Regeling vervallen per 01-10-2015

Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013 (Subidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013)

Geldend van 01-07-2013 t/m 30-09-2015

Intitulé

Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013 (Subidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 18 juni 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 102)en ingetrokken bij besluit van GS van 1 september 2015 (Prov. Blad 2015, nr. 6038)

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland: Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Overwegende dat het wenselijk is om in de provincie Zuid-Holland verspreid liggende kassen te verwijderen ten behoeve van het herstel van waardevol landschap, het geven van meer ruimte aan natuur en het versterken van gebieden voor duurzame glastuinbouw (bundeling), in het belang van een goede ruimtelijke ordening;

Besluiten:

Vast te stellen de “Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013”

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b. duurzame kwaliteitsverbetering: duurzame kwaliteitsverbetering in landschappelijk, ecologisch of economisch opzicht;

  • c. financieel tekort: negatieve saldo van opbrengsten en subsidiabele kosten, verminderd met bijdragen van derden en subsidies van andere bestuursorganen en de Europese Commissie;

  • d. fysiek glas: bestaande glastuinbouw, waarvan de oppervlakte gelijk is aan de oppervlakte van de verticale projectie van de glasopstanden;

  • e. indirecte kosten: kosten die indirect toe te rekenen zijn aan de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend;

  • f. kwaliteitskader: bundeling van documenten die de huidige en de gewenste kwaliteit van een saneringslocatie, een locatie voor woningbouw of een gebied voor duurzame glastuinbouw in landschappelijk, ecologisch of economisch opzicht verbeelden of beschrijven;

  • g. opruimen: slopen en afvoeren van sloopmateriaal, inclusief ondergrondse delen;

  • h. papieren glas: glastuinbouw waarvan de realisatie volgens het bestemmingsplan is toegestaan, maar die niet is gerealiseerd;

  • i. plan tot sanering van verspreide glastuinbouw: plan dat in ieder geval omvat het activiteitenplan, de projectbegroting en het kwaliteitskader bedoeld in het Aanvraagformulier projectsubsidie sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013, onderdeel d;

  • j. prioritaire gebieden: gemeenten Barendrecht, Binnenmaas, Cromstrijen, Hendrik-Ido-Ambacht, Kaag en Braassem, Korendijk, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Nieuwkoop, Oud-Beijerland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Strijen, Zuidplas (met uitzondering van de Zuidplaspolder en de Tweemanspolder) en Zwijndrecht;

  • k. sanering: opruimen en verrichten van alle (rechts)handelingen die het opruimen rechtstreeks mogelijk maken, zoals verwerving van grond en opstallen, gebruiksbeëindiging, afwaardering van de grond als gevolg van bestemmingswijziging, met uitzondering van bemiddeling;

  • l. verspreide glastuinbouw: fysiek glas, bijbehorende bebouwing, niet zijnde woningen, en papieren glas, gelegen buiten de op kaart 1 en kaart 2 van de Verordening Ruimte vastgelegde bebouwingscontouren en gebieden voor glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt, niet zijnde transformatiegebieden. 

Paragraaf 2 Sanering

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de sanering van verspreide glastuinbouw in prioritaire gebieden.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot gesaneerde gronden, met een bestemming die de realisatie van nieuw fysiek glas of nieuwe andere bebouwing, woningen uitgezonderd, onmogelijk maakt.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 2, wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en openbare lichamen bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin gemeenten samenwerken.

Artikel 4 Aanvraag 

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kunnen aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 2 worden ingediend in het tijdvak van 1 juli tot en met 30 september en in het tijdvak van 1 december tot en met de laatste dag van februari.

Artikel 5 Subsidievereisten

1. Voor de verlening van de subsidie is vereist dat:

  • a. de sanering van verspreide glastuinbouw financieel haalbaar is;

  • b. de sanering van verspreide glastuinbouw in totaal ten minste 0,25 hectare fysiek glas betreft;

  • c. de aanvraag is ingediend in overeenstemming met de raad of raden van de belanghebbende gemeente of gemeenten;

  • d. het plan tot sanering van verspreide glastuinbouw dat de aanvraag vergezelt, is vastgesteld door de subsidieaanvrager, en

  • e. het plan tot sanering van verspreide glastuinbouw dat de aanvraag vergezelt bij beoordeling overeenkomstig artikel 11 en 12 ten minste dertig punten voor duurzame kwaliteitsverbetering behaalt.

2. De financiële haalbaarheid bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bepalen Gedeputeerde Staten aan de hand van:

  • a. het sluitend zijn van de begroting;

  • b. het marktconform zijn van de in de begroting opgenomen kosten en opbrengsten;

  • c. het risico en de onzekerheid ten aanzien van de juistheid van de in de begroting opgenomen kosten en opbrengsten, en

  • d. de toelaatbaarheid van de in de begroting opgenomen bijdragen tot medefinanciering van het financiële tekort.

3. Voor zover kosten of opbrengsten in de begroting kosten of opbrengsten van te bouwen woningen betreffen en deze woningen niet in het kader van Ruimte voor Ruimte (Verordening Ruimte) worden gebouwd, nemen Gedeputeerde Staten kosten en opbrengsten in beschouwing van woningen:

  • a. waarvan de bouw de instemming heeft van het regionale bestuursorgaan waarbinnen afstemming plaatsvindt over de woningmarkt van de desbetreffende regio, en

  • b. die een verkoopprijs (vrij op naam) van minder dan € 600.000,00 (inclusief BTW) hebben.

4. In afwijking van het derde lid, onderdeel b, nemen Gedeputeerde Staten kosten en opbrengsten in beschouwing van woningen met een verkoopprijs (vrij op naam) van € 600.000,00 (inclusief BTW) of meer die worden gebouwd:

  • a. op de locaties die zijn aangewezen als topmilieu wonen: Dordrecht Belthurepark, Zuidplas Rode Waterparel, Valkenburg en Westlandse Zoom;

  • b. aaneengesloten in een complex van minder dan tien woningen, of

  • c. in een dichtheid van minder dan vijf woningen per hectare.

Artikel 6 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van subsidie als Gedeputeerde Staten voor dezelfde sanering van verspreide glastuinbouw reeds subsidie hebben verleend of anderszins middelen ter beschikking hebben gesteld.2. Artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Asv is niet van toepassing.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en in een redelijke verhouding tot de gestelde doelen of redelijkerwijs te verwachten prestaties van de sanering van verspreide glastuinbouw staande, komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. bij verwerving van grond en opstallen: de koopsom en de overdrachtskosten met inbegrip van de kosten van afwaardering van grond als gevolg van bestemmingswijziging;

  • b. bij niet-verwerving van grond en opstallen: de kosten van afwaardering van grond als gevolg van bestemmingswijziging;

  • c. kosten van gebruiksbeëindiging;

  • d. sloopkosten of een vergoeding voor sloopkosten aan de betrokken ondernemer, onder aftrek van mogelijke opbrengsten uit sloop;

  • e. onvoorziene kosten tot ten hoogste 15% van het totaal van alle subsidiabele kosten in de begroting. 

Artikel 8 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van het financieel tekort, tot ten hoogste € 250.000,00 per hectare fysiek glas.

Artikel 9 Prestatieverantwoording

1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd door middel van een activiteitenverslag en beeldmateriaal aan dat de activiteiten zijn verricht.2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00, maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van een activiteitenverslag en beeldmateriaal aan dat de activiteiten zijn verricht.3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast een activiteitenverslag en beeldmateriaal vergezeld van een financieel verslag en een controleverklaring.

Artikel 10 Medefinanciering

1. Als medefinanciering van het financieel tekort waarvoor subsidie wordt verleend, worden in ieder geval toegelaten:

  • a. financiële bijdragen van de subsidieontvanger;

  • b. opbrengsten van gronduitgifte op locaties voor nieuwe glastuinbouw;

  • c. het buiten de exploitatie van de sanering van verspreide glastuinbouw afwaarderen van grond tot de marktwaarde ervan;

  • d. onder grond bedoeld in onderdeel c wordt verstaan grond waarop de sanering van verspreide glastuinbouw plaatsvindt of waarop woningen worden gebouwd bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid.

2. Als medefinanciering van het financieel tekort waarvoor subsidie wordt verleend, worden in ieder geval niet toegelaten:

  • a. bijdragen in natura van de subsidieontvanger, waaronder de inzet van personeel in dienst van of gedetacheerd bij de subsidieontvanger of de inzet van derden die door de subsidieontvanger zijn ingehuurd;

  • b. garantstellingen van de subsidieontvanger voor kosten toe te rekenen aan de sanering van verspreide glastuinbouw;

  • c. opbrengsten van compensatiewoningen bedoeld in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte;

  • d. financiële compensatie bedoeld in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte;

  • e. subsidie bedoeld in artikel 16 of andere middelen die Gedeputeerde Staten ter beschikking hebben gesteld;

  • f. subsidies van andere overheden of de Europese Commissie;

  • g. bijdragen van derden.

Artikel 11 Rangschikking

1. Als de subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een afweging tussen de aanvragen die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, op basis van de volgende criteria:

  • a. de duurzame kwaliteitsverbetering;

  • b. de verhouding tussen de hoogte van het toe te kennen maximale subsidiebedrag per hectare te saneren fysiek glas en de duurzame kwaliteitsverbetering die met deze sanering wordt bereikt;

  • c. het maatschappelijke draagvlak van de sanering van verspreide glastuinbouw, en

  • d. de aanpak van de sanering van verspreide glastuinbouw.

2. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking bedoeld in het eerste lid de volgende punten toe:

  • a. criterium a: ten hoogste zestig punten;

  • b. criterium b: ten hoogste twintig punten;

  • c. criterium c: ten hoogste tien punten;

  • d. criterium d: ten hoogste tien punten.

3. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de sanering van verspreide glastuinbouw met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

4. Als na toepassing van het bepaalde in het derde lid het subsidieplafond niet is bereikt, wordt de verdeling bedoeld in het derde lid op overeenkomstige wijze toegepast op het overblijvende budget voor de overblijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld. 

