Regeling vervallen per 26-01-2017

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 1 november 2016, PZH-2016-567678591 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking innovaties water Zuid-Holland 2016 (Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking innovaties water Zuid-Holland 2016) (Prov. Blad, nr. 5962)

Geldend van 08-11-2016 t/m 25-01-2017

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 1 november 2016, PZH-2016-567678591 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking innovaties water Zuid-Holland 2016 (Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking innovaties water Zuid-Holland 2016) (Prov. Blad, nr. 5962)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland;

Overwegende dat het wenselijk is samenwerkingsverbanden te stimuleren die water gerelateerde innovaties in de landbouwsector ontwikkelen en testen;

Besluiten

Vast te stellen het volgende besluit:

Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking innovaties water Zuid-Holland 2016

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 2.7 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan worden ingediend in de periode van 28 november 2016 tot en met 25 januari 2017.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 2 Deelplafonds

  • 1. Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt voor het beheergebied van:

    • a.

      het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden € 0-;

    • b.

      het Hoogheemraadschap van Delfland € 0,-;

    • c.

      het Waterschap Hollandse Delta € 0,-;

    • d.

      het Hoogheemraadschap van Rijnland €210.000,-;

    • e.

      het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

      € 0,-;

    • f.

      het Waterschap Rivierenland € 0,-;

    • g.

      het Waterschap Amstel Gooi en Vecht € 0 ,-

  • 2. De deelplafonds, bedoeld in het eerste lid, bestaan voor 50% uit ELFPO middelen en voor 50% uit middelen van de waterschappen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.7.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan wat is gericht op innovatie in de landbouw gericht op de verbetering van de waterkwaliteit;

  • b.

    de uitvoering van een innovatieproject in de landbouw dat gericht is op de verbetering van de waterkwaliteit.

Artikel 4 Subsidievereiste

In afwijking van artikel 2.7.6, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de activiteit betrekking op ten minste één van de volgende thema’s:

  • a.

    klimaatadaptatie;

  • b.

    klimaatmitigatie;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • d.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.7.7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • b.

    bijdragen in natura voor zover het betreft onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, gronden of onroerende goederen;

  • c.

    personeelskosten.

Artikel 6 Niet-subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7.7, eerste lid, komen de kosten van tweedehands goederen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7 Subsidiehoogte

Indien toepassing van artikel 2.7.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 8 Selectiecriteria

  • 1. Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.10 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de kosteneffectiviteit;

    • c.

      de mate van innovatie;

    • d.

      de haalbaarheid van de activiteit.

  • 2. Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan een tot en met vier punten worden behaald.

  • 3. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 2;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 3.

  • 4. Indien een aanvraag minder dan 22 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 7. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1. In afwijking van artikel 1.19, derde lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft een aanvraag om een voorschot betrekking op minimaal € 50.000,-.

  • 2. In afwijking van artikel 1.21 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland verstrekken gedeputeerde staten geen voorschoten vooruitlopend op realisatie.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

Artikel 11 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2020.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 samenwerking innovaties water Zuid-Holland 2016.

Den Haag, 1 november 2016

drs. J. Smit, voorzitter

drs. J.H. de Baas, secretaris.

Toelichting

Algemeen

In het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (hierna: POP programma) is voor Water- en bodembeheer de volgende sterkte/zwakte analyse gemaakt:

Sterk:

De belasting van het grond- en oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen, stikstof en fosfaat is afgenomen dankzij inspanningen van de landbouwsector.

Kansen:

Emissies van nutriënten en gewasbeschermings-middelen kunnen worden gereduceerd door precisielandbouw, aangepaste gangbare landbouw of biologische landbouw.

Zwak:

-Overschrijding van normen voor grond- en oppervlaktewater;

-Ecologische doelen KRW nauwelijks gehaald;

-Mineralen overschot nog (te) hoog;

-Forse bodembelasting met fosfor;

-Bodemkwaliteit staat onder druk

Bedreigingen:

Veel wateren zijn nog eutroof (rijk aan nutriënten zoals fosfaat, nitraat en andere voedingsstoffen), ondanks de inspanningen en verbeteringen die in de afgelopen decennia zijn gerealiseerd.

De gehele SWOT-analyse uit het POP programma laat zien dat voor de landbouw in Nederland een verdere verduurzaming met behoud van de concurrentiekracht de grootste uitdaging is. De maatschappij stelt eisen aan het milieu, klimaat, dierenwelzijn, diergezondheid, landschap, omgevingskwaliteit (inclusief waterkwaliteit) en biodiversiteit.

De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen neemt volgens de SWOT-analyse slechts in gering mate af waardoor de ecologische doelen van het waterbeleid slechts beperkt gehaald worden. Dit wordt ook veroorzaakt doordat de watergangen in agrarisch gebied zijn gericht op een snelle afvoer van water. De opgave is daarom het ecologisch functioneren van het watersysteem in het agrarisch gebied te verbeteren door herstel van de natuurlijke hydrologie en morfologie en door de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Daarnaast is het van belang efficiënt om te gaan met hulpbronnen zoals nutriënten.

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor innovatieve projecten gericht op de verbetering van de waterkwaliteit. Het realiseren van mooi en schoon water is als één van de kernopgaven opgenomen in het provinciaal waterplan. Verbetering van de waterkwaliteit van boezem- en polderwateren is nodig voor vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving.

De subsidie wordt alleen verstrekt aan:

  • -

    een samenwerkingsverband in oprichting, in geval de aanvraag betrekking heeft de oprichting van een samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan;

  • -

    (de penvoerder van) een samenwerkingsverband dat bestaat uit tenminste twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de projectvraag en bevat ten minste één landbouwer of een organisatie die het belang van landbouwers vertegenwoordigt.

Artikel 3

In paragraaf 2.7 van de Uitvoeringsregeling Pop-3 Zuid-Holland staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op 4 van deze thema’s:

  • a.

    klimaatadaptatie;

  • b.

    klimaatmitigatie;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • d.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Deze vier thema’s sluiten namelijk aan bij het doel van de openstelling, namelijk het zoeken naar innovatieve manieren om de waterkwaliteit te verbeteren.

Artikel 4 en 5

Op grond van dit openstellingsbesluit komen niet alle mogelijke vormen van bijdrage in natura voor subsidie in aanmerking.

Alleen de bijdrage in natura in de vorm van onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, grond of onroerende goederen komen voor subsidie in aanmerking.

De kosten van tweedehandsgoederen (machines en installaties) komen niet voor subsidie in aanmerking.

Het betekent niet dat er geen tweedehandsgoederen of andere vormen van bijdragen in natura bij de uitvoering van het project mogen worden ingezet. De inzet er van komt alleen niet voor subsidie in aanmerking..

Artikel 7

In paragraaf 2.7 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt geregeld hoe de subsidiehoogte berekend wordt. De hoogte van de subsidie is onder andere afhankelijk van welke (deel)activiteit er wordt uitgevoerd. Op basis van dit openstellingsbesluit worden geen subsidies verstrekt van minder dan € 50.000,-.

Artikel 8

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Aan de selectiecriteria kan een wegingsfactor worden toegekend van 1, 2 of 3. Op basis van het doel van de openstelling wordt de wegingsfactor per criterium toegekend.

Op basis van dit openstellingsbesluit kan zowel subsidie worden aangevraagd voor de oprichting van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan, als voor de uitvoering van een innovatieproject. In het geval dat de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op het oprichten van een samenwerkingsverband en het schrijven van een projectplan wordt bij de toetsing aan de criteria gekeken naar het beoogde doel van de samenwerking.

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

De gesubsidieerde activiteit draagt bij aan de thema’s die in artikel 4 staan opgesomd. Met dit criterium wordt gekeken de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de thema’s van deze openstelling (wat voegt dit project toe?).

Hierbij wordt zowel gekeken naar het effect van de beoogde innovatie op de waterkwaliteit als naar de toepasbaarheid van de beoogde innovatie. Aan de bredere toepasbaarheid van de beoogde innovatie wordt meer belang toegekend dan aan een innovatie die niet breed toepasbaar is ook al heeft die innovatie een groter effect op de waterkwaliteit.

Bij deze openstelling voor samenwerking voor innovaties gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces. Samenwerking kan leiden tot meer kennisdeling op regionaal-, nationaal- of internationaalniveau. Door samenwerking kunnen nieuwe innovatieve-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen keten partijen ontstaan.

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • ·

    De meerwaarde van de beoogde innovatie voor het thema ( betreft de aanvraag een goede oplossing voor de belasting van het oppervlakte water;

  • ·

    De bijdrage van het project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden. Gaat van het project voorbeeldwerking uit? Levert het project ervaringen op waarmee anderen hun voordeel kunnen doen?

  • ·

    De mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol? ( OIs er een goede kans op een snelle vertaling naar de praktijk?)

1 punt wordt behaald als met de beoogde innovatie in onvoldoende mate wordt bijgedragen aan de verbetering van de waterkwaliteit of onvoldoende doorwerking heeft;

2 punten worden behaald als de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema voldoende/ gemiddeld is;

3 punten worden behaald als de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema goed is;

4 punten worden behaald als de mate waarin de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd bijdraagt aan het thema zeer goed is.

Criterium b. de kosteneffectiviteit;

De kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de verbetering van de waterkwaliteit. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • ·

    De hoogte van de kosten in relatie tot de prestatie. Staat de begroting in een reële verhouding tot de geplande prestaties? Hoe is dat aannemelijk gemaakt? Hierbij wordt gelet op:

    • o

      De omvang van de totale subsidiabele projectkosten in relatie tot de innovatieopgave;

    • o

      Het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector;

  • ·

    De relevantie van de kosten, wordt de gevraagde subsidie aan de juiste zaken besteed?

  • ·

    Efficiënt gebruik van kennis en arbeid, in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie.

1 punt wordt behaald indien de kosteneffectiviteit op basis van de genoemde aspecten als onvoldoende is te kwalificeren.

2 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit op basis van de genoemde aspecten als gemiddeld is te kwalificeren.

3 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit op basis van de genoemde aspecten als goed is te kwalificeren.

4 punten worden behaald indien de kosteneffectiviteit op basis van de genoemde aspecten als zeer goed is te kwalificeren.

Criterium c. de mate van innovatie

Met dit criterium wordt gekeken naar de mate waarin de activiteit innovatief is. Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide.

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden of verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend.

Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking of de beoogde innovatie zelf geldt, gaat het om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat de activiteit zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een geringe aanpassing van een bestaand product (dienst, proces of procedé), of betreft de beoogde innovatie een geheel of vrijwel geheel nieuw product (dienst, proces of procedé).

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • ·

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie – idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • ·

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”? Wordt met de activiteit bijgedragen aan de beoogde verschuiving van een benadering in de bedrijfsvoering van kostenreductie of verhoogde volumes naar benadering in bedrijfsvoering van meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering of productie of een sector overstijgende toepassing?

  • ·

    De innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • ·

    Het toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast en is het project er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

1 punt wordt behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als onvoldoende is te kwalificeren.

2 punten worden behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als gemiddeld is te kwalificeren.

3 punten worden behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als goed is te kwalificeren.

4 punten worden behaald indien de innovativiteit op basis van de genoemde aspecten als zeer goed is te kwalificeren.

Criterium d. de haalbaarheid van de activiteit.

Met dit criterium wordt bekeken of de activiteit succesvol uitgevoerd kan worden. Op basis van het openstellingsbesluit kan zowel subsidie worden aangevraagd voor het in een samenwerkingsverband ontwikkelen van een innovatie als voor de oprichting van het samenwerkingsverband en het opstellen van een projectplan. Per type van activiteit verschilt de wijze waarop de haalbaarheid wordt bezien.

-Oprichting samenwerkingsverband en de opstellen van een projectplan:

In deze fase wordt de “haalbaarheid van de activiteit” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen een werkbare en vruchtbare samenwerking tot stand te brengen, inclusief goede afspraken over taken en verantwoordelijkheden en over lasten en lusten met betrekking tot de beoogde innovatie en er in slagen om de beoogde innovatie goed scherp te krijgen in termen van technische en organisatorische haalbaarheid en in termen van marktmogelijkheden (behoefte). Of hierover goed is nagedacht blijkt uit de kwaliteit van het projectplan en van het beoogde samenwerkingsverband zelf: het aantal deelnemers dat aan de samenwerking meewerkt, de verdeling van die deelnemers over de verschillende ketenpartijen, de ‘kwaliteit’ van de deelnemers in relatie tot het innovatie-idee. Deze onderdelen worden in onderlinge samenhang bezien.

-Ontwikkelen innovatie:

In deze fase wordt de “haalbaarheid” gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase “ontwikkelen innovatie” mag men resultaten van voorwerk verwachten, bij een gecombineerde aanvraag is aan te raden in de openstelling te eisen dat de aanvraag een go – no go moment bevat voor de ontwikkelfase.

Bij dit criterium wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

  • ·

    Kwaliteit procesplan voor de oprichting van de samenwerking of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • ·

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de aanvrager er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel ?

  • ·

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de aanvrager de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden ?

  • ·

    Kwaliteit in relatie tot de breedte van de samenstelling, het kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie ?

1 punt wordt behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als onvoldoende is te kwalificeren.

2 punten worden behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als gemiddeld is te kwalificeren.

3 punten worden behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als goed is te kwalificeren.

4 punten worden behaald indien de haalbaarheid op basis van de genoemde aspecten als zeer goed is te kwalificeren

wegingsfactoren

Het doel van de openstelling is om innovaties op het gebied van waterkwaliteit te stimuleren. Het innovatieve element heeft daarom een wegingsfactor van 3. Het criterium haalbaarheid heeft een wegingsfactor van 3. Kenmerk van een innovatieproject is dat de innovatie niet hoeft te slagen, maar wel van belang is dat de randvoorwaarden goed in beeld zijn gebracht en indien nodig beheersmaatregelen zijn genomen, zodat de kans dat de innovatie wel slaagt stijgt.

Het effect van de activiteit (de mate waarmee wordt bijdragen aan de thema’s) heeft een wegingsfactor van 2. Het doel primaire van de openstelling is innovatie, de effectiviteit is –anders dan bij de maatregel voor niet-productieve investeringen water- minder van belang. Een innovatie hoeft niet te slagen en een innovatie kan ook een heel ander (positief) effect hebben dan vooraf beoogd. Het criterium kosteneffectiviteit heeft eveneens een wegingsfactor van 2. Dat een activiteit kosten effectief wordt uitgevoerd is niet het primaire doel van de opensteling. Het primaire doel van de openstelling is ‘innovatie’ en niet ‘meters maken’. Daarom wegen de criteria effectiviteit en kosteneffectiviteit minder zwaar dan de criteria innovativiteit en haalbaarheid.