overzicht van kapitaallasten, een lijst van verbonden partijen en een toelichting op onderhanden werk betreffende grondexploitatie;

  • ff. programma: en bundeling van samenhangende projecten en overige inspanningen, in een tijdelijke organisatievorm, die binnen een bepaalde tijd moet leiden tot realisatie van één of meerdere vooraf duidelijk omschreven doelen. De route en de projecten hoeven bij de start niet geheel vast te liggen;

  • gg. project: een bundeling van activiteiten in een tijdelijke organisatievorm, waarbij een concreet en vooraf in een opdracht gedefinieerd tastbaar resultaat wordt opgeleverd. Dit resultaat wordt opgeleverd binnen bepaalde tijd, met specifiek toegekende middelen;

  • hh. rapportage: het periodiek verantwoorden van de uitvoering van de onderdelen van de productenraming op directieniveau, dienstniveau, en afdelingsniveau, waarbij wordt aangegeven wat de beleidsmatige en financiële resultaten van de rapportageperiode zijn. Tevens wordt de eventuele bijsturing van middeleninzet en beleidsactiviteiten vermeld die nodig zijn om in het resterende deel van het jaar de doelstellingen te bereiken;

  • ii. secretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97 van de Provinciewet, zijnde tevens algemeen directeur;

  • jj. sectie: een eenheid binnen een bureau van een dienst, belast met de uitvoering van een afgebakend, logisch samenhangend deel van de taakvelden van het bureau, waarvan zij deel uitmaakt;

  • kk. verantwoordelijk: verplicht om de aangegeven taken naar behoren uit te voeren en over die uitvoering rekenschap af te leggen aan de naast hogere functionaris, danwel het college van Gedeputeerde Staten.

     

Hoofdstuk II Structuur van de provinciale organisatie

Artikel 2 Provinciale organisatie

1. De provinciale organisatie draagt zorg voor de ondersteuning van het college van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin bij de uitoefening van hun taken.

2. De provinciale organisatie is onderverdeeld in twee beleidsdirecties en twee diensten, die gekoppeld zijn aan een directie. De directies zijn belast met de uitvoering van een of meer primaire processen danwel het verrichten van taken die leiden tot het realiseren van de provinciale doelstellingen, te weten:

 

  • a. de directie Ruimte en Mobiliteit, waaronder in ieder geval valt de Dienst Beheer en Infrastructuur (DBI);

     

  • b. de directie Leefomgeving en Bestuur, waaronder in ieder geval valt de dienst Groenservice Zuid-Holland (GZH);

     

 3. Vervallen. 

4. De provinciale organisatie kent tevens een ondersteunende directie, te weten de directie Concernzaken. Deze directie is belast met de concerncontrolling, met de beleidsvorming, de kaderstelling, de toetsing, de advisering en de uitvoering op het middelenterrein en de bedrijfsvoering voor/van de gehele provinciale organisatie.  

5. Daarnaast kent de provinciale organisatie de volgende organisatieonderdelen:

  • a de Eenheid Audit en Advies en

  • b andere eenheden belast met een specifieke taak en met een al dan niet tijdelijk karakter.

6. Over voorstellen aangaande het instellen, wijzigen dan wel opheffen van een directie of dienst beslist het college van Gedeputeerde Staten, gehoord het directieteam.

Artikel 3 Secretaris

1. De secretaris is eerste adviseur van het college van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin, draagt als algemeen directeur de verantwoordelijkheid ten opzicht van het college van Gedeputeerde Staten voor het ambtelijk apparaat en is tevens bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.2. De secretaris staat het college van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin terzijde in de uitoefening van hun taken, in overeenstemming met de door het college van Gedeputeerde Staten opgestelde ambtsinstructie (artikel 100, lid 2, Provinciewet).3. Bij verhindering of ontstentenis van de secretaris, wordt diens ambt waargenomen door de ambtenaren, daartoe aangewezen door het college van Gedeputeerde Staten. 4. Ten aanzien van de secretaris is de Commissaris van de Koningin leidinggevende in de zin van de Regeling jaargesprekken 2005.5. De secretaris wijst namens het college van Gedeputeerde Staten voor elke dienst genoemd in artikel 2, lid 2, gehoord het directieteam, één van de leden van het directieteam aan als verantwoordelijke voor de desbetreffende dienst.6. De bevoegdheid tot instellen, wijzigen of opheffen van een organisatieonderdeel, niet deel uitmakend van een afdeling of directie, berust namens het college van Gedeputeerde Staten bij de secretaris.