Artikel 12 Duurzame kwaliteitsverbetering

1. Gedeputeerde Staten beoordelen de duurzame kwaliteitsverbetering aan de hand van het kwaliteitskader op grond van de regionale, landschapsspecifieke kenmerken en kwalitatieve richtlijnen zoals vastgelegd in de Kwaliteitskaart bij de Provinciale Structuurvisie.2. Daarnaast beoordelen Gedeputeerde Staten de duurzame kwaliteitsverbetering aan de hand van het kwaliteitskader op grond van de volgende overwegingen:

  • a. de mate waarin de eigenschappen en waarden van de landschappelijke topografie ter plaatse van het te saneren fysieke glas worden hersteld, versterkt of actief ontwikkeld in samenhang met de kenmerken van het landschap in groter verband;

  • b. de mate waarin de functionaliteit van het landschap ter plaatse van het te saneren fysieke glas als agrarische gebruiksruimte of ecologisch reservoir wordt hersteld, versterkt of actief ontwikkeld;

  • c. de mate waarin eventuele woningen of andere gebouwde voorzieningen die worden gebouwd ter medefinanciering van de sanering van verspreide glastuinbouw, worden verankerd in de historische of bestaande stedenbouwkundige structuur van dorpskom, lintbebouwing, buurtschap of dergelijke, en

  • d. de mate waarin de eventueel te verplaatsen bedrijven de economische structuur van een gebied voor de glastuinbouw in Zuid-Holland versterken in ruimtelijk, logistiek en milieutechnisch opzicht.

Artikel 13 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 18 van de Asv gelden de hiernavolgende verplichtingen:1. De activiteiten worden uitgevoerd binnen een in de beschikking tot subsidieverlening genoemde termijn, die ten hoogste zes jaar bedraagt.2. De subsidieontvanger overlegt jaarlijks op een bij de subsidieverlening te bepalen datum een tussentijds voortgangsverslag aan Gedeputeerde Staten. Het tussentijdse voortgangsverslag bevat in ieder geval:

  • a. een inhoudelijk verslag van de sanering van verspreide glastuinbouw in de afgelopen periode van een jaar;

  • b. als de verleende subsidie € 125.000,00 of meer bedraagt: een financieel verslag van de sanering van verspreide glastuinbouw in de afgelopen periode van een jaar;

  • c. een beschrijving van de risico’s van de sanering van verspreide glastuinbouw en beheersmaatregelen in de komende periode van een jaar, en

  • d. een geactualiseerd activiteitenplan voor de resterende looptijd van de subsidie.

3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen de looptijd van de subsidie, de realisatie van nieuw fysiek glas of nieuwe andere bebouwing, woningen uitgezonderd, op de gronden van het gesaneerde fysieke en papieren glas niet meer mogelijk is.

4. Als de subsidieontvanger niet de gemeente is op wier grondgebied de sanering van verspreide glastuinbouw plaatsvindt, bevordert deze dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen de looptijd van de subsidie, de realisatie van nieuw fysiek glas of nieuwe andere bebouwing, woningen uitgezonderd, op de gronden van het gesaneerde fysieke en papieren glas niet meer mogelijk is.

Artikel 14 Voorschotten en betaling

1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,00 en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 15 Subsidievaststelling

Als het saneren van het fysieke glas niet of niet volledig is uitgevoerd, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vaststellen met ten hoogste een bedrag per hectare niet-gesaneerd fysiek glas dat gelijk is aan het resultaat van de deling van het verleende subsidiebedrag door het aantal hectares te saneren fysiek glas als vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening.

Paragraaf 3 Bemiddeling

Artikel 16 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1. Subsidie kan worden verstrekt voor bemiddeling in prioritaire gebieden.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot stimulering van het proces om te komen tot de sanering van verspreide glastuinbouw.

Artikel 17 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 16, wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en openbare lichamen bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin gemeenten samenwerken.  

Artikel 18 Aanvraag

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kunnen aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 16 worden ingediend in het tijdvak van 1 juli tot en met 30 september en in het tijdvak van 1 december tot en met de laatste dag van februari.

Artikel 19 Subsidievereisten

1. Voor de verlening van de subsidie is vereist dat:

  • a. de bemiddeling financieel haalbaar is;

  • b. de bemiddeling leidt tot de sanering van in totaal ten minste 0,25 hectare fysiek glas;

  • c. de bemiddeling leidt tot een sanering die een duurzame kwaliteitsverbetering van enige betekenis tot stand brengt;

  • d. de bemiddeling leidt tot een sanering die voldoende maatschappelijk draagvlak heeft;

  • e. als de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op activiteiten bedoeld in het derde lid, onderdeel b of c, gaat de aanvraag vergezeld van een vastgesteld plan tot sanering van verspreide glastuinbouw;

  • f. als de aanvraag vergezeld gaat van een vastgesteld plan tot sanering van verspreide glastuinbouw, dit plan bij beoordeling overeenkomstig artikel 11 en 12 ten minste dertig punten voor duurzame kwaliteitsverbetering behaalt;

  • g. de aanvraag is ingediend in overeenstemming met de raad of raden van de belanghebbende gemeente of gemeenten.

2. De financiële haalbaarheid bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bepalen Gedeputeerde Staten aan de hand van:

  • a. het sluitend zijn van de begroting;

  • b. het marktconform zijn van de in de begroting opgenomen kosten;

  • c. het risico en de onzekerheid ten aanzien van de juistheid van de in de begroting opgenomen kosten, en

  • d. de toelaatbaarheid van de in de begroting opgenomen bijdragen tot medefinanciering van het financieel tekort.

3. Onder bemiddeling wordt in deze paragraaf enkel begrepen:

  • a. het (doen) opstellen van een plan tot sanering van verspreide glastuinbouw en het begeleiden van de daarvoor benodigde processen tussen ondernemers, overheden en andere belanghebbenden;

  • b. het (doen) opstellen en doen aangaan van één of meer overeenkomsten tot uitvoering van sanering van verspreide glastuinbouw en het begeleiden van de daarvoor benodigde processen tussen ondernemers, overheden en andere belanghebbenden;

  • c. het begeleiden van de processen tussen ondernemers, overheden en andere belanghebbenden die zijn benodigd voor de uitvoering van werkzaamheden zoals overeengekomen in overeenkomsten

  • bedoeld in onderdeel b, of

  • d. het geven van voorlichting over en hulp bij het gebruik van de mogelijkheden die de provinciale en gemeentelijke regels voor Ruimte voor Ruimte en Glas voor Glas bieden. 

Artikel 20 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van subsidie als:

  • a. Gedeputeerde Staten voor dezelfde bemiddeling reeds subsidie hebben verleend of anderszins middelen ter beschikking hebben gesteld;

  • b. de bemiddeling betrekking heeft op de sanering van verspreide glastuinbouw waarvoor Gedeputeerde Staten vóór de datum van inwerkingtreding van de Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2012 subsidie hebben verleend.

2. Artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Asv is niet van toepassing.

Artikel 21 Subsidiabele kosten

1. Voor zover noodzakelijk en in een redelijke verhouding tot de gestelde doelen of redelijkerwijs te verwachten prestaties van de bemiddeling staande, komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. loonkosten van het personeel in dienst van of gedetacheerd bij de subsidieontvanger dat de bemiddeling uitvoert;

  • b. kosten van inhuur van derden die in opdracht van de subsidieontvanger de bemiddeling uitvoeren;

  • c. indirecte kosten (overhead) tot ten hoogste 20% van de som van de loonkosten bedoeld in onderdeel a en de kosten van inhuur van derden bedoeld in onderdeel b;

  • d. plankosten bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen a, g, h en i van het Besluit ruimtelijke ordening;

  • e. kosten van het opstellen van een plan tot sanering van verspreide glastuinbouw;

  • f. kosten van het opstellen van overeenkomsten tot uitvoering van sanering van verspreide glastuinbouw;

  • g. kosten van het maken van exploitatieopzetten;

  • h. advieskosten;

  • i. taxatiekosten;

  • j. notariskosten;

  • k. reis- en verblijfkosten, voor zover deze niet zijn inbegrepen bij de kosten bedoeld in onderdeel a, b of c;

  • l. onvoorziene kosten tot ten hoogste 15% van het totaal van alle subsidiabele kosten.

2. De loonkosten bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een voltijds dienstverband van 40 uren.

3. Bij de inhuur van derden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt een maximumtarief van € 130,00 per uur inclusief BTW.

Artikel 22 Hoogte subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten verminderd met bijdragen van derden en subsidies van andere bestuursorganen, tot ten hoogste € 250.000,00. 

Artikel 23 Prestatieverantwoording

1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd door middel van een activiteitenverslag en beeldmateriaal aan dat de activiteiten zijn verricht.2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van een activiteitenverslag en beeldmateriaal aan dat de activiteiten zijn verricht.3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast een activiteitenverslag en beeldmateriaal vergezeld van een financieel verslag en een controleverklaring.

Artikel 24 Medefinanciering

1. Als medefinanciering van de subsidiabele kosten waarvoor subsidie wordt verleend, worden in ieder geval toegelaten:

  • a. financiële bijdragen van de subsidieontvanger;

  • b. de op geld gewaardeerde inzet van het personeel in dienst van of gedetacheerd bij de subsidieontvanger dat rechtstreeks is betrokken bij de bemiddeling, voor zover de loonkosten niet worden betaald uit de subsidie;

  • c. de op geld gewaardeerde inzet van door de subsidieontvanger ingehuurde derden die rechtstreeks zijn betrokken bij de bemiddeling, voor zover de kosten van inhuur niet worden betaald uit de subsidie.

