Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 11 december 2018, PZH-2018-671315392 (DOS-2015-0007878), tot actualisatie van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie 2019)

Geldend van 01-04-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 11 december 2018, PZH-2018-671315392 (DOS-2015-0007878), tot actualisatie van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie 2019)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Gelet op de artikelen 59a en 166 van de Provinciewet, en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

vast te stellen het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • afdelingshoofd: manager van een afdeling als bedoeld in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018;

  • ambtelijk opdrachtgever: ambtelijk opdrachtgever van een opgave of klus als bedoeld in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018;

  • ambtelijk opdrachtnemer: behandelend ambtenaar van een opgave of klus als bedoeld in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018;

  • bureauhoofd: manager van een bureau als bedoeld in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018;

  • concernopgave: opgave waarvoor afdelingsoverstijgende programmering noodzakelijk is, als bedoeld in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018;

  • klus: werkzaamheden die bijdragen aan opgaven;

  • leidinggevenden: de concerndirecteur, afdelingshoofden, bureauhoofden en de directeur van de Dienst Beheer Infrastructuur;

  • lijnopgave: opgave welke onder ambtelijk opdrachtgeverschap van een leidinggevende van een organisatieonderdeel binnen diens organisatieonderdeel, of onder diens veranwoordelijkheid elders binnen de lijnorganisatie wordt behartigd;

  • opgave: (maatschappelijk of intern) vraagstuk, als bedoeld in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018.

Hoofdstuk 1 Bestuurlijk mandaat

Artikel 2 Mandaatverlening

  • 1. Aan ieder lid van Gedeputeerde Staten wordt mandaat verleend om tezamen met tenminste één ander lid, de besluiten te nemen als genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, opgenomen in bijlage 1, onverminderd het bepaalde in het derde lid.

  • 2. Tot het in het eerste lid bedoelde mandaat behoort niet het nemen van besluiten die op grond van het bepaalde in Hoofdstuk 2 in ambtelijk mandaat kunnen worden afgedaan. Het mandaat houdt alleen een beslissingsmandaat in.

  • 3. In door Gedeputeerde Staten vast te stellen recesperioden kunnen de besluiten als bedoeld in het eerste lid, alsmede de besluiten genoemd op de lijst opgenomen in bijlage 2, in mandaat worden genomen door één lid van Gedeputeerde Staten. De recesperioden in 2019 zijn:

    • kerstreces 2018: 1 tot en met 6 januari 2019;

    • meireces: 17 april tot en met maandag 6 mei 2019;

    • zomerreces: 17 juli tot en met 2 september 2019;

    • kerstreces 2019: 18 december 2019 tot en met 6 januari 2020.

Artikel 3 Vertegenwoordiging

Ieder lid van Gedeputeerde Staten is bevoegd Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 4 Ondertekening

Gedeputeerde Staten staan de commissaris van de Koning toe om de ondertekening van de besluiten die door leden van Gedeputeerde Staten in mandaat zijn genomen, op te dragen aan de secretaris.

Artikel 5 Rapportage

Gedeputeerde Staten worden wekelijks in kennis gesteld van de besluiten die in bestuurlijk mandaat zijn genomen door middel van afschriften van de besluitvormingsformulieren.

Hoofdstuk 2 Ambtelijk mandaat

Artikel 6 Mandaatverlening

  • 1. Aan de secretaris wordt mandaat verleend om besluiten te nemen die vermeld staan op de bij dit besluit behorende mandaatlijst, opgenomen in bijlage 3.

  • 2. Het mandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

  • 3. Het mandaat, dan wel het krachtens artikel 7 verleende ondermandaat, wordt uitgeoefend binnen de reguliere werkzaamheden van betrokkene of de taken van het organisatieonderdeel waarvoor de betrokkene verantwoordelijk is, dan wel in het kader van de uitvoering van de opgedragen opgave of klus.

Artikel 7 Ondermandaat

  • 1. Het is de secretaris toegestaan zijn mandaat onder te mandateren, tenzij ondermandatering ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst is uitgesloten.

  • 2. Het is leidingevenden en ambtelijk opdrachtgevers aan wie ondermandaat is verleend, toegestaan hun ondermandaat verder onder te mandateren aan leidinggevenden of aan ambtelijk opdrachtnemers, tenzij verdere ondermandatering ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst is uitgesloten.

Artikel 8 Vertegenwoordiging en machtiging

  • 1. De secretaris is bevoegd Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen. Tevens kan de secretaris medewerkers en derden hiertoe machtigen.

  • 2. De secretaris en de functionarissen aan wie krachtens artikel 7 ondermandaat is verleend, alsmede de secretaris van de bezwarencommissie en de griffier voor de behandeling van administratieve geschillen, zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben. Eveneens zijn hiertoe bevoegd de medewerkers van bureau subsidies.

Artikel 9 Ondertekening

Gedeputeerde Staten staan de commissaris van de Koning toe om de ondertekening van besluiten die in mandaat of ondermandaat zijn genomen, aan de betrokken mandaathouders en ondermandaathouders op te dragen.

Artikel 10 Vervanging

Ingeval van afwezigheid van de functionaris aan wie ambtelijk mandaat of ondermandaat is verleend, kan het mandaat worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. Bij gelijktijdige afwezigheid van de functionaris en diens formele plaatsvervanger kan het ondermandaat worden uitgeoefend door de naast hogere leidinggevende van de betreffende functionaris.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 11 Mandaatregister

De secretaris houdt van de (onder)mandaatbesluiten en mandaatlijsten een mandaatregister bij. De in het mandaatregister opgenomen gegevens zijn door eenieder op eerste aanvraag in te zien.

Artikel 12 Intrekken mandaatbesluiten

De volgende besluiten worden ingestrokken:

  • Het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2018 (provinciaal blad 2017, 5831);

  • Het Mandaatbesluit subsidieverlening MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid Holland (provinciaal blad 2018, 7076).

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019. Indien het Provinciaal Blad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2018, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie 2019.

Ondertekening

Den Haag, 11 december 2018,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Drs. J. Smit, voorzitter

Drs. H.M.M. Koek, secretaris

Bijlage 1

Mandaatlijst, behorende bij artikel 2, eerste lid van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2019

Mandaat Nr.

BESLUITEN/BEVOEGDHEDEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

BA01

Onteigeningsprocedures, ongeacht het financiële belang: alle besluiten en proceshandelingen in het kader van de bewuste procedure.

BA01a

Besluiten inzake buitengerechtelijke geschillen, waarbij het financiële belang onbepaald of onbekend is dan wel € 50.000,- of meer bedraagt, met uitzondering van nadeelcompensatie op grond van de Regeling nadeelcompensatie kabels en leidingen 2010, dan wel kostenvergoeding van verlegging van kabels en leidingen op grond van de Telecommunicatiewet (zie hiervoor BA01b, AAA34 en 35).

Betreft het buiten rechte:

• aansprakelijk stellen van degene door wiens rechtmatig of onrechtmatig handelen of toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst de provincie schade heeft geleden;

• erkennen of afwijzen van aansprakelijkheid voor schade van een ander die te wijten zou zijn aan rechtmatig of onrechtmatig handelen van de provincie of een van haar bestuursorganen dan wel aan een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door de provincie;

• toekennen of afwijzen van schadevergoeding in verband met rechtmatig of onrechtmatig handelen van de provincie of een van haar bestuursorganen dan wel een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door de provincie;

• treffen van een minnelijke regeling, al dan niet door middel van een vaststellingsovereenkomst, in de onder a t/m c bedoelde gevallen.

Het gaat om het financiële belang zonder BTW, wettelijke of contractuele rente of (buitengerechtelijke) kosten.

Zie ook AAA24

BA01b

Besluiten omtrent nadeelcompensatie op grond van de Regeling nadeelcompensatie kabels en leidingen 2010, en kostenvergoeding van verlegging van kabels en leidingen op grond van de Telecommunicatiewet, met een financieel belang van € 1.000.000,- of meer.

BA01c

Besluiten tot het indienen van bezwaar en het vragen van een voorlopige voorziening met betrekking tot gemeentelijke besluiten tot het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van art. 2.12 lid 1a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

BA02

Besluiten inzake verkrijgen en vervreemden van registergoederen en inzake het vestigen van (beperkte) zakelijke rechten, waarbij de koopsom inclusief schadeloosstellingen hoe dan ook genaamd of uit hoofde waarvan ook bepaald, meer bedraagt dan € 250.000,--.

Voor zover passend binnen het beschikbare budget.

Zie ook ACOG03

BA04

Indienen van inspraakreactie of zienswijze in het kader van een openbare voorbereidingsprocedure voor een besluit van een andere overheid.

Door PS en GS vastgestelde beleidskaders dienen in acht te worden genomen

BA04a

Adviseren aan minister op grond van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.

BA05

Besluiten:

• omtrent subsidieverlening bij aanvragen van € 125.000,- of meer, met uitzondering van de intrekking op verzoek van de aanvrager;

• omtrent subsidieverlening bij aanvragen van minder dan € 125.000,-, voor zover deze in een voorstel voor besluitvorming worden afgedaan met een andere aanvraag van € 125.000,- of meer;

• omtrent verlening van incidentele subsidies bij aanvragen van € 50.000,- of minder;

• tot weigeren van incidentele subsidies bij aanvragen € 125.000,- of meer;

• betrekking hebbend op art. 3, vijfde lid, onder b en c, art. 11, derde lid, en art. 26, vierde lid, Asv;

• tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in art. 4:36 Awb, voor zover die uitvoeringsovereenkomst strekt ter uitvoering van een onder dit mandaat verleende subsidie;

met uitzondering van besluiten:

• tot het niet terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen en met gebruikmaking van de hardheidsbepaling van de Asv.

Het betreft in ieder geval het verlenen, weigeren en intrekken van subsidies.

Zie ook AAA11, AAA11a, BR05 en BS02

BA06

Besluiten tot:

• aanbesteding van nieuwe opdrachten voor levering en diensten met een geraamde waarde van € 221.000,- of meer;

• aanbesteding van nieuwe opdrachten voor werken met een geraamde waarde van € 3.000.000,- of meer;

• de bekrachtiging van voornoemde opdrachten, en

• de gunning van aanvullende opdrachten voor werken van € 1.000.000,- of meer.

Alle bedragen zijn exclusief BTW.

Zie ook AAA16 en AAA18

BA08

Het adviseren over oplegging gedoogplicht (art. 2, zevende lid  Belemmeringenwet privaatrecht).

Zie ABB03

BA10

Besluiten inzake het benoemen, schorsen en ontslaan van:

• plaatsvervangend voorzitters en (plaatsvervangende) leden van commissies van advies aan GS

• de (plaatsvervangend) klachtenfunctionaris.

Het mandaat omvat niet het benoemen van voorzitters van commissies van advies aan GS,

BA12

Besluiten omtrent het aanmelden van provinciale steunmaatregelen bij de Europese Commissie en het op verzoek van de Europese Commissie verstrekken van (aanvullende) informatie.

De feitelijk uitvoerende handeling, te weten de elektronische melding via het Ministerie van BZK, wordt gecoördineerd door bureau K&C, afdeling FJZ.

BA13

Kenbaar maken van een voornemen tot onthouding van goedkeuring of weigering (art. 10:30, Awb).

BA14

Indeplaatsstelling op basis van art. 124 van de Gemeentewet en het algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 23 augustus 2011 (en de aanvullende beleidskaders voor Huisvesting voor verblijfsgerechtigden en Archief).

Het mandaat omvat fase 3 (actief toezicht) van de interventieladder van het genoemde algemene beleidskader.

Zie ook AAA41

BA15

Mededeling aan de minister van gemeentelijke besluiten die voor vernietiging in aanmerking komen op grond van artikel 273a van de Gemeentewet.

BC01

Besluiten tot het aantrekken van leningen bij een financiële instelling of een publiekrechtelijk lichaam die voldoen aan de Wet Fido.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

• > € 100 mln;

• looptijd > 3 mnd.

Zie ook ACF01

BC02

Informatieverstrekking voor derden op grond van hoofdstuk VII Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

BC03

Besluiten tot het houden van een hoorzitting alsmede de besluitvorming op basis van die hoorzitting (onder andere advies aan minister) ex titel VII van de Onteigeningswet.

BC04

Besluiten tot de goedkeuring van rechtshandelingen tot verkrijging van openbare goederen (art. 43, lid 3, Boek 3, Burgerlijk Wetboek) en/of tot ontheffing van verboden handelingen door bestuurders en/of overheidsfunctionarissen (art. 15, lid 2, 41c, lid 1, 81h, 81m, 91, 101, 106, 107d, Gemeentewet en art. 20 en 62 Wgr).

BC05

Besluiten tot benoeming van en advisering over plaatsvervangend voorzitter en (plaatsvervangende) leden hoofdstembureaus Tweede kamer en Provinciale Staten-verkiezingen; Kieswet E6 en E8.

BC08

Besluiten en berichtgeving aan andere overheden over de uitvoering van Single Information Single Audit.

BC09

Besluiten als deelnemer in een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon:

• het bepalen van een standpunt op basis waarvan de vertegenwoordiger van Gedeputeerde Staten een stem kan uitbrengen in het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling ;

• het bepalen van een standpunt op basis waarvan de vertegenwoordiger van de provincie een stem kan uitbrengen in de algemene vergadering van een vereniging, naamloze vennootschap of besloten vennootschap.

• het aangaan van overeenkomsten en het verrichten van overige privaatrechtelijke rechtshandelingen in het kader van de deelname aan verbonden partijen.

Het mandaat tot het aangaan van overeenkomsten en het verrichten van overige privaatrechtelijke rechtshandelingen omvat tevens het bepalen van een standpunt dienaangaande.

BM01

Vrijstelling verlenen van een regel in een luchthavenbesluit of luchthavenregeling of grenswaarde voor geluid vervangen door een andere grenswaarde (art. 8.46, lid 1, Wet luchtvaart).

BM02

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bodemverontreiniging van bedrijfsterreinen zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, hfdst. 3, par. 2 t/m 4 juncto het Delegatiebesluit subsidie bodemsanering bedrijfsterreinen, waarbij meer dan € 100.000,-- is gevraagd.

Omvat mede het niet in behandeling nemen van subsidieaanvragen voor de sanering van bodemverontreiniging van bedrijfsterreinen (art. 4:5 en 4:6 Awb).

Omvat niet besluiten tot niet terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen.

Omvat niet wijziging uitvoeringstermijn, verlenging beslistermijn, vaststelling subsidie en wijzigingen van ondergeschikt belang (zie hiervoor het aan de directeuren van de omgevingsdiensten verleende mandaat RBS13A).

BR05

Besluiten tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in art. 5, tweede lid, van de Verordening Investeringsbudget stedelijke vernieuwing Zuid-Holland 2010-2014, met uitzondering van besluiten tot het niet terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen.

BP01

Besluiten met betrekking tot de halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie in het kader van de uitvoering van de planologische kernbeslissing PMR en de Uitwerkingsovereenkomst PMR/750ha.

Indien en voor zover de gemeente Rotterdam en de Stadsregio Rotterdam met de rapportage hebben ingestemd.

BV01

Besluiten tot onttrekking van een weg, in onderhoud bij provincie of waterschap of waarop het waterschap heeft toe te zien, aan het openbaar verkeer (art. 8 Wegenwet, besluit van provinciale staten van 20 december 1996 tot overdracht van bevoegdheden op het terrein van het wegen- en waterstaatsrecht).

BV02

Besluiten omtrent overdracht en overname beheer, onderhoud en eigendom van wegen en kunstwerken van en naar de provincie op grond van de Wegenwet, Waterstaatswet en Waterschapswet indien met de transactie een bedrag van € 250.000,00 of meer gemoeid is.

Zie ABI20

BV03

Besluiten tot het:

a. het ambtshalve ten nadele van de vergunninghouder wijzigen van een op basis van de artikelen 3.19 tot en met 3.24 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland verleende vergunning, of van de aan een zodanige vergunning gestelde voorwaarden (artikelen 3.5 en 6.41 Omgevingsverordening Zuid-Holland);

b. het ambtshalve geheel of gedeeltelijk intrekken van een op basis van de artikelen 3.19 tot en met 3.24 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland verleende vergunning (artikelen 3.6, 6.42 en 9.1 Omgevingsverordening Zuid-Holland),

een en ander in gevallen waarin de aan de vergunning verbonden voorschriften niet of niet behoorlijk zijn nageleefd.

Zie ABI01

BV07

Besluiten tot aanwijzing van consumentenorganisaties in de zin van de Wp 2000.

BV10

Het vaststellen van de veertarieven voor veren die conform art. 9, lid 3, Verenwet een verbinding vormen tussen provinciale wegen.

BV11

Besluiten tot het gunnen van concessies openbaar vervoer of tot het aangaan van vervoersovereenkomsten voor eenieder openstaand personenvervoer conform art. 6 en 7, Bp 2000 en art. 20, lid 2 en 3, Wp 2000.

BV12

Besluiten tot het wijzigen van de voorwaarden in een concessie openbaar vervoer (Wp 2000) of in een vervoersovereenkomst voor eenieder openstaand personenvervoer conform art. 6 en 7, Bp 2000 en art. 20, lid 2 en 3, Wp 2000.

BV12a

Besluiten tot het opleggen van een boete aan een concessiehouder op grond van art. 32 Wet Personenvervoer 2000, die openbaar vervoer verricht op grond van art. 20, lid 2 en lid 3, of aan de vervoerder die een voor een ieder openstaand personenvervoer verricht krachtens een vervoersovereenkomst op grond van art. 6 en 7 van het Besluit Personenvervoer 2000, tot een maximum van € 250.000 per tekortkoming bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften in de concessie of de vervoersovereenkomst.

Het opleggen van de boete moet mogelijk zijn op grond van de concessievoorwaarden dan wel vervoerovereenkomst.

BV13

Besluiten omtrent planschadeovereenkomsten met een geraamde waarde hoger dan 1.000.000,-- waarbij planschade is gedefinieerd zoals bedoeld in art. 6.1 Wro.

Zie AAA42 en AAA43.

BV14

Besluiten omtrent overeenkomsten in de verkenning- en planstudie- of realisatiefase met andere overheden in het kader van de aanleg, reconstructie en onderhoud van infrastructurele provinciale werken met een geraamde omvang hoger dan € 1.000.000,--.

Deze overeenkomsten moeten passen binnen het vigerend provinciaal ruimtelijk kader en mogen geen betrekking hebben op het verstrekken van subsidies

(Zie ook AV09 en AV10)

BV15

Besluiten omtrent overeenkomsten met anderen inzake opdrachtverlening ten behoeve van aanleg, reconstructie en onderhoud van provinciale wegen of vaarwegen, met een geraamde waarde van meer dan

€ 200.000,- doch niet meer dan € 5.000.000,-.

Dit ziet op het meenemen van werkzaamheden van de provincie of van een andere overheid of van een derde in één opdracht en heeft geen betrekking op bevoegdheden met betrekking tot regelgeving op het gebied van aanbesteding.

De genoemde waarde heeft geen betrekking op de totale waarde van de opdracht, maar op het deel dat de provincie bij een ander neerlegt of het deel van een ander dat de provincie bij haar opdrachtverlening meeneemt.

Zie ook ABI08

BMN01

Het uitbrengen van het schriftelijk verslag luchtkwaliteit.

BMN02

De vaststelling van actieplannen op grond van art. 11.12, eerste lid, Wm.

BB01

Besluiten inzake het benoemen, schorsen, ontslaan en voordragen van leden en plaatsvervangende leden in de besturen, programmabepalende organen en de Raad van Commissarissen van RTV West en RTV Rijnmond, alsmede in de besturen van stichtingen voor het in stand houden van molens krachtens de statuten.

Besluiten omtrent goedkeuring van statuten.

BB02

Uitbrengen verslag aan Minister van BZK en de raad voor de financiële verhoudingen over de financiële situatie van gemeenten met een aanvullende uitkering (art. 20 Besluit Financiële Verhouding 2001).

BB03

Uitbrengen advies aan Ministers van BZK en Financiën en de raad voor de financiële verhoudingen over het inspectierapport van het Ministerie van BZK met betrekking tot art. 12-gemeenten (Handleiding art. 12 Financiële verhoudingswet).

BB04

Besluiten op grond van het rechtspositiebesluit burgemeester/wethouders/raads- en commissieleden met betrekking tot opclassificatie en verhoging tijdsbestedingsnorm wethouders, alsmede het beoordelen van besluiten op basis van art. 44, lid 5, Gemeentewet.

BB05

Het onder preventief toezicht plaatsen van gemeenten (art. 203 Gemeentewet en art. 21 Wet Arhi), alsmede het goedkeuren van begrotingen van gemeenten die om financiële redenen onder preventief toezicht zijn geplaatst (art. 203 Gemeentewet).

BB06

Instellen van een onderzoek naar het beheer en de inrichting van de financiële administratie (art. 215 Gemeentewet).

BB07

Besluiten op grond van art. 4, lid 2 en 3, Wet Fido:

• geven aanwijzing om een aangepast plan in te zenden

• goedkeuring kwartaalrapportage en plan.

BB08

Besluiten op grond van art. 6, lid 2 en 3, Wet Fido:

• geven aanwijzing om maatregelen te nemen om het renterisico op het begrotingstotaal te verminderen

• goedkeuring plan.

BB09

Het onder preventief toezicht plaatsen van gemeenschappelijke regelingen (art. 203, Gemeentewet en art. 33, Wgr), alsmede het goedkeuren van begrotingen van gemeenschappelijke regelingen die om een andere reden dan termijnoverschrijding onder preventief toezicht zijn geplaatst (art. 203 Gemeentewet en art. 33, Wgr).

BB10

Besluiten op grond van art. 2, lid 2, de art. en 54 tot en met 56, art. 57, lid 2, en art. 61, lid 1, Wet Arhi.

BG02

Besluiten tot het vaststellen van collectieve beheerplannen (art. 9.2 Subsidieregeling Natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland).

BG05

Besluiten ter uitvoering van de Beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013:

• het vaststellen van de omvang en aard van de compensatieverplichting;

• het instemmen met het compensatieplan;

• het vaststellen of de compensatie conform het plan is uitgevoerd;

• instemmen met de financiële afkoop van het restant van de compensatieplicht;

• besluiten aangaande de realisatie van natuurcompensatie;

• voor zover het financiële belang van de compensatie meer bedraagt dan € 200.000,00.

Zie ook AG16

BG06

Besluiten omtrent vergoeding van de inrichtings- en beheerkosten van € 250.000,- of meer, samenhangend met de verkoop van provinciale natuur- en recreatiegebieden.

Zie ook AG20

BW01

Besluiten tot goedkeuring van projectplannen waarop paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet van toepassing is en waartegen zienswijzen zijn ingediend (art. 5.7 Waterwet).

Zie AW01

BW02

Besluiten op verzoeken tot uitstel en ontheffing zorgplicht afvalwater, voor zover niet in overeenstemming met het geldende provinciale beleid (art. 10.33, lid 3, Wm).

Zie AW10

BW04

Vaststellen van draaiboeken met betrekking tot uitvoering handhavingsbeleid

BW05

Besluiten tot inwerkingtreding van besluiten van PS, die aan GS zijn gedelegeerd, alsmede van besluiten van GS.

BW06

Benoeming en ontslag van de leden van de Coördinatie Commissie Dijkverzwaring en het Provinciaal Overlegorgaan voor de kust en de Adviescommissie Schade Grondwater.

BW08

Besluiten met betrekking tot de voorbereiding en standpuntbepaling omtrent de wijziging van een reglement van een waterschap , voor zover het een wijziging van beperkte strekking betreft, alsmede bij interprovinciale waterschappen het besluit tot het instellen van een gemeenschappelijke commissie welke is belast met de voorbereiding van de reglementswijziging (art. 3 en art. 6, Waterschapswet).

BW09

Het verlenen van ontheffing van het verbod voor leden van het algemeen bestuur van een waterschap tot het aangaan van bepaalde overeenkomsten genoemd in art. 33, tweede lid , aanhef en onderdeel d, van de Waterschapswet.

BW10

Het jaarlijks vastleggen van de zwemwaterfunctie en de zwemwaterlocaties in oppervlaktewater (art. 4.12, derde lid, Waterbesluit en art. 10b Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden).

BS01

Uitwerking van een eerder al door GS en/of PS vastgesteld beleidskader danwel uitvoeringsprogramma op het terrein van cultuur, jeugd en maatschappelijke participatie, inclusief de nadere uitwerking van besluiten, waarbij de middelen al via de begroting zijn vastgesteld.

Het betreft niet subsidiebesluiten.

BS02

Besluiten op grond van het besluit van Provinciale Staten van 9 november 2011, gewijzigd bij besluit van 30 januari 2013 (Pb 2013, 16) inzake delegatie overcommitteringsverklaringen Operationeel Programma Kansen voor West, met uitzondering van:

• het vaststellen van regels omtrent het afgeven van overcommitteringsverklaringen;

• besluiten tot het niet terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen.

Besluiten in het kader van de Overeenkomst voorfinanciering Kansen voor West, zoals:

• besluiten op verzoeken om voorfinanciering (art.3);

• besluiten tot het terugvorderen van wat moet worden terugbetaald aan de provincie (art.4);

• opzegging/ontbinding (art.6);

• het aanhangig maken van een eventueel geschil (art.7).

Zie ook BA05 en BR05

Bijlage A Lijst van afkortingen

Arhi: Algemene regels herindeling

art.: artikel

Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Bp 2000: Besluit personenvervoer 2000

BZK: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden

Fido: Financiering decentrale overheden

GS: Gedeputeerde Staten

Plv.: plaatsvervangend

PMR: Project Mainportontwikkeling Rotterdam

PS: Provinciale Staten

Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen

Wm: Wet milieubeheer

Wro: Wet ruimtelijke ordening

Bijlage B Verklarende woordenlijst

Dienst:

verrichten van werkzaamheden, al dan niet leidend tot een product, inclusief eventuele levering van producten en/of uitvoering van werken met een waarde die lager dan wel bijkomstig is ten opzichte van de te verrichten diensten. Diensten kunnen worden onderscheiden in II-A diensten en B-diensten, afhankelijk van de aard van de opdracht.

Levering:

aankoop, leasing, huur of huurkoop met of zonder koopoptie, van producten inclusief eventuele montage en installatie daarvan, waarbij de waarde van de montage en installatie bijkomstig is ten opzichte van de te leveren producten.

Werk:

product van het geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen.

Bijlage 2

Mandaatlijst, behorende bij artikel 2, derde lid van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2019 (Recesmandaten)

Mandaat Nr.

BESLUITEN/BEVOEGDHEDEN

REIKWIJDTE/VOORWAARDEN

RM01

Beslissing op bezwaarschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

RM02

Besluiten inzake rechtspositionele aangelegenheden anders dan opgenomen in de lijst bestuurlijk mandaat.

RM03

Beantwoorden van schriftelijke statenvragen ex artikel 49 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van Provinciale Staten van Zuid-Holland, e.a.

RM04

Besluiten in het kader van het uitoefenen van toezicht op de waterschappen.

RM05

Het indienen van reacties en zienswijzen bij het Rijk met betrekking tot Rijksvoornemens, plannen en wetsvoorstellen.