Artikel 4 Directeur van een directie

1. Aan het hoofd van een directie staat een directeur. Hij is als integraal manager verantwoording verschuldigd aan de secretaris voor de beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering, beleidsrealisering en middeleninzet ten aanzien van de taken van de directie en de daartoe behorende bureaus, afdelingen en diensten. 2. De directeur is eerste adviseur van de portefeuillehouder(s). 3. Het college van Gedeputeerde Staten benoemt de directeur, op voordracht van de secretaris. 4. Bij elke directie kan een adjunct-directeur worden benoemd. Deze kan worden belast met een aantal taken van de directeur, onverlet de verantwoordelijkheid van de directeur. 5. De directeur is lid van het directieteam. 6. Ten aanzien van de directeur is de secretaris leidinggevende, mede in de zin van de regeling jaargesprekken 2005.7. De secretaris benoemt de adjunct-directeur, gehoord het directieteam, namens het college van Gedeputeerde Staten.8. De adjunct-directeur treedt op bij afwezigheid van de directeur als diens plaatsvervanger. 9. De directeur stelt een managementteam in. 10. De directeur van de directie Concernzaken beslist, het directieteam gehoord, over het instellen, wijzigen c.q. opheffen van een proces.

Artikel 5 Directies, afdelingen en bureaus  

1. Elke directie is samengesteld uit ten minste twee afdelingen.2. Aan het hoofd van een afdeling staat een afdelingshoofd. Het afdelingshoofd is als integraal manager verantwoordelijk ten opzichte van de directeur van de directie voor de aan de afdeling opgedragen taken.3. De secretaris benoemt het (plaatsvervangend) afdelingshoofd, namens het college van Gedeputeerde Staten en gehoord het directieteam. 4. Ten aanzien van een afdelingshoofd is de directeur van de directie leidinggevende mede in de zin van de Regeling jaargesprekken 2005. 5. Over het instellen, wijzigen dan wel opheffen van een afdeling of bureau beslist de directeur van de directie waartoe de afdeling of het bureau behoort, gehoord het directieteam. 6. De directeur van de directie kan de afdelingen, die tot zijn directie behoren, onderverdelen in bureaus. In dat geval telt een afdeling tenminste twee bureaus. Het directieteam kan besluiten hiervan gemotiveerd af te wijken.7. Aan het hoofd van een bureau staat een bureauhoofd. Het bureauhoofd is als integraal manager verantwoordelijk ten opzichte van het afdelingshoofd voor de aan het bureau opgedragen taken, met inbegrip van het budgetbeheer en het peoplemanagement van de medewerkers binnen het bureau. De personele ondergrens van een bureau is in beginsel 25 fte. Het Directieteam kan besluiten dat van de genoemde ondergrens wordt afgeweken. 8. De directeur benoemt, namens het college van Gedeputeerde Staten, het (plaatsvervangend) bureauhoofd. 9. Ten aanzien van een bureauhoofd is het hoofd van de afdeling leidinggevende mede in de zin van de Regeling jaargesprekken 2005. 10. In voorkomende gevallen, door het directieteam te bepalen, kan een directeur, gehoord de concerncontroller, besluiten de verantwoordelijkheid van een bureauhoofd voor het budgetbeheer te beperken en het budgetbeheer toe te wijzen aan het afdelingshoofd of de directeur zelf. 11. De bevoegdheid tot het instellen, wijzigen dan wel opheffen van afdelingsoverstijgende samenwerkingsvormen als projecten en programma’s berust bij de directeur. De directeur bepaalt de plaats in de directie waar projecten en programma’s worden gepositioneerd. 12. De directeur benoemt namens het college van Gedeputeerde Staten projectdirecteuren, projectleiders en programmamanagers. Over de budgetverantwoordelijkheid van de projectdirecteur, projectleider of programmamanager dient apart te worden besloten. 13. Het hoofd van de afdeling personeel, processen en organisatie kan, gehoord de directeur van de betreffende directie of dienst, aan een organisatie-eenheid een organisatiecode toekennen. Deze code wordt vastgelegd in de organisatietabel. In bijzondere gevallen kan van de basisinrichting van de organisatietabel worden afgeweken.14. De directeur kan binnen een bureau clusters vormen, wijzigen of opheffen, indien dit bijdraagt tot een verhoging van de effectiviteit en efficiency van het bureau. Medewerkers binnen een cluster kunnen functioneel en operationeel worden aangestuurd door een coördinator. Deze coördinator heeft geen integrale en hiërarchische verantwoordelijkheden. Deze blijven berusten bij het bureauhoofd.