2. Als medefinanciering van de subsidiabele kosten waarvoor subsidie wordt verleend, worden in ieder geval niet toegelaten:

  • a. bijdragen in natura van de subsidieontvanger, met uitzondering van bijdragen bedoeld in het eerste lid, onderdeel b en c;

  • b. garantstellingen van de subsidieontvanger voor kosten toe te rekenen aan de bemiddeling;

  • c. opbrengsten van compensatiewoningen bedoeld in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte;

  • d. financiële compensatie bedoeld in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte;

  • e. subsidie bedoeld in artikel 2 of andere middelen die Gedeputeerde Staten ter beschikking hebben gesteld;

  • f. subsidies van andere overheden of de Europese Commissie;

  • g. bijdragen van derden.

3. Op het eerste lid, onderdeel b en c, is artikel 21, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Rangschikking

1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Als een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.  

Artikel 26 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 18 van de Asv gelden de hiernavolgende verplichtingen:1. De activiteiten worden uitgevoerd binnen een in de beschikking tot subsidieverlening genoemde termijn, die ten hoogste zes jaar bedraagt.2. De subsidieontvanger overlegt jaarlijks op een bij de subsidieverlening te bepalen datum een tussentijds voortgangsverslag aan Gedeputeerde Staten. Het tussentijdse voortgangsverslag bevat in ieder geval:

  • a. een inhoudelijk verslag van de bemiddeling in de afgelopen periode van een jaar;

  • b. als de verleende subsidie € 125.000,00 of meer bedraagt: een financieel verslag van de bemiddeling in de afgelopen periode van een jaar;

  • c. een beschrijving van de risico’s van de bemiddeling en beheersmaatregelen in de komende periode van een jaar, en

  • d. een geactualiseerd activiteitenplan voor de resterende looptijd van de subsidie.

3. Als de subsidieverlening (mede) betrekking heeft op het opstellen van een plan tot sanering van verspreide glastuinbouw, behaalt dit plan bij beoordeling overeenkomstig artikel 11 en 12 ten minste dertig punten voor duurzame kwaliteitsverbetering.

4. Als de subsidieverlening (mede) betrekking heeft op het opstellen van een plan tot sanering van verspreide glastuinbouw, wordt dit planvastgesteld door de subsidieontvanger vóór de datum van indiening van het verzoek tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 27 Voorschotten en betaling

1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,00 en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 28 Evaluatie 

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Asv vindt binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaats.

Artikel 29 Intrekking en overgangsrecht

De Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland wordt ingetrokken, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidieaanvragen die vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2013. 

Artikel 31 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 1 juli 2017, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ingediend.

Artikel 32 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013. 

Ondertekening

Den Haag, 18 juni 2013.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
J. FRANSSEN, voorzitter
J.A.M. HILGERSOM, secretaris
 

Leeswijzer

 De onderstaande toelichting op de subsidieregeling bestaat uit een algemeen commentaar en commentaar per artikel. Beide commentaren overlappen elkaar inhoudelijk grotendeels.  

Toelichting (inhoudelijk) Doel van de Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013 (hierna: de Subsidieregeling) is het verwijderen van verspreid liggende kassen in de provincie Zuid-Holland ten behoeve van het herstel van waardevol landschap, het geven van meer ruimte aan natuur en het versterken van gebieden voor duurzame glastuinbouw, in het belang van een goede ruimtelijke ordening. De Subsidieregeling is aanvullend op de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv).

De Subsidieregeling vervangt de subsidieregeling. Momenteel is de Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland van kracht. Deze is ingetrokken, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidieaanvragen die vóór de datum van inwerkingtreding van de Subsidieregeling zijn ingediend.

1. De nieuwe subsidieregeling is aangepast aan de systematiek van het Uniform Subsidiekader (USK). Deze systematiek is ook toegepast in de Asv. 2. Er zijn enkele niet-ingrijpende verbeteringen van technisch-juridische aard doorgevoerd, zoals het aanscherpen van definities (bemiddeling, fysiek glas, opruimen, sanering, verspreide glastuinbouw).

Tot 2012 hadden Gedeputeerde Staten dertien incidentele subsidies verstrekt voor het saneren van verspreide glastuinbouw. Naar verwachting zou het college in de toekomst nog meer subsidies verstrekken. Hierdoor was er begin 2012 niet langer sprake van incidentele gevallen als bedoeld in artikel 4:23 Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast was de gepeilde behoefte aan subsidie hoger dan het beschikbare budget, waardoor er mededinging tussen subsidieaanvragers viel te verwachten. Daarom hebben Gedeputeerde Staten op 5 maart 2012 de Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2012 vastgesteld, die is opgevolgd door de Subsidieregeling sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland (vastgesteld op 23 oktober 2012 en in werking getreden op 1 januari 2013). Genoemde redenen voor een subsidieregeling gaan evenzeer op voor de Subsidieregeling.  

In het Coalitieakkoord 2007-2011 is de sanering van verspreide glastuinbouw als provinciale kerntaak benoemd, met als doel een substantiële vermindering van verspreid glas. Dit doel is verder uitgewerkt in het Actieprogramma Greenports (2008), Actiepunt A2. Daartoe hebben Provinciale Staten bij de Kadernota 2010 voor 2012 een extra budget van € 1,3 miljoen ter beschikking gesteld, bovenop de bestaande deelreserve Sanering Glastuinbouw. Met het Coalitieakkoord 2011-2015 werd nog eens € 8 miljoen voor het opruimen van verspreid liggend glas beschikbaar gesteld.

Als er subsidieaanvragen worden gedaan en de subsidieaanvragen resulteren in gerealiseerde saneringen, dan draagt de Subsidieregeling bij aan het herstel van waardevol landschap, het geven van meer ruimte aan natuur en het versterken van gebieden voor duurzame glastuinbouw (bundeling). De doeltreffendheid van de Subsidieregeling is op verschillende wijzen meetbaar. In de eerste plaats door het afzetten van het aantal aanvragen tegen het aantal gerealiseerde saneringen. In de tweede plaats door het tellen van het aantal hectares die zijn gesaneerd of waarover overeenkomsten tot sanering zijn aangegaan. Vanaf 2014 wordt jaarlijks een monitoringsrapport opgesteld. Verder wordt de Subsidieregeling geëvalueerd in 2014 en bij de Eindevaluatie.

Het saneren van verspreide glastuinbouw is het opruimen van fysiek glas, bijbehorende bedrijfsbebouwing, niet zijnde woningen, en papieren glas, gelegen buiten de op kaart 1 en kaart 2 van de Verordening Ruimte vastgelegde bebouwingscontouren en gebieden voor glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt, niet zijnde transformatiegebieden. Het gaat hierbij vaak om bedrijven die (ter plaatse) economisch weinig perspectief hebben, omdat zij verouderd zijn of niet kunnen uitbreiden. Fysiek glas is bestaande glastuinbouw, waarvan de oppervlakte wordt bepaald door het meten van de oppervlakte van de verticale projectie van de glasopstanden (zoals te doen gebruikelijk voor een zuivere opmeting van de oppervlakte van bouwwerken). Papieren glas is glastuinbouw waarvan de realisatie volgens het bestemmingsplan is toegestaan, maar die niet is gerealiseerd. Saneringsactiviteiten zijn: verwerving grond en opstallen*), afwaardering van grond als gevolg van bestemmingswijziging, gebruiksbeëindiging en sloop. *) Sanering kan ook zonder verwerving van grond en opstallen plaatsvinden.

Bemiddeling bij sanering van verspreide glastuinbouw is het opstellen van een saneringsplan en/of het opstellen, doen aangaan en helpen uitvoeren van uitvoeringsovereenkomsten die zijn gebaseerd op een saneringsplan en het begeleiden van de daarvoor benodigde processen tussen ondernemers, overheden en andere belanghebbenden. Tot bemiddeling worden eveneens gerekend voorlichting over en hulp bij het gebruik van de mogelijkheden die de provinciale en gemeentelijke regels voor Ruimte voor Ruimte en Glas voor Glas bieden.  

Gemeenten, samenwerkingsverbanden van gemeenten, maar ook tuinders, zijn in de laatste jaren terughoudender geworden in het maken en uitvoeren van saneringsplannen. Dit komt door de situatie op de woningmarkt en door bezuinigingen op overheidsuitgaven. Het slechte economische tij in de glastuinbouw maakt het bovendien moeilijk voor tuinders om bedrijfsverplaatsingen gefinancierd te krijgen. Anderzijds is er een gezamenlijke opgave in Zuid-Holland van meer dan 200 hectare te saneren verspreide glastuinbouw (fysiek glas). Subsidies voor bemiddeling zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de (planvorming voor) sanering in de komende jaren voortgaat.  

Bemiddelaars - dat kunnen ambtenaren zijn of ingehuurde deskundigen - brengen de mogelijkheden tot sanering in kaart, in samenhang met de gehele ontwikkeling van het gebied waarin de kassen staan, voeren gesprekken met tuinders, andere belanghebbenden en banken, en maken ruimtelijke schetsen en berekeningen van kosten en opbrengsten. Ook onderzoeken zij de markt en mogelijke locaties voor compensatiewoningen (Ruimte voor Ruimte) en de mogelijkheden van uitbreiding van bedrijven in combinatie met sanering elders (Glas voor Glas). Op grond hiervan stellen zij samen met de betrokken tuinders een saneringsplan op. Bemiddelaars genieten het vertrouwen van de tuinders en zijn tevens de ogen en oren van de gemeente. Door kennis van zaken en een goed netwerk kunnen bemiddelaars zorgen voor maatwerkoplossingen die voor alle partijen werkbaar zijn. Voor tuinders is dit bovendien aantrekkelijk omdat zij door een laagdrempelige begeleiding in betrekkelijk korte tijd te weten kunnen komen of sanering financieel en bestuurlijk haalbaar is. Naar verwachting vergroot de inzet van bemiddelaars het aantal verzoeken om toepassing van Ruimte voor Ruimte of Glas voor Glas. De uitvoering van saneringsplannen vergt evenzeer een voortdurende en intensieve procesbegeleiding. Ruimtelijke procedures moeten worden doorlopen en afgestemd op de saneringen en omgekeerd. Beroepsprocedures kunnen voor (forse) vertraging zorgen. Uitvoeringsovereenkomsten moeten worden opgesteld en aangegaan. Teelten moeten worden beëindigd en soms elders voortgezet. Gesaneerde gronden moeten worden opgeleverd en daarna beheerd. Sanering van verspreide glastuinbouw, een vorm van gebiedsontwikkeling, is vaak een ingewikkeld en tijdrovend proces.  

Prioritaire gebieden zijn van oorsprong gebieden die Gedeputeerde Staten in 2004 en 2006 voor het saneren van verspreide glastuinbouw als prioritair hebben aangemerkt vanwege de omvang van het te saneren areaal en het provinciale belang op het vlak van landschap, ecologie, milieu, water en cultuurhistorie: Bergambacht, Hoeksche Waard (gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen), Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland (gemeenten Maassluis en Midden-Delfland), Pijnacker-Nootdorp, Rijn- en Veenstreek (nu: gemeenten Kaag en Braassem en Nieuwkoop), Vlist, Voorne-Putten (gemeenten Brielle en Westvoorne), Voorschoten, Waddinxveen, Zevenhuizen-Moerkapelle (nu: gemeente Zuidplas). Aan de oorspronkelijke lijst van prioritaire gebieden hebben Gedeputeerde Staten met de vaststelling van de Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2012 op 5 maart 2012 Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht toegevoegd. De redenen hiervoor waren de forse gezamenlijke saneringsopgave (ca. 100 hectare) en het provinciale belang (Integraal Ruimtelijk Project Deltapoort en provinciale landschap IJsselmonde). In de Hoeksche Waard en in Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Kaag en Braassem, Maassluis, Midden-Delfland, Nieuwkoop, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Zuidplas en Zwijndrecht is nog een saneringsopgave waarover geen afspraken zijn gemaakt. Daarom zijn deze prioritaire gebieden in de Subsidieregeling opgenomen. In Bergambacht, Brielle, Vlist, Voorschoten, Waddinxveen en Westvoorne zijn of worden saneringen uitgevoerd en is er daarnaast geen saneringsopgave meer waarover nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Daarom zijn deze prioritaire gebieden niet in de Subsidieregeling opgenomen. Tot slot kunnen voor de subsidieregeling de Zuidplaspolder en de Tweemanspolder in de gemeente Zuidplas buiten beschouwing worden gelaten. Voor deze gebieden bestaan al financieringsafspraken voor het saneren van verspreide glastuinbouw.  

Alleen een gemeente of een samenwerkingsverband van gemeenten (openbaar lichaam) kan een subsidie aanvragen. Dit geeft de lokale of regionale overheid de mogelijkheid om de sanering of bemiddeling te regisseren, waardoor de uitvoering en de beoogde duurzame kwaliteitsverbetering beter zijn gewaarborgd. Alleen bemiddelingssubsidie voor “nieuwe gevallen” Er wordt alleen subsidie verleend voor bemiddeling die betrekking heeft op de sanering van verspreide glastuinbouw waarvoor Gedeputeerde Staten vanaf de datum van inwerkingtreding (26 april 2012) van de Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2012 een subsidie hebben verleend. De redenen hiervoor zijn: - voorkoming van versnippering van schaarse middelen - de eerder verleende incidentele subsidies dragen tevens bij in bemiddelingskosten (proceskosten) - de meeste lopende saneringen zijn zover gevorderd dat er al is voorzien in een passende financiering van bemiddelingskosten (proceskosten) en de noodzaak van een extra subsidie daardoor minder groot is.

De ondergrens van het totaal te saneren areaal waarvoor subsidie wordt verleend, is 0,25 hectare. Hierdoor kunnen ook kleine(re) beeldverstorende kassen worden opgeruimd. Bovendien sluit deze ondergrens aan bij de ondergrens van 2.500 m² in de regels voor Ruimte voor Ruimte.  

Subsidie wordt alleen verleend als de bemiddeling (naar verwachting) leidt tot de sanering van eveneens ten minste 0,25 hectare fysiek glas.  

Subsidie wordt alleen verleend als de bemiddeling (naar verwachting) leidt tot een sanering die een duurzame kwaliteitsverbetering van enige betekenis tot stand brengt.  

Subsidie wordt alleen verleend als de bemiddeling (naar verwachting) leidt tot een sanering die voldoende maatschappelijk draagvlak heeft.  

De maximale looptijd van de subsidie is zes jaar. De precieze looptijd wordt bepaald in de subsidieverleningsbeschikking. Hierbij wordt in beginsel een termijn van vier jaar of minder aangehouden, mede afhankelijk van de omvang en complexiteit van het project. Voor het maatschappelijke en politieke draagvlak van het saneren van verspreide glastuinbouw is het van belang dat binnen een afzienbare periode zichtbare resultaten zijn te zien. In de praktijk is ook gebleken dat een sanering - en daarmee ook bemiddeling bij een sanering - binnen een termijn van ten hoogste vier jaar kan worden voltooid. In uitzonderlijke gevallen kan een termijn van meer dan vier jaar worden bepaald, eventueel bij een latere wijziging van de subsidieverleningsbeschikking. Dit komt voort uit de praktijk van lopende saneringen waarin termijnoverschrijdingen kunnen optreden zonder dat de gemeente of de betrokken tuinders daarop invloed hebben (bijvoorbeeld beroepsprocedures).  

Een aanvraag om subsidie dient te voldoen aan subsidievereisten, waaronder het opleveren van voldoende duurzame kwaliteitsverbetering in landschappelijk, ecologisch of economisch opzicht. Ook wordt de aanvraag getoetst aan weigeringsgronden. Als de ingediende subsidieaanvragen die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, tezamen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, worden zij beoordeeld aan de hand van vier criteria, waarvan duurzame kwaliteitsverbetering het meeste gewicht heeft. Het belang dat in de regeling wordt gehecht aan duurzame kwaliteitsverbetering vloeit voort uit de doelen van de sanering van verspreide glastuinbouw: herstel van waardevol landschap, meer ruimte voor natuur en versterking van de Greenports (door concentratie van glastuinbouw). Met het criterium duurzame kwaliteitsverbetering wordt tevens invulling gegeven aan de sturing op kwaliteit in de ruimtelijke ontwikkeling (Hoofdlijnenakkoord 2011-2015). De verschillende aspecten van duurzame kwaliteitsverbetering zijn in artikel 12 nader uitgewerkt. Andere criteria zijn: de aanpak van de sanering, het maatschappelijke draagvlak van de sanering en de verhouding tussen de duurzame kwaliteitsverbetering en het gevraagde subsidiebedrag per hectare. Per aanvraag kunnen maximaal honderd punten worden toegekend. De behaalde puntenaantallen bepalen de onderlinge rangschikking van de aanvragen. Het bedrag van het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van rangschikking van de aanvragen. Let op: ingediende subsidieaanvragen waarop één of meer weigeringsgronden van toepassing zijn, worden niet verder beoordeeld en ook niet gerangschikt.  

Een aanvraag om subsidie dient te voldoen aan subsidievereisten. Bijvoorbeeld: de bemiddeling leidt (naar verwachting) tot een sanering die een duurzame kwaliteitsverbetering in landschappelijk, ecologisch of economisch opzicht tot stand brengt. Ook wordt de aanvraag getoetst aan weigeringsgronden. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen. Dit is in afwijking van de wijze van verdeling van subsidie voor sanering. De reden hiervoor is dat er bij een subsidieaanvraag voor bemiddeling meestal nog geen saneringsplan voorhanden is. Als er geen saneringsplan is, kan er op de aspecten duurzame kwaliteitsverbetering, de verhouding tussen de duurzame kwaliteitsverbetering en het gevraagde subsidiebedrag per hectare, de aanpak van de sanering en het maatschappelijke draagvlak van de sanering geen beoordeling plaatsvinden die een puntentelling mogelijk maakt. Daarmee is een rangschikking van ingediende subsidieaanvragen op punten onmogelijk.  

De hoogte van een saneringssubsidie is maximaal € 250.000,00 per hectare.

De hoogte van een bemiddelingssubsidie is maximaal € 250.000,00 per aanvraag.  

De provinciale bijdrage bedraagt bij een saneringssubsidie de helft van het financiële tekort van de sanering (een sanering kan naast kosten ook opbrengsten hebben) en bij een bemiddelingssubsidie de helft van de subsidiabele kosten. Omdat de gemeenten en de regio’s profiteren van de vruchten van de sanering respectievelijk de bemiddeling, wordt het redelijk geacht dat zij de andere helft van het financiële tekort respectievelijk de subsidiabele kosten voor hun rekening nemen. Daarnaast zorgt hun medefinanciering ervoor dat zij de sanering of bemiddeling kostenbewust uitvoeren.  

Opbrengsten van woningen zijn (zeer) belangrijk voor de financiering van een sanering. Subsidie wordt alleen verleend aan een sanering met een realistische financiering. Daarom is er in de subsidieregeling een bepaling opgenomen die voorkomt dat er subsidie wordt verleend aan een sanering waarvan de financiering mede berust op de kosten en opbrengsten van woningbouw waarvoor geen regionale instemming bestaat. Andere bepalingen in de subsidieregeling voorkomen dat er subsidie wordt verleend aan een sanering waarvan de financiering mede berust op de kosten en opbrengsten van woningbouw die concurreert met woningbouw in topmilieus. Een dergelijke concurrentie is in strijd is met bestuurlijke afspraken in Zuidvleugelverband en met provinciaal beleid betreffende wonen (Provinciale Woonvisie 2011-2020). Bovengenoemde bepalingen in de subsidieregeling over woningbouw sluiten wat inhoud en strekking betreft aan bij de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.  

