Regeling vervallen per 11-07-2014

Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013)

Geldend van 01-01-2014 t/m 10-07-2014

Intitulé

Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013)

Besluit van Gedeputeerde Staten van 18 juni van 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 113) en gewijzigd bij besluit van 5 november 2013 (Prov. Blad 2013, 213)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen boekjaarsubsidies en projectsubsidies

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling en de regels op grond van deze regeling, welke zijn opgenomen als bijlagen, voor zover daar niet anders bepaald, wordt verstaan onder:

  • a) aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Pb L 134/114).

  • b) agrobiodiversiteit: omvat alle vormen van biodiversiteit die gerelateerd zijn aan de landbouw: de genetische variatie binnen cultuurgewassen en landbouwhuisdieren, de productie-ondersteunende biodiversiteit (bodemleven, bestuivers enzovoort) en ten derde de biodiversiteit zoals die in alle andere ecosystemen aandacht krijgt: de wilde flora en fauna van landbouwgebieden.

  • c) afrondingskaart: door Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart ter afronding van bestaande natuurgebieden.

  • d) Asv: de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013.

  • e) Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • f) Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel: het plan vastgesteld door de Stuurgroep Hollandsche IJssel en vermeld in paragraaf 3.4.2 van het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010.

  • g) BOVK ILG: de Bestuursovereenkomst ILG 2007- 2013 tussen het Rijk en Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.

  • h) beheerder: functionaris ter regeling, instandhouding en onderhoud.

  • i) EHS: Ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05 29 435, nr. 125) en zoals die voor het deel dat is gelegen 'op het land' (buiten de grote rijkswateren en Noordzee) door de provincie concreet is begrensd in de Verordening Ruimte (op 2 juli 2010 en met latere aanpassingen (van thans 23 februari 2011 en 29 februari 2012)

  • j) ILGmiddelen: middelen die aan de provincie ter beschikking zijn gesteld in het kader van de uitvoering en afronding van het ILGprogramma (Bestuursovereenkomst ILG 2007-2013), daaronder tevens begrepen de middelen die ingevolge een (bestuurs)akkoord met het Rijk ter uitvoering en afronding van het voormalige ILGprogramma zijn verstrekt.

  • k) jaarschijf: de middelen, die in een jaar nodig zijn voor de uitvoering.

  • l) landschapsbeheerorganisatie: zelfstandige publieke of private rechtspersoon zonder winstoogmerk, die als statutaire hoofddoelstelling heeft de instandhouding en zo mogelijk verhoging van natuur- en landschapswaarden (waaronder begrepen de cultuurhistorische waarden), door middel van het stimuleren van beheer en ontwikkeling van natuur en landschap, welk doel onder meer bereikt wordt door het bevorderen van vrijetijdsbesteding in en ten nutte van natuur- en landschapsbeheer.

  • m) Natura 2000: conform artikel 10a, eerste lid Natuurbeschermingswet aangewezen natuurgebied, voor zover dit binnen de provincie Zuid-Holland ligt.

  • n) Oeverplan Hollandsche IJssel: het plan vastgesteld door de Stuurgroep Hollandsche IJssel en vermeld in paragraaf 3.5.101 van het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010.

  • o) onderwaterdrainage: een drainagesysteem dat ingezet wordt om water in de bodem te infiltreren, door deze aan te leggen conform de gestelde aanlegeisen.

  • p) openbaar: voor het publiek vrij toegankelijk dan wel toegankelijk onder begeleiding van de beheerder;

  • q) PMjP: Provinciaal Meerjarenprogramma voor het landelijk gebied 2007 – 2013, zoals bedoeld in artikel 2.2 Wilg en zoals is vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland in juni 2007.

  • r) POP2: plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) nr. 1698/2005.

  • s) POP2-maatregel: Maatregelfiche zoals aangeduid in het POP2.

  • t) prioritaire gebieden: zijnde de gebieden; Midden-Delfland, Hoeksche Waard, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Krimpenerwaard, Boskoop/Reeuwijk, Wijk en Wouden en het Westelijk Plassengebied overeenkomstig de begrenzing zoals opgenomen in bijlage II van de subsidieregeling.