Artikel 6 Directieteam

1. Het directieteam bestaat uit de secretaris, tevens zijnde voorzitter en de directeuren van de directies, zoals genoemd in artikel 2, lid 2 en lid 4. 2. Vervallen.3. Het directieteam adviseert met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, lid 1, van deze regeling, het college van Gedeputeerde Staten gevraagd en ongevraagd over strategische, beleidsinhoudelijke en uitvoeringsaangelegenheden; daartoe is een protocol opgesteld. Dit protocol wordt vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten.4. Het directieteam bevordert door middel van coördinatie, afstemming en voortgangsbewaking een integrale, doelmatige en doeltreffende beleidsadvisering en -realisering. 5. Het directieteam is binnen door het college van Gedeputeerde Staten vastgestelde kaders (productenraming/paragrafen) verantwoordelijk ten opzichte van het college voor het tot stand komen van een integraal beleid op het gebied van ondersteunende processen en de realisering daarvan. 6. Het directieteam waarborgt de continuïteit en het functioneren van de organisatie. 7. Het directieteam kan directie- en dienstoverstijgende samenwerkingsvormen en overlegorganen instellen, wijzigen en opheffen, dan wel personen aanwijzen, die het directieteam bij de uitoefening van zijn taken terzijde staan. Aan deze organen en personen kunnen uitsluitend adviserende bevoegdheden worden toegekend. 8. Er is sprake van horizontale vervanging binnen het directieteam waar het gaat om het doorgeleiden van voorstellen aan het college van Gedeputeerde Staten. 9. Het directieteam kan na overleg tussen de secretaris en de voorzitter van Provinciale Staten, Provinciale Staten adviseren over majeure onderwerpen die betrekking hebben op de strategische positie van de provincie.10. Het directieteam wijst proceseigenaren aan.11. De proceseigenaar is voor een bepaald hoofdproces verantwoordelijk voor het (verbeteren van het) procesontwerp en voor de toetsing van de implementatie van dat procesontwerp. 12. De proceseigenaar fungeert als voorzitter van het familieoverleg van het betreffende hoofdproces.

Artikel 7 Directeur van een dienst

1. Aan het hoofd van een dienst staat een directeur.2. De directeur van een dienst is verantwoording verschuldigd aan de conform artikel 3, lid 5, aangewezen directeur (hierna: ‘verantwoordelijk directeur’) voor de beleidsvoorbereiding, -realisering en middeleninzet ten aanzien van de taken van de dienst. 3. De secretaris benoemt de directeur van een dienst namens het college van Gedeputeerde Staten, gehoord het directieteam. 4. De verantwoordelijk directeur is de leidinggevende van de directeur van de dienst mede in de zin van de Regeling jaargesprekken 2005.5. De directeur van een dienst is verantwoording verschuldigd aan de verantwoordelijk directeur voor de uitvoering van het dienstplan en de dienstverleningsovereenkomsten met derden. 6. De directeur van een dienst rapporteert over de uitvoering van het dienstplan en de dienstverleningsovereenkomsten met derden aan de verantwoordelijk directeur. 7. Bij elke dienst kan een adjunct-directeur worden benoemd. Deze kan worden belast met een aantal taken van de directeur van de dienst, onverlet diens verantwoordelijkheid t.o.v. de verantwoordelijk directeur. 8. De secretaris benoemt de adjunct-directeur, namens het college van Gedeputeerde Staten en gehoord het directieteam.9. De adjunct-directeur kan bij afwezigheid van de directeur als diens plaatsvervanger optreden. 10. De directeur van een dienst stelt een managementteam in.