In 2005 is in het kader van het verstedelijkingsprogramma en de verstedelijkingsafspraken in Zuidvleugelverband, afgesproken dat in Zuid-Holland vier locaties worden ontwikkeld als topmilieu wonen. Als topmilieu wonen is gekozen voor woningen in het landelijke woonmilieu van meer dan € 600.000,00 met een dichtheid van 5 à 10 woningen per hectare. De provincie heeft destijds bestuurlijk toegezegd dit type woningen elders in de provincie niet toe te staan.  

Deze afspraak uit 2005 is op 19 september 2011 in het portefeuillehoudersoverleg Wonen van de Zuidvleugel opnieuw bevestigd op basis van een notitie "Topmilieus wonen", waarin vanwege de economische crisis de omvang van het programma voor topmilieu wonen is bijgesteld van 5.000 woningen voor 2010 naar 2.000 woningen voor 2020. De vier locaties voor het topmilieu wonen blijven gehandhaafd.  

Kleinschalige ontwikkelingen (‘aaneengesloten in een complex van minder dan tien woningen’ of ‘in een dichtheid van minder dan vijf woningen per hectare’, zie artikel 5, vierde lid, onderdelen b en c) passen meestal in de lokale of regionale behoefte en hebben niets te maken met de topmilieus.

De gemeente op wier grondgebied de sanering plaatsvindt, dient, voor zover dat nog nodig is, de realisatie van nieuw fysiek glas of andere bebouwing onmogelijk te maken door herziening van het bestemmingsplan of verlening van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, Wabo.  

Als de subsidieontvanger niet de grondgebiedgemeente is, maar een openbaar lichaam of een andere gemeente, moet deze bevorderen dat de grondgebiedgemeente, voor zover dat nog nodig is, de realisatie van nieuw fysiek glas of andere bebouwing onmogelijk maakt, door ten minste een schriftelijk verzoek aan deze gemeente te sturen.  

Als voor de financiering van de sanering woningen worden gebouwd, wordt zo nodig ook daarvoor het bestemmingsplan aangepast, of een omgevingsvergunning verleend.  

Om eventueel buiten de ruimtelijke kaders van de provincie te mogen treden, is een ontheffing nodig of een herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Over een verzoek daartoe wordt apart besloten, los van de aanvraag om saneringssubsidie. Verlening van de gevraagde saneringssubsidie houdt geen honorering van het ontheffingsverzoek of het herzieningsverzoek in. Omgekeerd betekent honorering van het ontheffingsverzoek of het herzieningsverzoek evenmin dat de gevraagde saneringssubsidie wordt verleend.

Toelichting (artikelsgewijs)

Paragraaf 1 Algemene bepalingenArtikel 1 Begripsbepalingen Fysiek glas (onderdeel d) Zoals gebruikelijk is voor een zuivere bepaling van de oppervlakte van bouwwerken, wordt de oppervlakte gemeten van de verticale projectie van de glasopstanden. Opruimen (onderdeel g) Ondergrondse delen zijn in ieder geval fundering, kabels, buizen (met uitzondering van werkende drainagebuizen) en leidingen. Slopen en afvoeren van sloopmateriaal moeten leiden tot fysiek en chemisch schone, geëgaliseerde, agrarische grond. Prioritaire gebieden (onderdeel j) Prioritaire gebieden zijn van oorsprong gebieden die Gedeputeerde Staten in 2004 en 2006 voor het saneren van verspreide glastuinbouw als prioritair hebben aangemerkt vanwege de omvang van het te saneren areaal en het provinciale belang op het vlak van landschap, ecologie, milieu, water en cultuurhistorie: Bergambacht, Hoeksche Waard (gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen), Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland (gemeenten Maassluis en Midden-Delfland), Pijnacker-Nootdorp, Rijn- en Veenstreek (nu: gemeenten Kaag en Braassem en Nieuwkoop), Vlist, Voorne-Putten (gemeenten Brielle en Westvoorne), Voorschoten, Waddinxveen, Zevenhuizen-Moerkapelle (nu: gemeente Zuidplas). Aan de oorspronkelijke lijst van prioritaire gebieden hebben Gedeputeerde Staten met de vaststelling van de Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2012 op 5 maart 2012 Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht toegevoegd. De redenen hiervoor waren de forse gezamenlijke saneringsopgave (ca. 100 hectare) en het provinciale belang (Integraal Ruimtelijk Project Deltapoort en provinciale landschap IJsselmonde). In de Hoeksche Waard en in Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Kaag en Braassem, Maassluis, Midden-Delfland, Nieuwkoop, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Zuidplas en Zwijndrecht is nog een saneringsopgave waarover geen afspraken zijn gemaakt. Daarom zijn deze prioritaire gebieden in de Subsidieregeling opgenomen. In Bergambacht, Brielle, Vlist, Voorschoten, Waddinxveen en Westvoorne zijn of worden saneringen uitgevoerd en is er daarnaast geen saneringsopgave meer waarover nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Daarom zijn deze prioritaire gebieden niet in de Subsidieregeling opgenomen. Tot slot kunnen voor de subsidieregeling de Zuidplaspolder en de Tweemanspolder in de gemeente Zuidplas buiten beschouwing worden gelaten. Voor deze gebieden bestaan al financieringsafspraken voor het saneren van verspreide glastuinbouw.  

Paragraaf 2 Sanering

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie Eerste lid Een subsidie kan alleen worden verstrekt voor een sanering in een prioritair gebied. Dit is om beleidsinhoudelijke (provinciale belang) en budgettaire redenen.  

Artikel 3 Doelgroep Alleen een gemeente of een samenwerkingsverband van gemeenten (openbaar lichaam) kan een subsidie aanvragen en de ontvangen subsidie doorgeven aan ondernemers die willen saneren. Dit geeft de lokale of regionale overheid de mogelijkheid om de sanering te regisseren, waardoor de uitvoering en de beoogde duurzame kwaliteitsverbetering beter zijn gewaarborgd.  

Artikel 4 Aanvraag Op grond van artikel 9 van de Asv wordt de aanvraag ingediend met gebruikmaking van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Aanvraagformulier projectsubsidie sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013. De aanvraag gaat overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 5 Subsidievereisten Aan alle subsidievereisten dient te worden voldaan. Voor een weigering van de aanvraag volstaat het niet voldoen aan één subsidievereiste. Eerste lid, onderdeel a (financiële haalbaarheid sanering verspreide glastuinbouw), in samenhang met het tweede lid Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een sanering die een onvoldoende (realistische) financiering heeft. Zie voor het onderwerp ‘financiële haalbaarheid sanering verspreide glastuinbouw’ ook de toelichting hieronder op artikel 5, derde en vierde lid (opbrengsten van woningen ter medefinanciering van een sanering). Eerste lid, onderdeel b (ten minste 0,25 hectare te saneren fysiek glas) De ondergrens van het totaal te saneren areaal waarvoor subsidie wordt verleend, is 0,25 hectare. Hierdoor kunnen ook kleine(re) beeldverstorende kassen worden opgeruimd. Bovendien sluit deze ondergrens aan bij de ondergrens van 2.500 m² in de regels voor Ruimte voor Ruimte in de Verordening Ruimte. Eerste lid, onderdeel c (in overeenstemming met de raad of raden) Belanghebbende gemeenten zijn de gemeente die de aanvraag indient de gemeente of gemeenten namens welke een andere gemeente de aanvraag indient, en de gemeente(n) namens welke een samenwerkingsverband van gemeenten de aanvraag indient.

Eerste lid, onderdelen d en e (het bestaande plan is vastgesteld en heeft ten minste dertig punten) Deze bepalingen zijn opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een sanering van verspreide glastuinbouw die wordt uitgevoerd op grond van een saneringsplan dat niet is vastgesteld of onvoldoende duurzame kwaliteitsverbetering tot stand brengt. Zie voor ‘belanghebbende gemeente(n)’ de toelichting op het artikel 5, eerste lid, onderdeel c. Zie voor de puntentoekenning de toelichting op artikel 11. Tweede lid, onderdeel a (sluitend zijn van de begroting) Hierbij wordt gekeken naar de begroting waarin het gevraagde subsidiebedrag als opbrengst is opgenomen. Tweede lid, onderdeel b (marktconformiteit) Hierbij wordt gekeken of de kosten en opbrengsten (met uitzondering van het gevraagde subsidiebedrag) in de begroting marktconform zijn. Tweede lid, onderdeel c (risico en onzekerheid over de juistheid van kosten en opbrengsten) Er wordt gekeken of in de begroting en de onderliggende business case de uitgangspunten redelijk zijn en het gekozen risicoprofiel neutraal is. Tweede lid, onderdeel d (toelaatbaarheid van bijdragen tot medefinanciering van financieel tekort) In artikel 10 wordt bepaald welke bijdragen tot medefinanciering in ieder geval toelaatbaar zijn en welke in ieder geval niet toelaatbaar zijn. Zie ook de toelichting op artikel 10. Derde en vierde lid (kosten en opbrengsten van woningen ter medefinanciering van een sanering) Opbrengsten van woningen zijn (zeer) belangrijk voor de financiering van een sanering. Subsidie wordt alleen verleend aan een sanering met een realistische financiering (artikel 5, tweede lid). Daarom is artikel 5, derde lid, onderdeel a, opgenomen, die voorkomt dat er subsidie wordt verleend aan een sanering waarvan de financiering mede berust op de kosten en opbrengsten van woningbouw waarvoor geen regionale instemming bestaat. Artikel 5, derde lid, onderdeel b, en artikel 5, vierde lid, voorkomen dat er subsidie wordt verleend aan een sanering waarvan de financiering mede berust op de kosten en opbrengsten van woningbouw die concurreert met woningbouw in topmilieus. Een dergelijke concurrentie is in strijd is met bestuurlijke afspraken in Zuidvleugelverband en met provinciaal beleid betreffende wonen (Provinciale Woonvisie 2011-2020). Artikel 5, derde en vierde lid, sluit wat inhoud en strekking betreft aan bij de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Zie voor het onderwerp ‘kosten en opbrengsten van woningen ter medefinanciering van een sanering’ ook de toelichting hierboven op artikel 5, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid (financiële haalbaarheid sanering verspreide glastuinbouw). 14

Derde lid (regionale bestuursorganen waarbinnen afstemming plaatsvindt over de regionale woningmarkt) Het gaat om de volgende regionale bestuursorganen voor de volgende prioritaire gebieden (gemeenten): Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland: Zuidplas; Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard: Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen; Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland: Kaag en Braassem en Nieuwkoop; Stadsgewest Haaglanden: Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp; Stadsregio Rotterdam: Barendrecht, Maassluis en Ridderkerk; Regio Drechtsteden: Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht. Met de instemming van het regionale bestuursorgaan wordt bedoeld de instemming die blijkt uit een officieel document, bijvoorbeeld een regionale woonvisie of een vastgesteld vergaderverslag.  

Artikel 6 Weigeringsgronden De weigeringsgronden zijn absoluut, dat wil zeggen dat toetsing hieraan tot weigering van de aanvraag leidt of niet. Er vindt geen afweging van belangen (relatieve toetsing) plaats. Voor een weigering volstaat het van toepassing zijn van één weigeringsgrond.  

Artikel 7 Subsidiabele kosten Dit zijn de kosten van verwerving van grond en opstallen, van de afwaardering van grond en van fysieke ingrepen als sloop en beëindiging van de teelt. Alle overige kosten die met een sanering zijn gemoeid worden tot de kosten van bemiddeling gerekend. Onderdeel e (ten hoogste 15% onvoorziene kosten) Omdat saneringen vaak ingewikkeld zijn en veel onzekerheden kennen, is ervoor gekozen om ten hoogste 15% onvoorziene kosten toe te staan. Dit is een percentage dat is gebaseerd op praktijkervaring. Omdat de subsidieontvanger de helft van het financiële tekort van de sanering draagt, is deze erbij gebaat om de post onvoorzien niet hoger te ramen dan noodzakelijk.  

Artikel 8 Hoogte subsidiebedrag Het maximumbedrag van € 250.000,00 per hectare berust op het uitgangspunt dat de som van de grondopbrengsten (woningen), de subsidie en de medefinanciering toereikend moet zijn om de waardevermindering van het te saneren glastuinbouwbedrijf inclusief sloop en bijkomende kosten te dekken. De grondopbrengsten zijn sterk afhankelijk van de locatie en de marktsituatie. Gemiddeld zullen de netto grondopbrengsten € 300.000,00 tot € 500.000,00 per hectare zijn. De gezamenlijke overheidsbijdrage is gemaximeerd op € 500.000,00 per hectare, waarvan de provincie de helft, maximaal € 250.000,00 per hectare, voor haar rekening neemt. De begrenzing van de overheidsbijdrage is er om voor te zorgen dat de bijdrage van de publieke partijen in een redelijke verhouding staat tot de kosten van de sanering, zodat deze kosten het gewenste maatschappelijke rendement opleveren  

Artikel 9 Prestatieverantwoording Op basis van het Uniform Subsidiekader zijn in de Asv drie arrangementen opgenomen voor het verantwoorden van subsidies. Subsidies tot ten hoogste € 25.000,00 worden direct vastgesteld zonder daaraan voorafgaande verleningsbeschikking of zij worden ambtshalve vastgesteld na verloop van tijd. Dit betekent dat de ontvangers van een dergelijke subsidie geen aanvraag tot vaststelling hoeven te doen. Wel kunnen zij in het kader van een nader onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de subsidieverstrekking gevraagd worden om door middel van een activiteitenverslag en beeldmateriaal aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht. Voor subsidies van € 25.000,00 tot € 125.000,00 worden bij een aanvraag tot vaststelling altijd een activiteitenverslag en beeldmateriaal gevoegd. Voor subsidies vanaf € 125.000,00 komen hier ook nog een financieel verslag en een controleverklaring van een accountant bij.  

Artikel 10 Medefinanciering Omdat de gemeenten en de regio’s profiteren van de vruchten van de sanering, wordt het redelijk geacht dat zij de andere helft van het financiële tekort voor hun rekening nemen. Daarnaast zorgt hun medefinanciering ervoor dat zij de sanering kostenbewust uitvoeren. Eerste lid, onderdeel b (opbrengsten van gronduitgifte voor nieuwe glastuinbouw) Hieronder worden ook begrepen heffingen op de uitgifte van grond voor de realisatie van nieuwe glastuinbouw. Eerste lid, onderdeel c (het buiten de exploitatie afwaarderen van grond tot de marktwaarde ervan) Afwaardering van grond van te saneren fysiek glas of grond waarop woningen worden gebouwd ter medefinanciering van de sanering, kan onder voorwaarden als medefinanciering worden aangemerkt. Het gaat hierbij om de situatie waarin grond en eventuele opstallen - om aannemelijke redenen - historisch duur zijn aangekocht en waarvan de boekwaarde (volgens het Besluit begroting en verantwoording: de verkrijgings- of vervaardigingsprijs) hoger ligt dan de huidige marktwaarde. Als de gemeente deze grond tegen deze (lagere) marktwaarde inbrengt als kostenpost in de exploitatie van een sanering, waardeert zij deze grond af. Dit kan soms verplicht zijn vanwege de boekhoudregels in het Besluit begroting en verantwoording. Het nadelige verschil tussen boek- en marktwaarde is buiten de exploitatie om gedekt. Afwaardering van grond binnen de exploitatie kan niet als medefinanciering kan worden aangemerkt. Voorbeeld: een gemeente brengt de gronden van niet meer in gebruik zijnde kassen in tegen een boekwaarde van € 50,00 per m² als kostenpost in de exploitatie van een sanering. Door de transformatie van de voormalige kassen in woningen en groen, staat het groen uiteindelijk voor 0 euro per m² in de boeken bij de gemeente. Feitelijk is hier geen sprake van afwaardering, maar van herbestemming, die binnen de exploitatie wordt gedekt door opbrengsten uit compensatiewoningen. Eenvoudig gezegd: de gemeente heeft er zelf geen geld aan bijgedragen. Tweede lid, onderdeel a (bijdragen in natura van de subsidieontvanger) Met bijdragen in natura worden bedoeld bijdragen in de vorm van arbeid, goederen, diensten, of immateriële activa. Tweede lid, onderdeel c (opbrengsten van compensatiewoningen) Bij de toepassing van Ruimte voor ruimte worden bouwrechten voor compensatiewoningen uitgegeven aan tuinders. Zij kunnen hiermee woningen (laten) bouwen die zij zelf bewonen. Ook kunnen zij deze woningen verkopen. Daarnaast kunnen zij afzien van de feitelijke bouw van woningen en de bouwrechten verkopen. De opbrengsten van de verkoop van woningen of bouwrechten kunnen niet worden aangemerkt als medefinanciering. Tweede lid, onderdeel d (financiële compensatie) Bij toepassing van Ruimte voor ruimte moet van het te saneren areaal ten minste de helft fysiek worden gesaneerd. Voor de resterende oppervlakte is financiële compensatie geregeld op grond van artikel 6.12 Wro of artikel 6.24, eerste lid, onder a, Wro, inhoudende storting van een bedrag ter grootte van de ontbrekende oppervlakte in m² x een normbedrag in een (inter)gemeentelijke kwaliteitsfonds ten behoeve van fysieke sanering. Tweede lid, onderdeel g (bijdragen van derden) Met bijdragen van derden worden bedoeld bijdragen van derden in geld of natura.  

Artikel 11 Rangschikking De verdeling van het bedrag van het subsidieplafond kan inhouden dat bijvoorbeeld de aanvragen die als eerste en tweede zijn geëindigd met het volledige gevraagde subsidiebedrag kunnen worden gehonoreerd, maar de aanvraag op de derde plaats niet. De subsidievrager ontvangt het resterende bedrag alleen als deze aannemelijk kan maken dat deze de sanering zoals beschreven in de aanvraag ten volle kan uitvoeren. Zo niet, dan wordt de aanvraag afgewezen omdat de sanering financieel niet haalbaar is. In dit verband wordt het goedkoper maken van het project door fasering of door beperking van de doelstellingen niet aanvaard. Dit zou namelijk een herziene aanvraag betekenen en een nieuwe beoordeling van het saneringsplan, hetgeen tot een nieuwe, andere rangschikking van alle aanvragen zou kunnen leiden en daarmee tot een aantasting van de rechten van de andere subsidieaanvragers. Eerste lid, onderdeel a (duurzame kwaliteitsverbetering) Voor het bepalen van de punten die met duurzame kwaliteitsverbetering kunnen worden behaald, ten hoogste zestig, worden er cijfers gegeven aan de verschillende aspecten van duurzame kwaliteitsverbetering zoals uitgewerkt in artikel 12. Een aanvraag die op het punt van duurzame kwaliteitsverbetering minder dan de helft van het maximale aantal punten (zestig) behaalt, valt onmiddellijk af (subsidievereiste in artikel 5, eerste lid, onderdeel e) en wordt niet verder gewogen. Deze bepaling beoogt een drempel te zijn voor saneringsplannen die te weinig duurzame kwaliteitsverbetering opleveren. Zonder deze bepaling bestaat de mogelijkheid dat aanvragen met dergelijke plannen bij een gering aantal andere aanvragen weliswaar laag in het “klassement” eindigen, maar toch een subsidie ontvangen. Eerste lid, onderdeel b (verhouding tussen duurzame kwaliteitsverbetering en subsidiebedrag) Hoe gunstiger de verhouding is tussen de duurzame kwaliteitsverbetering en de subsidie die wordt gevraagd, des te meer punten worden behaald (ten hoogste twintig). Eerste lid, onderdeel c (maatschappelijke draagvlak) Hoe beter het maatschappelijke draagvlak van de sanering is, des te groter de kans van slagen ervan is. Het maatschappelijke draagvlak kan onder meer blijken uit intentieverklaringen van tuinders die willen saneren of een verklaring van de subsidieontvanger over de bereidheid van de betrokken tuinders om te saneren. Met dit criterium kunnen ten hoogste tien punten worden behaald. Eerste lid, onderdeel d (aanpak) Onder de aanpak van de activiteit wordt verstaan de aanpak die de sanering en het behalen van de resultaten van de sanering binnen de planning mogelijk maakt. Bij de toetsing aan deze maatstaf is van groot belang welke rol de subsidieontvanger zelf heeft bij de sanering en het behalen van de resultaten van de sanering. Gekeken wordt naar hoe toereikend zijn projectorganisatie en zijn wijze van aansturing van de sanering zijn en naar hoe actief deze zich wenst op te stellen. Hiermee kunnen ten hoogste tien punten worden behaald. Tweede lid (puntentoekenning) Elke aanvraag krijgt punten toegekend op grond van de vier beoordelingscriteria genoemd in het eerste lid. Per beoordelingscriterium worden er punten toegekend (zie hierboven). In totaal kunnen er ten hoogste honderd punten per aanvraag worden toegekend. Derde en vierde lid (overstijging subsidieplafond bij aanvragen met een gelijk puntentotaal) Rekenvoorbeeld 1: het maximaal toe te kennen subsidiebedrag is voor aanvraag A € 5 miljoen, voor aanvraag B € 3 miljoen en voor aanvraag C € 1 miljoen. Aanvraag A heeft een puntentotaal van 85. Aanvraag B en aanvraag C hebben elk een puntentotaal van 80, maar op het criterium duurzame kwaliteitsverbetering heeft aanvraag B 55 punten behaald en aanvraag C 50 punten. Aanvraag A ontvangt maximaal € 5 miljoen en aanvraag B maximaal € 3 miljoen. Rekenvoorbeeld 2: het maximaal toe te kennen subsidiebedrag is voor aanvraag A € 5 miljoen, voor aanvraag B € 3 miljoen en voor aanvraag C € 1 miljoen. Aanvraag A heeft een puntentotaal van 85. Aanvraag B en aanvraag C hebben elk een puntentotaal van 80, maar op het criterium duurzame kwaliteitsverbetering heeft aanvraag B 50 punten behaald en aanvraag C 55 punten. Aanvraag A ontvangt maximaal € 5 miljoen, aanvraag B maximaal € 2 miljoen en aanvraag C maximaal € 1 miljoen. Rekenvoorbeeld 3: het maximaal toe te kennen subsidiebedrag is voor aanvraag A € 4 miljoen, voor aanvraag B € 3 miljoen en voor aanvraag C € 2 miljoen. Aanvraag A, aanvraag B en aanvraag C hebben elk een puntentotaal van 67. Op het criterium duurzame kwaliteitsverbetering heeft aanvraag A 40 punten behaald, aanvraag B 36 punten en aanvraag C 35 punten. Bij toepassing van het bepaalde in het derde lid ontvangt aanvraag A maximaal € 4 miljoen. Resteert nog € 4 miljoen om te verdelen. Bij toepassing van het bepaalde in het vierde lid ontvangt vervolgens aanvraag B maximaal € 3 miljoen en aanvraag C maximaal € 1 miljoen. In het geval dat het bepaalde in het derde en vierde lid niet toereikend is voor de verdeling van subsidie over aanvragen met een gelijk puntentotaal, bijvoorbeeld als ook de maximaal toe te kennen subsidiebedragen gelijk zijn, wordt tussen deze aanvragen geloot. De kans dat deze situatie zich voordoet, wordt overigens uiterst klein geacht. Let wel: de verlening van de subsidie in bovenstaande rekenvoorbeelden gebeurt met inachtneming van alle bepalingen in de regeling.  

Artikel 12 Duurzame kwaliteitsverbetering In dit artikel zijn de verschillende aspecten van duurzame kwaliteitsverbetering nader uitgewerkt. Zij vloeien voort uit de provinciale beleidsdoelen aangaande de sanering van verspreide glastuinbouw: herstel van waardevol landschap (artikel 12, tweede lid, onderdelen a en b), meer ruimte voor natuur (artikel 12, tweede lid, onderdeel b) en versterking van de Greenports (artikel 12, tweede lid, onderdeel d). Artikel 12, tweede lid, onderdeel c, gaat over de kwaliteitsaspecten van de eventuele woningbouw ter medefinanciering van de sanering.  

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger Artikel 18 van de Asv bevat algemene verplichtingen van de subsidieontvanger. Zo is onder meer bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is om aan Gedeputeerde Staten onverwijld schriftelijk mee te delen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan. Artikel 13 van de Subsidieregeling is aanvullend op artikel 18 van de Asv. Als verplichtingen neergelegd in beide artikelen niet niet tijdig of niet geheel worden nagekomen, kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht op de subsidie worden gekort, in het uiterste geval tot honderd procent. Eerste lid (maximale looptijd van de subsidie) De maximale looptijd van de subsidie is zes jaar. De precieze looptijd wordt bepaald in de subsidieverleningsbeschikking. Hierbij wordt in beginsel een termijn van vier jaar of minder aangehouden, mede afhankelijk van de omvang en complexiteit van het project. Voor het maatschappelijke en politieke draagvlak van het saneren van verspreide glastuinbouw is het van belang dat binnen een afzienbare periode zichtbare resultaten zijn te zien. In de praktijk is ook gebleken dat een sanering - en daarmee ook bemiddeling bij een sanering - binnen een termijn van ten hoogste vier jaar kan worden voltooid, in uitzonderlijke gevallen kan een termijn van meer dan vier jaar worden bepaald, eventueel bij een latere wijziging van de subsidieverleningsbeschikking. Dit komt voort uit de praktijk van lopende saneringen waarin termijnoverschrijdingen kunnen optreden zonder dat de gemeente of de betrokken tuinders daarop invloed hebben (bijvoorbeeld beroepsprocedures). Tweede lid (een financieel verslag alleen als de verleende subsidie € 125.000,00 of hoger bedraagt) Dit is in overeenstemming met artikel 21, eerste lid, Asv: tot € 125.000,00 worden er geen verplichtingen opgelegd tot het bijhouden of overleggen van een administratie van aan de activiteiten verbonden baten en lasten. Derde en vierde lid (realisatie van nieuw fysiek glas of andere bebouwing onmogelijk maken) De gemeente op wier grondgebied de sanering plaatsvindt, dient, voor zover dat nog nodig is, de realisatie van nieuw fysiek glas of andere bebouwing, niet zijnde woningen, onmogelijk te maken door herziening van het bestemmingsplan, of verlening van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, Wabo. Als de subsidieontvanger niet de grondgebiedgemeente is, maar een openbaar lichaam of een andere gemeente, dient deze te bevorderen dat de grondgebiedgemeente, voor zover dat nog nodig is, de realisatie van nieuw fysiek glas of andere bebouwing, niet zijnde woningen, onmogelijk maakt. Hiervoor moet de subsidieontvanger ten minste een schriftelijk verzoek aan de grondgebiedgemeente sturen.  

Artikel 14 Voorschotten en betaling Tweede lid (bevoorschotting wordt in de verleningsbeschikking vastgelegd) Als de subsidieontvanger op grond van zijn meldingsplicht aangeeft, dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit niet conform de verleningsbeschikking plaatsvindt, kunnen Gedeputeerde Staten, indien nodig, het bevoorschottingsregime en de hoogte van de nog te ontvangen voorschotten aanpassen.  

Artikel 15 Subsidievaststelling Gedeputeerde Staten oordelen bij de subsidievaststelling naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Als het saneren van het fysieke glas niet of niet volledig is uitgevoerd, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vaststellen. Rekenvoorbeeld: een sanering betreft een areaal van tien hectare kassen, de verleende subsidie bedraagt maximaal € 2.500.000,00. Als bij vaststelling van de subsidie blijkt dat twee hectare kassen niet zijn gesaneerd, kunnen Gedeputeerde Staten ten hoogste een bedrag van 2 x (2.500.000/10) = € 500.000,00 in mindering brengen op de verleende subsidie.  

Paragraaf 3 Bemiddeling

Artikel 16 Subsidiabele activiteiten en prestatie Eerste lid Een subsidie kan alleen worden verstrekt voor bemiddeling in een prioritair gebied. Dit is om beleidsinhoudelijke (provinciale belang) en budgettaire redenen.  

Artikel 17 Doelgroep Alleen een gemeente of een samenwerkingsverband van gemeenten (openbaar lichaam) kan een subsidie aanvragen. Dit geeft de lokale of regionale overheid de mogelijkheid om de bemiddeling te regisseren, waardoor de uitvoering en de beoogde duurzame kwaliteitsverbetering beter zijn gewaarborgd. 

Artikel 18 Aanvraag Op grond van artikel 9 van de Asv wordt de aanvraag ingediend met gebruikmaking van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Aanvraagformulier projectsubsidie sanering en bemiddeling verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2013. De aanvraag gaat overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.  

Artikel 19 Subsidievereisten Aan alle subsidievereisten dient te worden voldaan. Voor een weigering van de aanvraag volstaat het niet voldoen aan één subsidievereiste. Eerste lid, onderdeel a (financiële haalbaarheid bemiddeling), in samenhang met het tweede lid Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een bemiddeling die een onvoldoende (realistische) financiering heeft. Eerste lid, onderdeel b (bemiddeling voor ten minste 0,25 hectare te saneren fysiek glas) De ondergrens van het totaal te saneren areaal waarbij subsidie wordt verleend, is 0,25 hectare. Hierdoor is ook bemiddeling mogelijk voor het opruimen van kleine(re) beeldverstorende kassen. Bovendien sluit deze ondergrens aan bij de ondergrens van 2.500 m² in de regels voor Ruimte voor Ruimte in de Verordening Ruimte. Eerste lid, onderdeel c (duurzame kwaliteitsverbetering van enige betekenis) Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een bemiddeling die (naar verwachting) leidt tot een sanering die geen duurzame kwaliteitsverbetering van enige betekenis tot stand brengt. Eerste lid, onderdeel d (voldoende maatschappelijk draagvlak) Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een bemiddeling die (naar verwachting) leidt tot een sanering die onvoldoende maatschappelijk draagvlak heeft. Eerste lid, onderdelen e en f (het bestaande plan is vastgesteld en heeft voldoende punten) Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een bemiddeling die wordt uitgevoerd op grond van een saneringsplan dat niet is vastgesteld of onvoldoende duurzame kwaliteitsverbetering tot stand brengt. Zie voor ‘belanghebbende gemeente(n)’ de toelichting op artikel 5, eerste lid, onderdeel c. Zie voor de puntentoekenning de toelichting op artikel 11. Eerste lid, onderdeel f (er is geen vastgesteld saneringsplan) Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verleend aan bemiddeling, bestaande uit het (doen) opstellen en doen aangaan van uitvoeringsovereenkomsten en/of het begeleiden van de uitvoering van deze overeenkomsten, zonder dat daaraan een vastgesteld saneringsplan ten grondslag ligt. Zie voor ‘belanghebbende gemeente(n)’ de toelichting op artikel 5, eerste lid, onderdeel c. Eerste lid, onderdeel g (in overeenstemming met de raad of raden) Zie voor ‘belanghebbende gemeente(n)’ de toelichting op artikel 5, eerste lid, onderdeel c. Tweede lid, onderdeel a (sluitend zijn van de begroting) Hierbij wordt gekeken naar de begroting waarin het gevraagde subsidiebedrag als opbrengst is opgenomen. Tweede lid, onderdeel b (marktconformiteit) Hierbij wordt gekeken of de kosten in de begroting marktconform zijn. Tweede lid, onderdeel c (risico en onzekerheid over de juistheid van kosten) Er wordt gekeken of in de begroting en de onderliggende business case de uitgangspunten redelijk zijn en het gekozen risicoprofiel neutraal is. Tweede lid, onderdeel d (toelaatbaarheid van bijdragen tot medefinanciering van subsidiabele kosten) In artikel 26 wordt bepaald welke bijdragen tot medefinanciering in ieder geval toelaatbaar zijn en welke in ieder geval niet toelaatbaar zijn. Zie ook de toelichting op artikel 24. 19

Artikel 20 Weigeringsgronden De weigeringsgronden zijn absoluut, dat wil zeggen dat toetsing hieraan tot weigering van de aanvraag leidt of niet. Er vindt geen afweging van belangen (relatieve toetsing) plaats. Voor een weigering volstaat het van toepassing zijn van één weigeringsgrond. Eerste lid, onderdeel b (alleen subsidie voor “nieuwe gevallen”) Deze bepaling is opgenomen om ervoor te zorgen dat subsidie wordt verleend aan bemiddeling die betrekking heeft op de sanering van verspreide glastuinbouw waarvoor Gedeputeerde Staten vanaf de datum van inwerkingtreding (26 april 2012) van de Subsidieregeling sanering verspreide glastuinbouw Zuid-Holland 2012 een subsidie hebben verleend. De redenen hiervoor zijn: - voorkoming van versnippering van schaarse middelen - de eerder verleende incidentele subsidies dragen tevens bij in bemiddelingskosten (proceskosten) - de meeste lopende saneringen zijn zover gevorderd dat er al is voorzien in een passende financiering van bemiddelingskosten (proceskosten) en de noodzaak van een extra subsidie daardoor minder groot is.

Artikel 21 Subsidiabele kosten Onderdeel l (ten hoogste 15% onvoorziene kosten) Omdat saneringen vaak ingewikkeld zijn en veel onzekerheden kennen, is ervoor gekozen om bij bemiddeling ten hoogste 15% onvoorziene kosten toe te staan. Dit is een percentage dat is gebaseerd op praktijkervaring. Omdat de subsidieontvanger de helft van de subsidiabele kosten betaalt, is deze erbij gebaat om de post onvoorzien niet hoger te ramen dan noodzakelijk.  

Artikel 22 Hoogte subsidiebedrag Het maximumbedrag van € 250.000,00 geldt per aanvraag. Er kan voor dezelfde sanering meer dan één aanvraag om een bemiddelingssubsidie worden ingediend, mits de aanvragen betrekking hebben op verschillende bemiddelingswerkzaamheden.  

Artikel 23 Prestatieverantwoording Op basis van het Uniform Subsidiekader zijn in de Asv drie arrangementen opgenomen voor het verantwoorden van subsidies. Subsidies tot ten hoogste € 25.000,00 worden direct vastgesteld zonder daaraan voorafgaande verleningsbeschikking of zij worden ambtshalve vastgesteld na verloop van tijd. Dit betekent dat de ontvangers van een dergelijke subsidie geen aanvraag tot vaststelling hoeven te doen. Wel kunnen zij in het kader van een nader onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de subsidieverstrekking gevraagd worden om door middel van een activiteitenverslag en beeldmateriaal aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht. Voor subsidies van € 25.000,00 tot € 125.000,00 worden bij een aanvraag tot vaststelling altijd een activiteitenverslag en beeldmateriaal gevoegd. Voor subsidies vanaf € 125.000,00 komen hier ook nog een financieel verslag en een controleverklaring van een accountant bij.  

Artikel 24 Medefinanciering Omdat de gemeenten en de regio’s profiteren van de vruchten van de sanering, wordt het redelijk geacht dat zij de helft van de subsidiabele kosten van de bemiddeling voor hun rekening nemen. Daarnaast zorgt hun medefinanciering ervoor dat zij de bemiddeling kostenbewust uitvoeren. Tweede lid, onderdeel a (bijdragen in natura van de subsidieontvanger) Met bijdragen in natura worden bedoeld bijdragen in de vorm van arbeid, goederen, diensten, of immateriële activa. Hiervan zijn uitgezonderd de bijdragen bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b en c. Tweede lid, onderdeel c (opbrengsten van compensatiewoningen) Bij de toepassing van Ruimte voor ruimte worden bouwrechten voor compensatiewoningen uitgegeven aan tuinders. Zij kunnen hiermee woningen (laten) bouwen die zij zelf bewonen. Ook kunnen zij deze woningen verkopen. Daarnaast kunnen zij afzien van de feitelijke bouw van woningen en de bouwrechten verkopen. De opbrengsten van de verkoop van woningen of bouwrechten kunnen niet worden aangemerkt als medefinanciering. Tweede lid, onderdeel d (financiële compensatie) Bij toepassing van Ruimte voor ruimte moet van het te saneren areaal ten minste de helft fysiek worden gesaneerd. Voor de resterende oppervlakte is financiële compensatie geregeld op grond van artikel 6.12 Wro of artikel 6.24, eerste lid, onder a, Wro, inhoudende storting van een bedrag ter grootte van de ontbrekendeoppervlakte in m² x een normbedrag in een (inter)gemeentelijke kwaliteitsfonds ten behoeve van fysieke sanering. Tweede lid, onderdeel g (bijdragen van derden) Met bijdragen van derden worden bedoeld bijdragen van derden in geld of natura.  

Artikel 26 Verplichtingen subsidieontvanger Artikel 18 van de Asv bevat algemene verplichtingen van de subsidieontvanger. Zo is onder meer bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is om aan Gedeputeerde Staten onverwijld schriftelijk mee te delen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan. Artikel 26 van de Subsidieregeling is aanvullend op artikel 18 van de Asv. Als verplichtingen neergelegd in beide artikelen niet niet tijdig of niet geheel worden nagekomen, kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht op de subsidie worden gekort, in het uiterste geval tot honderd procent. Eerste lid (maximale looptijd van de subsidie) De maximale looptijd van de subsidie is zes jaar. De precieze looptijd wordt bepaald in de subsidieverleningsbeschikking. Hierbij wordt in beginsel een termijn van vier jaar of minder aangehouden, mede afhankelijk van de omvang en complexiteit van het project. Voor het maatschappelijke en politieke draagvlak van het saneren van verspreide glastuinbouw is het van belang dat binnen een afzienbare periode zichtbare resultaten zijn te zien. In de praktijk is ook gebleken dat een sanering - en daarmee ook bemiddeling bij een sanering - binnen een termijn van ten hoogste vier jaar kan worden voltooid, in uitzonderlijke gevallen kan een termijn van meer dan vier jaar worden bepaald, eventueel bij een latere wijziging van de subsidieverleningsbeschikking. Dit komt voort uit de praktijk van lopende saneringen waarin termijnoverschrijdingen kunnen optreden zonder dat de gemeente of de betrokken tuinders daarop invloed hebben (bijvoorbeeld beroepsprocedures). Tweede lid (een financieel verslag alleen als de verleende subsidie € 125.000,00 of hoger bedraagt) Dit is in overeenstemming met artikel 21, eerste lid, Asv: tot € 125.000,00 worden er geen verplichtingen opgelegd tot het bijhouden of overleggen van een administratie van aan de activiteiten verbonden baten en lasten. Derde lid (vaststelling plan tot sanering van verspreide glastuinbouw) Zie voor ‘belanghebbende gemeente(n)’ de toelichting de toelichting op artikel 5, eerste lid, onderdeel c.  

Artikel 27 Voorschotten en betaling Tweede lid (bevoorschotting wordt in de verleningsbeschikking vastgelegd) Als de subsidieontvanger op grond van zijn meldingsplicht aangeeft, dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit niet conform de verleningsbeschikking plaatsvindt, kunnen Gedeputeerde Staten, indien nodig, het bevoorschottingsregime en de hoogte van de nog te ontvangen voorschotten aanpassen  

http://www.zuid-holland.nl/publish/pages/9393/bijlagebehorendebijdesubsidieregelingsaneringenbemiddelingverspreideglastuinbouwzuid-holland.pdf