RM06

Besluiten en proceshandelingen in het kader van bestuursrechtelijke, civielrechtelijke of andere procedures, te weten:

• in bestuursrechtelijke procedures, niet zijnde bestuursrechtelijke procedures in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) of hoger beroep in zaken waarop in mandaat is beslist binnen een omgevingsdienst (ADMR03):

° het maken van bezwaar,

° het vragen van een voorlopige voorziening,

° het instellen van (hoger) beroep en rechtstreeks beroep,

° het voeren van verweer in gevallen waarin wijziging wordt bepleit van een in bestuurlijk mandaat, ambtelijk mandaat of in mandaat door de directeur van een omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende genomen besluit;

• in civielrechtelijke procedures, waarbij het financiële belang onbepaald of onbekend is, dan wel € 50.000,- of meer bedraagt en in andere procedures, ongeacht het financiële belang:

° het starten van een procedure,

° het voeren van verweer,

° het instellen van beroep, hoger beroep en cassatie,

° het beëindigen van een procedure waartoe door gedeputeerde Staten is besloten, al dan niet behulp van een vaststellingsovereenkomst;

Onder civielrechtelijke procedures zijn, naast gerechtelijke procedures, ook arbitragezaken en bindend-adviesprocedures te begrijpen.

Onder “andere procedures” vallen onder andere belastingprocedures, strafrechtelijke procedures.

Het financiële belang van een procedure wordt berekend zonder BTW, wettelijke of contractuele rente en (buitengerechtelijke) kosten.

Het mandaat ziet tevens op procedures van Gedeputeerde Staten, die zij op grond van art. 158 Provinciewet namens Provinciale Staten voeren.

RM07

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies Awb-bezwarencommissie (art. 7:11 Awb), indien het primaire besluit is genomen door de provinciesecretaris, de directeur DBI, de directeur van een omgevingsdienst of de directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bijlage 3

Mandaatlijst behorende bij artikel 6, eerste lid van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2019

Mandaat Nr.

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

VOORWAARDEN/TOELICHTING

Specifieke (personele) aangelegenheden

APS01

Besluiten gebaseerd op de CAP ten aanzien van ambtenaren, niet zijnde directeur inzake:

• buitendienststelling (art. 7.2.4 CAP)

• orde- en strafmaatregelen (hoofdstuk 10 CAP);

• ontslag (art. 11.1.1 sub d en e en i t/m o).

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS02

Besluiten gebaseerd op de CAP en de overige rechtspositionele regelingen, mede gebaseerd op de CAP ten aanzien van een afdelingshoofd en een directeur van een dienst, met uitzondering van besluiten in individuele gevallen (artikel 13.1 CAP)

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de Concerndirecteur.

APS03

Besluiten gebaseerd op de CAP en de overige rechtspositionele regelingen, mede gebaseerd op de CAP ten aanzien van een directeur, met uitzondering van:

• aanstelling (§ 2.1 CAP);

• ontslag (hoofdstuk 11 CAP) en eventueel daarmee samenhangende uitkeringen op basis van § 11.4 t/m 11.7 CAP;

• buitendienststelling (art. 7.2.4 CAP);

• orde- en strafmaatregelen (hoofdstuk 10 CAP);

• besluiten in individuele gevallen (art. 13.1 CAP).

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS04

Aanwijzing van collectieve vrije dagen (gehoord Directieteam) (art. 4.3 CAP)

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS05

Besluiten met betrekking tot de Basisregistratie Personen (BRP) zoals die is opgenomen in de gemeentelijke basisadministratievoorziening (GBA)

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS06

Afgeven van verklaringen betreffende het uitoefenen van werkzaamheden in dienst van PZH.

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS07

Besluiten gebaseerd op de hardheids-/kapstokbepalingen van de CAP (m.u.v. art. 13.1) en de overige regelingen, mede gebaseerd op de CAP

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS08

Besluiten gebaseerd op de Regeling melden vermoedens van misstanden.

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS09

Benoemen en ontslaan van bedrijfshulpverleners (BHV-ers)

Kan niet worden ondergemandateerd.

APS10

Het in bijzondere gevallen, zo nodig in overleg met de betreffende manager, treffen van arrangementen met medewerkers in het kader van de beëindiging van het dienstverband.

Kan niet worden ondergemandateerd.

APC01

Besluiten op grond van de Regeling bevordering provinciale sport- en recreatieve activiteiten

APC02

Toekenning pensioenen en (overlijdens)uitkeringen aan (gewezen) leden van GS (Uitkerings- en pensioenverordening staten- en commissieleden)

Op basis van de Appa en de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.

APC03

Verhalen van schade bij ongevallen van provinciale medewerkers bij derden (toepassen Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren)

APC04

Besluiten tot het plegen van een inhouding op de bezoldiging, loondoorbetaling of uitkering alsmede tot het terugvorderen van teveel betaalde bedragen van een ambtenaar naar aanleiding van een daaraan ten grondslag liggend besluit of direct voortvloeiend uit een rechtspositionele regeling en besluiten gebaseerd op hoofdstuk 7 van de CAP (Gezondheid en arbeidsomstandigheden) in combinatie met de Wet verbetering poortwachter.

Met uitzondering van artikel 7.2.4 CAP (Buitendienststelling)

APC06

Besluiten betreffende betalingsverplichtingen in het kader van de employability van voormalig medewerkers, voor wie de provincie “eigen risicodrager” is.

Algemene personele aangelegenheden

AP01

Besluiten gebaseerd op de CAP, ten aanzien van een ambtenaar, niet zijnde bureauhoofd, afdelingshoofd en directeur (van een dienst) met uitzondering van:

• aanstelling en arbeidsovereenkomst (hoofdstuk 2 CAP) en wijziging omvang van de aanstelling (art. 6.3 CAP);

• benoeming in/waarneming van (andere) (generieke) functie, belasten met een opgave, opdracht of andere werkzaamheden vanuit bestaande (generieke) functie, in belang van de dienst/in overleg (art. 2.1.4 en hoofdstuk 6 CAP);

• ontslag (hoofdstuk 11 CAP) en eventuele daarmee samenhangende uitkeringen op basis van § 11.4 t/m § 11.7 CAP;

• inschaling (artt. 3.2.1 t/m 3.2.4 CAP) en salaristoelagen (§ 3.3 CAP);

• buitendienststelling (art. 7.2.4 CAP);

• driefasenmodel (§ 8.1 CAP);

• orde- en strafmaatregelen (hoofdstuk 10 CAP);

• reorganisaties (§ 11.3 CAP);

• besluiten in individuele gevallen (art. 13.1 CAP).

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een bureauhoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van bureauhoofd vervult.

AP02

Besluiten gebaseerd op de CAP, ten aanzien van een ambtenaar (niet zijnde bureauhoofd, afdelingshoofd of directeur (van een dienst), betreffende:

• aanstelling en arbeidsovereenkomst (hoofdstuk 2 CAP) en wijziging omvang van de aanstelling (art. 6.3 CAP);

• benoeming in/waarneming van (andere) (generieke) functie, belasten met een opgave, opdracht of andere werkzaamheden vanuit bestaande (generieke) functie, in belang van de dienst/in overleg (art. 2.1.4 en hoofdstuk 6 CAP);

• ontslag (art. 11.1.1 sub a t/m c en f t/m h) en eventueel daarmee samenhangende uitkeringen op basis van § 11.4 t/m § 11.7 CAP;

• inschaling (§ 3.2 CAP) en salaristoelagen (artt. 3.3.1 t/m 3.3.5 CAP);

• driefasenmodel (§ 8.1 CAP);

• reorganisaties(§ 11.3 CAP).

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

AP03

Besluiten gebaseerd op de CAP ten aanzien van een bureauhoofd met uitzondering van:

• ontslag (art. 11.1.1 sub d en e en i t/m o CAP);

• buitendienststelling (art. 7.2.4 CAP);

• orde- en strafmaatregelen (hoofdstuk 10 CAP);

• besluiten in individuele gevallen (art. 13.1 CAP).

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

AP04

Besluiten gebaseerd op de overige rechtspositionele regelingen, mede gebaseerd op de CAP.

Ondermandatering in beginsel altijd door de ‘naasthogere’.

Zie APS07 t.a.v. hardheids/ kapstokbepalingen.

Besluiten inhoudende toestemming tot het maken van een buitenlandse dienstreis op grond van artikel 9, lid 1 worden opgenomen in een centraal register (in verband met de Dienstreisregeling provincie Zuid-Holland).

AP05

Reageren op bedenkingen tegen een voorgenomen besluit als bedoeld in § 8.2 CAP.

AP6a

Besluiten op bezwaarschriften tegen de vaststelling van een beoordeling, conform een advies van de Awb-bezwarencommissie (art. 7:11, Awb), indien het primaire besluit in ambtelijk mandaat is genomen door een bureauhoofd.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

Zie AP6b, AAA06 en BA11

AP6b

Besluiten op bezwaarschriften tegen de vaststelling van een beoordeling, contrair aan een advies van de Awb-bezwarencommissie (art. 7:11, Awb) indien het primaire besluit in ambtelijk mandaat is genomen door een bureauhoofd.

Kan niet worden ondergemandateerd.

Zie AP6a en AAA06

AP07

Besluiten inzake een detacheringsovereenkomst vanuit de PZH naar een andere organisatie en v.v.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

AP08

Besluiten tot aanwijzen van een onbezoldigd ambtenaar zoals bedoeld in artikel 1.2 lid 1 CAP.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

Algemene aangelegenheden

AAA01

Alle besluiten en proceshandelingen in het kader van bestuursrechtelijke, civielrechtelijke of andere procedures, met uitzondering van:

• in bestuursrechtelijke procedures, niet zijnde bestuursrechtelijke procedures in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), of hoger beroep in zaken waarop in mandaat is beslist binnen een omgevingsdienst (ADMR03):

° het maken van bezwaar,

° het vragen van een voorlopige voorziening,

° het instellen van (hoger) beroep en rechtstreeks beroep,

° het voeren van verweer in gevallen waarin wijziging wordt bepleit van een in bestuurlijk mandaat, ambtelijk mandaat of in mandaat door de directeur van een omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende genomen besluit;

• in civielrechtelijke procedures, waarbij het financiële belang onbepaald of onbekend is, dan wel € 50.000,- of meer bedraagt en in andere procedures, ongeacht het financiële belang:

° het starten van een procedure,

° het voeren van verweer,

° het instellen van beroep, hoger beroep en cassatie,

° het beëindigen van een procedure waartoe door gedeputeerde Staten is besloten, al dan niet behulp van een vaststellingsovereenkomst;

De van het mandaat uitgezonderde besluiten worden genomen door het voltallige college van Gedeputeerde Staten, voor zover niet anders is bepaald.

Onder civielrechtelijke procedures zijn, naast gerechtelijke procedures, ook arbitragezaken en bindend-adviesprocedures te begrijpen.

Dit mandaat omvat het instellen van beroep ten aanzien van verkeersboetes, opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Onder “andere procedures” vallen onder andere belastingprocedures, strafrechtelijke procedures.

In civielrechtelijke procedures met een financieel belang van minder dan € 50.000,-, met uitzondering van de besluiten in procedures als bedoeld in mandaatnummer ACJ01, omvat het mandaat alle besluiten en proceshandelingen in het kader van de bewuste procedure.

Het mandaat omvat met doen van verzoeken om als partij in een procedure te worden aangemerkt, onder voorwaarde dat deze verzoeken zo spoedig mogelijk nadat zij zijn gedaan aan het college van Gedeputeerde Staten ter kennis worden gebracht.

Het mandaat omvat het digitaal ondertekenen en indienen (uploaden) van gerechtelijke stukken als bedoeld in art. 8:36d Awb (nieuw). Het betreft alle stukken, ongeacht de vraag welk orgaan ten aanzien van betreffende procedure heeft besloten.

Het financiële belang van een procedure wordt berekend zonder BTW, wettelijke of contractuele rente en (buitengerechtelijke) kosten.

Het mandaat ziet tevens op procedures van Gedeputeerde Staten, die zij op grond van art. 158 Provinciewet namens Provinciale Staten voeren.

In het mandaat zijn besluiten begrepen ten aanzien van verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep op grond van art. 7:1a, Awb. Dit mandaat kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden uitgeoefend door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.

Zie ook ACJ01 en ADMR03

AAA02

Besluiten op grond van:

• art. 4:5 en 4:6, Awb (vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag);

• art. 4.7 en 4:8, Awb (horen);

• afdeling 4.1.3, Awb (opschorten beslistermijn; besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen);

• titel 4.4, Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) m.u.v. afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

• art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b, Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak)

Besluiten tot toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 Awb.

Het mandaat voor besluiten op grond van de art. 4:5 en 4:6 van de Awb geldt niet voor subsidies.

AAA03

Besluiten op grond van afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel).

AAA04

Het eenmalig danwel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om GS te vertegenwoordigen in gerechtelijke procedures als bedoeld onder AAA01

N.b. Dit ziet ook op procedures van Gedeputeerde Staten, die zij op grond van art. 158 Provinciewet namens Provinciale Staten voeren.

AAA05

Het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken en voor het aangaan en ondertekenen van mediationovereenkomsten;

Het maken van afspraken en het aangaan en ondertekenen van aststellingsovereenkomsten naar aanleiding van mediationgesprekken.

Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in ambtelijk mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een op ambtelijk niveau in mandaat genomen besluit.

AAA06

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies Awb-bezwarencommissie (art. 7:11, Awb) indien primair besluit in ambtelijk mandaat is genomen door een bureauhoofd of een afdelingshoofd.

Het mandaat omvat mede:

• rechtspositionele besluiten als bestreden besluit, met uitzondering van de vaststelling van een beoordeling van een medewerker;

• besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger), en 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, of aan een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

Indien het primair besluit is genomen door een bureauhoofd kan dit mandaat in ondermandaat worden uitgeoefend door een afdelingshoofd.

Indien het primair besluit is genomen door een afdelingshoofd kan het mandaat niet in ondermandaat worden uitgeoefend.

Voorbereidende handelingen vinden (mede) plaats door het secretariaat van de bezwaarschriftencommissie.

Zie ook BA11, AP5a en AP5b.

AAA07

Het afdoen van klachten al dan niet op basis van een advies van de klachtenfunctionaris.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult, of een ambtelijk opdrachtgever van een concernopgave.

Het mandaat strekt voor zover het een gedraging betreft van een onder verantwoordelijkheid van de (onder)mandaathouder ressorterende functionaris.

Ondermandaat aan een ambtelijk opdrachtgever kan slechts worden uitgeoefend ten aanzien van klachten die medewerkers betreft, die overeenkomstig art. 2.1.1, lid 1 & 2 jo. Art. 2.1.3, lid 1 voor bepaalde tijd zijn aangesteld ten behoeve van de betreffende concernopgave.

AAA08

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht en van buitengewone opsporingsambtenaren.

AAA10

Het aanvragen en verantwoorden van subsidies op basis van regelingen van andere overheden, zoals het Rijk alsook de Europese Unie, alsmede het aangaan van overeenkomsten in verband met deze subsidies.

Het middels een letter of support, of op vergelijkbare andere wijze, ondersteunen van subsidieaanvragen van derden op basis van regelingen van andere overheden, voor zover die bijdragen aan door de provincie nagestreefde beleidsdoelen.

Het mandaat ziet niet op:

• Het besluit om als leadpartner (ook wel coordinating beneficiary of omschrijvingen van gelijke strekking, dan wel penvoerder genoemd) op te treden en daarmee (mede) de verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van projecten door derden.

• De aanvraag van een subsidie bij andere overheden zoals het Rijk alsook de Europese Unie die leidt tot het vaststellen door Gedeputeerde Staten van een subsidieregeling teneinde de ontvangen subsidiegelden te kunnen verstrekken.

De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

AAA11

Alle besluiten omtrent subsidies en ISV welke niet in bestuurlijk mandaat BA05 en BR05 zijn belegd, met uitzondering van:

• het verlenen van incidentele subsidies als bedoeld in art. 3, vijfde lid, onder a, Asv van meer dan

• € 50.000,-;

• het niet terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen;

• besluiten met gebruikmaking van de hardheidsclausule van de Asv.

Het betreft het verlenen, weigeren, intrekken en buiten behandeling laten van aanvragen van subsidies, alsmede, ongeacht het gevraagde bedrag, bevoorschotten, wijzigingen van ondergeschikt belang, wijzigen van de uitvoeringstermijn, wijzigen van de termijn indienen aanvraag subsidievaststelling, terugvorderen onverschuldigd betaald subsidiebedrag, vaststellen van subsidie, het aangaan van een subsidie-uitvoeringsovereenkomst en dergelijke.

In gevallen waarin deze bevoegdheid in ondermandaat aan een ambtelijk opdrachtnemer van een lijnopgave is verleend, wordt deze niet uitgeoefend, dan na overleg en afstemming met de leidinggevende die beleidsverantwoordelijk is voor de te verlenen subsidie.

AAA11a

Het nemen van besluiten omtrent subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid Holland ten aanzien van aanvragen ten bedrage van € 125.000,- of meer.

De besluiten worden pas genomen na overleg en afstemming in het portefeuilleoverleg met de betrokken gedeputerede en deze heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het nemen van de voorgenomen besluiten.

Het nemen van besluiten op grond van deze regeling ten aanzien van aanvragen ten bedrage van minder dan € 125.000,-, is vervat in mandaat AAA11.

Zie ook BA05

AAA12

Het aan andere overheden, instellingen of bedrijven vragen van informatie in een politiek-bestuurlijk gevoelige context.

Het betreft bijvoorbeeld het vragen van informatie bij subsidieontvangende instellingen over eventuele beloningen van bestuurders of functionarissen boven de normen op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult, of een ambtelijk opdrachtgever van een concernopgave.

AAA13

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb, (bestuurlijke sancties) met uitzondering van:

• het toepassen van spoedeisende bestuursdwang op grond van art. 5:31, Awb juncto 5.17, Wabo;

• besluiten tot invordering van dwangsommen;

• besluiten tot verhaal van kosten bestuursdwang, inclusief het vaststellen van de hoogte van de verschuldigde kosten in verband met het toepassen van bestuursdwang.

Betreft in ieder geval:

het opleggen, intrekken en wijzigen van een bestuurlijke sanctie,

het afzien van verhaal van de kosten van bestuursdwang, alsmede van de invordering van dwangsommen en andere geldschulden voortvloeiend uit een bestuurlijke sanctie als bedoeld in hoofdstuk 5, Awb.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult, of een ambtelijk opdrachtgever van een concernopgave.

Omvat niet besluiten tot voorbereidings- en uitvoeringshandelingen (AAA14).

AAA14

Besluiten:

• ter voorbereiding en uitvoering van de besluiten als bedoeld in AAA13;

• tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang op grond van art. 5:31, Awb juncto 5.17, Wabo;

• tot invordering van dwangsommen;

• tot verhaal van kosten bestuursdwang, inclusief het vaststellen van de hoogte van de verschuldigde kosten in verband met het toepassen van bestuursdwang.

AAA15

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk/handhavend op te treden.

AAA16

Besluiten tot aanbesteding voor zover niet vallend onder BA06, en alle (rechts) handelingen in het kader van een aanbestedingsprocedure.

Het is toegestaan om bij de binnen dit mandaatnummer in ondermandaat te verlenen bevoegdheden te differentiëren.

Onder dit mandaat valt niet de afdoening van een klacht in een aanbestedingsprocedure (zie ABIR01).

Alle bedragen zijn exclusief BTW.

Zie ook BA06en AAA18

AAA18

Besluiten inzake het verrichten van rechtshandelingen in verband met of voortvloeiend uit een privaatrechtelijke overeenkomst waartoe door of namens GS is besloten.

Tevens omvat de bevoegdheid het aanwijzen van derden ten behoeve van directievoering.

Het betreft rechtshandelingen als:

het wijzigen, beëindigen of verlengen van een overeenkomst;

beroep doen op bepalingen in een overeenkomst, zoals een boetebeding;

het verlenen van een meerwerkopdracht;

het goedkeuren van een herziene planning voor zover binnen de voorwaarden/grenzen van de overeenkomst.

Het betreft niet het verrichten van rechtshandelingen in verband met buitengerechtelijke geschillen of procedures(BA01a, AAA01).

In gevallen waarin dit mandaat in ondermandaat bij een externe opdrachtgever of opdrachtnemer van een klus of opgave berust, is de verlenging van de eigen inhuurovereenkomst van dit mandaat uitgezonderd.

Zie ook BA06en AAA16.

AAA20

Het verstrekken van opdrachten aan gemeenschappelijke regelingen waarin de provincie deelneemt met uitzondering van Regionale uitvoeringsdiensten.

Betreft werkzaamheden die behoren tot de taken van de gemeenschappelijke regeling, maar niet zijn meegenomen in het jaarplan van die gemeenschappelijke regeling.

AAA21

Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling (bankgarantie).

AAA22

Het aanvragen of laten aanvragen van vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen bij andere overheden.

AAA23

Het verlenen van toestemming tot gebruik van, dan wel werkzaamheden in of aan een provinciaal eigendom, anders dan op basis van huur of pacht. De toestemming kan ook zien op het kappen van bomen.

AAA24

Besluiten inzake buitengerechtelijke geschillen waarbij het financiële belang minder bedraagt dan € 50.000,-, met uitzondering van:

a. nadeelcompensatie op grond van de Regeling nadeelcompensatie kabels en leidingen 2010 (AAA34 en AAA35);

b. kostenvergoeding van verlegging van kabels en leidingen op grond van de Telecommunicatiewet (AAA34 en AAA35);

c. besluiten in verband met onrechtmatig handelen van de provincie of een van haar bestuursorganen zoals opgenomen in ACJ01 en ABI10.

Omvat het buiten rechte:

a. aansprakelijk stellen van degene door wiens rechtmatig of onrechtmatig handelen of toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst de provincie schade heeft geleden;

b. erkennen of afwijzen van aansprakelijkheid voor schade van een ander die te wijten zou zijn aan rechtmatig handelen van de provincie of een van haar bestuursorganen dan wel aan een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door de provincie;

c. toekennen of afwijzen van schadevergoeding in verband met rechtmatig handelen van de provincie of een van haar bestuursorganen dan wel een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door de provincie;

d. treffen van een minnelijke regeling, al dan niet door middel van een vaststellingsovereenkomst, in de onder a t/m c bedoelde gevallen.

Het gaat om het financiële belang zonder BTW, wettelijke of contractuele rente of (buitengerechtelijke) kosten.

Zie ook BA01a

AAA26

Besluiten met betrekking tot gegevensverzamelingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens, met uitzondering van het melden van datalekken.

Betreft onder andere aanmelding gegevensverzameling bij Autoriteit Persoonsgegevens.

AAA27

Het melden van datalekken als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens.

Uitsluitend onder te mandateren aan de concerndirecteur.

AAA28

Besluiten inzake legitimatiebewijzen ten aanzien van:

• ambtenaren op grond van art. 5:12 Awb;

• personen in dienst van dan wel werkzaam voor of vanwege de provincie (in contact met derden).

AAA29

Afgeven van een verklaring in het kader van een cliëntenonderzoek, zoals bedoeld in art. 3, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, alsmede het afgeven van vergelijkbare verklaringen in een Europees subsidietraject.

AAA30

Besluiten betreffende het oninbaar verklaren van openstaande vorderingen tot een bedrag van € 50.000,-.

AAA31

Besluiten omtrent:

• het verstrekken van informatie aan de Europese Commissie inzake provinciale steunmaatregelen die van aanmelding zijn vrijgesteld (kennisgeving).

• het verstrekken van informatie inzake een monitoringsverzoek van de Europese Commissie.

De feitelijke uitvoerende handelingen, zoals de elektronische melding via het ministerie van BZK, worden gecoördineerd door bureau K&C, cluster Juridische beleid, van de afdeling FJZ.

AAA32

Besluiten omtrent gebruiksovereenkomsten ten behoeve van de provincie: overeenkomsten om niet of domeinnaamregistraties.

De overeenkomsten hebben geen betrekking op inkoop van diensten of leveringen.

AAA33

Aanschrijvingen tot het verleggen van kabels en leidingen, alsmede de eventueel daarmee samenhangende ingebrekestelling.

De aanschrijving ziet op het verleggen van kabels en leidingen in infrastructurele projecten waarin o.a. sprake is van een kabel of leiding die op een zakelijk recht ligt.

Het mandaat ziet niet op het intrekken of wijzigen van een ontheffing op grond waarvan een kabel of leiding binnen het beheergebied van de provincie is gelegen (zie ABI01).

AAA34

Besluiten omtrent nadeelcompensatie op grond van:

• de Regeling nadeelcompensatie kabels en leidingen 2010; en

• kostenvergoeding van verlegging van kabels en leidingen op grond van de Telecommunicatiewet,

een en ander voor zover het financiële belang niet hoger is dan € 250.000,00.

Zie ook AAA35 en BA01b

AAA35

Besluiten omtrent nadeelcompensatie op grond van:

• de Regeling nadeelcompensatie kabels en leidingen 2010; en

• kostenvergoeding van verlegging van kabels en leidingen op grond van de Telecommunicatiewet;

een en ander voor zover het financiële belang € 250.000,00 tot € 1.000.000,00 bedraagt.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult, of een ambtelijk opdrachtgever van een concernopgave.

Zie ook BA01b en AAA34

AAA35a

Het voorafgaand aan de uitvoering van een project maken van afspraken met kabelexploitanten (projectovereenstemmingen), met uitzondering van afspraken over definitieve schadevergoeding.

Het betreft afspraken over te verrichten werkzaamheden en planning. Tevens kan er inzicht worden gegeven in een eventuele schadevergoeding, maar hieromtrent kunnen geen definitieve afspraken worden gemaakt .

AAA36

Besluiten tot het vaststellen van ontwerpgedoogbeschikkingen en definitieve gedoogbeschikkingen.

AAA37

Besluiten inzake het vastleggen en wijzigen van financiële verplichtingen en vorderingen en het versturen van facturen in verband met of voortvloeiend uit een overeenkomst of uit de wet.

Het betreft:

financiële verplichtingen uit zowel bestuursrechtelijke als privaatrechtelijke overeenkomsten of uit de wet;

andere financiële verplichtingen zoals boeten, leges en belastingen.

N.b. het betreft niet de aanslagoplegging.

AAA38

Het vaststellen van aanvraagformulieren voor besluiten van Gedeputeerde Staten.

AAA39

Het op grond van art. 9f, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 bevoegd verklaren van een gemeente tot het afhandelen en coördineren van de benodigde vergunningen voor windturbines tussen de 5 en 100 MW.

De gemeente is -voor zover nodig- bereid tot aanpassing van het bestemmingsplan en locatie past binnen het provinciaal ruimtelijk (windenergie) beleid.

AAA40

Besluiten omtrent samenwerkingsovereenkomsten waarbij tenminste één andere overheid betrokken is, met een financieel belang van minder dan € 50.000,- exclusief BTW.

Het betreft praktische samenwerking met geringe financiële gevolgen.

De samenwerking kan zowel met overheden als met private partijen plaatsvinden. Voorwaarde is wel, dat steeds tenminste één andere overheid bij de samenwerking betrokken is.

Dit mandaat omvat niet het aangaan van overeenkomsten met andere overheden:

in de verkenning en planstudie of realisatiefase in het kader van de aanleg, reconstructie en onderhoud van infrastructurele provinciale werken (zie BV14, AV09 en AV10);

in verband met de bediening, het beheer en het onderhoud door de provincie van bruggen en sluizen ten behoeve van andere overheden (zie ABI11).

AAA41

Indeplaatsstelling op basis van art. 124 van de Gemeentewet en het algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 23 augustus 2011 (en de aanvullende beleidskaders voor Huisvesting voor verblijfsgerechtigden en Archief).

Het mandaat omvat fase 1 (signaleren) en fase 2 (valideren van informatie) van de interventieladder van het genoemde algemene beleidskader.

Rapportage per kwartaal aan portefeuillehouder.

Zie ook BA14

AAA42

Besluiten omtrent planschadeovereenkomsten met een geraamde waarde tot € 250.000 waarbij planschade is gedefinieerd zoals bedoeld in art. 6.1, Wro.

ZieBV13 en AAA43

AAA43

Besluiten omtrent planschadeovereenkomsten met een geraamde waarde tussen € 250.000 en € 1.000.000 waarbij planschade is gedefinieerd zoals bedoeld in art. 6.1 Wro.

Zie BV13 en AAA42

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult, of een ambtelijk opdrachtgever van een concernopgave.

AAA44

Coördinatie van voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld in art. 3.33 Wro.

Financiële zaken

ACF01

Besluiten tot:

• het plaatsen en vervroegd opnemen van deposito’s binnen de schatkist, of

• het aantrekken van leningen bij een financiële instelling of een publiekrechtelijk lichaam die voldoen aan de Wet Fido;

een en ander met een maximale omvang van € 100 mln en een maximale looptijd van 3 maanden.

Besluiten tot het storten van het nominale bedrag van een of meer aandelen in het kapitaal van Houdstermaatschappij Zuid-Holland B.V., indien en zodra dat door deze wordt opgevraagd, met een maximum van € 5 mln per volstortingsverzoek.

In het ondermandaat wordt bepaald dat de bevoegdheden worden uitgeoefend door het afdelingshoofd Financiële en Juridische Zaken en de Treasurer gezamenlijk.

Zie ook BC01

ACF02

Besluiten omtrent (concern) verzekeringsovereenkomsten, exclusief CAR-verzekeringen en personeelsverzekeringen, op basis van het beschikbare budget.

ACF03

Het verstrekken van een machtiging voor het op naam van de provincie zetten van aangekochte auto’s.

ACF04

Aanbieding begroting, najaarsnota, jaarrekening en alle begrotingswijzigingen aan BZK.

ACF05

Het nemen van beslissingen in het kader van verleende borgstellingen voor intramurale zorgvoorzieningen.

ACF07

Besluiten inzake het doen van belastingaangifte, voor zover betrekking hebbend op aangiften in het kader van BTW en het BTW-compensatiefonds.

ACF08

Besluiten betreffende het verzenden van herinneringen en aanmaningen en het opstellen en ondertekenen van dwangbevelen.

Ziet niet op het uitbrengen van dwangbevelen (dit gebeurt door aangewezen deurwaarder).

ACF09

Besluiten tot het afleggen van verklaringen in het kader van onder de provincie ten behoeve van derden gelegd conservatoir beslag.

ACF10

Het vaststellen van uurlonen.

Juridische zaken

ACJ01

Besluiten in het kader van onrechtmatig handelen van de provincie, voor zover geen verband houdend met het beheer van infrastructuur, voor zover het financieel belang niet hoger is dan € 50.000,- :

• het starten en voeren van civielrechtelijke procedures;

• het treffen van minnelijke regelingen;

• het erkennen van aansprakelijkheid en toewijzen of afwijzen van schadevergoeding;

• het voorbereiden en uitvoeren van door het college genomen procesbesluiten, voor zover betrekking hebbend op civielrechtelijke procedures ongeacht het financieel belang en het verrichten van proceshandelingen in lopende procedures.

Het gaat om het financiële belang zonder BTW, wettelijke of contractuele rente of (buitengerechtelijke) kosten.

Zie ook BA01a en ABI10

ACJ02

Besluiten omtrent het verstrekken van informatie over steunmaatregelen die zijn aangemeld of kennisgegeven bij de directoraten-generaal Concurrentie en/of Landbouw ten behoeve van het jaarverslag van de Europese Commissie.

ACJ03

Het doen van inschrijvingen in het Handelsregister.

Bezwarencommissie en bijzondere wetten

ABB01

Het benoemen van de (plv.) secretaris van de bezwarencommissie en de (plv.) klachtenfunctionaris

ABB02

Het aanwijzen van (plaatsvervangend) griffiers van de Kamers uit GS voor de behandeling van administratieve geschillen.

ABB03

Het adviseren over erkenning van openbaar belang en het leiden van een zitting over een gedoogplichtverzoek met rechthebbenden, verzoeker en andere betrokkenen (art. 1, respectievelijk. 2, vierde lid, Belemmeringenwet privaatrecht).

Zie BA08

ABB04

Het afgeven van een verklaring als bedoeld in art. 20 Uitvoeringswet grondkamers.

ABB05

Advisering aan de ministers van Economische Zaken en Veiligheid en Justitie over (her)benoeming van (plv.) leden van de grondkamers en pachtkamers (art. 11 Uitvoeringsbesluit pacht; art. 48a, eerste lid, Wet op de rechterlijke organisatie.

ABB06

Besluiten op grond van de Wet op de lijkbezorging, met uitzondering van het vaststellen van een verordening als bedoeld in art. 36, derde lid.

ABB07

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wet op de strandvonderij.

ABB08

Bestemmen van wegen tot openbare wegen (art. 4, lid 1, onder III, Wegenwet).

ABB09

Besluiten tot het buiten behandeling laten van klachten (art. 9:8, lid 3, Awb)

ABB10

Besluiten omtrent einde gebruik gebouw of terrein door een niet door de gemeente in stand gehouden school op grond van artikel 110 Wet op het primair onderwijs.

Ontwikkelings- & grondzaken

ACOG01

Besluiten in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure.

Het betreft de voorbereiding van een dergelijke procedure alsmede het indienen van het verzoek tot het verkrijgen van een onteigenings-Koninklijk Besluit.

ACOG02

Besluiten omtrent overeenkomsten met betrekking tot onroerende zaken.

Het betreft huur- en pachtovereenkomsten, gebruiksovereenkomsten en dergelijke.

Het betreft uitdrukkelijk niet het verkrijgen en vervreemden van registergoederen en onroerende zaken en evenmin het vestigen van een beperkt zakelijk recht (zie ACOG03 en BA02).

ACOG03

Besluiten inzake het verkrijgen en vervreemden van registergoederen en inzake het vestigen van (beperkte) zakelijke rechten, waarbij de koopsom inclusief schadeloosstellingen hoe dan ook genaamd of uit hoofde waarvan ook bepaald, niet meer bedraagt dan € 250.000,--.

Voor zover passend binnen het beschikbare budget.

Zie ook BA02 en ACOG02

ACOG04

Besluiten in het kader van het provinciaal voorkeursrecht krachtens de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) op onroerende zaken in gebied Nieuw Reijerwaard in de gemeente Ridderkerk, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de uitvoering, zoals het verlenen van ontheffing als bedoeld in art. 10 Wvg (of een daarvoor in de plaats tredend art.) en het nemen van een beginselbesluit tot aankoop.

Er is een positief advies van de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard.

De ontheffing heeft slechts betrekking op de betreffende onroerende zaak; voor het overige blijft het voorkeursrecht gehandhaafd.

ACOG05

Desgevraagd besluiten omtrent toestemming voor grondtransacties door derden in die gevallen dat provinciale toestemming is vereist.

Ingeval de toestemming is gelieerd aan een beleidsopgave wordt het mandaat uitgeoefend in overeenstemming met de betreffende beleidsafdeling.

Toestemming wordt verleend als het provinciaal belang zich er niet tegen verzet.

Openstelling elektronische weg

AIA01

Besluiten inzake het openstellen van de elektronische weg voor specifieke procedures.

Aanbestedingen

ABIR01

Besluiten inzake een klacht in een aanbestedingsprocedure.

Aangelegenheden aangaande omgevingsdiensten

ADMR01

Besluiten omtrent opdrachten aan omgevingsdiensten die niet zijn opgenomen in het jaarplan en behoren tot het takenpakket zoals opgenomen in de gemeenschappelijke regeling.

ADMR02

Besluiten omtrent het jaarplan van de afzonderlijke omgevingsdiensten waarin de door de diensten voor de provincie uit te voeren werkzaamheden in het desbetreffende jaar worden vastgelegd.

ADMR03

Het instellen van hoger beroep in zaken welke in mandaat zijn afgedaan binnen omgevingsdiensten.

Ruimtelijke Ontwikkeling & Beheer

AR10

Het positief beslissen op gemeentelijke verzoeken om verkorting van de in art. 32.8, vierde lid, Wro bedoelde termijn van zes weken na de vaststelling van het bestemmingsplan in die situaties waarin geen aanleiding bestaat een reactieve aanwijzing te geven.

AR11

Het langs elektronische weg vastleggen van vastgestelde visies, plannen, besluiten en verordeningen als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening

AR12

Het indienen van zienswijzen tegen gemeentelijke ontwerpbestemmingsplannen, ontwerp(wabo)projectbesluiten, ontwerpprojectuitvoeringsbesluiten en ontwerpstructuurvisies.

AR13

Het wijzigen van de begrenzing van bij of krachtens de Omgevingsverordening Zuid-Holland aangewezen gebieden en aanduidingen binnen de daartoe in artikel 14.1, eerste lid van deze verordening gestelde randvoorwaarden.

Mobiliteit

AV01

Besluiten verband houdend met de zorg voor de coördinatie en afstemming van het openbaar vervoer op basis van art. 21, Wp2000 voor zover vallend onder de

verantwoordelijkheid van de provincie.

AV02

Besluiten tot het vaststellen van het beoordelingsprotocol in het kader van het aanbesteden van concessies openbaar vervoer en het voor eenieder openstaand personenvervoer in de zin van art. 6 en 7, Besluit personenvervoer 2000.

AV03

Bevoegdheden op grond van de Wp2000:

• besluiten omtrent verzoeken om overleg met concessieverlener in aangrenzend gebied ( art. 26);

• aanvragen van advies aan consumentenorganisaties (art. 27, lid 1);

• jaarlijkse informatieverstrekking aan consumentenorganisaties (art. 28);

• besluiten omtrent ontheffing (art. 29);

• aanwijzing van deskundigen (art. 39, lid 3);

• verzoek om advies aan consumentenorganisaties (art. 44, lid 3);

• verzoeken tot het verstrekken van gegevens (art. 46, lid 1).

AV04

Besluiten op grond van de Regeling vaststelling kenmerken en startvoorwaarden buurtbusprojecten provincie Zuid-Holland 2006.

AV05

Besluiten tot vaststelling van een advies als bedoeld in art. 2, tweede lid, Locaalspoor- en Tramwegwet.

AV06

Besluiten inzake de vaststelling van tarieven en modellen van vervoersbewijzen met een beperkte geldigheidsduur terzake van openbaar vervoer op grond van art. 20, lid 2 en art. 32 Wp 2000.

AV08

Besluiten tot vaststelling van jaarlijkse rapportage in het kader van de Wet Brede doeluitkering verkeer en vervoer aan de minister van Infrastructuur en Milieu.

AV09

Besluiten omtrent overeenkomsten in de verkenning en planstudie of realisatiefase met andere overheden in het kader van de aanleg, reconstructie en onderhoud van infrastructurele provinciale werken waarbij de omvang van het provinciale werk lager is dan € 250.000,-.

Voor zover passend binnen vigerend provinciaal ruimtelijk kader.

Ziet niet op het verstrekken van subsidies.

Zie ook AV10 en BV14

AV10

Besluiten omtrent overeenkomsten in de verkenning en planstudie of realisatiefase met andere overheden in het kader van de aanleg, reconstructie en onderhoud van infrastructurele provinciale werken waarbij de omvang van het provinciale werk ligt tussen de € 250.000,- en € 1.000.000.

Voor zover passend binnen vigerend provinciaal ruimtelijk kader.

Ziet niet op het verstrekken van subsidies

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult, of een ambtelijk opdrachtgever van een concernopgave.

Zie ook AV09 en BV14

AV11

Het geven en onthouden van toestemming aan een concessiehouder of vervoerder om financiële bijdragen van derden te ontvangen voor onder de concessie respectievelijk de vervoersovereenkomst aangeboden openbaar vervoer (art. 32, Wp 2000).

AV12

Het vaststellen van een Nota van inlichtingen in het kader van de aanbesteding van een concessie openbaar vervoer (art. 20, lid 2 en 3 WP 2000) of van een vervoerovereenkomst openbaar vervoer (art. 6 en 7 BP 2000).

Beheer infrastructuur

ABI01

Besluiten inzake vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen op basis van:

a. de artikelen 3.19 tot en met 3.24 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland, met uitzondering van:

  • -

    het ambtshalve wijzigen van een zodanige vergunning, of van de daaraan gestelde voorwaarden, ten nadele van de vergunninghouder (artikel 3.5 en 6.41 Omgevingsverordening Zuid-Holland);

  • -

    het ambtshalve geheel of gedeeltelijk intrekken van een zodanige vergunning ten nadele van de vergunninghouder (artikel 3.6, 6.42 en 9.1 Omgevingsverordening Zuid-Holland),

een en ander in gevallen waarin de aan de vergunning verbonden voorschriften niet of niet behoorlijk zijn nageleefd;

b. het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (artikel 87 van het RVV);

c. de Regeling voertuigen, art. 9.1 (artikel 5.1.1, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en tweede lid, artikel 5.1.2 en artikel 5.1.3 van de Regeling voertuigen);

d. artikel 7, eerste lid van de Scheepvaartverkeerswet;

e. artikel 10, eerste lid, en artikel 148, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 (verbod om op een weg een wedstrijd met voertuigen te houden of daaraan deel te nemen), of

f. het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 4 maart 2003 tot mandatering van hun bevoegdheden aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland betreffende beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal,

alsmede het intrekken en wijzigen van besluiten met betrekking tot kabels en leidingen ten nadele van ontheffing- c.q. toestemminghouders.

Zie BV03

ABI02

Besluiten op grond van de Wegenwet:

• goedkeuring van de overdracht van de verplichting tot onderhoud van een weg door een gemeente of waterschap (art. 18a, lid 1);

• vaststelling van grenzen bebouwde kom (art. 27, lid 2);

• goedkeuring van het besluit van het waterschapsbestuur om het onderhoud van een weg, waarop het waterschap heeft toe te zien ten laste van het waterschap te brengen (art. 19, lid 3);

• bekendmaking van een goedkeuringsbesluit (art. 22, lid 1);

• vaststelling en wijziging van wegenleggers (Wegenwet/Wegenleggerbesluit);

• wijziging van de onderhoudsgrenzen ten gevolge van reconstructies zoals de aanleg van rotondes, aansluiting van openbare wegen op provinciale wegen van andere wegbeheerders en kunstwerken zoals viaducten en tunnels.

ABI03

Besluiten op basis van het herverdelingsplan wegenbeheer Zuid-Holland

ABI04

Besluiten op basis van de Wegenverkeerswet 1994 (art. 15 en 19) en het Besluit Administratieve bepalingen inzake het Wegverkeer (art. 33, 34 en 36) inzake verkeerstekens en maatregelen op of aan de weg.

ABI06

Besluiten op basis van de Scheepvaartverkeerswet en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer inzake het plaatsen of verwijderen van verkeerstekens.

Het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 4 maart 2003 tot mandatering van hun bevoegdheden aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland betreffende beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal, ziet ook op deze besluiten.

ABI07

Besluiten op basis van de Beleidsregel overname bescherming oevers van derden Zuid-Holland.

ABI08

Besluiten omtrent overeenkomsten met anderen inzake opdrachtverlening ten behoeve van aanleg, reconstructie en onderhoud van provinciale wegen of vaarwegen, tot een geraamde waarde van

€ 200.000,00.

Dit ziet op het meenemen van werkzaamheden van de provincie en van een andere overheid of van een derde in één opdracht en heeft geen betrekking op bevoegdheden met betrekking tot regelgeving op het gebied van aanbesteding.

De genoemde waarde heeft geen betrekking op de totale waarde van de opdracht, maar op het deel dat de provincie bij een ander neerlegt of het deel van een ander dat de provincie bij haar opdrachtverlening meeneemt.

Zie ook BV15

ABI09

Besluiten in het kader van de verkoop van (overtollige) roerende zaken tegen marktwaarde, waarbij de geraamde verkoopwaarde minder bedraagt dan € 50.000,-.

ABI10

Het al dan niet erkennen van aansprakelijkheid en toekennen van schadevergoeding op civielrechtelijke grondslag in verband met onrechtmatig handelen van de provincie, uitsluitend in relatie tot beheer van infrastructuur, mits het financieel belang bekend is en (naar verwachting) niet hoger is dan € 50.000 exclusief wettelijke rente en kosten.

Zie ook BA01a en ACJ01

ABI11

Besluiten omtrent overeenkomsten met andere overheden in verband met de bediening, het beheer en het onderhoud door de provincie van bruggen en sluizen ten behoeve van andere overheden.

Financiële gevolgen: in principe altijd kostenneutraal.

ABI12

Besluiten tot het doen van een verzoek als bedoeld in art. 5.3, Telecommunicatiewet bij de OPTA bij bedenkingen tegen de kennisgeving van een telecommunicatiebedrijf in verband met de uitvoering van werkzaamheden in het provinciale weggebied.

ABI13

Besluiten tot vaststelling van de bedieningstijden van beweegbare bruggen of sluizen (artikel 5.4 Omgevingsverordening Zuid-Holland).

ABI14

Besluiten tot het aanwijzen van functionarissen die bevoegd zijn tot het geven van verkeersinformatie dan wel verkeersaanwijzingen als bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet (art. 2, lid 1, Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer (Stb. 2003, 7))

ABI15

Besluiten tot het aanwijzen van functionarissen als bevoegde autoriteit als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement (art. 5, sub b, Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement).

ABI17

Besluiten op grond van Hoofdstuk 2 van de Wabo met betrekking tot provinciale wegen.

Heeft uitsluitend betrekking op omgevingsvergunningen voor wegaansluitingen op provinciale wegen, reclame-uitingen op gebouwen, beplantingen en enkelvoudige uitwegen (enkelvoudige omgevingsvergunning).

ABI18

Besluiten tot of in verband met het afgeven van een wettelijk advies op grond van art. 2.26 van de Wabo met betrekking tot provinciale wegen.

Heeft uitsluitend betrekking op aanvragen voor wegaansluitingen op provinciale wegen, reclame-uitingen op gebouwen, beplantingen en enkelvoudige uitwegen.

ABI19

Besluiten in het kader van de handhaving van omgevingsvergunningen, waarbij GS niet het bevoegd gezag zijn.

Omvat mede:

• het indienen van een formeel handhavingsverzoek bij de gemeente op grond van art. 5.20, Wabo (Indien na ambtelijk/bestuurlijk overleg door de gemeente geen gevolg wordt gegeven aan het handhavingsadvies kan een formeel verzoek om handhaving worden ingediend bij de gemeente);

• het ingebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op het handhavingsverzoek (Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst ambtelijk/bestuurlijk overleg plaats te vinden).

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur, de directeur DBI, een afdelingshoofd, een functionaris die t.a.v. het betreffende organisatieonderdeel de rol van afdelingshoofd vervult.

ABI20

Besluiten omtrent overdracht of overname van het beheer en onderhoud of van de eigendom van wegen en kunstwerken van en naar de provincie op grond van de Wegenwet, Waterstaatswet en Waterschapswet indien met de transactie een bedrag van minder dan € 250.000,00 gemoeid is.

Zie BV02

ABI21

Besluiten omtrent overeenkomsten inzake verkeersregelinstallaties (vri’s).

ABI22

Vaststelling van de richtlijn voor verkeersmaatregelen en het handboek wegontwerp.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur en de directeur DBI.

ABI23

Besluiten omtrent gedoogbeschikkingen op grond van art. 5.24 Waterwet.

Kan alleen worden ondergemandateerd aan de concerndirecteur en de directeur DBI.

ABI24

Besluiten tot het vaststellen van een Verklaring van Overeenstemming als bedoeld in de Machinerichtlijn 2006/42/EG inhoudende dat een beweegbare brug voldoet aan de van toepassing zijnde richtlijnen en de aansprakelijkheid voor de veiligheid van de brug wordt aanvaard.

Programma’s & projecten

APP01

Besluiten omtrent overeenkomsten met ProRail in het kader van de realisatie van infrastructurele werken.

Kan niet worden ondergemandateerd.

Milieu

AM01

Besluiten ter voorbereiding en kennisgeving resp. bekendmaking van het ontwerp en van de vaststelling van de PMV en van het milieubeleidsplan.

AM03

Saneringsprogramma industrielawaai:

Besluiten inzake vaststelling van het saneringsprogramma (art. 62, lid 1, Wgh), voor zover het bedrag van de aanvraag meer is dan € 50.000,-.

Zie ook AM05

AM04

Besluiten op grond van titel 11.2 Wm (geluidsbelastingskaarten en actieplannen).

Omvat niet de vaststelling van actieplannen op grond van art. 11.12, eerste lid, Wm (BMN02).

AM05

Saneringsprogramma industrielawaai:

• Besluiten inzake vaststelling van het saneringsprogramma (art. 62, lid 1, Wgh), voor zover het bedrag van de aanvraag lager of gelijk is aan € 50.000.

Zie ook AM03

AM06

Melding op grond van art. 5.12 lid 12 van de Wet milieubeheer aan de minister van Infrastructuur en Milieu in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (melding inzake wijzigen, vervangen of toevoegen van projecten en maatregelen binnen het programma NSL).

AM07

Op grond van art. 5.8 juncto 5.3 en 5.4 van de Wabo (coördinatietaak inzake doelmatige handhaving) vaststellen van:

• een verzoek om informatie en rapportage;

• een bezoekbevestigingsbrief;

• een voorwaarschuwingsbrief.

AM08

Kennisnemen en becommentariëren van het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma en jaarverslag in het kader van het Vuurwerkbesluit.

AM09

Reageren op ontwerpverordeningen vergunning toezicht en handhaving van gemeenten.

Bodem

ARB01

Het indienen van verslagen over de uitvoering van de Wbb zoals bedoeld in art. 87a van de Wbb en het indienen van voortgangsrapportages op grond van het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties en het convenant Bodem en ondergrond 2016 – 2020.

ARB02

Verzoeken aan gemeenten tot het betalen van de gemeentelijke bijdrage in de kosten van onderzoek of sanering van een geval van bodemverontreiniging.

ARB04

Besluiten op grond van paragraaf 8.2 Wet milieubeheer.

ARB05

Op grond art. 55c. eerste lid, Wbb en in het kader van de gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepe grondwater aanwijzen van een gebied waar een gebiedsgerichte aanpak zal plaatsvinden.

ARB06

Op grond van art. 55e, eerste lid, onder b, juncto art. 55g Wbb en in het kader van de gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepe grondwater vaststellen van een plan voor de gebiedsgerichte aanpak.

ARB07

Op grond van art. 55f Wbb en in het kader van de gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepe grondwater instemmen met een plan voor de gebiedsgerichte aanpak.

Nazorg

ARW01

Besluiten op grond van art. 4.4.3. Provinciale milieuverordening inzake ontheffingen voor gesloten stortplaatsen.

Ontgronding

ARG01

Adviseren aan minister inzake ontgrondingsaanvragen.

Voor zover niet strijdig met geldend provinciaal gelden ruimtelijk beleid.

Huisvestingsverordening & woonvisies

ARV01

Reageren op gemeentelijke ontwerp huisvestingverordening of woonvisie.

Voor zover in overeenstemming met provinciale uitgangspunten woonbeleid (Programma Ruimte).

Cultureel Erfgoed/Kunsten

AZ02

Het geven van adviezen aan de Minister van OCW en aan gemeentebesturen ter uitvoering van de Erfgoedwet, alsmede het geven van adviezen aan gemeentebesturen en het geven van beoordelingen in het kader van het provinciaal archeologiebeleid.

AZ03

Het aangaan van bruikleenovereenkomsten en het op basis van een overeenkomst overdragen van vondsten van het Provinciaal Archeologisch Depot/Centrum.

In de overeenkomst wordt bepaald dat de overgedragen objecten op generlei wijze aan derden mogen worden overgedragen.

Overdracht alleen aan daartoe aangewezen depots die voldoen aan de provinciale richtlijnen.

AZ04

Het in bruikleen geven respectievelijk nemen van objecten van kunst en cultuur.

Onderwijs

AZ05

Besluiten op grond van art. 72, lid 2, Wet op het voortgezet onderwijs.

Wet openbaarheid van bestuur

AWOB01

Besluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Procedure-besluiten (waaronder ook begrepen het buiten behandeling stellen van een Wob-verzoek) kunnen worden afgedaan door de Wob-functionarissen.

Bibob

ABIB01

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob.

Het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en het verwerken van dit advies kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Het vragen van inlichtingen uit gesloten bronnen (verzoek op grond van art. 11a Wet Bibob) en het uitreiken van een vragenformulier kan in ondermandaat plaatsvinden door de Bibob-functionarissen.

NB. Het mandaat omvat mede het voorafgaand aan het vragen van advies aan LBB uit te voeren eigen onderzoek. Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het LBB is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

ABIB02

Aanwijzen van personen werkzaam bij de provincie Zuid-Holland die bevoegd zijn tot het raadplegen van justitiële gegevens op grond van artikel 15 Besluit justitiële gegevens (Bjg) bij de Justitiële Informatiedienst (Justid), alsmede daartoe voor hen machtigingen aan te vragen.

Aanvragen van machtigingen tot het raadplegen van justitiële gegevens op grond van artikel 15 Besluit justitiële gegevens (Bjg) bij de Justitiële Informatiedienst (Justid) voor personen aangewezen als onbezoldigd ambtenaar van de provincie en tevens werkzaam bij een omgevingsdienst waaraan de provincie deelneemt.

Aanwijzen van personen werkzaam bij de provincie Zuid-Holland die bevoegd zijn tot het raadplegen van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel op natuurlijke personen, alsmede daartoe voor hen machtigingen aan te vragen.

De gemachtigden doen tweemaal per jaar verslag van het gebruik van hun machtiging aan de portefeuillehouder, de commissaris van de Koning.

Hergebruik overheidsinformatie

AWHO01

Besluiten in het kader van de Wet hergebruik overheidsinformatie

Archief

APA01

Het beoordelen en voor kennisgeving aannemen van verordeningen als bedoeld in de art. 30, lid 1, 32, lid 2, 35, lid 1, 37, lid 2, en 40, lid 3, Archiefwet 1995.

APA02

Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden, alsmede het opheffen daarvan als bedoeld in artikel 15, lid 1 t/m 3 Archiefwet 1995.

APA03

Het verstrekken van machtigingen als bedoeld in art. 13, lid 3, Archiefwet 1995.

APA04

Toestemming geven tot raadpleging van niet-openbare stukken berustend in de provinciale archiefbewaarplaats.

Opnemen van externe archieven in de provinciale archiefbewaarplaats.

APA05

Besluiten op grond van de Regeling document- en archiefbeheer Zuid-Holland.

Besluiten op grond van de Archiefwet tot het overbrengen van archiefbescheiden, anders dan naar de Rijksarchiefbewaarplaats.

Financieel Toezicht

AFT01

Besluiten o.g.v. de Gemeentewet:

• art. 95-98 (geldelijke voorzieningen)

• art. 160 (deelnemingen)

• art. 186, lid 3 (waarschuwing)

• art. 191, 192 en 203 (begroting/begrotingswijziging)

• art. 212, 213, 213a en 214 (verordeningen m.b.t de organisatie)

• art. 200 en 201 (jaarrekeningen)

• art. 203 jo art. 21 Wet Arhi (begroting/begrotingswijziging i.g.v. preventief toezicht)

• art. 208 (aangaan van verplichtingen indien begroting niet is goedgekeurd)

• art. 209 (uitgaven i.g.v. spoed).

AFT02

Het beoordelen en voor kennisgeving aannemen van berekeningen van grondexploitaties in het kader van de toetsing van de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen.

AFT03

Het informeren van gemeenten over de criteria voor financieel toezicht op de begroting en de jaarrekening.

AFT04

Besluiten op grond van de Wet Fido:

• art. 4 lid 3 (herstel overschrijding kasgeldlimiet)

• art. 4 lid 3 (treffen maatregelen om te voldoen aan de kasgeldlimiet)

• art. 4 lid 5 (verlenen ontheffing overschrijding kasgeldlimiet)

• art. 6 lid 3 (verlenen toestemming)

• art. 6 lid 5 (ontheffing overschrijding renterisiconorm).

AFT05

Dezelfde toezichtstaak als vermeld in AFT01 t/m AFT04 ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen ingevolge de art. 33 en 34, Wgr.

AFT06

Besluiten inzake het vaststellen van maximum eigen bijdrage voor art. 12-gemeenten bij bodemsanering.

AFT07

Het uitvoeren van een begrotingsscan van een gemeente en het op basis daarvan uitbrengen van een rapport met conclusies en aanbevelingen aan de gemeente.

AFT08

Besluiten tot goedkeuring van verordeningen van gemeenten tot het toekennen van voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, aan leden van de raad, van een commissie en van het dagelijks bestuur van een commissie (art. 99, tweede lid, Gemeentewet).

AFT09

Goedkeuren van door GS aangewezen besluiten van gemeenten die kunnen leiden tot nieuwe uitgaven, tot verhoging van bestaande uitgaven of tot verlaging van bestaande inkomsten van de gemeente (art. 25, Wet Arhi).

AFT10

Het beoordelen en voor kennisgeving aannemen van besluiten tot het aangaan, wijzigen, verlengen of opheffen van, of het toetreden tot of uittreden uit gemeenschappelijke regelingen tussen gemeenten.

AFT11

Vergelijkbare toezichtstaak als vermeld in AFT01 ten aanzien van de waterschappen ingevolge de Waterschapswet en de waterschapsreglementen, met uitzondering van het instellen van preventief toezicht, het aangaan van verplichtingen en uitgaven met spoed.

Gemeentelijke herindeling

ABZT01

Inschrijving registergoederen in openbare registers op grond van artikel 44 Wet Arhi.

Groen

AG01

Het uitoefenen van bevoegdheden als bedoeld in de art. 5:29 en 5:30, Awb.

Het betreft onder meer het meevoeren, opslaan, afgifte van zaken bij de uitoefening van bestuursdwang.

AG02

Besluiten op grond van de Wet natuurbescherming, met uitzondering van de besluiten in verband met handhaving en toezicht.

AG03

Besluiten op grond van de Wet natuurbescherming, inclusief besluiten omtrent (PAS)-overeenkomsten ter uitvoering van maatregelen zoals vastgesteld in beheerplannen en gebiedsanalyses, alsmede advisering op grond van deze wet aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Overeenkomsten ter uitvoering van maatregelen uit beheerplannen en gebiedsanalyses, waarbij tevens door Gedeputeerde Staten een vergoeding wordt betaald aan de uitvoerende partij, kunnen alleen worden aangegaan indien Gedeputeerde Staten hiervoor budget hebben gereserveerd.

AG04

Beheer van Informatiesysteem avifauna en vegetatie.

Het betreft:

• uitvoeren van veldwaarnemingen;

• opslaan en toegankelijk maken van eigen gegevens en gegevens van anderen;

• het maken van afspraken met het Rijk.

AG06

Besluiten in het kader van de Wet inrichting landelijk gebied, met uitzondering van de beantwoording van de bedenkingen naar aanleiding van de tervisielegging van een ontwerp-landinrichtingsplan, alsmede de definitieve vaststelling van een landinrichtingsplan.

AG10

Besluiten omtrent overeenkomsten met agrariërs voor de openstelling van hun grond ten behoeve van wandelroutes.

AG11

Het geven van commentaar op conceptplannen van recreatieschappen, waarin de provincie deelneemt.

AG12

Het instemmen met jaarplannen, begrotingen en jaarrekeningen voor de provinciale recreatiegebieden.

AG13

Besluiten omtrent dienstverleningsovereenkomsten tussen de provincie en de recreatieschappen.

AG14

Het vaststellen van collectieve beheerplannen weidevogels zoals bedoeld in art. 9.2 van de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013.

AG15

Het corrigeren van de kaart behorende bij het Natuurbeheerplan Zuid-Holland aan de hand van kennelijke in het veld waarneembare fouten.

AG16

Besluiten ter uitvoering van de beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland, voor zover het financiële belang van de compensatie niet meer bedraagt dan € 200.000,-:

• het accorderen van compensatieplannen;

• het vaststellen of compensatieplannen conform zijn uitgevoerd;

• het vorderen van nakoming indien compensatieplannen niet of niet volledig uitgevoerd zijn, voor zover GS bevoegd gezag zijn;

• het instemmen met financiële compensatie;

• het reageren op ramingen voor financiële compensatie;

• het beschikken over de trekkingsrechten bij het Groenfonds, alsmede van andere compensatiemiddelen, voor zover deze bij GS berusten;

• besluiten over het aanwenden van compensatiemiddelen, voor zover deze bij GS berusten;

• het (desgevraagd) reageren op compensatieplannen van een ander bevoegd gezag, ongeacht de hoogte van het financiële belang van de compensatie.

Zie ook BG05

AG17

Besluiten omtrent het aangaan van sponsorovereenkomsten tot een bedrag van € 500.000,-.

AG18

Vaststellen monitoringrapportage groenbeleving.

AG19

Het wijzigen van de Wandelroute-netwerkkaart.

AG20

Besluiten omtrent vergoeding van de inrichtings- en beheerkosten minder dan € 250.000,-, samenhangend met de verkoop van provinciale natuur- en recreatiegebieden.

Zie ook BG06

AG21

Besluiten inzake de afwikkeling opheffing GZH.

Water

AW01

Besluiten tot goedkeuring van projectplannen waar paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet op van toepassing is en waartegen geen zienswijzen zijn ingediend (art. 5.7, lid 1, Waterwet), alsmede besluiten op grond van art. 5.7, lid 2, Waterwet bij interprovinciale waterstaatswerken.

Indien zienswijzen zijn ingediend dan vallen de besluiten onder bestuurlijk mandaat BW01.

AW02

Besluiten tot toepasbaarheid en uitvoering van de coördinatieprocedure voor de besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de projectplannen waar paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet op van toepassing is (art. en 5.8 tot en met 5.12, Waterwet).

AW03

Besluiten tot:

a. vaststelling van het tijdstip waarop de regionale waterkeringen voor de eerste keer moeten voldoen aan de veiligheidsnorm (artikel 4.2, vijfde lid Omgevingsverordening Zuid-Holland);

b. vaststelling van het tijdstip waarop de verslagen bedoeld in artikel 11.1 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland voor de eerste maal worden uitgebracht, alsmede tot vaststelling van de frequentie waarmee deze verslagen daarna worden uitgebracht (artikel 11.1, vierde lid van de Omgevingsverordening Zuid-Holland),

een en ander voor zover in overeenstemming met vastgesteld provinciaal beleid.

AW05

Vaststellen van standpunten en uitbrengen van adviezen met betrekking tot de voorbereiding van een AMvB, een ministeriële regeling, het

Hoogwaterbeschermingsprogramma, nadere regels, verslagen of leidraden ter

uitvoering van de Waterwet.

AW07

Besluiten omtrent verzoeken tot vrijstelling van de herzieningsverplichting van peilbesluiten (Waterverordeningen).

AW09

Besluiten tot het indienen van zienswijzen, het geven van advies en het geven van beschouwingen over het nationaal waterplan (art 4.3, Waterwet), (ontwerp-) beheerplan (art. 4.7, Waterwet), (ontwerp-) peilbesluiten alsmede (ontwerp-) projectplannen van de waterbeheerders en gemeentelijke rioleringsplannen (art. 4.23, Wm).

AW10

Besluiten op verzoeken tot uitstel en ontheffing zorgplicht afvalwater voor zover dit in overeenstemming is met het geldende provinciale beleid (art. 10.33 lid 3 Wm).

Indien niet in overeenstemming met het provinciaal beleid dan valt de besluitvorming onder bestuurlijk mandaat BW02.

AW13

Besluiten omtrent schadevergoeding (art. 7.14 tot en met 7.20, Waterwet)

AW14

Besluiten bij gevaar voor waterstaatswerken (art. 5.28 tot en met 5.31, Waterwet).

AW17

Besluiten ter voorbereiding en kennisgeving resp. bekendmaking van het ontwerp en van de vaststelling van het waterplan.

Bijlage A Lijst van afkortingen

AmvB: Algemene Maatregel van Bestuur

Arhi: Algemene regels herindeling

Art.: artikel

Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Bibob: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

BZK: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden

CAP: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies

DBI: Dienst Beheer Infrastrructuur

Fido: Financiering decentrale overheden

GS: Gedeputeerde Staten

Plv: plaatsvervangend

PmfpZH: Procedureregeling methodische functiewaardering provincie Zuid-Holland

PMV: Provinciale milieuverordening Zuid-Holland

PS: Provinciale Staten

PZH: Provincie Zuid-Holland

UAV: Uniforme Administratieve Voorwaarden

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wahv: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Wbb: Wet bodembescherming

Wgh: Wet geluidhinder

Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen

Wm: Wet milieubeheer

Wob: Wet openbaarheid van bestuur

Wp 2000: Wet personenvervoer 2000

Wro: Wet ruimtelijke ordening

Toelichting bij het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie 2019

Inleiding

In deze toelichting wordt eerst ingegaan op wat onder de figuur mandaat wordt verstaan en op het mandaatsysteem van de provincie Zuid-Holland. Daarna wordt (hoofdstuksgewijs) nader ingegaan op het mandaatbesluit zelf. Afgesloten wordt met een leeswijzer voor de mandaatlijsten.

Algemeen

Wat is mandaat?

Om te voorkomen dat een bestuursorgaan alle besluiten zelf moet nemen is in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geregeld dat besluiten ook namens het bestuursorgaan kunnen worden genomen. Deze bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen staat bekend als mandaat. Onder besluit dient op grond van artikel 1:3, eerste lid, Awb te worden verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit laatste betekent dat de schriftelijke beslissing gericht moet zijn op een rechtsgevolg. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. De bevoegdheid om namens iemand anders een feitelijke handeling en een privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten heet machtiging, respectievelijk volmacht. De overkoepelende term voor al deze figuren is (evenzeer) machtiging.

Kenmerkend voor mandaat is dat er geen overdracht van bevoegdheden plaatsvindt. De uitoefening van het mandaat geschiedt namens en dus onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat het mandaat verleent. Het bestuursorgaan, in dit geval dus Gedeputeerde Staten, behoudt ondanks de mandaatverlening altijd de bevoegdheid om zelf de besluiten te nemen. Overigens is het altijd mogelijk dat Gedeputeerde Staten een mandaat voor een speciale aangelegenheid verlenen, een zogenaamd ad hoc mandaat. Is een mandaat daarentegen structureel bedoeld dan is opname in de bij dit algemeen mandaatbesluit behorende mandaatlijsten aangewezen.

In artikel 10:3 Awb is een heel beperkt aantal specifieke mandaatverboden opgenomen. Een restcategorie in dit verband is wanneer de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. Een voor de mandaatpraktijk belangrijk voorbeeld is dat het opleggen van geheimhouding zich niet leent voor mandaatverlening, ook niet in de vorm van bestuurlijk mandaat. Besluitvorming daaromtrent dient door Gedeputeerde Staten plenair te gebeuren.

Het mandaatsysteem

Het hier gekozen mandaatsysteem is te typeren als een gesloten systeem. Alleen wat daadwerkelijk is benoemd kan in mandaat worden afgedaan. Binnen de hierna te bespreken mandaten is in de regel het meest verstrekkende besluit beschreven. In zijn algemeenheid geldt dat voorbereidings- en uitvoeringsbesluiten in ambtelijk mandaat kunnen worden genomen. Verder geldt dat wat in bestuurlijk mandaat mag, niet in ambtelijk mandaat mag worden uitgeoefend en andersom. Wel is het zo dat bestuurlijk en ambtelijk mandaat vaak op elkaar aansluiten. Daarom wordt ook over en weer naar de corresponderende mandaatnummers verwezen.

Hoofdstuk 1 Bestuurlijk mandaat

Algemeen

In de bij het mandaatbesluit behorende lijst bestuurlijk mandaat (bijlage 1) staan de besluiten genoemd welke in bestuurlijke mandaat kunnen worden genomen. Het bestuurlijk mandaat moet door minimaal twee leden van Gedeputeerde Staten in gezamenlijkheid worden uitgeoefend. Gedeputeerde Staten hebben voor alle provinciale taken een portefeuilleverdeling vastgesteld. Voor de meeste taken is volstaan met het aanwijzen van een eerste en tweede portefeuillehouder. De portefeuilleverdeling is een leidraad om te bepalen welke leden van Gedeputeerde Staten gezamenlijk besluiten in mandaat kunnen nemen. In een aantal gevallen zijn meer dan twee portefeuillehouders aangewezen en in dat geval is een besluit in mandaat pas genomen nadat alle betrokken portefeuillehouders hun instemming hebben gegeven aan de besluitnota. In het geval dat een lid van Gedeputeerde Staten zich niet kan vinden in het voorgelegde besluit, wordt het aan het voltallig college ter besluitvorming voorgelegd.

Soms zijn de aangewezen gedeputeerden niet in staat om besluiten te nemen, bijvoorbeeld vanwege een dienstreis in het buitenland, vakantie of ziekte. Om vertraging in de besluitvorming te voorkomen kunnen in overleg met het GS-ondersteuning andere gedeputeerden dan de aangewezen eerste en tweede portefeuillehouder worden ingeschakeld om het betrokken besluit in mandaat te nemen. Uiteraard bepaalt een gedeputeerde zelf of hij/zij daartoe bereid is.

Recesmandaten

Tijdens door Gedeputeerde Staten (nader) aan te duiden recesperioden kunnen de bestuurlijke mandaten worden uitgeoefend door één lid van Gedeputeerde Staten. Daarnaast is het mogelijk gemaakt dat bepaalde besluitvorming doorgang kan vinden welke normaal door het voltallig college plaatsvindt. Deze onderwerpen en beleidsterreinen staan vermeld op de lijst recesmandaten (bijlage 2). Hiervan is in de praktijk gebleken dat besluitvorming in recesperioden gangbaar en noodzakelijk is. Voor de overige gevallen dient een door de vakafdeling aan te dragen mandaat te worden geregeld. Hiervan dient echter zeer terughoudend te worden gebruik gemaakt en het is zaak om de noodzaak nauwgezet te bezien.

Bestuurlijk mandaat = uitsluitend beslissingsmandaat

Het bestuurlijk mandaat is zodanig geformuleerd dat het alleen een beslissingsmandaat inhoudt. De ondertekening van deze besluiten geschiedt door de secretaris.

In de praktijk schrijven leden van Gedeputeerde Staten ook op eigen briefpapier zogeheten 'amicebrieven’. Met een dergelijke brief wordt op persoonlijke titel geschreven en kan noch het college, noch de provincie worden gebonden.

Vertegenwoordiging

In het mandaatbesluit is nadrukkelijk opgenomen dat leden van Gedeputeerde Staten het college in rechte kunnen vertegenwoordigen. Hierbij gaat het in hoofdzaak om vertegenwoordiging van het college bij zittingen van de bestuursrechter zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Rapportage

De besluiten die in bestuurlijk mandaat zijn genomen, worden wekelijks ter kennis van Gedeputeerde Staten gebracht. Dit vindt plaats door middel van het verstrekken van afschriften van de desbetreffende besluitnota’s.

Hoofdstuk 2 Ambtelijk mandaat

Algemeen

Bij het ambtelijk mandaat is er sprake van mandaatverlening aan de secretaris. In de bij het mandaatbesluit behorende mandaatlijst (bijlage 3) staan de besluiten opgesomd, die ambtelijk namens Gedeputeerde Staten kunnen worden genomen. Het ambtelijk (onder)mandaat dient binnen de reguliere werkzaamheden dan wel binnen de opgedragen opgave te worden uitgeoefend en dus niet op terrein van bij voorbeeld een ander bureau.

Ambtelijk mandaat = besluitvorming + ondertekening

Bij ambtelijk mandaat gaat het om zowel een beslissingsmandaat als een ondertekeningsmandaat. Met andere woorden, degene die namens Gedeputeerde Staten mag beslissen, is tevens bevoegd het betreffende besluit, alsmede uitgaande brieven namens Gedeputeerde Staten te ondertekenen. Concreet betekent dat dat besluitvorming en ondertekening in één hand liggen.

Voor het geval besluitvorming namens Gedeputeerde Staten privaatrechtelijke consequenties heeft in de zin dat de rechtspersoon provincie als partij gebonden wordt, is een voorziening getroffen dat de door Gedeputeerde Staten gemandateerde evenzeer bevoegd namens de rechtspersoon provincie kan ondertekenen. De commissaris van de Koning heeft namelijk in zijn Mandaat- en volmachtbesluit voor de provinciale organisatie 2018 die betreffende gemandateerden op voorhand gemachtigd de provincie buiten rechte te vertegenwoordigen.

Opgavegericht werken in relatie tot de mandaatregeling

Bij de nieuwe organisatiekoers is opgavegericht werken leidend. Dit gebeurt steeds in een zogenoemde driehoek van bestuurlijk opdrachtgever, ambtelijk opdrachtgever en ambtelijk opdrachtnemer/behandelend ambtenaar. Binnen deze driehoek wordt de rol van bestuurlijk opdrachtgever door de portefeuillehouder vervuld en heeft de leidinggevende de rol van ambtelijk opdrachtgever met daarbij de nodige mandaten voor besluitvorming. De behandelend ambtenaar vervult de rol van ambtelijk opdrachtnemer en bereidt in de regel de besluitvorming inhoudelijk voor. Afhankelijk van de aard en omvang van de opgave of klus kan de ambtelijk opdrachtnemer echter ook zelf ondermandaat verleend worden om de opgedragen opgave of klus ten uitvoer te leggen. Dit laatste is in ieder geval het geval voor lijnopgaven of klussen die projectmatig of programmamatig worden uitgevoerd. Uitgangspunt bij dit alles blijft een "gesloten" systematiek waarin de mandaten concreet worden benoemd. Een en ander wordt hieronder nader toegelicht.

Ondermandaat

Deze regeling biedt de mogelijkheid aan de secretaris zijn mandaat onder te mandateren. In de lijn gebeurt zal dit hoofdzakelijk plaatsvinden aan leidinggevenden: afdelingshoofden, bureauhoofden, maar ook de directeur Dienst Beheer Infrastructuur. In gevallen waarin leidinggevenden tevens ambtelijk opdrachtgever zijn van opgaven waarvoor zij binnen hun organisatieonderdeel verantwoordelijkheid dragen (de zogenaamde "lijnopgaven") strekt het hen eventueel verleende ondermandaat tevens ter behartiging van die opgave. Naast lijnopgaven kent de provincie Zuid-Holland sinds de invoering van opgave gericht werken tevens zogenaamde "concernopgave". Het gaat hierbij om opgaven die buiten de reguliere organieke en hiërarchische kaders van de lijnorganisatie worden behartigd. Een en ander zoals beschreven in de in de Organisatieregeling Opgavegericht werken 2018. Ook aan de opdrachtgevers en opdrachtnemers van deze opgave zullen in de regel ondermandaten verleend worden om daarmee de betreffende opgaven zo goed en slagvaardig mogelijk te kunnen uitoefenen. Met het oog op dit alles is een ruime ondermandaatsbevoegdheid aan de secretaris verleend, zodat deze de verdere inrichting van de ondermandaatsverlening zo goed mogelijk op de organisatie en de bedrijfsvoering kan afstemmen. De secretaris wordt daarin slechts begrensd door de "harde" ondermandaatverboden en de verdere voorschriften betreffende ondermandaat, die in de bijlagen bij het mandaatbesluit bepaald zijn.

Evenals de secretaris kunnen ook de leidinggevenden en de opdrachtgevers van opgaven het ondermandaat wat zij verkregen hebben verder ondermandateren aan leidinggevenden en ambtelijk opdrachtnemers. Dit zal zich met name voordoen in gevallen waarin sprake is van een takenpakket of ene opgave die redelijkerwijs de verlening van ondermandaat vergt en zich ook verdraagt met het uitoefenen van ondermandaat. Te denken valt aan grote opgaven, of opgaven die door een ambtelijk opdrachtnemer projectmatig of programmamatig wordt geleid en behartigd.

Het verlenen van ondermandaat dient altijd schriftelijk te geschieden en te worden gepubliceerd in het provinciaal blad. Voorts dient de verlening van ondermaat steeds plaats te vinden in afstemming met de secretaris, zodat deze een eenduidige lijn binnen de organisatie kan bewaken.

Vertegenwoordiging

In het hoofdstuk betreffende ambtelijk mandaat is een bepaling opgenomen ten aanzien van de mogelijkheid tot vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte door de secretaris. Daarnaast is geregeld dat de secretaris medewerkers en derden kunnen aanwijzen tot vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte. In praktijk gaat het om vertegenwoordiging van het college bij bestuursrechtelijke procedures en belastingprocedures. Het kan zowel om een algemene als om een incidentele machtiging gaan.

Machtiging

Zoals hiervoor is aangegeven, houdt mandaat in de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. Aangezien voor het verrichten van feitelijke handelingen namens Gedeputeerde Staten wel een wettelijke grondslag is vereist, is in het mandaatbesluit aan genoemde functionarissen een vrij algemene machtiging verleend tot het verrichten van feitelijke handelingen. Dit betreft bijvoorbeeld het doorzenden van onjuist geadresseerde post, het verzenden van een ontvangstbevestiging, belanghebbenden uitnodigen voor een hoorzitting, het zenden van ontvangstbevestigingen, het doorzenden van correspondentie, het verzenden van herinneringsbrieven, het verstrekken van inlichtingen (anders dan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur), het aanvragen van informatie bij bedrijven en andere overheden anders dan uit hoofde van de uitoefening van een wettelijke taak of bevoegdheid, het versturen van uitnodigingen voor bijeenkomsten, etc.

Vervanging

Het ambtelijk mandaatbesluit voorziet in een vervangingsregeling bij afwezigheid. Vervanging is alleen mogelijk door de formeel als plaatsvervanger aangewezen functionaris bij afwezigheid van de ambtenaar. Bij gelijktijdige afwezigheid van de ambtenaar en zijn formele plaatsvervanger kan het ondermandaat worden uitgeoefend door de naasthogere leidinggevende functionaris.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Mandaatregister

De Afdeling Financiële en Juridische Zaken houdt een mandaatregister bij, waarin alle onderdelen van de mandaatregeling worden opgenomen. Dit mandaatregister betreft een digitale verzameling van de publicatieteksten uit het provinciaal blad en het is te benaderen via het "Binnenplein" (loket – mandaatregister). Daarnaast zullen in het mandaatregister ook de functionele aanwijzingen, c.q. benoemingen worden opgenomen van medewerkers (anders dan leidinggevenden), voor zover deze als gevolg daarvan automatisch ondermandaat verkrijgen. Dergelijke functionele aanwijzingen vormen op zichzelf geen mandaatbesluiten en behoeven ook niet als zodanig bekend gemaakt te worden. Met het oog daarop is wel bepaald dat de aanwijzingen en benoemingen door eenieder op eerste aanvraag kunnen worden ingezien.

Leeswijzer mandaatlijsten

De mandaatnummers beginnend met de letter A en B betreffen ambtelijke, respectievelijk bestuurlijke mandaten. De BA-nummers betreffen algemene bestuurlijke mandaten waarvan alle gemandateerde gedeputeerden binnen hun portefeuille gebruik kunnen maken. De AAA-nummers betreffen algemene ambtelijke mandaten waarvan alle gemandateerden binnen hun reguliere werkzaamheden of opgedragen opgave of klus gebruik kunnen maken.

De daaropvolgende mandaten betreffen specifiek belegde mandaten. De verschillende mandaten zijn op (beleids)thema gerubriceerd. Dit geeft op zich ook een indicatie over de organisatieonderdelen waar de betreffende mandaten gewoonlijk uitgeoefend zullen (kunnen) worden. Niettemin is het aan de secretaris om te oordelen waar het mandaat precies mag worden uitgeoefend.

Het mandaatnummer vormt tevens de ingang voor het binnen de provinciale organisatie gehanteerde workflowsysteem. Indien een feitelijke handeling is opgenomen onder een mandaatnummer op de lijsten dan dient voor het verrichten van deze handeling dit mandaatnummer te worden gebruikt (zie hierboven).

De reikwijdte van het mandaat behoort in beginsel duidelijk te zijn uit de tekst in de linkerkolom. De mandaten zijn in de linkerkolom zo kernachtig mogelijk geformuleerd, waarbij in beginsel de meest verstrekkende bevoegdheid is aangeduid. Om niet alle besluitmogelijkheden te moeten benoemen is hierbij veelal gebruik gemaakt van "besluiten omtrent". Daar waar "besluiten tot" is gebruikt, is bedoeld dat alleen het onmiddellijk hierop volgende in mandaat is belegd. "Besluiten tot goedkeuring" betekent bijvoorbeeld dat het onthouden van goedkeuring niet in mandaat is toegestaan. In de rechterkolom kan wel, als daaraan behoefte bestaat, (de omvang van) het mandaat worden toegelicht. Naast een toelichting is de rechterkolom tevens bedoeld voor het opnemen van voorwaarden bij het mandaat, bij voorbeeld een periodieke rapportageverplichting. Tevens staat in de rechterkolom aangeduid wanneer het mandaat uitsluitend is voorbehouden aan de secretaris en er dus geen ondermandaat kan worden verleend.

In de mandaatlijsten zijn verwijzingen aangebracht naar nummers van de relevante ambtelijke en bestuurlijke tegenhangers om het begrip en de leesbaarheid te vergroten.

In de "Organisatieregeling opgavegericht werken 2018" zijn de leidinggevenden van bureaus en afdelingen respectievelijk benoemd als "manager van een bureau" en "manager van een afdeling". In het spraakgebruik wordt echter nog onverminderd de term "bureauhoofd" en "afdelingshoofd" gebruikt. Gelet hierop, wordt in het mandaatbesluit onverminderd de termen "bureauhoofd" en afdelingshoofd gebruikt, ter aanduiding van de hoofden van bureaus als bedoeld in de organisatieregeling. Dit is overigens ook in de begripsbepalingen (artikel 1 van het mandaatbesluit) tot uitdrukking gebracht.