Artikel 8 Diensten, afdelingen en bureaus

1. Een dienst kan zijn onderverdeeld in een aantal afdelingen. 2. Artikel 5, leden 2 tot en met 11, zijn van overeenkomstige toepassing.3. De directeur van een dienst kan binnen een bureau secties vormen, wijzigen of opheffen, indien dit bijdraagt tot het verhogen van de effectiviteit en efficiency van het bureau. Medewerkers binnen een sectie kunnen functioneel en operationeel worden aangestuurd door een coördinator. Deze coördinator heeft geen integrale en hiërarchische verantwoordelijkheden. Deze blijven berusten bij het bureauhoofd.

Hoofdstuk III Planning en Control

Artikel 9 Planvorming en rapportage

1. De directeur van een directie stelt op basis van de door het college van Gedeputeerde Staten vastgestelde productenraming jaarlijks een directieplan op en voert dit uit. 2. De secretaris stelt namens het college van Gedeputeerde Staten de directieplannen vast en verstrekt de planmachtiging tot uitvoering van de plannen. Mede op grond van de rapportages van de directeur en na overleg met hem kan de secretaris correcties in het plan aanbrengen. Het directieplan is de basis voor de planmachtiging, die door de secretaris wordt verstrekt.3. De directeur van een dienst stelt op basis van het directieplan een dienstplan op voor de onder zijn verantwoordelijkheid vallende dienst en voert dit uit.4. De verantwoordelijk directeur stelt op basis van de door het college van Gedeputeerde Staten vastgestelde productenraming jaarlijks voor de onder zijn verantwoordelijk vallende dienst een dienstplan vast en verstrekt de planmachtiging tot uitvoering van het dienstplan. Mede op grond van de rapportages van de directeur van de dienst en na overleg met hem kan de verantwoordelijk directeur correcties in het plan aanbrengen. Het dienstplan is de basis voor de planmachtiging, die door de verantwoordelijk directeur wordt verstrekt. 5. Het afdelingshoofd stelt jaarlijks op basis van het directie- c.q. dienstplan het afdelingsplan op en voert dit uit. Mede op grond van de rapportages van het afdelingshoofd en na overleg met hem kan de directeur van de directie c.q. dienst correcties in het plan aanbrengen. Het afdelingsplan is de basis voor de planmachtiging, die in opdracht van het college van Gedeputeerde Staten door de directeur c.q. de directeur van de dienst wordt verstrekt.6. De directeur c.q. de directeur van een dienst stelt jaarlijks op basis van het directie- c.q. dienstplan voor de onder zijn directie c.q. dienst vallende afdelingen, de afdelingsplannen vast.7. De kaders waarbinnen de integrale managementverantwoordelijkheid gestalte krijgt, worden bij besluit van Gedeputeerde Staten nader vastgesteld.

Artikel 10 Instrumenten en proces van planning en control

1. Het directieteam stelt de planning en controlkalender vast. De kalender is kaderstellend voor het opstellen van de directie-, dienst- en afdelingsplannen. 2. Op afdelingsniveau wordt periodiek door middel van een rapportage aan de directeur verantwoording afgelegd over de uitvoering van het afdelingsplan. 3. De directeur van een directie c.q. dienst stelt periodiek een in het jaar voortschrijdende directie- c.q. dienstrapportage op, op basis van de afdelingsrapportages binnen zijn directie c.q. dienst.4. De rapportages, bedoeld in het vierde lid, vinden op zodanige wijze plaats dat deze kunnen dienen als basis voor de periodieke voortgangsrapportages aan het college van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten over de uitvoering van en verantwoording over de productenraming en begroting. 5. Aanvullend op de productenraming en de productenrealisatie leveren directieteam en directies aan het college van Gedeputeerde Staten zodanige informatie dat de meerjarenraming, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening door Provinciale Staten kunnen worden vastgesteld.

