Verkeersbesluit voor het Rijn-Schiekanaal (tussen km 12.33 en km 24.53), provinciaal vaarwegtraject 2

Geldend van 01-04-2013 t/m heden

Intitulé

Verkeersbesluit voor het Rijn-Schiekanaal (tussen km 12.33 en km 24.53), provinciaal vaarwegtraject 2 (Prov. Blad 2013, 55)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

overwegende, dat hun college op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet bevoegd is tot het nemen van de in die wet bedoelde verkeersbesluiten ter regeling van het scheepvaartverkeer op de provinciale vaarwegen;

dat het Rijn-Schiekanaal (tussen km 12.33 en km 24.53, hierna genoemd “traject 2”) onder provinciaal beheer valt en dat scheepvaart daarvan vlot en veilig gebruik moet kunnen maken;

dat het nautisch beheer zich richt op het belang van de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg voor de scheepvaart en het waarborgen van de vrijheid en de veiligheid van de scheepvaart (overeenkomstig artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet);

dat bij besluit van 22 mei 2012 (met kenmerk PZH- 2012-337426233) een verkeersbesluit is genomen ter regeling van het innemen van ligplaatsen in het Rijn-Schiekanaal aan weerszijden van de sluis Leidschendam;

dat in navolging van het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 – 2020 en de beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart uit 2006 op 30 januari 2013 door Provinciale Staten een nieuw ligplaatsenbeleid is goedgekeurd;

dat het nieuwe ligplaatsenbeleid als uitgangspunt heeft om ligplaats nemen op provinciale vaarwegen te reguleren en dat dit ligplaatsenbeleid met ingang van 1 april 2013 in werking treedt;

dat het ingevolge dat nieuwe beleid (onder meer) ongewenst is om ligplaats in te nemen langs de oevers van traject 2 en dat in verband met het waarborgen van de veiligheid en de bruikbaarheid van de vaarweg het nodig is een afmeerverbod af te kondigen langs de oevers van traject 2 met uitzondering van de delen van de vaarweg waar met ontheffing vaartuigen liggen afgemeerd;

dat het vanuit het oogpunt van vaarweggebruikers en de ervaren overlast door illegaal afmeren in het verleden noodzakelijk is ligplaatsvakken aan te wijzen waar ligplaats nemen voor passanten (doorgaande scheepvaart) wel is toegestaan;

dat het passanten is toegestaan om gedurende één week hoogstens opeenvolgend 3 x 24 uur af te meren in de ligplaatsvakken van traject 2 en dat het passanten na afloop van deze 3 x 24 uur gedurende een week niet is toegestaan af te meren in de ligplaatsvakken van dit traject;

dat bovenstaand nieuw provinciaal ligplaatsenbeleid voorziet in het afmeerverbod en de aangewezen ligplaatsvakken zoals dat geregeld is met het eerder genoemde besluit van 22 mei 2012 (met kenmerk PZH-2012-337426233) en dat het om administratieve redenen en voor de eenduidigheid de voorkeur verdient het besluit van 22 mei 2012 in te trekken en een alles omvattend verkeersbesluit voor traject 2 in het leven te roepen;

dat ter voorbereiding op het onderhavige besluit uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, alsmede het door hun college vastgestelde Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2013;

BESLUITEN:

I. in te trekken het besluit van 22 mei 2012 (met kenmerk PZH-2012-337426233);

II. het volgende Verkeersbesluit te nemen, ter regeling van het innemen van ligplaatsen op traject 2, te weten het Rijn-Schiekanaal (tussen km 12.33 en km 24.53):

1. door plaatsing van verkeerstekens A.5 met richtingaanduidingen F.2, zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een ligplaatsverbod in te stellen op traject 2;

2. a. te bepalen dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de met een ontheffing (verleend door of namens Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland) aanwezige ligplaatsen voor vaartuigen;

b. dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op wachtplaatsen op traject 2 als bedoeld in art. 6.26 lid 2 en 6.28 lid 2 BPR bij de bruggen en de sluis welke worden aangeduid met de aanwijzingstekens E.7. danwel E.5.3., met richtingaanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Wachtplaats, art. 6.26 lid 2 of 6.28 lid 2 BPR’ eventueel aangevuld met de tekst ‘groot schip (>20m)’ of ‘klein schip (<20m)’;

3. door het plaatsen van de aanwijzingstekens E.5.3 met richtingaanduidingen F.2 zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een ligplaatsvak in te stellen langs:

a. de zuidoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 19.82 en km 19.95, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Sport maximaal 3 x 24 uur’;

b. de noordwestelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 20.00 enkm 20.08, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Sport maximaal 3 x 24 uur’;

c. de zuidoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 20.31 en km 20.48, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Sport maximaal 3 x 24 uur’;

d. de zuidoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 20.48 en km20.58, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Grote schepen maximaal 3 x 24 uur’;

4. door het plaatsen van de aanwijzingstekens E.5.3 zoals bedoeld in bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement, een ligplaatsvak in te stellen langs:

a. de zuidoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal ter hoogte van km19.97, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Uitsluitend brandstofverkoop’;

b. de zuidoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal ter hoogte van km19.98, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Uitsluitend dienstvaartuig provincie Zuid-Holland’;

5. door plaatsing van aanwijzingstekens E.7 met richtingaanduidingen F.2 zoals bedoeld in bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement, een ligplaatsvak in te stellen langs:

a. de zuidoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 19.70 en km 19.79, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Uitsluitend passagiervaart in- en uitstappen’;

6. door plaatsing van gebodstekens B.5 zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een verplichting om onder bepaalde omstandigheden stil te houden in te stellen langs:

a. de noordwestelijke oever van het Rijn-Schiekanaal ter hoogte van km 20.10;

b. de westelijke oever van het Rijn-Schiekanaal ter hoogte van km 20.20;

7. te bepalen dat het is toegestaan om gedurende één week hoogstens opeenvolgend 3 x 24 uur af te meren in de hierboven onder 3 bedoelde ligplaatsvakken van traject 2;

8. te bepalen dat bovengenoemde periode van één week begint te lopen op het moment dat een vaartuig voor de eerste keer in een ligplaatsvak wordt waargenomen;

9. te bepalen dat na afloop van de in de punt 7 genoemde maximale afmeerduur van opeenvolgend 3 x 24 uur of een gedeelte daarvan gedurende een week niet nogmaals ligplaats mag worden ingenomen op traject 2;

10. te bepalen dat indien een vaartuig bij opeenvolgende dagelijkse controles vaker dan driemaal in de bovengenoemde ligplaatsvakken van traject 2 wordt aangetroffen er sprake is van overtreding van punt 7;

III. te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 april 2013;

IV. dit besluit ter openbare kennis te brengen door plaatsing in het Provinciaal Blad van Zuid-Holland en een plaatselijk huis-aan-huisblad in de betreffende gemeenten;

V. dit besluit ter kennisneming te zenden aan:

a. Gemeente Leidschendam-Voorburg, postbus 905, 2270 AX, Voorburg;

b. Gemeente Den Haag, postbus 12600, 2500 DJ, Den Haag;

c. Gemeente Voorschoten, postbus 393, 2250 AJ, Voorschoten;

d. ANWB, afdeling Watersport, postbus 93200, 2509 BA, Den Haag;

e. RWS Waterdienst, Infocentrum Binnenwateren, postbus 17, 8200 AA,

Lelystad;

f. Koninklijke Schippersvereniging “Schuttevaer”, postbus 23415, 3001 KK, Rotterdam;

g. Koninklijk Nederlands Watersportverbond, Postbus 2658, 3430 GB, Nieuwegein;

h. Hoogheemraadschap van Delfland, postbus 3061, 2601 DB, Delft;

i. Hoogheemraadschap van Rijnland, postbus 156, 2300 AD, Leiden;

j. Korps landelijke politiediensten, postbus 100, 3970 AC, Driebergen;

k. Politie Haaglanden, postbus 264, 2501 CG, Den Haag;

l. Politie Hollands Midden, postbus 4240, 2350 CE, Leiderdorp;

VI. belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid om ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van publicatie van dit besluit bij hun college een bezwaarschrift in te dienen door verzending aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag, onder vermelding van “Awb-bezwaar” in de linkerbovenhoek van de enveloppe en het bezwaarschrift;

VII. belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid, in samenspraak met de mogelijkheid tot het maken van bezwaar, om ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag (bezoekadres: Prins Clauslaan 60 te Den Haag) een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

voor dezen,

mr. D.P. Boddé

hoofd bureau Juridisch Beheer

district Stedelijk Gebied