  • u) prioriteit 1 knelpunten: knelpunten zoals genoemd in Meerjarenprogramma Landelijke Routenetwerken wandelen en fietsen 2007-2013 (vastgesteld door de IPO-adviescommissies landelijk gebied en economie) alsmede de nadere uitwerking ervan in de Rapportage "0-meting" en het rapport Nulmeting basistoervaartnet Provincie Zuid-Holland van augustus 2006.

  • v) Proceskosten: de bestedingen of kosten die gemaakt worden voor het faciliteren van de samenwerking van partijen, de kadasterkosten bij kavelruil, kosten voor communicatie en monitoring

  • w) Rods: Recreatie om de Stad: provinciaal beleid dat tot doel heeft om het tekort aan voorzieningen voor dagrecreatie op te heffen en de groene ruimte toegankelijk te maken.

  • x) Robuuste Verbindingen: robuuste verbindingen, zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte

  • y) Rijk: de Minister van Economie, Landbouw en Innovatie

  • z) subsidieregeling: de Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland (SLG).

  • aa) termijnbetaling: In het kader van POP2 betaling op basis van een beschikking op grond van artikel 4:95 Awb op verzoek van de subsidieaanvrager naar rato van gemaakte en betaalde kosten, vooruitlopend op de subsidievaststelling.

  • bb) (terreinbeherende) natuurbeschermingsorganisatie: zelfstandige publieke of private rechtspersoon zonder winstoogmerk, die als statutaire hoofddoelstelling heeft: verwerving inrichting en/of beheer van openbare natuurgebieden behorende tot de EHS c.q. Robuuste verbindingen c.q. vallend onder de Vogel- en Habitat Richtlijn .

  • cc) TOP-gebieden: door Gedeputeerde Staten en het Rijk aangewezen prioritaire gebieden voor verdrogingbestrijding.

  • dd) verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

  • ee) voet- en fietsveer: overzetveer dat in het bijzonder geschikt is voor het overzetten van voetgangers en fietsers, dat een belangrijke recreatieve functie vervult, in die zin dat het onderdeel is van, of aansluit op, de regionale recreatieve routestructuren, of een belangrijke ontsluiting vormt van het landelijk gebied en recreatiegebieden, en waarvoor geen acceptabele alternatieven bestaan.

  • ff) voorschot: betaling op basis van een beschikking op grond van artikel 4:95 Awb op grond van een inzichtelijk gemaakte (project)financieringsbehoefte, vooruitlopend op de subsidievaststelling.

  • gg) Wilg: de Wet inrichting landelijk gebied.

     

Artikel 2 Subsidieverstrekking

1. Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidies verstrekken voor structurele activiteiten binnen het kader van het pMJP, de Beleidsvisie Groen of het Uitvoeringsprogramma Groen. ; 2. Gedeputeerde Staten kunnen voor projecten waarvan de activiteiten niet binnen één jaar kunnen worden verricht meerjarige projectsubsidie verstrekken voor:

  • a) activiteiten binnen het kader van het POP2;

  • b) activiteiten die passen binnen de doelen van het pMJP, de Beleidsvisie Groen of het Uitvoeringsprogramma Groen.

3. Voor zover de in het tweede lid genoemde subsidie kwalificeert als een steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de Wilg en niet bij of krachtens het EG-verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, in de van toepassing zijnde steunmodules.4. Ten aanzien van de inzet van provinciale en EU-subsidiemiddelen voor het thema vitaal platteland wordt prioriteit gegeven aan subsidiabele activiteiten in de prioritaire gebieden.5. Subsidie wordt slechts verstrekt:

  • a) voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;

  • b) als de begroting sluitend is;

  • c) indien er geen strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid en;

  • d) indien de uitvoering van de prestaties kostenefficiënt geschiedt.

     

Artikel 2A. Beslistermijnen niet tranche gebonden aanvragen

1. Bij aanvragen waarvoor de indientijdvakken geregeld zijn in de subsidieregeling of een daarop gebaseerde regeling , beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na ontvangst van de aanvraag.2. Bij aanvragen waarvoor de indientijdvakken geregeld zijn in de subsidieregeling of een daarop gebaseerde regeling en sprake is van specifieke gevallen, zoals bij EU-cofinanciering, inschakeling van een commissie of waarnemingen ter plaatse, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 3 Niet subsidiabele kosten

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a) kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b) kosten die voortvloeien uit activiteiten die subsidiabel zijn in het kader van Programma Beheer of een opvolger daarvan;

  • c) verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • d) kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • e) kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • f) kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • g) kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • h) kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • i) exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

Artikel 4

Vervallen

Artikel 5 Voorschotten

1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, aan de aanvrager een voorschot verstrekken als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte van het project heeft aangetoond.2. In totaal is het bedrag aan voorschot niet groter dan 50% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag in gevallen, wanneer kosten zijn gemaakt en betaald, aan de aanvrager een voorschot verstrekken als de aanvrager naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond en voor zover deze kosten nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.4. In totaal is het bedrag aan voorschot als bedoeld in lid 3 van dit artikel, niet groter dan 70% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.5. Bij een meerjarige subsidie wordt per jaar maximaal de jaarschijf uitgekeerd. De jaarschijven worden vastgesteld aan de hand van een meerjarenbegroting. De aanvrager kan 80% van de eerste jaarschijf aanvragen. Nadat Gedeputeerde Staten de tussenrapportage over het (eerste) jaar hebben ontvangen kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager op aanvraag de resterende 20% en 80% van het 2e jaar verstrekken.6. In afwijking van het bepaalde in leden 1 tot en met 5 , wordt voor POP2-projecten geen voorschot verstrekt voorafgaand aan het maken van kosten.

Artikel 5a Termijnbetaling POP2

1. Gedeputeerde Staten kunnen, naar rato van gemaakte en betaalde kosten, een termijnbetaling verstrekken aan de aanvrager als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de daadwerkelijke kosten heeft aangetoond en voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een termijnbetaling in aanmerking zijn genomen.2. In totaal is het bedrag aan termijnbetalingen niet groter dan 80% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.  

Artikel 6 Uitvoering activiteiten

1. De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.2. De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 7 Afwegingskader

Projecten worden op zichzelf gezien en in verhouding tot mogelijke andere projecten; zij worden afgewogen op hun betekenis voor het realiseren van de provinciale doelstellingen voor het landelijk gebied.

Artikel 8

Vervallen

Artikel 8a

Vervallen

Artikel 9 Boekhouding

1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

  • a. alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

  • b. bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

2. Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een door hem op grond van de subsidieregeling dan wel op grond van een andere regeling ingevolge de subsidieregeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste twintig jaar nadat de betreffende subsidie is verleend.

Artikel 10 Voortgang uitvoering

1. De subsidieontvanger van een meerjarige aanvraag brengt jaarlijks schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.2. Op basis van een gemotiveerde aanvraag van de subsidieontvanger kunnen Gedeputeerde Staten eenmalig de periode binnen welke termijn de aangevraagde activiteiten hadden moeten zijn uitgevoerd verlengen ten maximale van de oorspronkelijke periode waarbinnen de activiteiten hadden moeten zijn uitgevoerd. 3. Het voorgaande lid heeft geen betrekking op POP2-projecten, deze worden binnen twee jaar na subsidieverlening afgerond.

Artikel 11 Publiciteit

Vervallen

Artikel 12 Instandhouding

1. De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verstrekken van het bij of krachtens het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

Artikel 13 Terugbetaling vergoeding

1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, van de Awb is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als de activiteiten door een ander worden overgenomen, als de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt en als de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 14 Intrekking en terugvordering

In aanvulling op artikel 31 van de Asv kan de subsidieverlening of subsidievaststelling worden gewijzigd of worden ingetrokken voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn respectievelijk is met voor de provincie geldende verplichtingen uit wettelijke bepalingen, voorschriften of verplichtingen voortvloeiende uit een verdrag.

Artikel 15 Subsidievaststellingsmethodiek

1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet door de partij aan wie de subsidie is toegekend, bij Gedeputeerde Staten worden ingediend uiterlijk op de laatste dag van de daarvoor aangegeven termijn.2. Indien de werkelijke subsidiabele projectkosten lager zijn dan de begrote subsidiabele projectkosten, dan zal de subsidie naar rato lager worden vastgesteld. Indien de werkelijke subsidiabele projectkosten hoger uitvallen dan de begrote subsidiabele projectkosten, wordt de subsidie niet naar rato naar boven bijgesteld; het in eerste instantie toegekende subsidiebedrag is bij de vaststelling tevens het maximum.3. De naar rato neerwaartse vaststelling van het subsidiebedrag vindt plaats als volgt: het in de subsidietoekenning toegekend bedrag is een percentage van de begrote subsidiabele projectkosten; voor de vaststelling van de subsidie wordt dit percentage ook toegepast op de werkelijke subsidiabele projectkosten. 4. In deze systematiek worden de eigen provinciale subsidies tezamen met de POP-2 subsidies betrokken.

Artikel 16 Staatssteunkader

1. Indien de subsidie is aan te merken als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid VwEU wordt de subisidie verleend met inachtneming van de volgende verordeningen,

  • a. verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun,

  • b. verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector,

  • c. verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”), of

  • d. verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001,

     

2. Indien sprake is van steun als bedoeld in het eerste lid onder a of b, overlegt aanvrager tevens een ondertekende verklaring als opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage V.

Artikel 16a Anticumulatie

Voor zover voor activiteiten, op grond van de subsidieregeling of op grond van een regeling behorende bij deze regeling, welke in de bijlagen zijn opgenomen, subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten en op grond van een andere regeling of door andere overheden eveneens subsidie is verstrekt, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese voorschriften of de subsidie¬regeling, te voorkomen.

Artikel 17 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze regeling is bepaald zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren.

Artikel 18 Schakelbepaling boekjaar-subsidies

Met betrekking tot de subsidieberekeningsmethodiek, rapportageverplichting en voorschotverlening bij boekjaarsubsidies zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling zijn de artikelen 21 tot en met 23 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Projectsubsidies

Thema Natuur

§ 3.1 Projectsubsidie Verwerving en inrichting natuurterreinen en (provinciale) ecologische verbindingen (Ecologische Hoofdstructuur)

Artikel 42 Subsidievoorwaarden

1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verwerving van gronden ten behoeve van de Ecologische Hoofd Structuur.2. In bijlage V zijn regels opgenomen omtrent het onder lid 1 bepaalde, waarbij kan worden afgeweken van bepalingen van de subsidieregeling.  

Artikel 43

Vervallen

Artikel 44

Vervallen

Artikel 45

Vervallen

Artikel 46

 Vervallen

Artikel 47

Vervallen

Artikel 48

Vervallen

Artikel 49

Vervallen

Artikel 50

Vervallen

Artikel 51

 Vervallen

Artikel 52

Vervallen

Artikel 53

Vervallen

Artikel 54

Vervallen

Artikel 55 Beëindiging

Bij beëindiging en liquidatie van de terreinbeherende natuurbeschermings-organisatie behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 56

Vervallen

Artikel 57 Statutaire wijzigingen

In aanvulling op artikel 10 van de Asv overlegt een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie die een subsidie aanvraagt haar statuten aan Gedeputeerde Staten en stelt Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis van een statutenwijziging.

Artikel 58

Vervallen

Ondertekening

Den Haag, 1 juli 2013
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland J. FRANSSEN, voorzitter
Mw. drs. J.A.M. HILGERSOM, secretaris  

Bijlagen behorende bij de Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013

Bijlage V Behorende bij artikel 42, tweede lid, van de subsidieregeling