Artikel 11 Concerncontrol

1. De directeur van de directie Concernzaken is tevens concerncontroller.2. Het directieteam stelt de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van concerncontrol vast in een protocol. 3. De concerncontroller geeft organisatiebreed aanwijzingen over het toepassen van het controlinstrumentarium en de inrichting van de bedrijfsvoering van de provinciale organisatie. 4. De concerncontroller rapporteert aan de secretaris over die toepassing. 5. De concernafdelingen van de directie Concernzaken vervullen een concerncontrolrol voor de gehele organisatie:

  • a. de afdeling Personeel, Processen en Organisatie specifiek voor het onderwerp procesmanagement;

  • b. de afdeling Financiële en Juridische Zaken voor het onderwerp planning en control en juridische kwaliteitszorg; en

  • c. de afdeling Informatisering en Automatisering voor het onderwerp integrale informatievoorziening.

Artikel 12 Auditcommissie

1. De Auditcommissie bestaat uit de Commissaris van de Koningin (tevens voorzitter), de betreffende portefeuillehouder(s) voor financiën, personeel en organisatie, de secretaris, de leden van het directieteam, het hoofd van de Eenheid Audit en Advies (tevens secretaris) en een extern deskundige.2. De Auditcommissie heeft een regierol die is gericht op het in hoofdlijnen borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering binnen de provincie. Tot haar taken behoren:

  • a. het in concept vaststellen van het risicomodel voor de provincie als geheel,

  • b. de programmering van de onderzoeken van met name de Eenheid Audit en Advies. Daartoe legt zij het jaarlijkse onderzoeksplan ter vaststelling voor aan het college van Gedeputeerde Staten;

  • c. de behandeling van de uitkomsten van deze onderzoeken en

  • d. het toezicht houden op de borging van de actiepunten naar aanleiding van de onderzoeken.

Artikel 13 Eenheid Audit en Advies

1. De Eenheid Audit en Advies ressorteert rechtstreeks onder de secretaris. 2. De Eenheid Audit en Advies is in opdracht van de Auditcommissie, de Commissaris van de Koningin, de leden van het college van Gedeputeerde Staten, de secretaris of managers belast met:

  • a. (het uitvoeren van) doelmatigheidsonderzoeken, als bedoeld in artikel 217a van de Provinciewet,

  • b. het faciliteren van doeltreffendheidonderzoeken als bedoeld in artikel 217a van de Provinciewet,

  • c. het uitvoeren van rechtmatigheidonderzoeken,

  • d. het toetsen van het systeem van procesmanagement,

  • e. het verrichten van overige onderzoeken op systeemniveau die uit het oogpunt van interne beheersing wenselijk worden geacht.

     

3. De Eenheid Audit en Advies is in opdracht van de secretaris belast met het verrichten van onderzoeken in verband met de Procedureregeling melding misstand provincies 2005. 4. De Eenheid Audit en Advies toetst de werking van de controlfunctie ten aanzien van de directie Concernzaken en rapporteert hierover rechtstreeks aan de secretaris. 5. De Eenheid Audit en Advies toetst het directieplan en de directierapportages van de directie Concernzaken en rapporteert hierover aan de secretaris.6. De Eenheid Audit en Advies heeft onbeperkte toegang tot alle informatie die zij voor de uitoefening van haar werkzaamheden relevant acht.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekken oude regeling

De Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 16 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatieregeling provincie Zuid-Holland 2011.

Ondertekening

Den Haag, 22 april 2011
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris