Regeling vervallen per 01-07-2013

Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland (Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland)

Geldend van 25-01-2013 t/m 30-06-2013

Intitulé

Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland (Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 25 november 2008 tot vaststelling van de Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland (Prov. Blad 2008, nr. 113), gewijzigd bij besluit van 24 maart 2009 (Prov. Blad 2009, nr. 23) en bij besluit van 24 januari 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 13).

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. samenwerkingsproject: een voor de regio nieuwe en planmatige activiteit uitgevoerd door een combinatie van ondernemingen of ondernemingen en onderzoeksorganisaties gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

  • b. industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren; het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als bedoeld in punt c);

  • c. experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd.

  • De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht.

  • De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt.

  • Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

  • d. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste drie, niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, onder wie ten minste twee ondernemingen waarvan minimaal één behoort tot de categorie kleine of middelgrote onderneming;

  • e. programma: Kansen voor West, Operationeel Programma Landsdeel West, Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling 2007-2013;

  • f. regio: de gehele provincie Zuid-Holland;

  • g. ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon (niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld), die een onderneming in stand houdt;

  • h. penvoerder: een deelnemer in het samenwerkingsverband die namens alle deelnemers in het samenwerkingsverband optreedt jegens de subsidieverstrekker en die een vestiging in de regio heeft;

  • i. systeeminnovatie: innovatie met betrekking tot een substantieel deel van het productie- of distributiesysteem van producten en diensten, dat gericht is op de versterking van de internationale concurrentiepositie van het gehele of een substantieel deel van het cluster;

  • j. doorbraakinnovatie: innovatie met betrekking tot producten of diensten die gericht is op het toegang krijgen tot een substantiële nieuwe markt of het realiseren van een substantieel groter marktaandeel;

  • k. basis clusterproject: samenwerkingsproject van minimaal twee en maximaal 5 ondernemingen;

  • l. majeur clusterproject: samenwerkingsproject van minimaal 6 ondernemingen;

  • m. onderzoeksorganisatie: entiteit ongeacht haar rechtsvorm of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht; alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs; ondernemingen die invloed op een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek; kennisinstellingen die voorkomen op de lijst van kennisinstellingen, zoals door SenterNovem wordt gehanteerd voor uitvoering van subsidieregelingen, worden in elk geval aangemerkt als onderzoeksorganisaties;

  • n. kleine of middelgrote onderneming: zelfstandige onderneming die:

    • a. minder dan 250 werknemers heeft;

    • b. een jaaromzet heeft van niet meer dan 50 miljoen euro;

    • c. een balanstotaal van niet meer dan 43 miljoen euro en

    • waarvan minder dan 25% van het kapitaal in bezit is van één of meerdere ondernemingen die niet aan deze definitie voldoen, uitgezonderd publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen, of, mits geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers;

    • d. voor de bepaling van het aantal werknemers, dat bij een onderneming in dienst is geldt als peildatum de dag van indiening van de aanvraag en worden deeltijdwerkers naar evenredigheid van de met hen overeengekomen arbeidsduur in aanmerking genomen;

  • o. zelfstandige onderneming: onderneming die niet als partneronderneming of verbonden onderneming als omschreven in de toelichting op de Omnibus Decentraal Regeling wordt aangemerkt;

  • p. Omnibus Decentraal Regeling: Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O,O&I), goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N 726a/2007 van 03.04.2008 en N 726b/2007 van 22.04.2008;

  • q. arm’s length-beginsel: conditie dat partijen in een transactie onafhankelijk zijn van elkaar en op gelijke voet een contract sluiten;

  • r. collusie: heimelijke verstandhouding om het opsporen van strafbare feiten te belemmeren;

  • s. product-/diensteninnovatie: innovatie gericht op het realiseren van nieuwe producten of diensten;

  • t. procesinnovatie: innovatie gericht op vernieuwing van productieprocessen;

  • u. verordening: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

  • v. Adviescommissie CRZH: Adviescommissie Clusterregeling Zuid-Holland;

  • w. Cluster biobased economy: Een cluster van economische activiteiten op basis van hiernieuwbare plantaardige of dierlijke grondstoffen. 

Artikel 2

1. Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor de uitvoering van samenwerkingsprojecten op het gebied van industrieel onderzoek dan wel experimentele ontwikkeling binnen één als prioritair aangemerkt cluster van economische activiteiten in de provincie Zuid-Holland, te weten het cluster biobased economy.2. Voor subsidie komen uitsluitend samenwerkingsprojecten in aanmerking die:

  • a. voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in het programma;

  • b. worden uitgevoerd in de regio;

  • c. waarvan meer dan 50% van het aantal deelnemers een vestiging in de regio hebben die betrokken is bij de uitvoering van het project;

  • d. worden uitgevoerd en voltooid binnen een periode van 2 jaar na het afgeven van de beschikking tot subsidieverlening; en

  • e. waarbij geen onderneming deelneemt die meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor zijn rekening neemt.

3. De samenwerkingsprojecten zijn primair gericht op het realiseren van zogenaamde doorbraakinnovaties of systeeminnovaties die de internationale concurrentiepositie van een deel of groot deel van de bedrijven in een economisch cluster versterken.4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de penvoerders van samenwerkingsverbanden.

Artikel 3

1.Als subsidiabele kosten worden uitsluitend de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen kosten in aanmerking genomen:

  • a. het aantal door het direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren vermenigvuldigd met het in het tweede lid bedoelde integrale uurtarief dat de subsidieontvanger hanteert voor dat personeel, dan wel de loonkosten en de algemene indirecte kosten bedoeld in het derde lid;

  • b. kosten verbonden aan huisvesting en het gebruik van grond ten behoeve van het project;

  • c. kosten van het gebruik voor het project van machines en apparatuur die in het bezit zijn van een deelnemer aan het project of van derden, gebaseerd op onafhankelijke waardebepaling;

  • dit betreffen afschrijvingskosten overeenkomend met de looptijd van het project en berekend volgens goede boekhoudpraktijk;

  • d. kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie conform het arm’s length-beginsel plaatsvond en er geen sprake is van collusie; voorts ook kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor de onderzoeksactiviteiten worden gebruikt;

  • e. extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het onderzoeksproject voortvloeien;

  • f. andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaalleveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteit voortvloeien.

2. Het integrale uurtarief wordt berekend op basis van een bij de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methodiek, die is gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe personeelskosten en de indirecte kosten. Het integrale uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen winstopslag. 3. Indien geen integraal uurtarief wordt gehanteerd worden de volgende kosten in aanmerking genomen:

  • a. loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar uitgaande van een voltijds dienstverband;

  • b. algemene indirecte kosten die gerelateerd zijn aan de loonkosten, of op basis van de werkelijke kosten van de uitgevoerde actie waarbij vooraf een goedgekeurde berekeningswijze bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd.

4. De in het eerste, tweede en derde lid genoemde kosten zijn slechts toe te rekenen aan het project voor zover zij proportioneel en doelmatig zijn.

Artikel 4

1. De subsidie wordt berekend volgens het bepaalde in het tweede lid, doch bedraagt ten hoogste 3 miljoen euro voor majeure clusterprojecten en ten hoogste 1 miljoen euro voor basisclusterprojecten. 2. De subsidie wordt als volgt berekend:

  • a. 15% van de subsidiabele kosten als algemene subsidie ten behoeve van het project;

  • b. een toeslag van 15% van de subsidiabele kosten indien het een majeur clusterproject betreft;

  • c. een toeslag van 10% van de subsidiabele kosten bij een deelname van 10% of meer in de subsidiabele kosten van een of meerdere onderzoeksorganisaties;

  • d. een toeslag van 10% van de subsidiabele kosten van deelnemende MKB-bedrijven.

De subsidie wordt bepaald op basis van de kosten en kenmerken van de individuele deelnemers aan het project met een vestiging in de regio. Wat betreft punt b geldt dat deelnemers met een vestiging buiten de regio meetellen voor het bepalen of er sprake is van een majeur clusterproject. 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten van deelnemers die een aandeel van 5% of minder hebben in de subsidiabele kosten voor projecten tot en met 1 miljoen euro. Voor projecten boven 1 miljoen euro totale projectkosten bedraagt dit percentage 2,5%. 4. Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan al door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig percentage aan subsidie verstrekt, dat het totale percentage en bedrag aan subsidie niet meer bedragen dan het bedrag als gevolg van het eerste lid en het totale percentage als gevolg van het tweede lid .5. Geen subsidie wordt verstrekt indien voor het samenwerkingsproject in het kader van de Beleidsregel subsidiëring clusterprojecten Zuid-Holland 2008 of deze regeling al subsidie is verstrekt.

Paragraaf 2 Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 5

In afwijking van artikel 36, eerste lid, van de verordening stellen Gedeputeerde Staten per jaar een of meerdere tijdvakken vast voor het indienen van subsidieaanvragen. Daarbij kunnen Gedeputeerde Staten nadere inhoudelijke voorwaarden voor de selectie van projecten en subsidieverlening vaststellen.

Artikel 6

In aanvulling op artikel 36, leden 3, 4, 5 en 7, en artikel 37 van de verordening gaat een subsidieaanvraag vergezeld van de volgende gegevens:

  • a. een verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag of van de jaarrekening van de meest recente 2 jaren van de penvoerder;

  • b. een getekende overeenkomst tussen de partners waarin de risicodragende samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld en waarbij in de desbetreffende overeenkomst ten minste aandacht besteed moet zijn aan de volgende onderwerpen:

    • 1° de partijen in het project, de aard van de partijen: MKB of onderzoeksorganisatie inclusief bewijsstukken hiervan en de aanwijzing van penvoerder;

    • 2° de doelstelling van de technologische interactie;

    • 3° de wijze van de technologische interactie tussen de verschillende partijen;

    • 4° de duur van de technologische interactie;

    • 5° de projectorganisatie;

    • 6° de taken en bevoegdheden van de partijen;

    • 7° de kennisinbreng van de partijen;

    • 8° de rechthebbende op de projectresultaten;

    • 9° de wijze waarop, door wie en waar de resultaten van het project gebruikt zullen worden;

    • 10° de aansprakelijkheid van de deelnemers onderling waaronder de aanvaarding van de verplichtingen verbonden aan de subsidie indien verstrekt;

    • 11° de verdeling van de kosten en de risico’s tussen de deelnemers;

    • 12° de verdeling van de gevraagde subsidie over de deelnemers;

    • 13° sancties voor de deelnemers en onderlinge verrekening bij het niet nakomen van verplichtingen;

  • c. een analyse waarin het stimulerende effect van de gevraagde subsidie wordt aangetoond zoals aangegeven in de Omnibus Decentraal Regeling.

Artikel 7

In aanvulling op de artikelen 12 tot en met 15 en artikel 40 van de verordening weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie als:

  • a. het project niet binnen één van de prioritaire clusters valt;

  • b. de subsiabele kosten niet hoger zijn dan € 500.000, 00;

  • c. het project niet gerealiseerd wordt in de regio;

  • d. het effect van het project niet aantoonbaar voor meer dan 50% neerslaat in de regio Zuid-Holland;

  • e. het project niet voldoet aan de criteria van het programma;

  • f. het project niet technisch of economisch haalbaar is;

  • g. het risicodragende karakter of de inhoud van de samenwerking tussen de deelnemers onvoldoende is;

  • h. naar hun oordeel het project niet binnen de looptijd van het programma kan worden uitgevoerd;

  • i. er gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren;

Artikel 8

Gedeputeerde Staten kunnen de aanvragen voor subsidie rangschikken op basis van de volgende criteria:

  • a. Prioriteit wordt gegeven aan de projecten die relatief het meest bijdragen aan de criteria van het programma volgens de formule Cip : Sp, waarbij Cip de criteriumwaarde i van CiPr SPr

project p is, CiPr de criteriumwaarde i van de gehele Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland en waarbij Sp het subsidiebedrag van project p en SPr het totale beschikbare van de gehele Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland is. In het Programma, en dus ook in de clusterprojecten, kunnen 7 verschillende criteria gehanteerd worden. Voor de puntentoekenning wordt het gemiddelde van de drie hoogste criteria genomen. Voor dit berekende gemiddelde geldt de volgende puntentoekenning: kleiner of gelijk aan 0,5 0 punten 0,51 t/m 1 1 punt 1,01 t/m 2 2 punten 2,01 t/m 3 3 punten 3,01 t/m 4 4 punten 4,01 en meer 5 punten

  • b. Prioriteit wordt gegeven aan projecten die het meeste bijdragen aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van het cluster van economische activiteiten.De score op het criterium versterking internationale concurrentiepositie wordt bepaald aan de hand van een beoordeling van de verwachte marktomvang en het verwachte marktaandeel van het samenwerkingsverband samenhangend met product/diensteninnovaties. Voor procesinnovaties gelden het verwachte percentage kostprijsdaling en het verwachte percentage omzetgroei als gevolg van de innovatie als indicatoren. De uitkomst is een toekenning van punten op een schaal van 1 - 5. Deze puntentoekenning zal door de adviescommissie op basis van haar professional judgement plaatsvinden.

  • c. Prioriteit wordt gegeven aan de projecten met de grootste bijdrage aan een duurzame ontwikkeling.

    De score op het criterium duurzaamheid wordt bepaald door een beoordeling van het onderdeel ‘planet’ in de duurzaamheidstoets van het OP West. De uitkomst hiervan is wel of niet een bijdrage aan een duurzame ontwikkeling met bijbehorende scores van 2 en 0 punten.

    Naar mate aan een project in totaal meer punten zijn toegekend, wordt het hoger gerangschikt.

Artikel 9

1.Gedeputeerde Staten winnen over de aanvragen altijd het advies in van een in te stellen Adviescommissie Clusterregeling Zuid-Holland.2.De Adviescommissie CRZH rangschikt de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert zodanig dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate het meer bijdraagt aan de in artikel 8 genoemde rangschikkingscriteria.

Artikel 10

1. Indien Gedeputeerde Staten het advies van de Adviescommissie CRZH met betrekking tot de selectie of prioritering van de projecten niet op willen volgen wordt, voordat Gedeputeerde Staten een definitief besluit nemen, de Adviescommissie CRZH opnieuw gehoord. 2. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag over de projecten, rekening houdend met de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de Adviescommissie CRZH.

Artikel 11

1 In afwijking van artikel 38, eerste lid, van de verordening beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk vier maanden na de sluitingsdatum voor het indienen van aanvragen.2 In afwijking van artikel 38, tweede lid, van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de beslistermijn met ten hoogste vier maanden uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan.

Artikel 12

1. Een beschikking tot verlening van subsidie bevat ten minste een vermelding van:

  • a. de verdeling van het subsidiebedrag over de deelnemers in het samenwerkingsverband;

  • b. het tijdstip waarop het samenwerkingsproject moet zijn uitgevoerd;

  • c. de tijdstippen waarop de provincie een inhoudelijke en financiële voortgangsrapportage van het project verwacht.

2. De beschikking bevat eveneens aanwijzingen omtrent financieel beheer en rapportage en het inrichten van een deugdelijke administratie en de vorm en inhoud van de voortgangsrapportages.3. De penvoerder stelt Gedeputeerde Staten schriftelijk op de hoogte van de ontvangst van de beschikking en zijn akkoordverklaring met de inhoud.  

Paragraaf 3 Verplichtingen van de deelnemers

Artikel 13

1.  Aan alle deelnemers aan het samenwerkingsverband worden in de betreffende beschikking de in de artikelen 14 en 16 opgenomen verplichtingen opgelegd. De in artikel 15 opgenomen verplichtingen gelden slechts voor de penvoerder.2.Gedeputeerde Staten kunnen aan de subsidieverlening andere verplichtingen verbinden. Deze kunnen ook gelden voor de deelnemers aan het samenwerkingsverband, die niet als penvoerder zijn opgetreden.

