Regeling vervallen per 01-07-2013

Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling en planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland (Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling en planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland)

Geldend van 01-07-2012 t/m 30-06-2013

Intitulé

Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling en planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland (Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling en planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 25 november 2008 tot vaststelling van de Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling en planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland (Prov. Blad 2008, nr. 113), gewijzigd bij besluit van 21 juni 2010 (Prov. Blad 2010, nr. 58), gewijzigd bij besluit van 28 juni 2011 (Prov. Blad 2011, nr. 68) en gewijzigd bij besluit van 26 juni 2012 (Prov. Blad 2012, nr. 80).

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. ontwikkelingsproject: aanleg van een nieuw bedrijventerrein;

  • b. herstructureringsproject: planmatige verbetering van het vestigingsklimaat op een bestaand bedrijventerrein, waarbij de bedrijfsbestemming behouden blijft;

  • c. bedrijfsverzamelgebouw: gebouw dat bestemd en geschikt is om een tijdelijk onderdak te bieden aan ondernemers en dat voorziet in ondersteuning van die ondernemers door het aanbieden van gemeenschappelijke beheersdiensten, facilitaire en administratieve diensten;

  • d. bedrijventerrein: terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie, daaronder niet begrepen een locatie in overwegende mate bestemd voor kantoren, detailhandel of horeca;

  • e. vestigingsklimaat: resultante van de omgevingsfactoren die de aantrekkelijkheid van een locatie voor vestiging van bedrijven bepalen;

  • f. Herstructureringsprogramma Bedrijventerreinen Zuid-Holland 2009-2013: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld overzicht, waarin op basis van regionale adviezen over een reeks van jaren, projecten voor de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen zijn opgenomen;

  • g. clusterbeleid: provinciaal beleid dat is gericht op de vorming, versterking en vernieuwing van economische clusters;

  • h. economische clusters: geografisch begrensde concentraties van onderling afhankelijke bedrijven in dezelfde of in een sterk daaraan gerelateerde sector;

  • i. IRP: Integraal regionaal gebiedsontwikkelingsproject (Zuidplaspolder, Oude Rijnzone, Kust, Deltapoort);

  • j. regionale bedrijventerreinstrategie: een door een stuurgroep REO vastgesteld regionaal beleidskader, bestaande uit een analyse van de bedrijventerreinmarkt, een ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, een overzicht van projecten en een uitvoeringsstrategie met als doel te komen tot een zo optimaal mogelijk afgestemde herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen;

  • k. BIZ-samenwerkingsverband: een in het kader van de "Experimentenwet Bedrijven InvesteringsZone" geformaliseerd samenwerkingsverband tussen ondernemers op een bedrijventerrein,  die gezamenlijk  investeren in de kwaliteit en veiligheid van de bedrijfsomgeving en waaraan alle ondernemers op het terrein meebetalen;

  • I. quick scan: een instrument waarmee de kwaliteitssituatie van een bedrijventerrein in beeld wordt gebracht evenals oplossingsrichtingen voor geconstateerde knelpunten en dat kan worden ingezet op de volgende aspecten: de economische en/of maatschappelijke waarde van een terrein in zijn omgeving; de kwaliteit- en duurzaamheidssituatie op het terrein; de situatie ten aanzien van goed beheer en/of parkmanagement; of combinaties hiervan;

  • m. parkmanagement: het beheer van bedrijventerreinen met als doel het verkrijgen en behouden van een hoog kwaliteitsniveau van zowel de openbare ruimte als de private ruimte;

  • n. kwaliteitstoets: onderzoek dat inzicht verschaft in de mogelijkheden om tot kwaliteitsverbetering van een bedrijventerrein te komen, waarbij aandacht wordt besteed aan de beeldkwaliteit van het bedrijventerrein, creatief ruimtegebruik, de inpassing in de omgeving, het optimaliseren van het voorzieningenniveau, verbetering van de bereikbaarheid, goed beheer (invoering parkmanagement na uitvoering project) en duurzaam energie- en waterbeheer;

  • o. ruimtetoets: onderzoek dat inzicht geeft in de mogelijkheden die er op een bedrijventerrein zijn om tot ruimtewinst te komen door een intensieve(re) benutting van de beschikbare ruimte;

  • p. kwaliteits- en duurzaamheidsmaatregelen: het realiseren van voorzieningen op de gebieden van ruimtelijke kwaliteit, beeldkwaliteit, duurzame mobiliteit, duurzame energie, afval- en grondstoffen, water en goed terreinbeheer, die leiden tot een lagere milieubelasting en zorgvuldig ruimtegebruik op een bestaand bedrijventerrein; 

  • q. herstructureringsplan: visie op de herstructurering van het betreffende bedrijventerrein alsmede de nadere uitwerking daarvan tot op uitvoeringsniveau;

  • r. verordening: de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland.

Artikel 2 Doelgroepen

1. Subsidies als bedoeld in paragraaf 2 worden slechts verstrekt aan gemeenten en openbare lichamen als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waarin gemeenten samenwerken.2.Subsidies als bedoeld in paragraaf 3 worden uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen die niet een op het maken van winst gerichte doelstelling hebben.

Paragraaf 2 Herstructurering/Ontwikkeling bedrijventerreinen

Artikel 3 Activiteiten

1.Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor activiteiten die gericht zijn op de voorbereiding en uitvoering van een ontwikkelingsproject, herstructureringsproject, een bedrijfsverzamelgebouw of een combinatie hiervan.2. Artikel 17 van de verordening is niet van toepassing op deze paragraaf.

Artikel 4 Aanvraag

1. Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt ingediend met gebruikmaking van het volledig ingevulde origineel van een door het bevoegd gezag ondertekend Aanvraagformulier Projecten Uitvoeringssubsidie Herstructurering Bedrijventerreinen, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.2. In aanvulling op artikel 36 van de verordening gaat een aanvraag vergezeld van de volgende documenten:

  • a. een haalbaarheidsanalyse, waarin de planologische en milieutechnische haalbaarheid van het project in beeld wordt gebracht;

  • b. een verklaring dat de financiële middelen, behoudens de gevraagde subsidie, beschikbaar zijn;

  • c. een gemotiveerde beschrijving van het draagvlak op basis van verklaringen van de betrokken bedrijven(terrein)vereniging of een representatief aantal van de gevestigde bedrijven van het betreffende bedrijventerrein;

  • d. een kwaliteitstoets, opgesteld conform een door Gedeputeerde Staten vastgestelde handreiking;

  • e. een ruimtetoets, opgesteld conform een door Gedeputeerde Staten vastgestelde handreiking; en

  • f. in geval van een ontwikkelingsproject of een bedrijfsverzamelgebouw een verklaring van een extern deskundige, inhoudende dat de berekening van het geraamde financiële tekort op grond van in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke grondslagen en berekenmethoden juist is.

Artikel 5 Subsidie

1. Een subsidie als bedoeld in artikel 3 bedraagt 50% van het financiële tekort tot een maximum van €1.300.000,00.2. Het financiële tekort is het negatieve verschil tussen opbrengsten en subsidiabele kosten, verminderd met bijdragen van derden en subsidies van andere bestuursorganen en de Commissie van de Europese Gemeenschappen.3. Onder opbrengsten worden alle aan het project toe te rekenen opbrengsten begrepen. Als opbrengst wordt in aanmerking genomen, wat betreft de opbrengst uit uitgifte van grond en de opbrengst van bedrijfsverzamelgebouwen, de door een onafhankelijke taxateur vastgestelde marktwaarde uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment van verkoop of, in geval van erfpacht of verhuur, uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment waarop de erfpacht of de verhuur ingaat. In geval van nog niet uitgegeven grond wordt als opbrengst in aanmerking genomen de door een onafhankelijk taxateur vastgestelde verwachte marktwaarde uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment van indiening van de aanvraag om subsidievaststelling.4. In afwijking van het derde lid kan, in geval van verkoop van grond bij opbod volgens een open en onvoorwaardelijke biedprocedure die openbaar is gemaakt, het beste of enige bod als opbrengst in aanmerking worden genomen.5. Onverminderd het vierde lid wordt, in het geval dat de feitelijke opbrengst hoger is dan de in het derde lid bedoelde taxatiewaarde, in afwijking van het derde lid, tweede volzin, als opbrengst de feitelijke opbrengst in aanmerking genomen.6. Onder subsidiabele kosten worden verstaan de noodzakelijke, rechtstreeks aan een project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte, betaalde en voor rekening van de gemeenten of openbare lichamen komende kosten:

  • a. bij verwerving van grond en opstallen: de koopsom en overdrachtskosten;

  • b. kosten gebruiksbeëindiging;

  • c. kosten van grondonderzoek;

  • d. kosten van bodemsanering;

  • e. kosten van bouw- en woonrijp maken;

  • f. kosten van voorzieningen voor verkeer;

  • g. kosten van infrastructuur;

  • h. kosten van de aanleg van leidingen voor gas, elektriciteit en water;

  • i. kosten van de aanleg van leidingen voor telecommunicatie, informatie- en

  • communicatievoorzieningen;

  • j. kosten van de aanleg van openbare verlichting;

  • k. kosten van brandvoorzieningen;

  • I. bij bedrijfsverzamelgebouwen: de (ver)bouwkosten en de kosten van gemeenschappelijke voorzieningen;

  • m. verschuldigde omzetbelasting, indien degene die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet kan compenseren;

  • n. kosten van voorbereiding, toezicht en uitvoering; en

  • o. betaalde rentekosten.

7. In afwijking van het zesde lid worden mede als kosten in aanmerking genomen binnen tien jaar voor de indiening van de aanvraag gemaakte kosten van verwerving van grond en andere onroerende zaken.8.In afwijking van het zesde lid kunnen van activiteiten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan, kosten die nog niet zijn betaald in aanmerking worden genomen, zodanig dat het subsidiebedrag dat uit het eerste lid voortvloeit met maximaal 10% wordt verhoogd.

Artikel 6 Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de artikelen 10 toten met 15 en artikel 40 van de verordening weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie, indien:

  • a. er geen financieel tekort is;

  • b. reeds eerder een subsidie is verstrekt ten behoeve van een project buiten het kader van het Besluit tender investeringsprogramma's provincies 2000 of in het kader van de herstructurering danwel ontwikkeling van bedrijventerreinen;

  • c. een project niet bijdraagt aan een kwalitatieve en duurzame ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen d en e;

  • d. een project niet is opgenomen in een regionale bedrijventerreinstrategie;

  • e. het te verstrekken subsidiebedrag lager is dan € 100.000,00.

  • f. een project kleiner is dan 5 hectare netto;

  • g. de eindscore van een project, als bedoeld in artikel 7, lid 2, minder dan 30 punten bedraagt.

2. In aanvulling op de artikelen 10 tot en met 15 en artikel 40 van de verordening kunnen Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie weigeren, indien het project niet geheel zal worden uitgevoerd of de uitvoering van het project niet haalbaar is, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, of niet de eerste gunning zal worden verleend binnen 18 maanden na het eventuele verlenen van subsidie.3. Artikel 40, eerste lid, onderdeel c, van de verordening is niet van toepassing.

Artikel 7 Rangschikking

1. Gedeputeerde Staten hanteren bij het rangschikken van de aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3 de volgende criteria:

  • a. er sprake is van een herstructureringsproject en / of een ontwikkelingsproject in het kader van een IRP;

  • b. er is sprake van een herstructurerinsproject en / of ontwikkelingsproject in het kader van het clusterbeleid;

  • c. de opname van het project in het Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Zuid-Holland 2009-2013;

  • d. de bijdrage die een project levert aan het behalen van ruimtewinst;

  • e. de bijdrage die een project levert aan de verbetering van de aanbodsituatie, uitgedrukt in termen van het totale aantal netto hectaren; het beschikbaar komen of behouden van ruimte voor bedrijven die moeilijk plaatsbaar zijn als gevolg van extensief ruimtegebruik, milieuhinder (categorie 4 tot en met 6) of nadelige effecten op de omgeving, maar die voor de regionale economische structuur van belang zijn;

  • f. de bijdrage die een project levert aan de verbetering van de kwaliteit van een bedrijventerrein op het gebied van inpassing in de omgeving, beeldkwaliteit, creatief ruimtegebruik, optimalisering van het voorzieningenniveau, verbetering van de bereikbaarheid, duurzaam waterbeheer en bodemkwaliteit;

  • g. de bijdrage die een project levert aan het implementeren van duurzame energietoepassingen;

  • h. de invoering van parkmanagement of verankering van goed beheer op het bedrijventerrein;

  • i. de financiele, planologische en milieutechnische haalbaarheid van een project;

  • j. de bijdrage van het project aan technologieontwikkeling en verbetering van de arbeidsmarktsituatie alsmede de bijdrage van een project aan het bevorderen van ondernemerschap door het realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen.

2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde rangschikking kennen Gedeputeerde Staten aan criterium a maximaal 1o punten, aan criterium b maximaal 15 punten, aan criterium c maximaal 15 punten, aan criterium d maximaal 10 punten, aan criterium e maximaal 10 punten, per criterium f, g en h waaraan het project voldoet maximaal 10 punten en per criterium i en j waaraan het project voldoet maximaal 5 punten toe. Gedeputeerde Staten geven aan de subsidieaanvragen een hogere rangschikking naargelang de eindscore.  

Artikel 8 Advies

Gedeputeerde Staten kunnen ter zake van subsidieaanvragen advies inwinnen van onafhankelijke deskundigen.

Artikel 9 Voorschot

1. Indien Gedeputeerde Staten tot subsidieverlening besloten hebben, kunnen zij jaarlijks op aanvraag van de subsidieontvanger een voorschot verstrekken.2. Een aanvraag om voorschot wordt ingediend gelijktijdig met het uitbrengen van het verslag, als bedoeld in artikel 11, vijfde lid.3. Een voorschot wordt berekend aan de hand van een in de beschikking tot subsidieverlening vermeld percentage van het totaal van de ter zake van het project betaalde kosten, vermeerderd met het totaal aan uit de voor het project aangegane verplichtingen voortvloeiende, in het jaar volgend op de datum van indiening van de aanvraag verwachte betalingen, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen. In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 80% van het bij subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.4. Gedeputeerde Staten kunnen afwijzend beschikken op een aanvraag om voorschot, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

Artikel 10 Uitstel en vaststellen

1.In afwijking van artikel 42 van de verordening dient de subsidieontvanger zijn aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na afloop van een periode van uiterlijk zeven jaar na de datum waarop Gedeputeerde Staten tot subsidieverlening hebben besloten.2. Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn van zeven jaar eenmaal verlengen met maximaal driejaar.3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring aan de hand van het Vaststellingsformulier uitvoering herstructurering bedrijventerreinen (UHB), dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.

Artikel 11 Verplichtingen

1. De in dit artikel opgenomen verplichtingen gelden tot de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.2.De subsidieontvanger moet binnen achttien maanden na de subsidieverlenging de eerste gunning verlenen.3. De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Gedeputeerde Staten voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.4. Gedeputeerde Staten kunnen aan een ontheffing als bedoeld in het derde lid voorschriften verbinden.5.De subsidieontvanger brengt jaarlijks vóór 1 april aan de provincie schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het project met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier voor de voortgangsrapportage en aanvraag voorschot.6. De subsidieontvanger voert een administratie zodanig dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle kosten en opbrengsten kunnen worden afgelezen.

Artikel 12 Overgangsbepalingen

1. Subsidies verleend met toepassing van de Verordening Ontwikkelingsfonds bedrijfsterreinen worden vastgesteld met toepassing van die verordening.2.Subsidies verleend met toepassing van de Verordening Ontwikkelingsfonds bedrijventerreinen 2001, respectievelijk titel 9.1 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (oud), in het kader van het Besluit Tender Investeringsprogramma's Provincies 2000 worden vastgesteld met toepassing van die subsidieverordening.3. Voor het geval een subsidie die is verleend in het kader van de Verordening Ontwikkelingsfonds bedrijventerreinen 2001, respectievelijk titel 9.1 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (oud), wordt ingetrokken, kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor een vervangend project, waarbij de betreffende verordening zoveel mogelijk van (overeenkomstige) toepassing is.4. Subsidies verleend met toepassing van de Verordening Ontwikkelingsfonds bedrijventerreinen 2001, respectievelijk titel 9.1 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland (oud), buiten het kader van het Besluit Tender Investeringsprogramma's Provincies 2000, worden vastgesteld met toepassing van die subsidieverordening, dan wel met toepassing van paragraaf 2 indien dat gunstiger is voor de subsidieontvanger. In geen geval zal het vastgestelde subsidiebedrag hoger zijn dan het maximale bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

Paragraaf 3 Planvorming bedrijventerreinen

Artikel 13 Activiteiten

1. Gedeputeerde Staten kunnen ter bevordering van de kwaliteit van de bedrijventerreinen in Zuid-Holland projectsubsidies verstrekken voor activiteiten die gericht zijn op de voorbereiding van een ontwikkelingsproject of herstructureringsproject of voor activiteiten die gericht zijn op de voorbereiding van het nemen van kwaliteits- en duurzaamheidsmaatregelen op een bedrijventerrein. 2. Onder de activiteiten in het eerste lid worden verstaan:

  • a. het uitvoeren van een quick scan,

  • b. het uitvoeren van onderzoek ter voorbereiding van het nemen van kwaliteits- en duurzaamheidsmaatregelen,

  • c. het uitvoeren van onderzoek ter voorbereiding van een ontwikkelingsproject of herstructureringsproject, en

  • d. het opstellen van een herstructureringsplan.

3. Per bedrijventerrein wordt per tijdvak en per aanvrager één aanvraag om subsidie in behandeling genomen.  

Artikel 14 Subsidie

1. Een subsidie als bedoeld in artikel 13 bedraagt met inachtneming van het bepaalde in het derde lid 50% van de kosten tot een maximum van € 50.000,00.2. In afwijking van het eerste lid bedraagt een subsidie voor het uitvoeren van een quick scan 100% van de kosten voor zover de kosten een bedrag van € 10.000,00 niet overschrijden.3.Een subsidie bedraagt niet meer dan het negatieve verschil tussen enerzijds de bijdragen van derden en subsidies van andere bestuursorganen en de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds de kosten.4. Onder kosten worden verstaan de noodzakelijke, rechtstreeks aan een project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag gemaakte, betaalde en voor rekening van de aanvrager komende kosten met betrekking tot de inhuur van externe expertise.

Artikel 15 Weigeringsgronden

 1. In aanvulling op de artikelen 10 tot en met 15 en artikel 40 van de verordening weigeren Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 13 indien:

  • a. aan de aanvrager reeds eerder voor dezelfde activiteiten subsidie is verleend op basis van paragraaf 3;

  • b. een project niet bijdraagt aan een duurzame en kwalitatieve ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 16, het eerste lid, onderdelen b en c;

  • c. een project betrekking heeft op een bedrijventerrein kleiner dan 5 hectare netto;

  • d. de eindscore van een project, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, minder dan 20 punten bedraagt.

     

2. Artikel 40, eerste lid, onderdeel c, van de verordening is niet van toepassing.

Artikel 16 Rangschikking

1. Gedeputeerde Staten rangschikken de aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 13 op basis van de volgende criteria:

  • a. de opname van het bedrijventerreinen, waarop het project betrekking heeft, in een regionale bedrijventerreinstrategie alsmede de daarin toegekende prioriteit van dat terrein bij de herstructurering;

  • b. de bijdrage die een project levert aan de verbetering van de kwaliteit van een bedrijventerrein op het gebied van inpassing in de omgeving, beeldkwaliteit, creatief ruimtegebruik, optimalisering van het voorzieningenniveau, verbetering van de bereikbaarheid, duurzaam waterbeheer en bodemkwaliteit;

  • c. de bijdrage die een project levert aan de verbetering van de aanbodsituatie, uitgedrukt in termen van het totale aantal netto hectaren; het beschikbaar komen of behouden van ruimte voor bedrijven die moeilijk plaatsbaar zijn als gevolg van extensief ruimtegebruik, milieuhinder (categorie 4 tot en met 6) of nadelige effecten op de omgeving, maar die voor de regionale economische structuur van belang zijn; het beschikbaar komen of behouden van ruimte voor watergebonden bedrijven;

  • d. de bijdrage die een project levert aan het behalen van ruimtewinst;

  • e. de bijdrage die een project levert aan het implementeren van duurzame energietoepassingen;

  • f. de bijdrage van het project aan het oplossen van regionale knelpunten en het clusterbeleid;

  • g. het regionale draagvlak van het project bij openbaar bestuur, bedrijfsleven en bedrijvenvereniging of middels een BIZ-samenwerkingsverband;

2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde rangschikking kennen Gedeputeerde Staten per criterium a en b waaraan het project voldoet maximaal 10 punten toe, aan criterium c maximaal 15 punten, per criterium d en e maximaal 10 punten en per criterium f en g maximaal 5 punten toe. Gedeputeerde Staten geven aan de subsidieaanvragen een hogere rangschikking naar gelang de eindscore.

Artikel 17 Staatssteun

1. Met inachtneming van de overige bepalingen in deze paragraaf kunnen Gedeputeerde Staten subsidies als bedoeld in artikel 13 verstrekken, indien:

  • a. de subsidie niet valt onder de werking van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of

  • b. de subsidie voldoet aan de voorwaarden voor de minimis-steun als bedoeld in Verordening (EG) 1998/2006 van de Europese Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimis-steun, Pb. 2006, L379/5.

2. In de overige gevallen verstrekken Gedeputeerde Staten subsidies onder voorbehoud dat deze door de Europese Commissie als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beoordeeld.3.Bij de subsidieaanvraag verstrekt de aanvrager door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld model de gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 18 Overgangsbepaling

In afwijking van artikel 36, eerste lid, van de verordening kunnen aanvragen voor projectsubsidies voor activiteiten die gedurende 2009 worden uitgevoerd, worden ingediend van 1 januari 2009 tot en met 28 februari 2009.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling herstructurering/ontwikkeling en planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland. 

 

Ondertekening

Den Haag, 25 november 2008 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J. FRANSSEN, voorzitter M.H.J. VAN WIERINGEN-WAGENAAR, secretaris