Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 11 oktober 2016 tot vaststelling van de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016 (Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016)

Geldend van 09-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 11 oktober 2016 tot vaststelling van de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016 (Prov. Blad 2016, nr. 5776), gewijzigd bij besluit van 2 oktober 2017 (Prov. Blad 2017, 4528), gewijzigd bij besluit van 4 juli 2017 (Prov. Blad 2017, 5394) en gewijzigd bij besluit van 21 november 2017 (Prov. Blad 2017, 5662)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Overwegende dat het wenselijk is om projectsubsidies te kunnen verstreken om activiteiten te stimuleren die bijdragen aan groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap,

Gelet op:

artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Besluiten:

Vast te stellen de "Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016"

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Artikel 1.2 Inzet vrijwilligers

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komt de inzet van vrijwilligers voor subsidie in aanmerking.

  • 2. De inzet van vrijwilligers komt voor € 35,00 per uur voor subsidie in aanmerking.

  • 3. De inzet van vrijwilligers is subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd gecontroleerd kan worden.

  • 4. De totale subsidie inclusief de subsidie voor de inzet van vrijwilligers is niet hoger dan de totale subsidiabele kosten exclusief de subsidie voor de inzet van vrijwilligers.

Artikel 1.3 Rangschikking

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.4 Subsidieverplichtingen

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 21 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de volgende verplichting opgelegd: het project gaat uiterlijk binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering, tenzij in de beschikking een andere termijn wordt bepaald;

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger de verplichtingen wijzigen bij beschikking.

Artikel 1.5 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.

  • 2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.

  • 3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling in de vorm van een activiteitenverslag vergezeld van een financieel verslag met controleverklaring van een accountant.

Artikel 1.6 bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de maximale subsidie.

  • 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Hoofdstuk 2 Projectsubsidies

§ 2.1 Ganzenrustgebieden

Artikel 2.1.1 begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ganzenrustgebied: door gedeputeerde staten van Zuid-Holland begrensde percelen landbouwgrond waar overwinterende beschermde inheemse ganzen ongehinderd kunnen foerageren gedurende de periode van 1 november tot 1 april en zoals weergegeven op de in bijlage 1 opgenomen kaarten;

  • b.

    gewasperceel: een perceel landbouwgrond dat in gebruik is bij één grondgebruiker, op grond van één gebruikstitel en dat wordt beteeld met één gewas;

  • c.

    grondgebruiker: degene die op titel van eigendom, (erf)pacht dan wel een door de grondkamer goedgekeurde of ter registratie ingezonden (teelt)pachtovereenkomst gerechtigd is de als ganzenrustgebied aangewezen gewaspercelen in gebruik te hebben en die onderneming is actief in de primaire productie van landbouwproducten;

  • d.

    onderneming: een onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013;

  • e.

    schadehectare: (deel van een) hectare waarop een tegemoetkoming in de door beschermde inheemse ganzen aangerichte schade aan de landbouw als bedoeld in de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland wordt verstrekt;

  • f.

    verjaging: opzettelijke verontrusting van beschermde inheemse ganzen.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend voor het nalaten van de verjaging van beschermde inheemse ganzen in ganzenrustgebieden gedurende de periode van 1 november tot 1 april.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een min of meer aaneengesloten ganzenrustgebied gedurende de periode 1 november tot 1 april.

Artikel 2.1.3 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2 wordt uitsluitend verstrekt aan grondgebruikers als ganzenrustgebied begrensde gewaspercelen binnen Zuid-Holland.

Artikel 2.1.4 Aanvraagperiode

  • 1.

    De aanvraag voor subsidie wordt ingediend binnen zes weken na de datum van de verzending van het besluit op grond van Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland omtrent de hoogte van de uit te betalen tegemoetkoming in de door de beschermde inheemse ganzen veroorzaakte schade in de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van artikel 11, eerste lid onder a, en artikel 26, eerste lid, van de Asv, kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2, met betrekking tot de periode van 1 november tot 1 april worden ingediend uiterlijk op 1 december van het lopende kalenderjaar.

Artikel 2.1.5 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Naast de gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van:

  • a. het besluit, bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid;

  • b. een verklaring van de aanvrager dat hij gedurende de periode van 1 november tot 1 april verjaging van beschermde inheemse ganzen in ganzenrustgebieden heeft nagelaten.

  • 2.

    Indien de aanvrager een onderneming is gaat de aanvraag voor subsidie eveneens vergezeld van een volledig ingevulde en ondertekende de-minimisverklaring.

Artikel 2.1.6 Weigeringsgrond

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2 geweigerd indien aan de aanvrager voor deze activiteit reeds subsidie is verstrekt.

Artikel 2.1.7 Subsidievereiste

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten dat de grondgebruikers voor de betreffende percelen op grond van de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid Holland in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de door beschermde inheemse ganzen aangerichte schade aan de landbouw in de periode van 1 november tot 1 april.

Artikel 2.1.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt € 50,00 per schadehectare van als ganzenrustgebied begrensde gewaspercelen.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50,- wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3.

    De subsidie wordt verleend in de vorm van de-minimissteun en bedraagt per onderneming, tezamen met eventueel andere verleende de-minimissteun, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen maximaal € 15.000,00 over een periode van drie belastingjaren.

 

Artikel 2.1.9 staatssteun

Indien de subsidie is aan te merken als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de volgende verordening van overeenkomstige toepassing: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU, L 352 van 24 december 2013.

Artikel 2.1.10 prestatieverantwoording

In aanvulling op artikel 1.6 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.

§ 2.2 Agrarische structuurversterking voor de grondgebonden landbouw

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw voor zover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling en van de ligging van landbouwkavels ten opzichte van elkaar.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar en de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw.

Artikel 2.2.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen en gemeenten.

Artikel 2.2.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 in aanmerking te komen staat de kavel op de in bijlage 2 opgenomen kaart ‘Agrarische structuurversterking' aangeduid als agrarisch gebied waar agrarische structuurversterking gewenst is.

Artikel 2.2.4 Subsidiabele kosten planvorming verkaveling

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilplan;

  • b.

    de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilovereenkomst;

  • c.

    de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • d.

    kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • e.

    de kosten van de te houden voorlichtingsbijeenkomsten.

Artikel 2.2.5 Subsidiehoogte planvorming verkaveling

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.2.6 Subsidiabele kosten uitvoering verkaveling

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van het uitvoeren van een kavelruilovereenkomst;

  • b.

    de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • c.

    kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • d.

    de kosten van vergunningenprocedures;

  • e.

    de kosten van kadastrale inschrijving van een kavelruilovereenkomst in de openbare registers en de daarmee samenhangende notariële kosten.

Artikel 2.2.7 Niet subsidiabele kosten uitvoering verkaveling

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van ruil van productierechten en van gebouwen;

  • b.

    kosten van verrekening tussen eigenaren als gevolg van waardeverschillen van de te verdelen onroerende zaken;

  • c.

    de kosten van werken op of ten behoeve van onroerende zaken.

Artikel 2.2.8 Subsidiehoogte uitvoering verkaveling

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten als bedoeld in artikel 2.2.6, onder e, een drempel van 250,00 euro per hectare en worden deze kosten daarboven volledig vergoed met een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.

  • 4.

    Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 2.3 Soortenbeleid leefgebied en maatregelen verbetering natuurwaarden

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten of op het verhogen van de natuurwaarden in Zuid-Holland.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het behoud van bijzondere planten- en diersoorten en verbetering van de natuurwaarden in Zuid-Holland.

Artikel 2.3.2 doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 2.3.3 Openstelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1 worden ingediend, binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdvak.

  • 2.

    Indien Gedeputeerde Staten het tijdstip bepalen als bedoeld in het eerste lid kunnen zij:

  • a. bepalen voor welke plant- en diersoorten en voor welke terreinen subsidie kan worden aangevraagd;

  • b. bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld; en

  • c. in aanvulling op artikel 2.3.4 nadere vereisten stellen.

Artikel 2.3.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de activiteit betreft een uitvoeringsproject of een studie;

  • b.

    de subsidieaanvrager beschikt over schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 2.3.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.3.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 2.4 Groenparticipatie

Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      activiteiten die er toe leiden dat kinderen en jongeren tot en met 18 jaar uit de steden de natuur binnen en buiten de stad gaan beleven;

    • b.

      activiteiten gericht op het werven of behouden van vrijwilligers of het mogelijk maken van vrijwilligerswerkzaamheden in recreatie- of natuurgebieden in Zuid-Holland;

    • c.

      activiteiten in recreatie- of natuurgebieden in Zuid-Holland die bijdragen aan de gezondheid van inwoners van de provincie Zuid-Holland, of

  • d. activiteiten in Zuid-Holland die eraan bijdragen kinderen en jongeren tot en met 18 jaar een bewuste keuze te laten maken voor gezond en duurzaam eten.

  • 2.

    De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteiten:

    a. leiden tot een intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden;

    b. leiden tot groei van het aantal vrijwilligers, of

    c. leveren een bijdrage aan de gezondheid van inwoners van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 2.4.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 wordt uitsluitend verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, stichtingen, terrein beherende organisaties, of verenigingen.

Artikel 2.4.3 Aanvraagperiode

  • 1.

    In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag om subsidie jaarlijks worden ingediend in de periode van 2 januari tot en met 31 maart.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen een in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen in aanvulling op het eerste lid een tweede termijn regelen waarbinnen een aanvraag om subsidie kan worden ingediend.

Artikel 2.4.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1 hebben een duurzaam effect;

  • b.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onderdeel a, sluiten aan of komen voort uit het programma Groen doet goed;

  • c.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onderdeel b, sluiten aan of komen voort uit het programma De Groene Motor;

  • d.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onderdeel d, sluiten aan of komen voort uit het programma Jong Leren Eten.

Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat on relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    personeelskosten;

  • 2.

    materiaalkosten;

  • 3.

    kosten van zaaigoed, bomen en planten.

Artikel 2.4.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.4.7 Rangschikking

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.4 worden aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen gerangschikt.

  • 2.

    De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal punten dat behaald wordt op basis van de volgende criteria:

    a. het aantal personen dat met de activiteit direct bereikt wordt;

    b. de mate waarin de activiteit vernieuwend is;

    c. het aantal personen dat via communicatie over de activiteit bereikt wordt;

    d. de mate waarin door de activiteit, bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, nieuwe doelgroepen worden bereikt waarvan degenen die tot de doelgroep behoren over het algemeen niet in de omstandigheid verkeren deel te nemen aan de activiteit.

  • 3.

    Per criterium kan nul tot en met drie punten worden behaald.

  • 4.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

  • a. de criteria bedoeld in het tweede lid, onder a en b, hebben een wegingsfactor van twee;

  • b. de criteria bedoeld in het tweede lid, onder c en d, hebben een wegingsfactor van een.

  • 5.

    Indien aan aanvraag minder dan 5 punten behaalt, wordt de subsidie geweigerd.

  • 6.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 7.

    Als na toepassing van het bepaalde in het zesde lid het subsidieplafond niet is bereikt, wordt de verdeling bedoeld in het zesde lid op overeenkomstige wijze toegepast op het overblijvende budget voor de overblijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld.

  • 8.

    Als twee of meer aanvragen met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het tweede lid, onderdeel a een gelijk aantal punten hebben verkregen op dit criterium, dan vindt rangschikking van deze aanvragen plaats door middel van loting.

§ 2.5 Betrokkenheid groen en natuur

Artikel 2.5.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a. de uitvoering van het programma De Groene Motor;

  • b. de uitvoering van het programma Mens en Natuur.

  • 2.

    De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt voor een periode van 3 jaren.

  • 3.

    De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een project subsidie.

  • 4.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder a, leidt tot stimulering van vrijwilligerswerk in de leefomgeving en ondersteuning van het vrijwilligerswerk.

  • 5.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder b, leidt tot een grotere betrokkenheid van mensen bij de natuur.

Artikel 2.5.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1 wordt uitsluitend verstrekt aan de rechtspersoon bij wie de uitvoering van het programma De Groene Motor of het programma Mens en Natuur belegd is.

Artikel 2.5.3 subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 2.5.4 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.5.1, eerste lid, onder a, ten hoogste 100% van de kosten tot een maximum van € 485.000,- per jaar.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.5.1, eerste lid, onder b, ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 330.000,- per jaar.

§ 2.6 Verwerving en inrichting ecologische verbindingen

Artikel 2.6.1 begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ecologische verbindingen; die delen van het Natuurwerk Nederland die in de Verordening Ruimte of de (herziene) Nota Ecologische Verbindingen in de provincie Zuid-Holland (2017) zijn aangeduid als Ecologische verbinding;

  • b.

    natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende plant- en diersoorten;

  • c.

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013;

  • d.

    verwerving: verkrijging van het recht van de volle eigendom of het recht van erfpacht.

Artikel 2.6.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van ecologische verbindingen die behoren tot prioriteit 1, prioriteit 2 of prioriteit A zoals aangegeven op de in bijlage 3 opgenomen kaart, voor:

  • a.

    de verwerving van terreinen,of

  • b.

    de inrichting van terreinen.

Artikel 2.6.3 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1 wordt uitsluitend verstrekt aan degene die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype waarvoor de verwerving van het terrein is bedoeld.

Artikel 2.6.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de vereisten dat:

  • a.

    ecologische verbindingen worden ingericht voor het natuurtype zoals aangegeven in het natuurbeheerplan en of de (Herziene) Nota Ecologische Verbindingen in de provincie Zuid-Holland (2017) of,

  • b.

    ecologische verbindingen die niet in het natuurbeheerplan en of de (Herziene) Nota Ecologische Verbindingen in de provincie Zuid-Holland (2017) zijn opgenomen worden ingericht volgens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd natuurtype;

  • c.

    de kosten van verwerving van het terrein of de kosten van de beëindiging van de pacht zijn getaxeerd door een onafhankelijke taxateur;

  • d.

    ingeval de subsidie het beëindigen van pachtrechten betreft, deze pachtrechten zijn verstrekt vóór het tijdstip dat de subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is geworden van het betreffende terrein;

  • e.

    verwerving van het terrein of beëindiging van de pacht is noodzakelijk vanuit het oogpunt van natuur of landschapsbescherming.

Artikel 2.6.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid onder a, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten voor de verwerving van het in artikel 2.6.2, eerste lid, bedoelde terrein, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde als landbouwgrond;

  • b. de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;

  • c. de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;

  • d. veilingkosten;

  • e. notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte;

  • f. de kosten van inschrijving in de openbare registers;

  • g. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • h. schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • i. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

  • j. kosten voor bodemonderzoek;

  • k. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

  • l. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

  • m. taxatie- en bemiddelingskosten.

  • 2.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid onder b, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten voor maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

  • b. kosten voor grondverzet;

  • c. kosten voor het plaatsen van een raster;

  • d. kosten voor afvoer van grond;

  • e. kosten voor de verwijdering van opstallen;

  • f. kosten voor de verwijdering van begroeiing en beplanting;

  • g. kosten voor overige maatregelen in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel 2.6.6 Niet subsidiabele kosten

De kosten van bodemsanering komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.6.7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, ten behoeve van ecologische verbindingen die behoren tot prioriteit A, ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten en maximaal € 1.500.000,--.

  • 3.

    Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.6.8 Kwalitatieve verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikel 1.4 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    binnen een in de beschikking tot subsidieverlening te bepalen termijn sluiten de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten een overeenkomst waarin is opgenomen:

  • 1° de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het betreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype als bedoeld in artikel 2.6.4 onder a en b en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;

  • 2° dat de verplichtingen, genoemd onder 1°, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van het goed zullen krijgen;

  • b.

    de overeenkomst, bedoeld onder a, wordt, binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn, notarieel opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • c.

    voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst tevens afgesloten tussen Gedeputeerde Staten en de eigenaar van het terrein.

Artikel 2.6.9 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikel 2.6.8 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het terrein wordt onmiddellijk na verwerving beheerd als natuur en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype als bedoeld in artikel 2.6.4 onder a en b;

  • b. het terrein mag niet zonder toestemming van Gedeputeerde Staten worden vervreemd, in erfpacht uitgegeven, of belast met zakelijke rechten;

  • c. het terrein wordt gedurende ten minste 358 dagen per jaar kosteloos opengesteld en toegankelijk gehouden voor publiek;

  • d. subsidieontvanger voert een gescheiden boekhouding overeenkomstig artikel 25b, eerste lid, Mededingingswet en houdt een lijst bij over alle verleende subsidies met betrekking tot het terrein.

  • e. eventuele opbrengsten uit beheer of exploitatie van het terrein worden aangewend ten behoeve van het beheer;

  • f. voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, legt subsidieontvanger over een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het betreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 2.6.8 onder a van deze regeling sluit.

  • g. in de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten, welke wordt vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt;

  • h. bij beëindiging en liquidatie van de subsidieontvanger behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten;

  • i. de gebouwen waarvoor subsidie voor het verlies ervan is verleend als bedoeld in artikel 2.6.5 eerste lid onder l, worden binnen een jaar na de subsidieverlening gesloopt;

  • j. subsidieontvanger overlegt en werkt samen met de beheerders van omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen.

  • 2.

    Van de verplichtingen in het eerste lid onder a tot en met g kan worden afgeweken of uitstel worden verleend voor zover een verplichting onredelijk bezwarend is.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid onderdeel g, wordt door gedeputeerde staten vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

§ 2.7 subsidie ingevolge artikel 10 natuurbeschermingset 1998

Artikel 2.7.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 van de Natuurbeschermingswet 1998.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden.

Artikel 2.7.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.7.1 wordt uitsluitend verstrekt aan de pachters, erfpachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes.

Artikel 2.7.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.1 in aanmerking te komen wordt voldaan aan het volgende vereiste: de activiteit draagt bij aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen, als aangeduid in bijlage 4.

Artikel 2.7.4 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor de in bijlage 4 onder a tot en met c opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen in de betreffende gebieden;

  • b.

    de kosten voor de in bijlage 4 onder d opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen voor zover in combinatie met een of meer van de in de in bijlage 4 onder e genoemde pakketten.

Artikel 2.7.5 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt het bedrag dat per eigenaar of pachter per gebied is opgenomen in bijlage 5.

§ 2.8 Innovatieve Pilots Groene Cirkels

Artikel 2.8.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    campagnefase: de fase waarin de resultaten van de pilot door middel van een bewustwordingscampagne onder de aandacht wordt gebracht;

  • b.

    initiatieffase: de fase waarin een of meerdere personen een idee voor een pilot ontwikkelen en daarvoor een netwerk interesseren;

  • c.

    onderzoeksfase: de fase waarin verkennend of theoretisch onderzoek plaatsvindt;

  • d.

    ontwikkelingsfase: de fase in een pilot waarin het plan experimenteel wordt uitgevoerd op beperkte schaal;

  • e.

    pilot: onderzoeksproject bestaande uit drie deelfasen, te weten: de initiatief-, onderzoek- en planningsfase, de ontwikkelingsfase en de realisatie-, demonstratie- en campagnefase;

  • f.

    planningsfase: de fase in een pilot waarin het idee wordt uitgewerkt in een planning, taakverdeling en een plan van aanpak voor de uitvoering;

  • g.

    demonstratiefase: de fase in een pilot waarin de uitkomsten van de realisatiefase wordt omgezet naar een voor de praktijk geschikt instrument en voor een ieder bekend en toegankelijk wordt gemaakt.

Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor onderzoeksprojecten, pilots of deelfasen van een pilot gericht op innovatie op het gebied van functionele biodiversiteit met de natuur als partner.

  • 2.

    Een pilot bestaat uit de volgende deelfasen:

    • a.

      de initiatief, onderzoek- en planningsfase;

    • b.

      de ontwikkelings- en realisatiefase;

    • c.

      de demonstratie- en campagnefase.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 4.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verwerving van kennis over verduurzaming van de economie in combinatie met een aangename leefomgeving.

Artikel 2.8.3 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 2.8.1, wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 2.8.4 Subsidievereiste

Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt samengewerkt met een onderneming, een overheid, een kennisinstelling en relevante partijen uit de omgeving van de onderneming op het gebied van biodiversiteit, water en kringlopen.

Artikel 2.8.5 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 2.8.6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      voor de initiatief, onderzoek- en planningsfase ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 80.000,-;

    • b.

      voor de ontwikkelings- en realisatiefase ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 150.000,-;

    • c.

      voor de demonstratie- en campagnefase ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 100.000,-

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 20.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.8.7 staatssteun

Indien de subsidie is aan te merken als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de volgende verordening van overeenkomstige toepassing: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU, L 352 van 24 december 2013.

Artikel 2.8.8 Rangschikking

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.8.9 Verplichting

In aanvulling op de artikel 1.4 is de subsidieontvanger verplicht om de resultaten van de activiteit openbaar te maken en te verspreiden.

§ 2.9 Boerenlandpaden

Artikel 2.9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. boerenlandpad: een (onverhard) pad over particuliere gronden die in agrarisch gebruik zijn;

b. digitaal beheer: het op zodanige wijze vastleggen, bewaren, beheren en beschikbaar stellen van digitale (route)informatie, dat deze ook na verloop van tijd raadpleegbaar, toegankelijk en actueel is;

c. wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010-2020: door Provinciale Staten vastgesteld wandelplan met bijbehorende plankaart, welke jaarlijks wordt geactualiseerd, en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/recreatie-vrije-tijd/wandelroutenetwerk/

Artikel 2.9.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      de aanleg van boerenlandpaden;

    • b.

      het beheer en de openstelling van boerenlandpaden.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt voor de periode van zeven jaren.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 4.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot instandhouding van boerenlandpaden als onderdeel van het wandelroutenetwerk in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 2.9.3 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2 wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    waterschappen;

  • c.

    regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten;

  • d.

    rechtspersonen die zich inzetten voor routes voor wandelen;

  • e.

    agrarische natuurverenigingen;

  • f.

    eigenaren van agrarische gronden;

  • g.

    pachters van agrarische gronden.

Artikel 2.9.4 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.9.4 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a. de activiteit leidt tot duurzame verbetering van de kwaliteit dan wel de veiligheid van het recreatieve routenet;

  • b. de voorziening of route is vrij toegankelijk.

  • c. beheer en onderhoud van het routenet en de voorziening (inclusief digitaal beheer) zijn aantoonbaar voor ten minste 7 jaar geregeld.

  • d. de activiteit is afgestemd met de coördinerende gemeentelijke, regionale of landelijke (route)organisaties.

  • e. de route wordt bewegwijzerd op basis van gestandaardiseerde routemarkering voor wandelen en fietsen.

  • f. de route en voorziening worden ingericht zodanig dat deze geschikt en toegankelijk zijn voor het beoogde gebruik en de beoogde gebruikers.

  • 2.

    Van het bepaalde in het eerste lid onder b. kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.

Artikel 2.9.5 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    promotie- en voorlichtingskosten verband houdende met de ingebruikname van voorzieningen.

  • b.

    proceskosten tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten.

  • c.

    kosten van aanleg of wijziging van routes;

  • d.

    kosten van realisatie dan wel aanpassing van bewegwijzering, informatieborden en panelen aan de gestandaardiseerde routemarkering;

  • e.

    kosten van kleinschalige inrichtingsmaatregelen;

  • f.

    kosten van voorzieningen om de recreatieve gebruikerscategorieën te scheiden.

Artikel 2.9.6 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    aankoopkosten van grond;

  • b.

    reguliere marketing en promotie kosten.

Artikel 2.9.7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor de aanleg van een boerenlandpad bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg van een boerenlandpad betreft.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor de openstelling en het beheer ven een boerenlandpad € 0,45 per meter boerenlandpad per jaar.

Paragraaf 2.10 Stimulering maatschappelijke initiatieven op Duurzame Landbouw

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen in de provincie Zuid-Holland.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot de verduurzaming van de landbouw- en voedselketen.

Artikel 2.10.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 2.10.3 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop het project openbaar wordt gemaakt en de resultaten worden gedeeld.

Artikel 2.10.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 geweigerd indien aanvrager voor subsidie op grond van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland in aanmerking komt.

Artikel 2.10.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 in aanmerking te komen leveren de activiteiten, bedoeld in artikel 2.10.1, een bijdrage aan de ambitie en doelen uit de InnovatieAgenda Duurzame Landbouw.

Artikel 2.10.6 Subsidiabele kosten

Kosten komen in aanmerking voor subsidie zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 2.10.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van gebouwen en grond;

  • b.

    de kosten van inrichting die niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • c.

    exploitatiekosten;

  • d.

    onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.

Artikel 2.10.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt minder dan € 25.000.

  • 2.

    Indien voor het project waarvoor subsidie is aangevraagd reeds subsidie is verstrekt door de provincie Zuid-Holland, wordt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.10.1, zodanig berekend dat het totaal aan subsidies minder bedraagt dan € 25.000.

  • 3.

    Indien door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt, wordt slechts subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 verstrekt indien de totale door andere bestuursorganen verstrekte subsidie lager is dan de totale projectkosten.

  • 4.

    Indien door toepassing van dit artikel de subsidie minder bedraagt dan € 5.000 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.10.9 Subsidieverplichtingen

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    met de uitvoering van het project wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening;

  • b.

    een project wordt binnen twee jaar na de start van het project afgerond.

  • c.

    het project wordt openbaar gemaakt en de resultaten worden gedeeld op de wijze, bedoeld in artikel 2.10.3.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Evaluatie

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Asv vindt drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaats.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 3.23 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2019, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016.

Den Haag, 11 oktober 2016

Drs. J. Smit, voorzitter

Drs. G.M. Smid-Marsman, plv. secretaris

(kaart) Bijlage 1 behorende bij art. 2.1.1 van de subsidieregeling groen ganzenrustgebieden Alblasserwaard

http://www.zuid-holland.nl/publish/pages/14514/bijlage1behorendebijartikel2-1-1vandesubsidieregelinggroenganzenrustgebiedenalblasserwaard2016.pdf

(kaart) Bijlage 1 behorende bij art. 2.1.1 van de subsidieregeling groen ganzenrustgebieden Reeuwijk

http://www.zuid-holland.nl/publish/pages/14515/bijlage1behorendebijartikel2-1-1vandesubsidieregelinggroenganzenrustgebiedenreeuwijk2016.pdf

(kaart) Bijlage 2 behorende bij art. 2.2.3 van de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016

http://www.zuid-holland.nl/publish/pages/14516/bijlage2behorendebijartikel2-2-3vandesubsidieregelinggroenzuid-holland2016.pdf

Bijlage 3 behorende bij Artikel I, onder E, van het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 2 oktober 2017, PZH-2017-611344259, DOS-2016-0005086, tot wijziging van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4 behorende bij artikel 2.7.3 van de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016

  • a.

    Maatregelen Koekoekswaard:

    • -

      Maaien 8 hectare stroomdalgrasland (inclusief hoogtes en laagtes);

    • -

      Beweiding vanaf 1 september tot 1 maart met standweidesysteem met maximaal 15 stuks jongvee;

    • -

      Maaien rond hagen en struweel; van betreffende strook van 2 tot 3 meter breed jaarlijks de halve oppervlakte maaien en afvoeren (dus een keer per twee jaar de hele strook met een totaal van 800 meter), en;

    • -

      Jaarlijks terugsnoeien van over de weg hangende takken en onderhoud van de afrastering langs de haag.

  • b.

    Maatregelen Huys ten Donck

    • -

      Aanplant van bomen/struiken;

    • -

      Markeren, kappen, snoeien, dunnen en verwerken en vervoer van bomen/struiken;

    • -

      Maaien weiden en oprillen/afvoeren maaisel;

    • -

      Realiseren van glooiende oevers, en;

    • -

      Uitdiepen, schonen waterpartijen en gangen en verwerken afval uit watergangen.

  • c.

    Maatregelen Boezems Kinderdijk

    • -

      Rietbeheer; jaarlijks maaien en afvoeren van 9 hectare riet / rietruigte (incl. transport en stort) in een twee of driejarige cyclus;

    • -

      Jaarlijks gefaseerd afzetten van 3 hectare struweel en grienden;

    • -

      Jaarlijks maaien kaden (4,08 hectare + 2.6);

    • -

      Uit produktie nemen van rietland (circa., 9 hectare) door randen extensiever te beheren en percelen te laten overstaan.

    • -

      Monitoring van vegetatie en fauna (mn vogels)

  • d.

    Maatregelen Oosterse en Westerse Laagjes

    • -

      Uitstellen van de eerste maai- en weidedatum;

    • -

      Instellen van een periode waarin niet wordt gemaaid en beweid;

    • -

      Het daarvoor extensiveren van het agrarische gebruik;

    • -

      Verbeteren van de waterhuishouding voor natuurwaarden, en;

    • -

      Geen ongewenste recreatie, jacht en chemische onkruidbestrijding.

  • e.

    De onder d genoemde maatregelen zijn per (erf)pachter onderverdeeld in vijf pakketten :

    • -

      Pakket 1. Instellen rustperiode en voldoende foerageergelegenheid voor wintergasten en doortrekkers

    • -

      Pakket 2. Instellen rustperiode in verband met. broedende vogels in de periode 1 april tot en met 14 juni

    • -

      Pakket 3. Instellen rustperiode in verband met. broedende vogels in de periode 1 meitot en met 29 juni.

    • -

      Pakket 4. Instellen rustperiode in verband met broedende vogels in de periode 1 april tot en met 29 juni

    • -

      Pakket 5. Instellen natte omstandigheden van half november – half april ten behoeve van wintergasten en doortrekkers en instellen van rust van half april tot juli bij een tamelijk hoge waterstand.

Bijlage 5 behorende bij artikel 2.7.5 van de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016

Westerse & Oosterse Laagjes

(erf)pachter/ eigenaar

oppervlakte

betaling

Oosterse laagjes pakket 2

J. van der Griend

12.2570 ha.

€ 11.075,-

Oosterse laagjes pakket 2

J.H. en H.G. Trouw

10.08.40 ha

€ 2.322,-

Oosterse laagjes pakket 2

I.A. in ‘t veld

4.15.40 ha

€ 2.143,-

Oosterse laagjes pakket 5

p/a Verhagen Rentmeesters

8.07.80 ha

€ 31.500,-

Oosterse laagjes pakket 2

Vollebregt e.a.

4.3 ha

€ 3.890,-

Westerse laagjes pakket 2

Maatschap, van de Erve

3.28.20 ha

€ 1.791,-

Westerse laagjes pakket 2

R.A. van Gaalen

2.25.70 ha

€ 1.250,-

Westerse laagjes pakket 1&2

P.H. van der Jagt

3.76.80 ha

€ 1.311,-

Westerse laagjes pakket 1&2

A.A. de Jong

4.49.10 ha

€ 1.457,-

Westerse laagjes pakket 2

K. in ‘t Veld

4.79.20 ha

€ 2.472,-

Westerse laagjes pakket 5

D.J. van Vliet

3.25.70 ha

€ 3.495,-

Koekoekswaard

E. van Blaricom

8 ha

€ 7.300,-

Huys ten Donck

Overwater Rentmeesters

26 ha

€ 20.000,-

Boezems kinderdijk

Waterschap Rivierenland

175 ha

€ 25.000,-

Toelichting

Artikel 1.2

Op basis van artikel 1.2 is het mogelijk dat de cofinanciering van de subsidieontvanger (deels) bestaat uit de inzet van vrijwilligers. De inzet van vrijwilligers is subsidiabel voor € 35,- per uur. Door de inzet van vrijwilligers te waarderen worden de totale subsidiabele kosten van een activiteit hoger. Omdat de vrijwilligersuren de subsidieontvanger geen geld kosten, worden de inzet van vrijwilligers ook aan de financieringskant op de begroting opgenomen.

De werking van artikel 1.2 wordt geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld.

Een vereniging heeft subsidie aangevraagd. De subsidie bedraagt 50% van de kosten.

Voor de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd huurt de vereniging een adviesbureau in voor € 17.500,-. Daarnaast voeren de leden van de vereniging ook activiteiten uit. De vereniging heeft zelf weinig eigen middelen.

Zonder dat de inzet van vrijwilligers voor subsidie in aanmerking komen zou de subsidie 50% van € 17.500,- = € 8.750,- bedragen. Hiermee kan de vereniging de verkenning echter niet uitvoeren.

Om de subsidie € 17.500,- te laten bedragen moeten de kosten van de activiteit uit komen op € 35.000,-. Dat kan bereikt worden met de waardering van de inzet van vrijwilligers:

kosten

Dekking

Inhuur bureau

€ 17.500,-

Subsidie PZH

50% van

€ 17.500,-

Inzet van vrijwilligers

500 uur x € 35,-

€ 17.500,-

Inzet vrijwilligers

(eigen bijdrage)

€ 17.500,-

Totaal

€ 35.000,-

 

€ 35.000,-

 

De werking van het vierde lid van artikel 1.2, waarin de subsidie voor de inzet van vrijwilligers wordt gemaximeerd, wordt geïllustreerd aan de hand van het volgende voorbeeld:

 

kosten

Inhuur bureau

€ 17.500,-

Inzet van vrijwilligers

600 uur x € 35,-

€ 21.000,-

Totaal

€ 38.500,-

In dit voorbeeld worden 600 uren van vrijwilligers ingezet bij de activiteit. Deze uren vertegenwoordigen een waarde van € 21.000,-. De totale kosten bedragen in dit voorbeeld € 38.500,-.

De subsidie van de provincie zou dan 50% van € 38.500,- bedragen. Maar dat is meer (€ 19.250,-) dan de totale kosten exclusief vrijwilligers ( € 17.500,-). Op grond van het vierde lid van artikel 1.2 bedraagt de subsidie dan € 17.500,-. De 100 uren extra van de vrijwilligers tellen in dit geval dus niet mee voor de hoogte van de subsidie.

§ 2.1 ganzenrustgebieden

Agrariërs die rust bieden aan ganzen in de zogenaamde ganzenrustgebieden kunnen hiervoor subsidie krijgen. De subsidie van 50,00 per hectare wordt verleend boven op de schadevergoeding die vanuit het Faunafonds verstrekt wordt. Het afzien van die verjaging vormt de grondslag voor het verlenen van de extra vergoeding. De grenzen van de ganzenrustgebieden, waarbinnen grondgebruikers in aanmerking kunnen komen voor subsidie, staan vermeld op de kaart die is opgenomen in bijlage 1.

De paragraaf wordt uitgevoerd door het Faunafonds, zodat agrariërs maar met één loket voor zowel de schade-tegemoetkoming als de subsidie te maken krijgen.

§ 2.2 Agrarische structuurversterking voor de grondgebonden landbouw

Een betere verkaveling houdt in een nieuwe verdeling van kavels onder de eigenaren, om per eigenaar zoveel mogelijk een aaneengesloten grondeigendom te krijgen nabij de boerderij en/of minder versnippering van het eigendom. Dit leidt tot een verbetering van de agrarische bedrijfsvoering.

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de kavel zijn opgenomen op de kaart in bijlage 2.

§ 2.3 Soortenbeleid leefgebied en maatregelen verbetering natuurwaarden

Met subsidie voor versterking en bescherming van bedreigde dier- of plantensoorten of natuurwaarden in uitvoeringsprojecten wordt bedoeld dat daadwerkelijk maatregelen worden getroffen ter verbetering van het leefgebied van dier- of plantensoorten of de natuurwaarden. Enkele voorbeelden zijn: het creëren van extra voedsel- schuil of voortplantingsplaatsen of het opheffen van barrières tussen leefgebieden. Waar nog onderzoek nodig is om goede maatregelen te treffen ter bescherming van een speciale soort is het ook mogelijk subsidie voor onderzoek aan te vragen.

§ 2.4 Groenparticipatie

Met het begrip groenparticipatie wordt gedoeld op verschillende vormen van een intensiever gebruik van de beschikbare groen en recreatiegebieden in de provincie. Bij bewegen in het groen gaat het om een intensiever sportief gebruik van de groengebieden, bij natuurbeleving om een intensiever gebruik van de groengebieden gecombineerd met educatie: het ontdekken en leren kennen van flora en fauna in de natuur en kennis van de seizoenswisselingen. Bij stimulering van vrijwilligers in het groen gaat het om het benutten van groengebieden door vrijwilligers, gecombineerd met zorg en beheer van diezelfde natuur.

De provincie wil graag bevorderen dat er kennisuitwisseling en samenwerking ontstaat tussen de diverse projecten binnen de drie programma’s. Daarom vragen we de aanvrager deel te nemen aan het netwerk rondom de programma’s. Voor meer informatie:

 

Op basis van artikel 2.4.6 worden aanvragen op kwaliteit beoordeeld op basis van 4 criteria.

Per criterium kan 0, 1, 2 of 3 punten worden behaald. De aanvraag met het hoogst aantal punten wordt als eerste gerangschikt. Op basis van de rangschikking worden de aanvragen gehonoreerd tot het moment dat het subsidieplafond bereikt wordt. 

  • -

    Criterium a. het aantal bezoekers en vrijwilligers dat met de activiteit direct bereikt wordt.

In de aanvraag om subsidie moet het aantal bezoekers van het bestaande groengebied en het aantal vrijwilligers dat met de activiteit direct bereikt wordt, worden vermeld. Als onderbouwing kunnen resultaten van eerdere ( vergelijkbare) activiteiten worden gebruikt.

 

De punten toekenning is als volgt:

 

0 punten

1 punt

2 punten

3 punten

Aantal bezoekers en vrijwilligers

0-25

25-100

100-500

500+

  

  • -

    Criterium b. de mate waarin de activiteit vernieuwend is.

  • Nieuwe activiteiten behalen een hogere score dan activiteiten die regulier worden verricht. Aan een geheel nieuwe activiteit worden 3 punten toegekend. Aan een activiteit die al wel in Nederland is uitgevoerd, maar nog niet in de Provincie Zuid-Holland worden 2 punten toegekend. Is de activiteit al eerder uitgevoerd in de Provincie Zuid-Holland maar nog niet op de betreffende locatie, dan wordt 1 punt toegekend. In het geval de aanvraag betrekking heeft op activiteiten die (al dan niet door de aanvrager) regulier worden uitgevoerd, wordt nul punten toegekend.

 

  • -

    Criterium c. het aantal mensen dat via communicatie over de activiteit bereikt wordt.

  • Uit de aanvraag om subsidie moet blijken op welke wijze en in welke media er over de activiteit gecommuniceerd wordt. Aan een activiteit waarover in een regionaal dagblad wordt gecommuniceerd worden meer punten toegekend dan aan een activiteit waarover alleen op de eigen website gecommuniceerd wordt. Het bereik van een regionaal dagblad is namelijk groter dan het bereik van de eigen website.

  •  

  • De puntentoekenning is als volgt:

 

0 punten

1 punt

2 punten

3 punten

Bereik communicatie

0-100

100-1.000

1.000-5.000

5.000+

 

  • -

    Criterium d. de mate waarin nieuwe doelgroepen worden bereikt.

  • Tot de nieuwe doelgroepen behoren mensen die niet eerder het groengebied hebben bezocht of aan een vrijwilligersactiviteit hebben deelgenomen. Uit de aanvraag om subsidie moet blijken om welke nieuwe doelgroepen het gaat en op welke wijze de nieuwe doelgroepen bereikt wordt. Het puntenaantal dat kan worden behaald is afhankelijk van het percentage dat de nieuwe doelgroepen uitmaakt ten opzichte van het totaal aantal bezoekers en vrijwilligers.

 

De punten toekenning is als volgt:

 

0 punten

1 punt

2 punten

3 punten

Bereik nieuwe doelgroepen

<10%

10-25%

25-50%

50%

 

§ 2.6 Verwerving en inrichting ecologische verbindingen

Deze paragraaf voorziet in de subsidiering van verwerving van grond voor en de kosten van inrichting van ecologische verbindingen. De subsidie voor verwerving ecologische verbindingen valt onder een regeling die is goedgekeurd door de Europese commissie. Voor de subsidie voor de inrichting van de ecologische verbindingen geldt zo nodig de toepasselijke de-minimisregeling. De subsidieregeling is bedoeld voor de verwerving van gronden die zijn gelegen in de ecologische verbindingen in de hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van natuurbeschermings-gebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten 

Voor deze in de EHS gelegen gronden kan uitsluitend subsidie worden verleend, indien de grond door de provincie in de Verordening Ruimte is aangeduid als 'ecologische verbinding'. Hierbij heeft deze begrenzing een enigszins indicatief karakter. In vrijwel alle gevallen zal het bij de verwerving van grond gaan om (landbouw)grond die is of wordt omgezet in natuurgrond.

Na subsidieverlening voor de verwerving van terreinen geldt voor de subsidieontvanger een aantal verplichtingen. De subsidieontvanger dient een gescheiden boekhouding te voeren conform artikel 25b, eerste lid, Mededingingswet (artikel 12, eerste lid, onder h). In genoemde bepaling heeft de Nederlandse wetgever de Europese transparantierichtlijn 2006/111/EG geïmplementeerd. Deze bepaling bevat gedetailleerde informatie over de wijze waarop de boekhoudkundige scheiding dient te worden uitgevoerd. Om te verzekeren dat de grond ook in de toekomst natuurgrond zal blijven en zal worden beheerd overeenkomstig het voorgeschreven natuurbeheertype, is de subsidieontvanger verplicht een kwalitatieve verplichting te vestigen op het terrein. Ingevolge artikel 6:252 BW kan bij overeenkomst worden bedongen dat de verplichting van een der partijen om iets te dulden of niet te doen ten aanzien vaneen haar toebehorend registergoed, zal overgaan op degenen die het goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen, en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen. Deze verplichting wordt de 'kwalitatieve verplichting' genoemd.

Hoewel de basis van de kwalitatieve verplichting verbintenis rechtelijk is, bestaat door inschrijving in de openbare registers de mogelijkheid aan de overeenkomst zakelijke werking te verlenen. De subsidieontvanger dient met de provincie een overeenkomst te sluiten, waarin een dergelijke kwalitatieve verplichting(met boeteclausule bij niet-nakoming) is opgenomen. De in de overeenkomst op te nemen kwalitatieve verplichting behelst dat, vanaf het moment dat de grond is omgevormd tot natuurterrein, dit in beginsel niet meer anders mag worden beheerd, dan als natuurterrein. Aangezien de kwalitatieve verplichting overgaat op degenen die het goed middels overdracht zullen verkrijgen, wordt met deze verplichting verzekerd dat de grond na omvorming natuurterrein blijft. Dit is in beginsel een eeuwigdurende verplichting.

Mocht er sprake zijn van vermogensvorming als gevolg van verkoop of onteigening, dan zullen Gedeputeerde Staten op grond van deze regeling deze vermogensvorming afromen. Deze vergoeding is verschuldigd indien de subsidieontvanger de gesubsidieerde grond vervreemdt, bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt, de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of indien de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden. Het is ook mogelijk subsidie aan te vragen voor de verwerving van grond en los daarvan voor de beëindiging van pachtovereenkomsten. Het is immers mogelijk dat gronden verworven zijn, waarop nog pachtrechten rusten. Om te voorkomen dat in dergelijke gevallen geen subsidie voor de beëindiging van pacht meer kan worden verleend, wat tot gevolg kan hebben, dat deze gronden niet spoedig tot een natuurterrein zullen worden omgevormd, is de mogelijkheid opgenomen om subsidie te verlenen voor de kosten die verbonden zijn aan beëindiging van pacht.

 

§ 2.8 Innovatieve Pilots Groene Cirkels

Op grond van deze paragraaf worden innovatieve pilots of deelfasen van een pilot in het kader van Groene Cirkels. Een klimaat neutrale onderneming, een duurzame economie én een aangename leefomgeving. Dat zijn de ambities waarvoor Groene Cirkels zich inzet. Dat doet zij door de natuur als uitgangspunt te nemen en programma’s te realiseren rond de onderwerpen energie, water, grondstoffen, mobiliteit en leefomgeving. Zo ontstaat een economisch krachtig bedrijf in een aantrekkelijke omgeving waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is.

 

§ 2.9 Boerenlandpaden

Op basis van deze paragraaf wordt de aanleg en het beheer en de openstelling van boerenlandpaden gesubsidieerd. De boerenlandpaden zijn een onderdeel van het recreatieve netwerk voor wandelen.

 

TOELICHTING bij het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 2 oktober 2017, PZH-2017-611344259, DOS-2016-0005086, tot wijziging van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016

De ondehavige wijziging van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 (Srg) heeft betrekking op paragraaf 2.6 Verwerving en inrichting ecologische verbindingen.

In de huidige Srg wordt voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van ecologische verbindingen onderscheid gemaakt tussen 2 prioriteiten. In deze wijziging van de Srg wordt een nieuwe prioriteit, prioriteit A, geïntroduceerd waarvoor maximaal 100% subsidie en een maximaal subsidiebedrag van € 1.500.000 mogelijk is. Prioriteit A ziet op speciale ecologische verbindingen waarvoor in het bijzonder de wens geldt tot versnelling van de realisatie. Maar ook wanneer bij voorbeeld de verbinding deel uitmaakt van een groter project waarin door andere partijen – zoals het Rijk - reeds grote bedragen zijn geïnvesteerd, of wanneer er sprake is van een laatste schakel in de voltooiing van een ecologische verbinding, kan deze onder prioriteit A vallen. De verschillende prioriteringen worden per verbinding weergegeven op de kaart zoals opgenomen in de bijlage.

Er is voorzien in overgangsrecht waardoor het oude regiem van de Srg blijft gelden voor aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreden van de gewijzigde regeling.

Tenslotte is de nota Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland 1998 vervangen door de (Herziene) Nota Ecologische Verbindingen in de provincie Zuid-Holland (2017). De regeling is met verwijzing daarnaar dienovereenkomstig aangepast. De (Herziene) Nota Ecologische Verbindingen in de provincie Zuid-Holland (2017) wordt geplaatst op de provinciale website van de provincie Zuid-Holland.

TOELICHTING BIJ HET BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZUID-HOLLAND VAN 4 JULI 2017, DOS-2013-0010135, PZH-2017-604726109, TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING GROEN ZUID-HOLLAND 2016 (PROV. BLAD 2017, 5394)

Het Faunafonds op 1 januari 2017 opgehouden te bestaan. In paragraaf 2.1 van de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016 werd een aantal keer naar het Faunafonds en de beleidsregels van het Faunafonds verwezen. Met dit wijzigingsbesluit wordt het feit dat het Faunafonds als zelfstandig bestuursorgaan niet meer bestaat, verwerkt in de Subsidieregeling Groen Zuid-Holland 2016.

TOELICHTING BIJ HET BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZUID-HOLLAND VAN 21 NOVEMBER 2017, PZH-2017-615323894, DOS-2016-0005086, TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING GROEN ZUID-HOLLAND 2016 (PROV. BLAD 2017, 5662)

Artikel I, onderdelen A tot en met E

De onderdelen A tot en met E hebben betrekking op paragraaf 2.4 Groenparticipatie van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 (Srg).

Een tweetal wijzigingen hebben plaatsgevonden.

I. Voor de wijziging mochten alleen kinderen van 4 tot 12 jaar deelnemen aan activiteiten die betrekking hebben op het beleven van de natuur binnen en buiten de stad. Door de wijziging komen ook jongeren in de leeftijdscategorie tot en met 18 jaar in aanmerking hieraan deel te nemen. Voor het basis onderwijs ontwikkelde projecten kunnen zodoende een vervolg krijgen tijdens het middelbare onderwijs. Voorts is de aanvraagperiode aangepast zodat beschikkingen voor de zomerperiode kunnen worden verleend.

II. Gezond eten en een gezond eetpatroon zijn van belang voor de gezondheid van ieder individu, maar ook voor de samenleving als geheel. Voorkomen is beter (en goedkoper) dan genezen. Maar de feiten zijn zorgelijk: van de Nederlandse kinderen eet minder dan 1% genoeg groente en minder dan 5% genoeg fruit. En meer dan 10% van de kinderen en jongeren tussen de 4 en 20 jaar heeft overgewicht. Daarom besteden scholen en kinderopvangcentra steeds meer aandacht aan Jong Leren Eten en is er de afgelopen jaren allerlei lesaanbod ontwikkeld om kinderen bewust te maken van duurzaam en gezond voedsel. Maar waar vind je al dat lesaanbod en hoe maak je er een samenhangend en effectief lesprogramma van voor je school?

Het programma Jong Leren Eten wil kinderopvangcentra en scholen hierbij ondersteunen en zo bevorderen dat kinderen en jongeren leren kiezen voor gezond en duurzaam eten. We willen dat kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar meer weten over voedsel zodat ze gezonde en bewuste keuzes maken. Ons doel is dat ze meer groente en fruit eten en dat ze zich bewust zijn van gezonde en duurzame keuzemogelijkheden.

Jong leren eten concentreert zich op eten; op kennisontwikkeling én op proeven, beleven en ervaren. De provincie ondersteunt het programma en wil dit breed inzetten. Dat betekent dat een ieder die denkt een bijdrage te kunnen leveren dit kenbaar kan maken bij de provincie.

Artikel I, onderdeel F

Onderdeel F heeft betrekking op een nieuwe paragraaf in de Srg, § 2.10 Stimulering maatschappelijke initiatieven op Duurzame Landbouw.

Algemeen

Provinciale Staten hebben op 29 juni 2016 het Ambitiedocument ‘InnovatieAgenda Duurzame Landbouw’ vastgesteld. Deze gaat over het stimuleren en faciliteren van innovatie in de grondgebonden landbouw en de voedselketen ten behoeve van een economisch rendabele agrarische sector. Hierin staat de grondgebonden landbouw centraal. De kern van de aanpak uit het Ambitiedocument bestaat uit het faciliteren van proeftuinen, waar duurzame innovaties worden ontwikkeld. Een proeftuin is een zichtbare plek in Zuid-Holland waar de provincie, samen met koplopers in de voedselketen en in de landbouwketen, duurzame landbouw uitprobeert en ontwikkelt. Om dit voor elkaar te krijgen zijn er programma’s opgestart gericht op kennis, ontwikkeling en innovatie van landbouw. De uitvoeringsregeling POP3 ondersteunt de uitvoering hiervan, maar ook het samenwerkingsverband Platform Duurzame Landbouw en het Kennis- en Ontwikkelprogramma.

In de praktijk komen wij nu tegen dat niet alle maatschappelijke initiatieven, (educatie) projecten en programma’s passen binnen de beperkende EU-kaders van de uitvoeringsregeling POP3. Daarom willen wij per 1 januari 2018 aanvullend een stimuleringspotje instellen voor de ondersteuning van maatschappelijke initiatieven en kleine projecten. Impulsen die snel te beslissen zijn en kleiner zijn dan de POP3 aanvragen of niet passen binnen de subsidies van een landschapstafel maar die wel bijdragen aan de doelen van de Beleidsvisie Groen. Hierdoor is het mogelijk dat een aantal projecten versneld uitgevoerd worden anders dan bij een POP3 aanvraag of een subsidie via een landschapstafel die een lange(re) en (meer) ingewikkelde procedure kennen.

De te subsideren projecten dienen een bijdrage te leveren met de ambitie en doelen uit de InnovatieAgenda. De provincie houdt de regie vanwege de snelheid en overzichtelijkheid vanwege het beleidskader van de InnovatieAgenda en de directe zicht op proeftuinen Duurzame Landbouw. Zodoende kan dit eventueel aan elkaar gekoppeld worden om netwerksturing te bevorderen.

Artikelsgewijs

Artikel 2.10.8

Het tweede lid bepaalt dat indien op grond van andere provinciale regelingen van Zuid-Holland subsidie is verstrekt, dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de te verstrekken subsidie op grond van deze paragraaf.

Het derde lid bepaalt dat wanneer andere bestuursorganen dan de provincie Zuid-Holland een bijdrage leveren aan het project, dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de te verstrekken subsidie.

In beide voornoemde gevallen aldus het vierde lid, leidt dit ertoe dat wanneer de te vertrekken subsidie op grond van deze paragraaf minder dan € 5.000 bedraagt, deze niet mag worden verleend.