Artikel 14

1. Het samenwerkingsproject wordt uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening.2. De deelnemers voeren het project in de regio uit behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten voor gedeeltelijke uitvoering buiten de regio.3.Gedeputeerde Staten kunnen aan een schriftelijke toestemming als bedoeld in het tweede lid voorschriften verbinden.4. In aanvulling op de artikelen 16 tot en met 20 en artikel 42 van de verordening zijn de deelnemers verplicht te voldoen aan de door de Europese Commissie geformuleerde publiciteitsverplichtingen met betrekking tot door haar gesubsidieerde projecten. 5.Indien deelnemende partijen, die aangemerkt kunnen worden als aanbestedende diensten, opdrachten in de zin van de Aanbestedingsrichtlijn 2004/18/EG (artikel 1, lid 2, sub a) plaatsen bij derden, moeten zij zich houden aan de voorschriften van die richtlijn of, daar waar de richtlijn niet of slechts gedeeltelijk van toepassing is (zoals bij opdrachten onder de drempel of bij opdrachten voor 2B-diensten) aan de vereisten voortvloeiend uit het EG-verdrag, met name aan de transparantieverplichting. Bij opdrachten waar sprake is van een grensoverschrijdend belang dienen de opdrachten geplaatst te worden met inachtneming van een passende mate van openbaarheid. De organisatie belast met de uitvoering van het project zal de deelnemende onderzoeksorganisaties op de genoemde verplichtingen wijzen.

Artikel 15

1. De penvoerder brengt steeds per zes maanden aan Gedeputeerde Staten schriftelijk verslag uit over de uitvoering van het samenwerkingsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan dan wel met de in de beschikking tot subsidieverlening omschreven activiteiten en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.2. De penvoerder dient binnen 26 weken na het tijdstip waarop het samenwerkingsproject volgens de beschikking tot subsidieverlening moet zijn uitgevoerd bij Gedeputeerde Saten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Gedeputeerde Staten kunnen een kortere periode dan 26 weken voorschrijven. 3. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.4. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven van het samenwerkingsproject, een goedkeurende accountantsverklaring en een eindverslag over de uitvoering en de resultaten van het project evenals de inzet van de individuele deelnemers, zoals in het formulier is vermeld. In dit eindverslag wordt eveneens ingegaan op de bereikte en te verwachten effecten van het project voor de regio.

Artikel 16

1. De deelnemers voeren een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten zowel voor het totaal als voor de individuele deelnemers kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in de beschikking tot subsidieverlening onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een sluitend systeem van tijdschrijven vastgestelde urenverantwoording per bij het project betrokken werknemer aanwezig dient te zijn.2.Een deelnemer doet onverwijld, nadat een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan of faillietverklaring van hem bij de rechtbank is ingediend, daarvan mededeling aan Gedeputeerde Staten.3. Een deelnemer doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van een voornemen tot verhuizing van de vestiging naar een locatie buiten de regio.4. De deelnemers voldoen aan hetgeen door Gedeputeerde Staten dan wel de Management Autoriteit OP West als aangewezen toezichthouders wordt verzocht, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze regeling omtrent:

  • a. het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;

  • b. het maken van kopieën van de onder a. bedoelde gegevens en bescheiden;

  • c. het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen.

Paragraaf 4 Voorschotten

Artikel 17

Gedeputeerde Staten kunnen op de volgende wijze voorschotten verstrekken: 

  • - een eerste voorschot van 10% met de beschikking tot subsidieverlening;

  • - een tweede voorschot van 30% nadat het eerste voorschot aan subsidiabele kosten is uitgegeven en verantwoord op basis van de gerealiseerde uitgaven door de begunstigde door middel van een verslag als bedoeld in artikel 15, lid 1;

  • - een derde voorschot van 40% nadat minimaal 40% van de subsidiabele kosten is uitgegeven en verantwoord op basis van de gerealiseerde uitgaven door de begunstigde door middel van een verslag als bedoeld in artikel 15, lid 1.

Artikel 18

1. Een aanvraag om een voorschot wordt door de penvoerder ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van een verslag als bedoeld in artikel 15, eerste lid, tenzij het om een eerste voorschot gaat.2. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 19

De Beleidsregel subsidiëring clusterprojecten Zuid-Holland 2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2009 met dien verstande dat de Beleidsregel van kracht blijft ten aanzien van aanvragen die uiterlijk 31 december 2008 zijn ingediend en ten aanzien van subsidies die zijn verleend met toepassing van deze beleidsregel.

Artikel 20

Uiterlijk in 2011 wordt een evaluatieonderzoek naar de effecten van deze regeling gehouden.

Artikel 21

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 22

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling clusterprojecten Zuid-Holland. 

 

Ondertekening

Den Haag, 25 november 2008 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris