Regeling vervallen per 31-12-2016

Gemeenschappelijke regeling Natuur- en Recreatieschap Dobbeplas

Geldend van 24-12-2015 t/m 30-12-2016

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Natuur- en Recreatieschap Dobbeplas (Stc. 2015, 48087; opgeheven met ingang van 31 december 2016, Stc. 2016, 71961)

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

a. regeling: de gemeenschappelijke regeling voor het natuur- en recreatieschap Dobbeplas;

b. natuur- en recreatieschap: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

c. deelnemers: de gemeente Pijnacker-Nootdorp en de provincie Zuid-Holland;

d. gebied: het gebied, zoals is aangegeven op de bij deze regeling behorende en daartoe gewaarmerkte kaart.

Hoofdstuk II. Naam, doel- en taakstelling

Artikel 2

1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd natuur- en recreatieschap Dobbeplas dat is gevestigd op het postadres van het secretariaat.

2. Het natuur- en recreatieschap kent de volgende organen:

a. het Algemeen Bestuur;

b. het Dagelijks Bestuur;

c. de voorzitter.

3. Het natuur- en recreatieschap heeft tot doel in onderlinge samenhang:

a. het behartigen van de bovengemeentelijke belangen van de openluchtrecreatie binnen het gebied;

b. het behartigen van de belangen van de natuurbescherming binnen het gebied;

c. het bewaren en bevorderen van het natuur- en landschapsschoon binnen het gebied.

4. Het in lid 1 genoemde lichaam verwezenlijkt zijn doel onder meer door de nu volgende taken:

a. het opmaken en vaststellen van beleids- en inrichtingsplannen voor de ontwikkeling, inrichting en beheer van groengebieden;

b. het uitvoeren en/of doen uitvoeren van de vastgestelde beleids- en inrichtingsplannen;

c. het verwerven van de eigendom van of van andere zakelijke rechten op daarvoor in aanmerking komende binnen het gebied liggende of buiten het gebied liggende maar voor het gebied van belang zijnde gronden, wateren en opstallen, voorzover dit voor de verwezenlijking van zijn taak noodzakelijk moet worden geacht;

d. het overnemen in eigendom, beheer en onderhoud van binnen het gebied reeds aanwezige, voor de natuur en recreatie van belang zijnde werken en inrichtingen;

e. het onderhouden en exploiteren van de totstandgebrachte c.q. overgenomen werken en inrichtingen, verworven eigendommen en goederen;

f. het verlenen van medewerking, onder andere door een (financiële of ambtelijke) bijdrage, bij de uitvoering van werken of de verwerving van eigendommen, in opdracht van deelnemers of derden;

g. het vaststellen van een belastingverordening, als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b van de Gemeentewet;

h. het met betrekking tot het doel genoemd in lid 3 van dit artikel vaststellen van al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 156, leden 2 en 3, van de Gemeentewet.

Hoofdstuk III. Algemene bepalingen: toekenning van bevoegdheden aan natuur- en recreatieschap en het Algemeen Bestuur

Artikel 3

Met inachtneming van het gestelde in artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden aan het bestuur van het natuur- en recreatieschap voor de realisatie van het in artikel 2, lid 3, omschreven doel alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend.

Artikel 4

(vervallen)

Artikel 5

Alle stukken die uitgaan van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Hoofdstuk IV Algemeen Bestuur: samenstelling, bevoegdheden, besluitvorming en verantwoording aan Provinciale Staten en gemeenteraad

Artikel 6

1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit zes leden:

a. twee aan te wijzen door Gedeputeerde Staten uit hun midden;

b. vier aan te wijzen door de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp uit de leden van de raad, de voorzitter van de raad en de wethouders.

2. Het Algemeen Bestuur benoemt een van de in lid 1, sub a, bedoelde leden tot voorzitter. De voorzitter is tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

3. De in lid 1 sub a, bedoelde leden hebben in de vergaderingen van het Algemeen bestuur elk twee stemmen

4. De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor de zittingsperiode van de gemeenteraad, dan wel van Gedeputeerde Staten.

5. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt van rechtswege zodra hij/zij ophoudt lid of voorzitter te zijn van de gemeenteraad, ophoudt wethouder te zijn, danwel ophoudt lid van Gedeputeerde Staten te zijn.

6. Een lid kan te allen tijde door Gedeputeerde Staten respectievelijk de gemeenteraad die hem/haar hebben, respectievelijk heeft aangewezen worden ontslagen, dan wel zelf ontslag nemen. Gedeputeerde Staten wijzen, respectievelijk de gemeenteraad wijst zo snel mogelijk nadat zijn/haar plaats door ontslag of anderszins is opengevallen, een nieuw lid aan.

7. Het bestuursorgaan dat een lid van het Algemeen Bestuur aanwijst, kan een plaatsvervangend lid aanwijzen dat het door hem aangewezen lid in geval van ontstentenis of verhindering vervangt. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel, alsmede artikel 11 is ten aanzien van een plaatsvervangend lid van overeenkomstige toepassing.

8. De leden en plaatsvervangende leden mogen niet in dienst van het natuur- en recreatieschap werkzaam zijn.

9. De besluiten tot het aanwijzen of ontslag van leden cq plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur worden in afschrift aan de andere deelnemer en aan het Algemeen Bestuur gezonden.

10. Het Algemeen Bestuur kan personen of instanties uitnodigen om voor een bepaald onderwerp en/of bepaalde tijd als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen.

Artikel 7

(vervallen)

Artikel 8

1. De deelnemers van het natuur- en recreatieschap overleggen met het Dagelijks Bestuur over de bij hen in voorbereiding zijnde besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van belang is.

2. De deelnemers brengen het Dagelijks Bestuur onmiddellijk op de hoogte van de door hun genomen besluiten die van belang zijn voor de uitoefening van bevoegdheden van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

3. Onder de hiervoor bedoelde besluiten worden in ieder geval de besluiten op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening begrepen en die betrekking hebben op het gebied van het natuur- en recreatieschap.

Artikel 9

1. Het Algemeen Bestuur kan met inachtneming van het gestelde in het tweede tot en met het negende lid van dit artikel een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen.

2. Het Algemeen Bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt, dan wel drie van de leden schriftelijk met opgave van redenen verlangen.

3. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.

4. De deuren worden gesloten wanneer ten minste eenvijfde deel van de aanwezige leden dit verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

5. Daarna beslist de vergadering of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

6. Over de punten die in een besloten vergadering mogen worden behandeld, kan in die vergadering ook een besluit worden genomen.

7. Het Algemeen Bestuur mag niet beraadslagen, besluiten of stemmen, indien niet meer dan helft van het aantal leden aanwezig is, waaronder de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.

8. Het Algemeen Bestuur kan alleen in een openbare vergadering beraadslagen en besluiten over het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen en de andere door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen. Dit geldt eveneens voor de begroting, begrotingswijzigingen, de jaarrekening en de in artikel 21 van deze regeling genoemde verordening.

9. Het Algemeen Bestuur besluit met meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is aangegeven.

10. Een lid van de deelnemende gemeente of provincie die in de vergadering van het algemeen bestuur aan de stemming deelneemt, kan over de stem beschikken van een lid van dezelfde deelnemende gemeente of provincie die niet aan de stemming deelneemt.

Artikel 10

1. Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft aan het bestuursorgaan dat hem/haar heeft aangewezen binnen zes weken alle inlichtingen, die door dit bestuursorgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd.

2. Een lid van het Algemeen Bestuur is aan het bestuursorgaan dat hem/haar heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem/haar in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald.

3. Indien een lid van het Algemeen Bestuur het vertrouwen verliest van het bestuursorgaan dat hem/haar in het Algemeen Bestuur heeft aangewezen, treedt dit lid met onmiddellijke ingang terug. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 11

1. Het Algemeen Bestuur kan bepalen dat de leden en plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur met inachtneming van het gestelde in artikel 52 juncto artikel 21 van de Wet gemeenschappelijke regeling recht hebben op een tegemoetkoming in de kosten en een vergoeding voor hun werkzaamheden.

2. Het Algemeen Bestuur stelt de hoogte van de tegemoetkoming en de vergoedingen vast.

Hoofdstuk V. Dagelijks Bestuur: samenstelling, bevoegdheden, besluitvorming en verantwoording aan Algemeen Bestuur

Artikel 12

1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit drie leden door en uit het Algemeen Bestuur aan te wijzen, te weten:

a. het door Gedeputeerde Staten aangewezen lid dat door het Algemeen Bestuur tot voorzitter is benoemd;

b. twee van de leden die door de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn aangewezen.

2. Het in lid 1, sub a, bedoelde lid heeft in de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur twee stemmen.

3. Het Algemeen Bestuur kan tevens een plaatsvervanger per lid van het Dagelijks Bestuur aanwijzen.

4. Hij/zij die ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

5. Het Dagelijks Bestuur kan personen of instanties uitnodigen om voor een bepaald onderwerp en/of bepaalde tijd als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen. Het Dagelijks Bestuur kan deze aanwijzing te allen tijde intrekken.

Artikel 13

1. Het Dagelijks Bestuur heeft tot taak:

a. het voorbereiden van al hetgeen in het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

b. het uitvoeren van besluiten van het Algemeen Bestuur;

c. het bekendmaken van besluiten welke dient te geschieden op grond van de wet, deze gemeenschappelijke regeling of een besluit van het Algemeen Bestuur;

d. het desgevraagd geven van informatie en advies over alle zaken die het natuur- en recreatieschap aangaan aan het Algemeen Bestuur en de deelnemers, tenzij het Algemeen Bestuur hierom wordt verzocht;

e. het beheren van de inkomsten en uitgaven, voorzover dit niet in of op grond van deze gemeenschappelijke regeling aan anderen is opgedragen;

f. de dagelijkse zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

g. het toezicht op het beheer en onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen;

h. het vaststellen van de voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van de werken en leverantiën voor zover het Algemeen Bestuur niet anders besloten heeft;

i. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

j. het voeren van een rechtsgeding en beroep tegen administratieve beslissingen onder door het Algemeen Bestuur te stellen voorwaarden;

k. het stellen van nadere regels als bedoeld in artikel 20, lid 2;

l. het houden van gedurig toezicht op alles wat het natuur- en recreatieschap aangaat;

m. de zorg voor de bewaring van archiefbescheiden.

2. Het Dagelijks Bestuur zendt zo spoedig mogelijk de door het Algemeen Bestuur vastgestelde verordeningen en reglementen ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten en aan de gemeenteraad.

Artikel 14

1. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om bij de uitvoering van besluiten van het Algemeen Bestuur, zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 onder b, op te treden tegen hetgeen in strijd met het voorschrift van het Algemeen Bestuur is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. De kosten van het doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen kunnen in rekening gebracht worden bij de overtreders. Met uitzondering van spoedeisende gevallen wordt van deze bevoegdheid niet eerder gebruik gemaakt, nadat betrokkene schriftelijk is gewaarschuwd.

2. Het Dagelijks Bestuur kan de in lid 1 bedoelde kosten bij dwangbevel invorderen. Dit dwangbevel wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploit betekend.

Artikel 15

1. Het Dagelijks Bestuur kan met inachtneming van het gestelde in het tweede tot en met het zevende lid van dit artikel een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen. Indien van deze bevoegdheid gebruik gemaakt wordt, zal het Algemeen Bestuur hiervan in kennis gesteld worden.

2. De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn niet openbaar.

3. Het Dagelijks Bestuur maakt afspraken over het aantal vergaderingen per jaar. Daarnaast vergadert het Dagelijks Bestuur zo vaak de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het Dagelijks Bestuur dit schriftelijk met opgaaf van redenen aan de voorzitter verzoekt.

4. Het Dagelijks Bestuur mag niet beraadslagen of besluiten indien niet meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is, waaronder de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter.

5. Alle besluiten worden bij meerderheid van stemmen opgemaakt. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen over hetzelfde voorstel voor de tweede maal staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

6. Indien het bij het vierde lid vereiste aantal leden niet is opgekomen, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering. De leden worden hiervoor in principe schriftelijk opgeroepen onder vermelding van dezelfde als bij de eerste vergadering te behandelen zaken.

7. In deze nieuwe vergadering wordt over de in de oproeping vermelde zaken een besluit genomen door de aanwezige leden of het aanwezige lid.

Artikel 16

1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

2. Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

3. Zij verstrekken – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het Algemeen Bestuur alle inlichtingen die door het Algemeen Bestuur dan wel een of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het Algemeen Bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

a. mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het Algemeen Bestuur;

b. toezending van bepaalde aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

c. schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

Hoofdstuk VI. Voorzitter: bevoegdheden en vervanging voorzitter

Artikel 17

1. De voorzitter van het natuur- en recreatieschap leidt de vergaderingen van het Algemeen Bestuur evenals die van het Dagelijks Bestuur.

2. Het Dagelijks Bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die tevens plaatsvervangend voorzitter van het Algemeen Bestuur is.

3. Het gestelde in artikel 6, lid 4 tot en met 7 is van overeenkomstige toepassing.

4. De voorzitter vertegenwoordigt het natuur- en recreatieschap in en buiten rechte.

5. De voorzitter kan de vertegenwoordiging buiten rechte aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Hoofdstuk VII. Secretaris

Artikel 18

1. Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter worden bijgestaan door een ambtelijk secretaris.

2. De secretaris wordt door het Algemeen Bestuur benoemd op voordracht van Gedeputeerde Staten. Het Algemeen Bestuur besluit tot schorsing en ontslag.

3. Het dagelijks bestuur stelt een instructie voor de secretaris op en regelt in overleg met Gedeputeerde Staten zijn vervanging bij afwezigheid of ontstentenis.

4. De secretaris woont de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur bij en draagt zorg voor de verslaglegging van deze vergaderingen.

Hoofdstuk VIII. Verordeningen: bevoegdheid Algemeen Bestuur tot vaststelling van verordeningen, verhouding met provinciale en gemeentelijke verordeningen en wijze van totstandkoming

Artikel 19

1. Het Algemeen Bestuur is met inachtneming van het bepaalde in artikel 156, leden 2 en 3, van de Gemeentewet bevoegd voor de uitoefening van het doel en de taken van het natuur- en recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de in of op grond van deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld.

2. Voorzover een verordening van het natuur- en recreatieschap voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, regelt eerstgenoemde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de verordening van de gemeente voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

3. Voorzover een verordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in hetzelfde onderwerp voorziet als een eerder in werking getreden verordening van het natuur- en recreatieschap, geldt eerstbedoelde verordening niet voor het binnen het gebied gelegen deel van de gemeente.

Artikel 20

1. Het Dagelijks Bestuur zendt een verordening in ontwerp ter instemming aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp toe. Het Algemeen Bestuur besluit tot vaststelling van de verordening binnen acht weken na de datum van verzending van het ontwerp.

2. Het Algemeen Bestuur kan in de verordeningen van het natuur- en recreatieschap het Dagelijks Bestuur bevoegd verklaren nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde in de verordening aangewezen onderwerpen.

3. De afkondiging van de verordeningen van het natuur- en recreatieschap vindt plaats door elk van de deelnemers op de aldaar gebruikelijke wijze.

Hoofdstuk IX. Financiële bepalingen: Financiële verordening, begroting, jaarrekening en verdeelsleutel deelnemersbijdrage

Artikel 21

1. Het Algemeen Bestuur stelt een verordening voor het financiële beleid, beheer en organisatie vast. In deze verordening wordt rekening gehouden met het gestelde elders in deze regeling, de geldende wet-en regelgeving en de hieruit voortvloeiende eisen ten aanzien van rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid.

2. Deze verordening regelt onder meer:

a. de wijze van begroten en verantwoorden;

b. het inzicht in de financiële positie;

c. de financiële organisatie en administratie;

d. de interne en externe controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

e. de verzekering van gelden;

f. het aangaan van leningen en het uitzetten van gelden.

3. De in lid 1 van dit artikel genoemde verordening wordt na vaststelling door het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk naar de deelnemers en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezonden.

Artikel 22

1. Indien het Algemeen Bestuur besloten heeft tot de vaststelling van een belastingverordening dan geschiedt de invordering hiervan op dezelfde wijze als die van de gemeentelijke belastingen. Het Dagelijks Bestuur is met deze invordering belast.

2. De betekening van stukken met betrekking tot de vervolging ter invordering van belastingen van het natuur- en recreatieschap en de tenuitvoerlegging van dwangbevelen geschieden door een deurwaarder. Het Dagelijks Bestuur besluit tot de aanwijzing van de deurwaarder.

Artikel 23

Het boekjaar van het natuur- en recreatieschap is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar loopt echter vanaf de inwerkingtreding van deze regeling tot 1 januari van het daarop volgende jaar.

Artikel 24

Jaarlijks stelt het Algemeen Bestuur een begroting op die voldoet aan de geldende wet- en regelgeving alsmede daaruit voortvloeiende eisen. De vaststelling door het Algemeen bestuur geschiedt met meerderheid van stemmen.

Artikel 25

1. Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerp-begroting acht weken - voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden overeenkomstig het bepaalde in artikel 59 van de Wet emeenschappelijke regelingen - toe aan Provinciale Staten en aan de raad van de deelnemende gemeente.

2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de deelnemers, voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. De bekendmaking van de ter inzage legging en de verkrijgbaarheid van de ontwerp-begroting geschiedt door een openbare kennigeving. De raad van de deelnemende gemeente beraadslaagt over de ontwerp-begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

3. Provinciale Staten en de raad van de deelnemende gemeente kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting kenbaar maken. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

4. De begroting wordt door het Algemeen Bestuur uiterlijk 1 juli, voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt, vastgesteld.

5. Na vaststelling zendt het Algemeen Bestuur de begroting conform de geldende wet- en regelgeving voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

6. Provinciale Staten en de raad van de deelnemende gemeente worden van het gestelde in lid 4 en 5 van dit artikel op de hoogte gesteld. Zo nodig wordt bij deze kennisgeving ook een exemplaar van de vastgestelde begroting gevoegd. Genoemde bestuursorganen kunnen binnen zes weken na de kennisgeving cq toezending hun zienswijze over de vastgestelde begroting aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doen blijken.

7. Het bepaalde in het eerste, derde, vijfde en zesde lid van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijzigingen van de begroting. De datum van 1 augustus is uiteraard hierbij niet toepassing.

Artikel 26

1. Het Algemeen Bestuur stelt op voordracht van het Dagelijks Bestuur de jaarrekening vast voor 1 juli volgend op (boek-)jaar waarop deze betrekking heeft.

2. De jaarrekening dient te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving alsmede de daaruit voortvloeiende eisen zoals genoemd in artikel 21, lid 1 van deze regeling.

3. Na vaststelling zendt het Dagelijks Bestuur de jaarrekening conform de geldende wet- en regelgeving voor 15 juli aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4. Provinciale Staten en de raad van de deelnemende gemeente ontvangen tegelijkertijd een exemplaar van de vastgestelde jaarrekening. Genoemde bestuursorganen kunnen binnen zes weken na de toezending hun zienswijze over de vastgestelde jaarrekening aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doen blijken.

Artikel 27

1. Een nadelig saldo van de rekening van baten en lasten van het natuur- en recreatieschap wordt gebracht ten laste van de provincie Zuid-Holland voor 80%, de gemeente Pijnacker- Nootdorp 20%.

2. Het Algemeen Bestuur beslist over de bestemming van het batig saldo. Een batig saldo van de in het eerste lid bedoelde rekening wordt na bestemming overgebracht naar het volgende dienstjaar.

3. Wanneer de begroting een over de deelnemers om te slaan tekort aanwijst, zal de in de begroting geraamde bijdrage door de deelnemers bij wijze van voorschot worden voldaan in vier gelijke termijnen, vervallende respectievelijk 1 maart, 1 juni, 1 september en 1 december van het desbetreffende begrotingsjaar.

Hoofdstuk X. Archief

Artikel 28

De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voorzover betrekking hebbende op de archiefbescheiden van de deelnemers, zijn van overeenkomstige toepassing op het natuur- en recreatieschap. Het Algemeen Bestuur treft terzake een nadere regeling in overleg met de Inspecteur der Provinciale Archieven.

Hoofdstuk XI. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 29

1. Toetreding van een nieuwe deelnemer kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van de deelnemers.

2. Het besluit tot toetreding voorziet tevens in de wijziging van artikel 27, lid 1.

Artikel 30

1. De deelnemers kunnen met een door het Algemeen Bestuur te bepalen opzegtermijn uit de regeling treden. Het besluit tot uittreding dient binnen 2 weken na de datum van besluitvorming aan het Algemeen Bestuur worden toegezonden.

2. Ten aanzien van de opzegtermijn genoemd in het eerste lid beslist het Algemeen Bestuur met tweederde van het aantal stemmen.

3. De deelnemers voorzien in de nodige wijzigingen van artikel 27, lid 1.

Artikel 31

1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. De regeling wordt gepubliceerd in het Provinciaal Blad en voorts op de door elk van de deelnemers gebruikelijke wijze.

3. Zij treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad. Het gestelde in artikel 52, juncto 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is daarbij van toepassing.

Artikel 32

1. Deze regeling kan worden gewijzigd bij gelijkluidende besluiten van de deelnemers.

2. Het gestelde in lid 2 en 3 van artikel 30 is hierbij van toepassing.

Artikel 33

1. Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidende besluiten van de twee deelnemers.

2. In geval van opheffing stelt het Algemeen Bestuur, de deelnemers gehoord, een liquidatieplan op.

3. Het liquidatieplan regelt de financiële gevolgen van de opheffing van deze regeling en kan van de bepalingen van de regeling afwijken.

4. Zonodig blijven de bestuursorganen van het natuur- en recreatieschap ook na het tijdstip van de opheffing in functie tot de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk XII. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 34

De eerste aanwijzing van de leden van het Algemeen Bestuur heeft plaats met ingang van de dag, waarop deze regeling in werking treedt.

Artikel 35

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Natuur- en Recreatieschap Dobbeplas.

Bijlage:

Kaart werkingsgebied (natuur- en) recreatieschap.